Hieronder staat de documentaire ‘The Joy of Stats’. Omdat statistiek belangrijk is en je er best van kan genieten.
Met dank aan Jan Verhoeven voor de tip.
Sinds enige tijd schrijft Victor Lamme, hoogleraar Cognitieve Neurowetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, columns in de krant nrc.next. Op 16 maart publiceerde hij er een met de titel ‘De pedoscan‘. Die is gewijd aan het onderzoek van Jorge Ponseti waarin die bekijkt of je met hersenscans onderscheid kunt maken tussen pedofielen en ‘normale’ mensen. Opmerkelijke conclusie van dat onderzoek is dat dat vrij precies mogelijk lijkt te zijn. Ponseti ontwikkelde een test waarin proefpersonen werden blootgesteld aan plaatjes van naakte volwassenen en kinderen. En door te kijken hoe verschillend de scans eruit zien, kan met een hoop rekenwerk ‘bepaald’ worden of iemand pedofiel dan wel ‘normaal’ is. Maar dit soort rekenpartijen op basis van meetgegevens hebben toch altijd te maken met marges, fout-positieven en dat soort statistische kanttekeningen? Hoe zit het daar mee? Victor Lamme trekt in ieder geval niet de goede conclusies uit het gecijfer. Een 100 procent betrouwbare pedoscan ligt nog niet om de hoek.
Bij zo’n beetje elke test die twee uitslagen geeft, positief of negatief, heb je naast de correcte (positieve en negatieve) uitslagen ook fout-negatieve en fout-positieve uitslagen. Een fout-negatieve uitslag wil zeggen dat je test de eigenschap niet aanwijst, terwijl die er in werkelijkheid wel is. Een fout-positieve uitslag is net andersom: de eigenschap wordt ten onrechte aangetoond door de test.
Nu wil je graag dat een test zo weinig mogelijk fout-negatieve resultaten geeft, dat heb je een hoge sensitiviteit, maar ook zo weinig mogelijk fout-positieve, een hoge specificiteit. Meestal is het lastig om zowel de sensitiviteit als de specificiteit heel hoog te krijgen. Vooral in juridische aangelegenheden is een hoge specificiteit van belang, je wil immers niet mensen ten onrechte beschuldigen.
Hoe betrouwbaar is de ‘pedoscan’?
De resultaten van Ponseti zijn zo mooi, omdat zijn test de hersenscans van de 32 ‘normale’ proefpersonen allemaal als ‘normaal’ herkende, een specificiteit van 100 procent! Op de sensitiveit moet dan wel wat ingeleverd worden, want van de 24 pedofielen, werden er 3 niet juist geïdentificeerd. De sensitiviteit is dus 21/24 = 88 procent, afgerond. Lamme legt uit waarom het zo belangrijk is, dat het niet net andersom is:
Pedofilie is gelukkig zeldzaam. Precieze getallen zijn er niet, schattingen lopen uiteen van 0,1 procent tot 4 procent. Laten we uitgaan van 1 procent. Als je dan 1.000 mannen scant zijn er 10 pedofiel. Stel nu eens dat de specificiteit 88 procent was, en de sensitiviteit 100 procent (dus dat er nooit een pedofiel wordt gemist). Dan zou je alle 10 pedofielen eruit vissen, maar tegelijk ook 120 mannen ten onrechte beschuldigen (12 procent van die 1.000). Met de door Ponseti behaalde specificiteit van 100 procent beschuldig je nooit een man ten onrechte, maar haal je wel 9 van de 10 pedofielen eruit. Tot zover de wiskunde.
Tsja, tot zover gaat misschien de wiskunde van Victor Lamme. En dat is wel een beetje gênant, want het geeft een volstrekt verkeerd beeld. De specificiteit van de test van Ponseti is de uitkomst van een steekproef en is hooguit de beste schatting van de ‘echte’ specificiteit. Je kunt niet uit het feit dat geen van de 32 gezonde proefpersonen als pedofiel word aangewezen, afleiden dat de specificiteit precies 100 procent is.
Het is eenvoudig in te zien dat je net zo goed kunt stellen dat die specificiteit bijvoorbeeld maar 95 procent is (één op twintig is dan fout-positief). Ook dan is de kans behoorlijk groot dat je de 32 mannen in het goede vakje plaatst. Die kans is gelijk aan het niet gooien van ’20’ in 32 beurten met een dobbelsteen met 20 vlakken: ongeveer 19 procent (0,95 tot de macht 32). Een kleine kanttekening moet ik hierbij wel maken, je gaat er dan van uit dat er wel een zekere spreiding in de gemeten waarden is. Maar dat blijkt wel uit het vervolg.
