Eindelijk is het zover: een groep van Duitse medische experts wil het beroep van alternatief genezer, in het Duits Heilpraktiker, afschaffen. In het Deutsche Ärztenblatt van 21 augustus 2017 deden zij daartoe twee voorstellen in hun Münsteraner Memorandum Heilpraktiker.
Het beroep van staatlich anerkennte Heilpraktiker moet worden afgeschaft en kan worden vervangen door deelcertificaten in te stellen, die reguliere artsen kunnen behalen na cursussen op het gebied van de alternatieve geneeskunde. Het voorstel werd naar buiten gebracht door een groep van zeventien Duitse wetenschappers en medici, bijeengeroepen door initiatiefneemster Bettina Schöne-Seifert, die als hoogleraar medische ethiek verbonden is aan de universiteit van Münster.
Het initiatief is opmerkelijk omdat er sinds de instelling van het beroep Heilpraktiker in 1938 van reguliere zijde nooit veel bezwaar tegen die rare beroepsgroep is vernomen. En dat terwijl de officiële erkenning bij veel patienten de indruk zal maken dat het om een met de artsenstudie vergelijkbare opleiding en examinering gaat. Niets is minder waar.
De huidige opleidingen voor Heilpraktiker met zijn ‘Naturheilverfahren’ zijn volgens de experts vaak erg kort en ze zijn ongereguleerd. De toelatingseisen tot het beroep zijn bijna ridicuul: je moet ouder zijn dan 25 jaar, een middelbare schooldiploma hebben, je mag geen strafblad hebben en je moet geestelijk in orde zijn. Opleidingseisen zijn er niet, een schriftelijke cursus kan voldoende zijn. Het twee keer per jaar mogelijke examen (de Prüfung) bestaat uit een twee uur durende multiplechoice-toets en een gesprek met een GGD-arts.
De Heilpraktiker moet vooral weten wat hij niet mag. Aldus moet worden vastgesteld of door het optreden van de behandelaar “de menselijke gezondheid niet in gevaar komt”. Een Heilpraktiker mag namelijk alles doen wat hem niet expliciet verboden is. In twijfelgevallen beslist de lokale GGD of iets toelaatbaar is of niet.
Duitsland telt plm. 42.000 Heilpraktikers, die uitsluitend alternatieve geneeswijzen toepassen. Ze mogen – anders en veel beter dan in ons land – niet zelf diagnosen stellen, de patiënt moet eerst bij een arts zijn geweest. Daarmee kan natuurlijk veel onheil worden voorkomen. Slechter dan in Nederland daarentegen is het feit dat Heilpraktikers injecties en zelfs infusen mogen geven, hetgeen in Nederland zogenaamde voorbehouden handelingen zijn. Vorig jaar raakte Heilpraktiker Klaus Ross in opspraak, omdat drie van zijn patiënten, onder wie twee Nederlanders, overleden kort nadat hij ze in een infuus een ‘glucoseblokker’ had toegediend. Het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak zal vermoedelijk dit najaar tot een einde komen. Dergelijke kwakzalverij (infusen met ongeregistreerde middelen) is in ons land bijvoorbeeld voorbehouden aan chelatie-artsen of BIG-geregistreerde charlatans als Wim Huppes, die – voordat hij uit het ambt werd gezet – infusen gaf met DCA.
Afschaffen van het beroep van Heilpraktiker dat is natuurlijk een prima idee, maar met het tweede deel van het voorstel van de groep – handhaving van de alternatieve geneeskunde door die nog wel toe te staan aan ‘gespecialiseerde en gecertificeerde artsen’ – kunnen we minder ingenomen zijn. Iets dergelijks werd nog in 2007 ook door de toenmalige KNMG-voorzitter Holland voorgesteld, maar met de invoering van de KNMG-gedragsregel De arts en niet reguliere behandelmethoden in 2008 worden dergelijke geluiden in de KNMG gelukkig niet meer gehoord.
Wat Holland destijds stelde en nu als mogelijkheid nog wordt geopperd door mevrouw Schöne-Seifert en haar groep komt neer op het met Beëlzebub uitdrijven van de duivel. Daarbij komt nog, zoals Van der Smagt ooit eens stelde, dat het bezit van een artsendiploma juist een groot nadeel als je met alternatieve geneeswijzen succes wil bereiken. Hun academische bagage moet onvermijdelijk wel enige latente twijfel aan de geliefde geneeswijze tot gevolg hebben en zal daarmee het eventuele placebo-effect alleen maar ondermijnen. Gelukkig stelde de medisch-ethische hoogleraar uit Münster wel dat ‘uit klinisch onderzoek gebleken is dat veel van de methodes die door de alternatieve behandelaars worden gebruikt nauwelijks effect hebben’. Dat ziet ze goed, maar het is daarbij wel te betreuren dat deze hoogleraar medische ethiek kennelijk niet ziet dat veel alternatief praktiserende artsen ernstige medisch-ethische defecten vertonen, een tweede argument om aan hun praktijken een einde te maken. Kortom, waarom zou je dan dergelijke in Duitsland nog welig tierende medische kwakzalverij blijven toestaan en zelfs van staatswege reguleren? Een Berufsverbot voor al die kwakzalvende artsen zou beslist meer op zijn plaats zijn.