Voor de laatste keer over de total body scan.
Als er op basis van een onjuiste redenering een verwerpelijke beslissing wordt genomen die later toch goed blijkt uit te pakken, betekent dat natuurlijk niet dat de initiële afweging een juiste is geweest. Een voorbeeld. Ik herinner ik mij uit mijn gynaecologische carrière een verhit dispuut over het te voeren beleid bij een nog piepjonge driezwangerschap, resultaat van te uitbundige ovulatie-inductie en een negeren door de patiënt van een coitusverbod. Een drielingzwangerschap is een soms een obstetrische ramp, maar eigenlijk altijd een sociale, pedagogische en financiële catastrofe. Meer dan de helft van alle drielingmoeders eindigt bij de psychiater. Sinds de mogelijkheid ertoe bestaat moet ‘selectieve embryo-reductie’ serieus worden overwogen en zeker in alle rust met de vrouw worden besproken. In voornoemde casus was ik sterk geporteerd voor embryo-reductie (de vrouw was ook nog eens primigravida) maar mijn meer obstetrisch ingestelde collega niet en hij slaagde erin de vrouw te motiveren de zwangerschap uit te dragen zonder dat ik nog een kans kreeg haar te spreken. Aan het eind van de zwangerschap bleek een van de drie kinderen een niet met het leven verenigbare congenitale afwijking te hebben en was de vrouw heel gelukkig met haar twee overgebleven kinderen. Van mijn collega kreeg ik herhaaldelijk te horen, dat er met de uitvoering van de door mij voorgestane reductie tot tweeling misschien maar één kindje voor haar was overgebleven (de later letaal blijkende afwijking was bij tien weken zwangerschapsduur nog niet te zien). Ik vond en vind dat geen steekhoudende argumentatie, maar hij bleef – hamerend op deze onvoorzienbare toevallige bijkomende factor – triomfantelijk zijn vermeende juiste beleidslijn verdedigen.
Over de voor- en nadelen van de nu nog verboden total body scan, waarover de minister begin volgend jaar een besluit zal nemen is in de lekenpers, de vakpers en op Twitter zoveel gediscussieerd dat ik mijn afwijzen ervan hier niet ga onderbouwen. Dat is al door velen op voortreffelijke wijze gedaan. Veel steun is er ook over de wenselijkheid eventueel vervolgonderzoek, dat maar zelden iets nuttigs oplevert, door die mensen zelf te laten betalen en de kosten ervan niet af te wentelen op het collectief van zorgpremiebetalers. Moeilijker lijkt het wel te liggen om die mensen bij wie wel een zinvol behandelbare afwijking wordt gevonden de eruit voortvloeiende kosten ook zelf te laten betalen. Dat wordt meestal ook erg duur. Toch vind ik dat we hier te maken hebben met een variant op het ‘onrechtmatig verkregen bewijs’ uit ons strafrecht en heb ik in Medisch Contact (21 febr. 2013, p. 455) al eens voorgesteld om ook in die gevallen de vervolgkosten niet voor de volle honderd procent door de verzekeraar te laten betalen. De eerste € 1000, – zag ik graag door henzelf betaald. De DBC, die daarvoor geopend moet worden is in beide groepen VOMIT’s (Victims Of Modern Imaging Technology) identiek: DBC ‘Rompslomp slachtoffer ongerichte screening’. Ik vrees intussen dat dat allemaal niet gaat gebeuren en dat minister Schippers de ongerichte screening via total body scans gewoon gaat goedkeuren. Specialisten, die straks nog vaker dan nu zo’n VOMIT op hun spreekuurlijst zien staan, doen er goed aan hun ergernis te leren overwinnen of althans te verbergen. Geen wenkend perspectief.