Wil je preciezer berekenen wat die specificiteit voor waarden kan hebben, kun je een van de vele tools op Internet gebruiken. Als je de steekproefresultaten invoert, kom je uit op een 95 procent betrouwbaarheidsinterval van 87 tot 100 procent. Dat is even wat anders dan te stellen dat Ponseti’s test geen fout-positieven kan opleveren! Er is zelfs nog een kans van één op twintig dat de specificiteit in werkelijkheid lager is dan 87 procent. [update: deze tools blijken niet zo precies in dit geval. De echte ondergrens is 91 procent. Zie de commentaren.]
Het rekenwerk van Ponseti
De valse zekerheid van het abstracte gegoochel met getallen wordt ook wat duidelijker als je bekijkt hoe die test van Ponsetti nou eigenlijk in elkaar steekt. Het artikel Assessment of Pedophilia Using Hemodynamic Brain Response to Sexual Stimuli is niet voor iedereen toegankelijk, maar ik kan er wel het een en ander over vertellen. In het onderzoek werden aan proefpersonen vier soorten blote plaatjes getoond van vrouwen, meisjes, mannen en jongens. Bij elke vertoning van een afbeelding werden fMRI-scans gemaakt. Dat levert plaatjes als hierboven op. Deze plaatjes, in feite een hele berg getallen, worden omgezet in een waarde die aan moet geven hoe opgewonden de proefpersoon is. Dit kan al op heel veel verschillende manieren, die je met een ander soort meting (die ook onnauwkeurigheden heeft) moet toetsen. Vervolgens worden er per proefpersoon twee uitkomstwaarden berekend, namelijk het verschil in opwinding bij het zien van vrouwen ten opzichte van meisjes en het verschil tussen het zien van mannen en jongens. Met die waarden kun je alle proefpersonen in een grafiekje zetten.
De test die Ponseti nu eigenlijk heeft bedacht, bestaat voor het belangrijkste deel in het bepalen van een verdeling van het vlak van de grafiek in twee delen. De verdeling moet zodanig zijn dat in het ‘goede’ stuk alle ‘normale’ personen vallen en in het ‘foute’ gebied zoveel mogelijk pedofielen.
In het plaatje hiernaast is dat duidelijk gemaakt. De rondjes zijn de ‘normale’ mannen die meededen. Zij vallen allemaal in het goede, witte, gebied. Er zijn een paar pedofielen, de driehoekjes, die er echter ook in vallen. Dat zijn de fout-negatieven.
Je kunt (en moet) je afvragen of deze verdeling niet heel erg afgestemd is op deze 56 deelnemers aan het onderzoek, of andere verdelingen niet net zo goed zouden zijn. Dat doen de onderzoekers gelukkig ook wel een beetje en ze deden een zogenaamde ‘leave-one-out crossvalidation‘. Je laat dan telkens één persoon uit de dataset, doet opnieuw de verschillende splitsingen in zwart en wit in de grafiek en kijkt of de weggelaten persoon in het goede vlak zou vallen. De beste methode bleek deze simpele lineaire verdeling te zijn.
Het is dus ook helemaal niet zo dat er van tevoren een test bedacht is, die in het onderzoek zo bleek uit te pakken dat die een specificiteit van 100 procent geeft. Nee, de test is achteraf zo afgesteld dat die in ieder geval die specificiteit geeft. Het bijzondere is alleen dat je dan nog zo’n hoge sensitiviteit overhoudt.
Mooie oplossing, of niet?
Allemaal leuk en aardig, maar waar zijn we nu eigenlijk helemaal mee bezig? Is het resultaat wel generaliseerbaar naar de gehele populatie? Die 24 pedofielen zijn misschien wel helemaal niet representatief voor alle pedofielen, die we zouden willen testen. Deze waren namelijk allemaal al ‘uit de kast gekomen’ en zaten in programma’s om om te leren gaan met hun pedofilie.
