‘Jaja lieve mensen,’ twitterde wetenschapsjournalist Maarten Keulemans van de Volkskrant dinsdagochtend, ‘hebben wij zomaar ook eens een koffiegoedvooru’tje. Wel met goede nieuwsaanleiding, natuurlijk.’ Hij wil maar zeggen — laat al die andere kranten maar knoeien, als wij erover schrijven, deugt het wel. Ten bewijze had hij ook een plaatje gemaakt van het betreffende stuk in de krant, waarin direct de zin opviel: ‘Nieuw zijn de opgetogen berichten over koffie niet.’
Dat stuk was afkomstig van Keulemans’ collega Ellen de Visser, en dat de andere Volkskrant-journalisten het al even goed nieuws vonden, blijkt wel uit het feit dat het meteen op de voorpagina werd aangekondigd, pal naast Arnon Grunberg: ‘Gezondheidswinst koffie, drie koppen optimaal’. Journalisten schijnen nogal koffieleuten te zijn.
Journalisten wordt ook met de paplepel de regels voor een goed journalistiek bericht ingegoten, van oudsher samengevat als de ‘5 W’s en een H’: wat, waar, wanneer, wie, waarom en hoe. Als ten minste die vragen in het bericht zijn beantwoord, kan de lezer zich een redelijk beeld vormen van wat er is gebeurd. Maar de wetenschapsjournalistiek kent daarenboven ook nog haar eigen ‘5 W’s en een H’. Daarvan is veruit de belangrijkste de H: hoeveel scheelt het dan? Of, anders gezegd, hoe groot is het effect werkelijk, hoeveel moeten we ons van het nieuws aantrekken?
Helaas laat het stuk van De Visser ons hier geheel in de steek. Sterker, er wordt in het complete stuk geen enkel getal genoemd, behalve die bovenmaatse ‘3’ in de pull quote: ‘3 koppen koffie per dag geven optimaal positief effect op de gezondheid en de levensverwachting’. Plus de imposante aantallen proefpersonen die aan de studies meededen: een half miljoen volwassenen uit tien Europese landen (waaronder Nederland). Maar de vraag hoeveel het dan scheelt, die drie koppen koffie, blijft onbeantwoord.
Koffieconsumptie verschilt enorm per land
Wie daarover meer wil weten, zal zich in het oorspronkelijke wetenschappelijke artikel moeten verdiepen, en moeten hopen daar wat meer over de effectgrootte en risicoverlaging te vinden. Gelukkig meldt De Visser dat het artikel is verschenen in het vakblad Annals of Internal Medicine, en daar blijkt het artikel inderdaad voor het luttele bedrag van 32 dollar te koop — het nalezen van de wetenschappelijke literatuur loopt voor lieve mensen snel in de papieren. (Er is ook sprake van Amerikaans koffieonderzoek in hetzelfde nummer, maar dat kost nog eens 32 dollar.)
Het artikel, ‘Coffee drinking and mortality in 10 European countries’, kent maar liefst 48 auteurs; de twee belangrijkste zijn Marc Gunter en Neil Murphy. Volgens de onderzoekers is ‘het verband tussen koffieconsumptie en sterfte in verschillende Europese landen met verschillende manieren van koffiezetten’ nog steeds onduidelijk, dus wilden zij ‘bekijken of koffieconsumptie verband houdt met sterfte door alle oorzaken en door afzonderlijke oorzaken.’ Het is inderdaad niet voor het eerst dat er een verband tussen koffie en sterfte wordt gezocht: wie op Pubmed ‘coffee’ en ‘mortality’ intikt, wordt overspoeld door een vloedgolf aan grote en kleine onderzoeken. Die onderzoeken kunnen bovendien op steeds andere manieren bij elkaar worden gezet, en die leveren dan steeds weer nieuwe wetenschappelijke publicaties. Nieuws zijn de bevindingen allang niet meer.
En om meteen nog maar een mogelijk misverstand uit de weg te ruimen: of koffie de oorzaak van hogere of lagere sterfte is, is niet onderzocht, er is alleen gekeken of er een verband was tussen koffie drinken en sterfte. Lees de kop boven het stuk van De Visser nog even terug. Er was toch genoeg ruimte — drie kolom, twee regels, een chapeau — om het goed te doen?
