Vorige week ontving ik een mail van de school van mijn kinderen waarin een spel genaamd Charlie Charlie Challenge” werd verboden.
Op dit moment is het spel Charlie, Charlie Challenge een rage. Vooral bovenbouw, maar ook in de middenbouw hoor je geluiden.
Dit spel roept nogal wat vraagtekens op omdat het kinderen angstig kan maken. Op internet is daar het nodige over te vinden. Dit moeten we natuurlijk niet willen, dus stel ik voor dat we het ‘spelen’ ervan niet toestaan op school. Ook vind ik dat we de ouders hiervan op de hoogte moeten brengen zodat zij ook weten wat het spel inhoudt en welke risico’s dit met zich meebrengt.
Ik had nog nooit van deze uitdaging gehoord, maar aangezien het schoolbestuur de moeite had genomen om een verbod uit te vaardigen was mijn interesse gewekt. Tot mijn stomme verbazing bleek het te gaan om een simpele variant van wat wij vroeger Glaasje Draaien noemde en waarmee je zogenaamd geesten zou kunnen oproepen. Bij deze Charlie variant leg je twee potloden kruislings op elkaar, krabbelt vier antwoorden in de hoeken en vraagt aan de Mexicaanse geest Charlie om antwoord te geven op je vragen. Met een duidelijke instructie om de vraag goed in de buurt van de potloden te stellen en hard te praten (anders hoort Charlie je natuurlijk niet).
Op zich is het niet vreemd dat dit soort spellen in de groepen 7 en 8 van een basisschool van tijd tot tijd opduiken. Het is weer eens wat anders dan Minecraft. Ook is de snelheid waarmee de populariteit van dergelijke groeit makkelijk te verklaren door Social Media zoals YouTube. En het is natuurlijk erg spannend om iets dergelijks eens uit te proberen.
Er zijn echter ouders, uit bijvoorbeeld religieuze hoek, die ongerust zijn en aandringen op een verbod op school. Helaas is dat niet zonder risico. Kinderen zijn zeer gevoelig voor de manier waarop volwassenen op dit soort fenomenen reageren. En zeker een school heeft daarin een extra belangrijke rol. Een verbod vanuit school maakt het pas écht serieus. Niet alleen wordt daarmee een relatief onschuldig spelletje veel te groots en meeslepend gemaakt, het wordt ook nog eens extra spannend om het te spelen. Maar het meest ernstige is dat een verbod onvermijdelijk leidt tot een soort geheimzinnigheid die een normaal gesprek er over bijna onmogelijk maakt.
In de klas
Een rage als deze laat zich juist zeer goed gebruiken om kinderen op jonge leeftijd het onderscheid tussen feit en fictie te leren. Doe een dergelijk spel in de klas en maak het op die manier minder bijzonder. Zoek samen naar voor de hand liggende verklaringen voor het bewegen van de potloden. Laat kinderen bijvoorbeeld zien wat het effect is van je adem op twee instabiel op elkaar liggende potloden. Laat ze zelf de banaliteit ontdekken door kritische vragen te bedenken bedenken (Waarom heet een geest uit Mexico eigenlijk Charlie? Hoe kan het dat hij Nederlands spreekt? Hoe komt het de geesten via potloden moeten praten?). Kortom; leer ze kritisch denken. Juist in een tijdperk waarin informatie aan overvloed aanwezig is.
Dat is minder moeilijk dan het lijkt. Onderscheid maken tussen fictie en werkelijkheid doen kinderen aan de lopende band middels spelletjes, films en boeken. Je kunt ze ook prima uitleggen dat bijgeloof onderdeel is van ons dagelijks leven en dat je het makkelijk kan herkennen. Drie keer niezen? Morgen mooi weer! Op hout ‘afkloppen‘ om onheil te voorkomen. Niet onder een ladder doorlopen en natuurlijk even goed opletten als je een zwarte kat ziet. Laat kinderen ook over dit soort fenomenen kritisch nadenken en maak er een spel van om dit soort zaken te „de-bunken”.
Ook met de Charlie Challenge is niets bijzonders aan de hand. Door de specifieke opstelling van de potloden liggen ze zeer instabiel. Er is slechts weinig beweging nodig om ze in beweging te zetten. Het uitspreken van bijvoorbeeld de eerste oproep (“Charlie ben je daar?”) levert al genoeg luchtstroming op. Zeker als je deze zin dicht bij de potloden uitspreekt. De vraag meer in de open ruimte uitspreken (wat logischer zou zijn) zal de kans op een “antwoord” dan ook drastisch doen afnemen. Daarnaast lijkt het er op dat met name de “hits” aandacht krijgen en worden onthouden. De keren dat het niet lukt worden uiteraard niet geregistreerd of naverteld.
Inmiddels heb ik een reactie gegeven naar de school waarin ik bovenstaand adviseer. De reactie van de school was niet hoopgevend. Er werd aangegeven dat ouders verschillend kunnen denken over dit soort fenomenen en dat de school alle meningen hierover serieus moet afwegen. Het aanleren van kritisch denken was vooral een taak die de ouders op zich konden nemen. Jammer, want ik denk dat we hier een kans missen om een jonge generatie te voorzien van een gezond skeptische geest.