Dat is één probleem, maar er zijn ook fundamentele twijfels aan de waarde van dit rekenwerk op basis van fMRI-scans. Bert Keizer stelt in een stuk in Trouw zeer terecht de vraag of we wel kúnnen weten wat we meten met zo’n hersenscan en wat voor conclusies we mogen trekken op basis daarvan:
Stel dat een pedofiel van wie we het niet vermoeden, maar die voor deze test gescreend wordt, bij het zien van pedoplaatjes helemaal geen plezier beleeft, maar zich schaamt? Precies dezelfde schaamte die, plaatsvervangend, wordt gevoeld door de hetero die ernaar kijkt. Wat zeggen we als Robert M. brandschoon blijkt op zo’n scan? Dat hij eigenlijk niks gedaan heeft? De drogreden blijft dat je op basis van een scan precies weet wat er door iemand heen gaat én dat je op grond daarvan gedrag kunt voorspellen.
Victor Lamme geeft in zijn column niet alleen een verkeerde weergave van de betrouwbaarheid van de ‘pedoscan’ maar verwacht er ook veel te veel van:
Was het Amsterdamse drama dat Robert M. heeft aangericht hiermee voorkomen? Het lijkt me dat een pedofiel niet eens gaat solliciteren als hij weet dat er van zijn brein een dergelijke scan wordt gemaakt. Een crèche kan zich mooi onderscheiden in de nu zo moeilijke markt voor kinderopvang: ‘onze medewerkers zijn pedoscanproof!’
Het kan best zo zijn dat pedofielen minder zullen solliciteren naar functies in de kinderopvang als dit soort detectie ingang vindt. Maar dat maakt de kans alleen maar groter dat iemand die wel solliciteert en positief uit de test komt, geen pedofiel is. En de term ‘pedoscanproof’ wekt, bij mij in ieder geval, eerder de suggestie dat er geen fout-negatieven zouden voorkomen. En die zijn er dus juist wel met de test van Ponseti. Ook is er onderzoek dat aantoont dat soortgelijke tests die gebruikt worden voor leugendetectie, te foppen zijn.
De valse zekerheid van dit soort testen zal hopelijk niet zo gaan uitpakken, dat we begeleiders in de kinderopvang die ‘slagen’ voor de test blindelings gaan vertrouwen. En dat we zeer verstandige maatregelen, zoals minstens twee begeleiders tegelijkertijd op een groep, overboord gaan gooien, omdat je dan kunt bezuinigen in deze ‘nu zo moeilijke markt voor kinderopvang‘.
Een paar andere artikelen over het onderzoek van Ponseti:
In de nieuwe Skepter besteedt Rob Nanninga aandacht aan “De Angst Voorbij”. Het gaat hier om een groot 2012 manifest dat is geschreven door een collectief van kopstukken van de Nederlandse New Agebeweging. Het hoofdstuk “Klimaatverandering” van Peter Toonen trok m’n speciale aandacht. De titel van dit hoofdstuk doet vermoeden dat het hier om een meteorologische verhandeling gaat. Echter, bij lezing wordt al snel duidelijk dat Peter Toonen hier een geheel nieuwe en nog nooit vertoonde vorm van astrologie heeft ontwikkeld.
Peter Toonen windt er geen doekjes om. CO2 en Al Gore zijn volksverlakkerij. “Milieu-fascisme” is een uitvloeisel van de klimaathype. Toonen ziet de grotere verbanden – de verbanden dus waar het werkelijk om gaat. Weer en klimaat, zo stelt Toonen vast, zijn in het gehele zonnestelsel uit de hand aan het lopen. Het zijn dus de kosmische verbanden die Toonen voor ons blootlegt.
Toonen gaat de planeten één voor één van binnen naar buiten af. Rob Nanninga geeft in z’n stuk in Skepter al aan dat er veel mis is met de feiten die Toonen ons voorschotelt. Van begin tot einde is er eigenlijk weinig in Toonens opsomming dat correct is. In z’n alinea over Mercurius schrijft Toonen dat deze planeet in de jaren zeventig geen magnetisch veld had en dat het magnetisch veld nu steeds sterker aan het worden is. Echter, in zo ongeveer elke legitieme bron over Mercurius staat vermeld dat het magnetisch veld in 1974 voor het eerst werd gemeten door de ruimtesonde Mariner 10. Er is toen vastgesteld dat de magnetische veldsterkte van Mercurius ongeveer 1% bedraagt van die van de Aarde. Recentelijk is de Messenger-satelliet in een baan om Mercurius gebracht. Aan de magnetische veldsterkte van Mercurius blijkt niets veranderd te zijn.