Belangrijker is, dat de onderzoekers voor het beantwoorden van hun vraag iets onverwachts doen. Zij kijken niet naar de kopjes koffie die mensen in verschillende landen drinken, zij kijken naar de kopjes koffie die mensen drinken in vergelijking met andere mensen in hun land. Dus Denen ten opzichte van andere Denen, Spanjaarden ten opzichte van andere Spanjaarden, enzovoort. Vervolgens worden zij per land in vijf groepen ingedeeld: nooit-drinkers, en dan vier ongeveer even grote groepen naar consumptie. Dat leidt tot de merkwaardige figuur dat Denen worden ingedeeld in vier groepen met 0, 500, 900 en 1300 milliliter koffie per dag als grenzen, en Spanjaarden in 0, 50, 105 en 196 ml/d. De grootste koffieleut in Spanje drinkt nog niet de helft van de kleinste in Denemarken. Dan worden die ‘land-kwartielen’ bijeengeveegd tot vier Europese kwartielen en geanalyseerd. Op die manier hopen de onderzoekers waarschijnlijk te corrigeren voor de verschillende zet- en drinkgewoontes in de verschillende landen, maar het maakt de interpretatie van de gegevens er niet eenvoudiger op. (Voor de berekeningen zijn zoveel mogelijk precies gelijke mannen en vrouwen genomen, dus die even oud zijn, hetzelfde wegen, eten, bewegen, roken, drinken, dezelfde opleiding hadden enzovoort — of je daarmee alles kunt vangen, blijft altijd de vraag.)
Minder sterfte als er maar koffie wordt gedronken
Maar inderdaad, als we alle sterfte samen nemen, zien we bij mannen een verlaagde sterftekans van 12 procent in het hoogste kwart vergeleken met nooit-drinkers, bij vrouwen van 7 procent. Het gekke is echter dat het effect, zeker bij vrouwen, ook al optreedt in het laagste kwart: daar is bij beide geslachten de sterfte al met 6 procent verlaagd. De hoeveelheid koffie doet er kennelijk niet zoveel toe, als er maar koffie wordt gedronken. Kankersterfte bij de mannen is in het hoogste kwart zelfs met 1 procent verlaagd en in het laagste met 8 procent, bij vrouwen in het hoogste met 12 procent verhoogd en in het laagste met 0 procent. Dat laatste komt vooral door, zo zeggen de onderzoekers, de hoge sterfte aan ovariumcarcinoom (21 procent verhoogd in het laagste kwart, 31 procent in het hoogste kwart), maar ze doen dit, in tegenstelling tot de verschillen die ze wel verwachten, af als een ‘onechte’ bevinding. Het lijkt me wel een opmerking in de krant waard.
Evenals trouwens de merkwaardige verlaging van zelfmoord onder koffieleuten: onder de koffieleuten met 25 procent, in de wat minder gulzige groepen zelfs met 36 procent. Het is de sterkste daling in alle sterftecategorieën op ingewandsziekten na. Dat lijkt me ook wel een opmerking waard: als we het onderzoek serieus nemen, daalt voor elk kopje koffie dat een man per dag meer drinkt, de kans op zelfmoord met 10 procent. Dat drie koppen per dag ‘optimaal positief effect’ geven, lijkt een gevaarlijk advies.
Wat leveren die drie koppen per dag u nu op?
Intussen willen we nog steeds weten hoeveel die drie koppen per dag nu werkelijk schelen. Met die indeling in kwarten komen we niet veel verder, maar het artikel zegt er gelukkig wel iets over — zeer terloops, en zonder verdere tabellen of toelichting, alsof het slechts bijzaak was (‘data not shown)’. Er staat, vrij vertaald: het sterfterisico onder mannen die drie of meer koppen per dag drinken, was 18 procent lager dan onder niet-drinkers, onder vrouwen 8 procent. (Niet ‘drie’, maar ‘drie of meer’.) Om uit te rekenen hoeveel het werkelijk scheelt, hoeven we nu alleen nog maar te weten wat de sterftekans van mannen en vrouwen in Nederland is. De deelnemers waren bij aanvang van de studie rond de 50 jaar oud, en het onderzoek duurde 16 jaar, dus zullen we daarvan uitgaan.
Volgens het CBS overlijden van 10 000 mannen van vijftig jaar er 1835 binnen 16 jaar. Dat zijn natuurlijk zowel koffie- als theedrinkers, dus we zullen wat met de natte vinger iets naar boven afronden (*), en een sterftekans van 19 procent nemen onder niet-koffiedrinkers. Met koffie daalt die sterftekans met 18 procent, dus komen we uit op 0,81 maal 19 is 16 procent. Anders gezegd: er overlijden onder 100 koffieleuten niet 19 mannen in 16 jaar, maar slechts 16 — een willekeurige vijftigjarige koffiemijder die in het goede nieuws aanleiding ziet toch maar fors aan de koffie te gaan, verhoogt zijn kans om niet voor zijn pensioen dood te gaan ruwweg van 81 procent naar 84 procent.
Ook voor vijftigjarige vrouwen scheelt het. Van hen overlijdt afgerond 12 procent binnen 16 jaar, dus dat komt uit op minder dan 1 sterfgeval besparing binnen 16 jaar. Koffie past in een gezond leefpatroon, zullen we maar zeggen.
Dat was de H. Wie meer over de 5 W’s van de wetenschapsjournalistiek wil weten, zou bijvoorbeeld de cursus van de SCW in Amsterdam kunnen volgen. Daar is ook Maarten Keulemans een gewaardeerd docent.
* Verbetering 13/7/17: De afronding voor de niet-koffiedrinkers en -drinksters in de berekening van het sterfterisico kan beter omhoog dan omlaag.