Venus is de volgende planeet die de revue passeert. “… planeet Venus is net als onze Maan altijd met hetzelfde gezicht naar ons gekeerd (!)” schrijft Toonen. Je hoeft er helemaal geen natuurkunde voor gestudeerd te hebben om in te zien dat Venus in dat geval met een steeds variërende hoeksnelheid om z’n eigen as of om de Zon zou moeten draaien. Onzin natuurlijk! Zoiets druist in tegen elementaire mechanica. Toonens bewering vindt z’n basis in de spreekwoordelijke klok en klepel. Telkens als Venus precies tussen de aarde en de zon in staat (de zogenaamde benedenconjuctie), dan staat ze namelijk met dezelfde kant naar ons gericht. De volgende zin luidt: “Maar de gehele helderheid van haar ‘nachtzijde’ is tussen 1975 en 2001 met een verbijsterend percentage van twee-en-een-half-duizend (2.500) procent toegenomen. En ook haar voor ons zichtbare voorkant is helderder geworden waardoor Venus nu a.h.w. gloeit in de donkere nacht, en na de Maan verreweg het helderste object is geworden aan de nachtelijke hemel.” Venus is inderdaad, na de Zon en de Maan, het helderste object aan de hemel. Maar dat is al heel erg lang zo – de Romeinse schrijver Plinius de Oudere stelde het reeds vast. In deze laatste passage lijkt het er ook op alsof het volgens Toonen altijd nacht is op de zijde van Venus die we volgens hem nooit kunnen zien. Dat is natuurlijk allemaal volslagen krankzinnig. Feit is dat de planeet Venus zo helder is omdat ze dicht bij ons staat en twee derde van het inkomend zonlicht direct reflecteert. Waar Toonens 2500 vandaan komt kon ik niet achterhalen – misschien is het vrije associatie op de 2600 watt per vierkante meter die Venus op z’n evenaar van de Zon ontvangt.
Het stuk voor stuk corrigeren van Toonens planetaire “feiten” zou leiden tot een opsomming die langer is dan Toonens stuk zelf. De Engelstalige Wikipedia heeft goede pagina’s over de planeten en manen in ons zonnestelsel. Wie één en ander geduldig wil uitpluizen kan zelf Toonens stuk naast Wikipedia leggen.
Amusant is het als Toonen bij de behandeling van z’n laatste planeet, Pluto, ons op belerende toon laat weten hoe de astronomen recentelijk door de astrologen zijn afgetroefd. Ondanks haar grote astrologische betekenis hebben astronomen het namelijk bestaan om Pluto in 2006 te degraderen van planeet tot eenvoudig kosmisch brokstuk. Hoe onterecht dit was bleek volgens Toonen in het voorjaar van 2011 toen werd vastgesteld dat Pluto drie manen heeft. Een eenvoudige bezoek aan Wikipedia of een NASA-website maakt duidelijk dat Toonen ook hier met de feiten in de war is. Pluto’s grootste maan, Charon, is in 1978 ontdekt. Twee kleinere manen, Nix en Hydra, zijn in 2005 ontdekt en beschreven. Een vierde maan werd in juli 2011 ontdekt.
Het zijn niet alleen astronomische basisgegevens waarmee Toonen de plank misslaat. In het twintigtal regels dat Toonen over de Aarde schrijft, vinden we de volgende zin: “Voor de helderheid: een toename van 50 procent zou al veel zijn, namelijk een verdubbeling.” Met andere woorden, dr. Toonen is niet bekend met het elementaire verschil tussen 50% en 100%!!!
De oude Babyloniërs baseerden hun astrologie tenminste nog op waarnemingsfeiten. Ook moderne sterrenwichelaars doen i.h.a. hun best om enigszins op de hoogte te zijn van de posities van de planeten. Maar neo-astroloog Toonen maalt niet om de empirie. Om de 2012-profetie astrologisch hard te maken schudt hij manen uit z’n mouw en zuigt hij magneetvelden uit z’n duim. De fictieve voorbodes representeren een geheel nieuwe ontwikkeling in de astrologie! De astrologie is hiermee volledig los komen te staan van wat voor realiteit dan ook!
Oorzaak van al het trammelant in ons zonnestelsel is volgens Toonen de Zon zelf. Ook over de Zon is het meeste van wat Toonen beweert onjuist. Hij vertelt ons dat “Westerse wetenschappers” de zonnevlekcyclus al vier eeuwen bijhouden, maar dat die cyclus al in 28 v. Chr. door Chinese wetenschappers werd opgemerkt. Johan Fabricius zou in 1611 voor het eerst “officieel wetenschappelijk” gerapporteerd hebben over die cyclus. Na een eenvoudige speurtocht op het internet blijkt dat het anders ligt. Dat er donkere vlekken op de Zon komen en gaan is inderdaad al sinds de oudheid bekend. Maar dat het collectieve gedrag van die zonnevlekken een cyclus volgt van ruwweg 11 jaar – dat werd pas in de 19e eeuw ontdekt. De energieoutput van de zon varieert in de loop van een zonnecyclus met zo’n 0,1%. De variatie is zo klein dat ze slechts van buiten de dampkring met satellieten kan worden waargenomen. Toonen zwamt als ie beweert dat iedere plantsoenendienstwerker met de cyclus bekend is. Je krijgt bij Toonens uiteenzetting over zonnevlammen het gevoel alsof het Einde der Tijden nabij is. Echter, Toonens tromgeroffel heeft weinig met de realiteit van doen. Er is niets alarmerends of ongekends aan het recente gedrag van de Zon en er is geen enkele basis voor Toonens apocalyptische toon.
Op de laatste pagina van Toonens stuk wordt alle pretentie overboord gegooid. De verzonnen feiten, de gefingeerde percentages, de broddelastronomie en de neo-astrologie – dat alles was slechts springplank. In de laatste paar alinea’s keren we terug naar de betekenisloze wartaal van de New Age. Vanuit het centrum van ons Melkwegstel, zo lezen we, komen er steeds meer “torsiegolven” onze kant op. En het is volgens Toonen de beroering in het centrum van de Melkweg die onze Zon van z’n à propos zou hebben gebracht. De torsiegolven kunnen een “hyperdimensionale sprong genereren naar een etherische dichtheid.” Alle remmen gaan los als Toonen de zaken nog eens voor ons wil samenvatten: “In het kort gezegd zijn torsiegolven, golven van vortex-energie die energiegolven dragen en daarmee voortstuwen die zowel voortkomen als terugvoeren naar en uit nul, dus vanuit het nu of niets, en wel in een harmonische verhouding zoals die van de Gulden Snede. Voor levende wezens zoals DNA dragende materie op aarde, is dit veld herkenbaar als liefde.” Even verder wordt er geconcludeerd: “Onze gedachten worden bijvoorbeeld magnetischer.” Toen het over magnetische velden van planeten ging, toen konden we de beweringen van Toonen nog beoordelen op het waarheidsgehalte. Bij dit soort nietszeggende vaagheden is dat niet langer mogelijk.
Toonen heeft een website, een blog en een bedrijf genaamd “Energie To(o)nen.” Veel onheilspellender dan wat voor zonnevlamactiviteit dan ook is het gegeven dat Toonen columns schrijft voor een hele reeks Nederlandse tijdschriften en “her en der in het land” lezingen geeft. Hij is trouwens andragoog.
Skepter is een uitgave van de Stichting Skepsis.
Hieronder volgt een samenvatting van de artikelen uit de laatste Skepter. Wil je daarna meer lezen? Deze laatste Skepter kun je hier als proefnummer (4,-) bestellen. Maar een abonnement (12,-) is natuurlijk handiger. Wil je Stichting Skepsis echt steunen dan kun je donateur worden: voor slechts 30 euro per jaar krijg je én de Skepter én gratis toegang tot ons jaarlijks congres (t.w.v. 22,50!). Wie nú donateur wordt, krijgt als welkomstcadeau alle reeds verschenen nummers van Skepter (de eerste 83 digitaal op CD-ROM).
CHEMTRAILS
Witte strepen achter vliegtuigen zijn bevroren waterdamp. Als de lucht droog genoeg is, verdampen de strepen ook weer snel. Als zo’n spoor niet verdwijnt, wordt dat geweten aan geheime organisaties die chemicaliën lozen om het klimaat te beïnvloeden of de burgers onschadelijk en ziek te maken. Men spreekt dan van chemtrails. Er zijn echter uitstekende meteorologische en luchtvaarttechnische verklaringen beschikbaar voor de verschillen tussen de strepen, ook wanneer die in dezelfde blauwe lucht te zien zijn. Chemtrailaanhangers hebben ook ongefundeerde theorieën over mysterieuze huidaandoeningen (morgellons), over de activiteiten van het HAARP-instituut in Alaska en over de wijze waarop de chemicaliën stiekem worden verspreid zonder dat het geheim uitlekt. De fantasie van de chemtrailfoob lijkt geen grenzen te kennen; alles is verdacht en overal zijn ‘bewijzen’.
UFO-COMPLOTTEN
Dr. Coen Vermeeren, hoofddocent luchtvaart- en ruimtevaarttechniek aan de TU Delft, werkte mee aan een e-boek waarin hij een reeks populaire complottheorieën van internet overnam. Vermeeren gelooft onder meer dat de astronaut Neil Amstrong ufo’s op de maan zag. Deze informatie zou afkomstig zijn van een medewerker van de NASA, maar in werkelijkheid werd het verhaal verzonnen door de bedenker van de stripheld Supergirl. Vermeeren beweert ook dat er organisaties zijn die beschikken over technologie uit neergestorte ufo’s en dat aliens meermaals atoomraketten buiten werking hebben gesteld. De getuigenissen waarop hij zich baseert, zijn echter zeer onbetrouwbaar. In de Volkskrant werd gediscussieerd over de vraag of Vermeeren nog in staat is om zin van onzin te onderscheiden. Dit artikel biedt daar een helder antwoord op.
WEERMAKERIJ
Uit angst voor de opwarming van de aarde zijn organisaties en overheden naarstig op zoek naar methoden om het klimaat te beheersen. Ruim honderd jaren geleden geloofde men nog dat explosies en kanonslagen regen konden opwekken. De Nederlander August Willem Vervaart was in 1930 de eerste die fijngemalen ijs en droogijs op wolken strooide. Vanaf 1946 experimenteerde men in de VS met zilverjodide om wolken te bezaaien en onderkoelde waterdruppels als ijsdeeltjes te laten neerslaan. De resultaten vielen nogal tegen en lieten zich ook moeilijk meten. In Rusland en China probeert men ook al tientallen jaren kunstmatig het weer te beïnvloeden, maar dat blijkt niet zo eenvoudig te zijn. Iedere wolk is weer anders en het effect is nooit groter dan een lokale bui. Men heeft er ook over gedacht om het broeikaseffect af te remmen door fijnstof in de stratosfeer te brengen, maar het probleem is dat niemand weet hoe je dat spul weer weg krijgt. De meeste plannen voor klimaatbeheersing zijn onuitvoerbaar.
VALSE UFO-FOTO
In 1990 werden in België driehoekige ufo’s gesignaleerd. Er bestaat slechts één foto waarop zo’n ufo duidelijk staat afgebeeld. Ufologen beschouwden deze foto als een belangrijk bewijsstuk. Majoor-generaal Wilfried de Brouwer, die gevechtsvliegtuigen had ingezet om de ufo’s te onderscheppen, presenteerde de foto in 2007 op een Amerikaanse persconferentie. Bovendien schreef de oud-generaal in 2010 een hoofdstuk voor een ufobestseller, waarin hij concludeerde dat de foto authentiek was. Dit zou zijn gebleken uit grondige analyses. In het tijdschrift Skepterverscheen al in 1994 een artikel waarin Wim Van Utrecht vraagtekens plaatste bij de foto, die hij zelf kon namaken. Hij kreeg gelijk toen de maker in 2011 onthulde dat hij een piepschuimen driehoek met lampjes had gefotografeerd.
TWIJFELZAAIERS
Zolang wetenschappelijke onderzoeksresultaten nog omstreden zijn, kan men er geen overheidsbeleid op baseren. Er waren enkele wetenschappers die zich in dienst van bedrijven en samen met conservatieve denktanks hebben ingespannen om het debat over de schadelijkheid van tabak, het probleem van de zure regen, de invloed van cfk’s op de ozonlaag en andere milieukwesties zo lang mogelijk te laten duren. In kranten en interviews probeerden ze de wetenschappelijke consensus te ondergraven. Zo liepen noodzakelijke maatregelen jarenlang vertraging op.
PARANORMAAL IN DE VS
Drie Amerikaanse sociologen enquêteerden bezoekers van een congres over Bigfoot en gingen samen met een paar Bigfootjagers op zoek naar het monster. Ze bedachten ook een aantal vragen over paranormale geloofsovertuigingen voor een landelijke Gallup-enquête. Daaruit bleek onder meer dat paranormale zieners onder vrouwen tweemaal zoveel aanhang hebben als onder mannen, die vaker dan vrouwen in ufo’s en complotten geïnteresseerd zijn. Het paranormale was het meest populair onder mensen die religieus zijn zonder dat ze sterk verbonden zijn met een kerk. Dit komt overeen met Nederlandse enquêtecijfers, waaruit onder meer bleek dat mensen meer paranormale overtuigingen hebben als ze niet in een persoonlijke God geloven maar in zoiets als een hogere macht. Wie een hbo-opleiding of Amerikaans college heeft gevolgd, scoort gewoonlijk niet onder het gemiddelde.
DEMONISCHE GENEESWIJZEN
Er zijn nogal wat alternatieve geneeswijzen die oosters genoemd kunnen worden. Wetenschappelijk stellen ze niet zo veel voor, maar bij allemaal liggen occulte satanische machten op de loer. Dat zegt de Bijbelse arts Ruud van der Ven, die er een boek over schreef. Ook homeopathie is in zijn ogen verdacht, omdat de Duitse bedenker van deze methode een vrijmetselaar was en een bewonderaar van Confucius
ALTERNATIEVEN IN HET ZIEKENHUIS
Uit een enquête waaraan 41 ziekenhuizen deelnamen, bleek dat iets meer dan de helft ‘complementaire zorg’ aanbiedt. Daarbij ging het echter in de meeste gevallen om onschuldige methoden om het welzijn van de patiënt te bevorderen, zoals massage en muziek.
TITELMISBRUIK DOOR CHIROPACTOREN
Er zijn in Nederland ongeveer 400 chiropractoren actief, waarvan 40 ten onrechte een doctorstitel voerden. Zij hadden meestal een buitenlandse opleiding tot ‘Doctor of Chiropractic’ gevolgd. Maar zo’n diploma betekent niet dat ze zichzelf arts mogen noemen en zeker niet dat ze ‘Dr.’ voor hun naam mogen zetten. Zo’n doctorstitel is voorbehouden aan academici die aan een erkende universiteit zijn gepromoveerd op een proefschrift. Skepsis en de Vereniging tegen de Kwakzalverij verzochten de 40 chiropractoren om de onterechte academische titel van hun websites te verwijderen, maar nog lang niet iedereen heeft daar gevolg aan gegeven. Een van de chiropractoren wil er zelfs een rechtszaak van maken.
TERUGBLIK
De fysicus prof. dr. ir. Frans Sluijter was acht jaar voorzitter van de Stichting Skepsis. Hij blikt terug op het werk van de stichting, die buitengewone beweringen onderzoekt, publieksvoorlichting geeft en het wetenschappelijk en kritisch denken wil bevorderen. Zelf had hij vooral bezwaar tegen ‘misleiding van mensen om geldelijk gewin’. Zijn interesse ging in de eerste plaats uit naar het grensgebied tussen wetenschap en pseudowetenschap en minder naar ‘evidente onzin’. Tot nu toe richten skeptici hun kritiek echter bij voorkeur op onderwerpen waarover weinig onenigheid bestaat in wetenschappelijke kring, terwijl er wel veel ongefundeerde dingen over worden beweerd.
TRUCFOTO’S EN DOMMIES
Het e-boek 2012 voor dommies bevat artikelen van zeven bevlogen auteurs (waaronder Coen Vermeeren – zie boven) die ons willen voorbereiden op de Nieuwe Tijd. De meest productieve auteur is Johan Oldenkamp, die gelooft dat de Illuminati de hele wereld in hun greep hebben. Peter Toonen kijkt uit naar het einde van de Mayakalender en Janet Ossebaard richt zich in haar bijdrage op graancirkels, de komst van de planeet Niburu en immateriële lichtwezens. Ze gelooft dat het medium Robbert van den Broeke in staat is om met een geleende camera foto’s te maken van engelen, overledenen en aliens. De afbeeldingen komen volgens Robbert uit het Kwantumveld, dat een kopie bevat van alles wat op internet staat. We mogen echter aannemen dat Robbert een simpele truc gebruikt, die voor $20 op internet te koop is.
Meer lezen? Deze laatste Skepter kun je hier als proefnummer (4,-) bestellen. Maar een abonnement (12,-) is natuurlijk handiger. Wil je Stichting Skepsis echt steunen dan kun je donateur worden: voor slechts 30 euro per jaar krijg je én de Skepter én gratis toegang tot ons jaarlijks congres (t.w.v. 22,50!). Wie nú donateur wordt, krijgt als welkomstcadeau alle reeds verschenen nummers van Skepter (de eerste 83 digitaal op CD-ROM).
Een lokale krant kopt ‘UFO-raadsel op Soesterberg blijft’. Coen Vermeeren van de Technische Universiteit Delft reageert op een manier die we van hem verwachten: hij denkt dat het heel waarschijnlijk is dat UFO’s Soesterberg aandeden. Een voormalige radaroperator van Soesterberg laat een ander geluid horen.
Mocht er ooit een kandidaatsstelling komen voor een Nederlands magisch centrum, dan gooit de gemeente Soest (incl. Soesterberg) hoge ogen. Niet alleen herbergt Soest een actief centrum ‘PASO’ voor helderziende waarnemingen waar de mediums aan de hand van bloemen, foto’s en numerologie hun wankelmoedige dan wel positieve invulling geven aan de toekomst van de bezoekers. Ook is Soest sinds enige tijd de thuisbasis van NIBURU, waar gewerkt word aan ‘onthullend en bewustmakend nieuws’. Zij waken in het bijzonder over de transformatie van mens en planeet en de bekendmaking van buitenaards leven. Om de lichtjarenafstand van de planeten waar de buitenaardsen van afkomstig zijn op eenvoudige wijze te overbruggen zijn volgens NIBURU UFO’s gerede vehikels. Dit houdt daar de gemoederen in beweging.
In het programma ‘Kwaaie Tongen’ rakelde de omroep RTV Utrecht een UFO-waarneming uit 1979 op om het evidente laagtij in de Nederlandse waarnemingen weer van enige kleur te voorzien. Ons lokale dagblad, de Soester Courant, van 15 februari 2012 haakte in met het artikel ‘UFO-raadsel in Soesterberg blijft’. De legerbasis op Soesterberg huisvestte toentertijd nog squadrons Amerikanen met hun gevechtsvliegtuigen en mogelijk ook laserapparatuur.
Dr. ir. Coen Vermeeren van de Technische Universiteit Delft (al vaker besproken op Kloptdatwel), die in de ogen van de skepticus graag naar de grenzen van de fictie afreist met zijn lezingen en publicaties over aliens en UFO’s, is ervan overtuigd dat onze planeet regelmatig bezocht wordt door buitenaardsen. Vermeeren denkt dat de bewijzen daarvoor stelselmatig door hoge militairen, wetenschappers en overheidsfunctionarissen worden verborgen gehouden (tja.. complottheorieeën zijn altijd al goedkoop in de aanbieding geweest). Het leidde er echter wel toe dat de voorzitter van de Stichting Skepsis een brief stuurde aan de baas van de Universiteit in Delft, de rector magnificus, en zijn zorgen uitsprak over het wetenschappelijke gehalte van het werk van Vermeeren en mogelijke reputatieschade voor de wetenschap en de Delftse Universiteit. Vermeerens geloof is echter onverveerd en wij citeren zijn uitspraak als volgt: ‘het is heel waarschijnlijk dat er boven Soesterberg een ufo waarneming is gedaan’.
Meer van de koude grond was de reactie van toenmalig radaroperator van Soesterberg, Jan van Esseveld. Die sprak: ‘UFO’s is onzin. Iedereen kan vertellen wat hij wil, er is niemand die die dingen ziet. Laat mij eerst maar eens een UFO zien en dat kan niemand’. Naar zijn zeggen hebben de Amerikanen gewoon met laserapparatuur gewerkt en deze uitgeprobeerd: ‘Als het een UFO was geweest, moet het iets van materiaal zijn en dat hadden we gezien op radar, zelfs een klein vogeltje zien we’.
Wat de skeptici dan verder nog zorgen baart is dat de vliegende schotels die o.a. door NIBURU worden gesignaleerd veelal de vorm aannemen van een witte bolhoed die door het ruim scheert, dat er weinig verschillende types schotels door de buitenaardsen in gebruik zijn en dat het toch de hoogste tijd wordt dat er een geslaagde landing plaatsvindt en we eindelijk eens een handje kunnen schudden. Dan zijn de bewijzen ook voor mij voldoende duidelijk.
Foto voorzijde: de 3,2 kilometer lange start- en landingsbaan van Soesterberg (foto: hart van de heuvelrug).