Er wordt regelmatig onderzoek naar homeopathische middelen gedaan bij dieren. Een argument dat je vaak hoort is dat je ” bij dieren geen placebo-effect heb, dus als er een effect is komt dat door het middel”.
Dat is onzin natuurlijk, ook bij dieren heb je het placebo-effect. Doet de naam Pavlov misschien een belletje rinkelen? Pavlov rinkelde telkens met zijn bel wanneer hij zijn honden eten gaf. Op een gegeven moment hoefde Pavlov alleen nog maar met zijn bel te rinkelen en de honden begonnen direct te kwijlen. Dat kwam omdat ze verwachtten eten te krijgen en het water liep ze daarbij al in de mond. Een belletje laten rinkelen heeft natuurlijk geen enkel effect op kwijlen. Maar wel op de verwachting van de honden. En die verwachting produceerde een lichamelijk effect.
Maar ach, waarom zou je het van mij aannemen als je het ook kan horen van een hoogleraar farmacologie en toxicologie aan de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht? Johanna Fink bijvoorbeeld. Die kan dat vast nog beter en duidelijker uitleggen, zoals ze al eens deed tijdens het radio 5 programma Hoe?Zo!:
(Ongeveer 5 minuten).
Als de speler niet werkt klik dan hier / of hier voor de mp3.
Jan Willem Nienhuys says
En dit gaat dan alleen maar over een ‘echt’ placebo-effect, dus dat er door de verwachting en dergelijke lichamelijke veranderingen komen.
Wat in verband met homeopathie natuurlijk ook vaak voorkomt is
1. roze bril: patiënt of arts (of baasje van het dier) beoordeelt de klacht of een kleine verandering in de klacht veel positiever dan eigenlijk het geval is;
2. de patiënt zegt veel positievere dingen tegen de behandelaar, omdat die behandelaar zo aardig wordt gevonden of men wil die niet teleurstellen;
3. natuurlijk verloop van de ziekte die voor gevolg van de medicatie wordt aangezien.
Wim Jansen says
Beste meneer Nienhuys. Dan moet u toch eens dat onderzoek van de Wageningse Universiteit lezen over de homeopatische behandeling versus antibiotica bij neonatale biggen. Goedkoper, effectiever en geen risico van antibiotica-resistente bacterien (Ellinger et al, Neonatal piglets, antibiotics)! Weet u trouwens dat antibiotica-resistentie het grote medische probleem van de toekomst wordt. Reddeloos sterven aan een wondje, op de boerderij? Gelukkig is er homeopathie, die gaat binnenkort levens redden! Dat proces heeft Beauchamp bijna twee eeuwen al beschreven, in een tijd dat de medische stand nog knoeide met de kraamvrouwenkoorts!
Pepijn van Erp says
Heb die studie even snel gelezen, maar dat roept al een hoop vragen op bij mij.
De studie is overigens te vinden via de volgende link:
biggen.pdf
De uitleg over de gebruikte statistiek is summier te noemen en dat is in dit geval nogal wezenlijk omdat de behandeling nogal getrapt is: de zeugen worden behandeld, maar de biggen worden beoordeeld.
De beoordeling van de diarree is louter visueel!?, beetje merkwaardig, maar ik weet niets van biggendiarree. Niet duidelijk in ieder geval is of er dan ook twijfelgevallen zijn. En ik kan me voorstellen dat er bij constatering van één diareegeval in een toom ook de twijfelgevallen snel als positief worden beoordeeld, wat sneller tot clusters van positieve gevallen leidt.
Als je louter naar de behandelde zeugen kijkt en als uitkomst neemt of er bij hun nakomelingen diarree (door E-coli?) voorkomt, zou het gaan om 16 van de 26 in de placebogroep en 7 van de 24 in de Coli 30K groep. Schat even snel in dat dat met deze lage aantallen niet een heel erg significant verschil is. Niet zo vreemd is echter dat als er besmetting mogelijk is tussen de biggen, dat het verschil uitvergroot wordt als je naar het % besmette biggen als uitkomstwaarde kijkt. Daarom was een iets uitgebreider statistisch verhaal wel fijn geweest.
Er staat overigens een foutje in het artikel: er zijn 2 zeugen uit de studie gehaald die in de Coli 30K groep zaten. Niet uit de placebogroep zoals in het artikel staat. Of de groepen zijn helemaal verwisseld, kan natuurlijk ook 😉
PS lees in het artikel ook over het bestaan van een Europese Commissie voor Homeopatie. Lijkt mij verdacht veel op meeliften op de authoriteit van dé Europese Commissie
Jan Willem Nienhuys says
Even snel gerekend: bij een uitkomst als volgt
niet ziek verum: 17 wel ziek verum: 7 (totaal verum 24)
niet ziek plac.: 10 wel ziek plac.: 16 (totaal plac. 26)
(totaal niet ziek: 27; totaal wel ziek: 23; totaal alles 50)
is volgens Fisher’s Exact Test de eenzijdige overschrijdingskans gelijk aan 0,02159.
Bij Fisher’s Exact Test wordt nagegaan welke kans een verdeling heeft die dezelfde
randuitkomsten, dus 27-23-24-26, heeft maar waarbij verder de individuen elk afzonderlijk volkomen volgens het toeval in de vier hokjes zijn geplaatst. Berekend wordt dan – in dit geval – de kans dat het linkerbovenhoikje op 17 of meer uitkomt..
Een ernstig bezwaar tegen de hele filosofie is dat dit ver afstaat van de homeopathie. Er is géén individuele behandeling. Er is géén geneesmiddelbeeld voor Coli 30K bij varkens (denk ik). Bovendien gaat homeopathie over behandeling bij ziekte, niet over preventie van ziekte.
Pepijn van Erp says
Ik zie dat mijn inschattingsvermogen midden in de nacht (en na een glaasje wijn) net niet precies genoeg is om het grensgeval voor significantie in te schatten 😉 Als er één éxtra zeug in de verum groep zieke biggen had gehad, was het niet significant geweest.
Dank aan JW Nienhuys voor de berekening!
Weet iemand toevallig hoe wijd verbreid het gebruik van homeopathische middelen in de biologische landbouw en veeteelt eigenlijk is? En dan bedoel ik niet de biologisch dynamische landbouw, maar gewoon de industrie die bijvoorbeeld de producten oplevert die door de Albert Heijn als biologisch worden verkocht?
Jan Willem Nienhuys says
Ik had het artikel al eerder gezien, maar ik heb het nu nog eens gelezen. Het bevat de volgende raadselachtige zinnen betreffende de randomisatie:
Pariteit wil zeggen of de zeug al eerder biggen heeft geworpen of niet. De randomisatie is niet gedaan zoals het hoort. Bij een eerder onderzoek met kalverdiarree werd ook zoiets gedaan. Kennelijk had men twee spuitbusjes, een spuitbusje A en een spuitbusje B. ‘Om praktische redenen werd de behandeling in de vulva van de zeug gesprayd.’ (Bij die kalveren uit een eerder onderzoek werd het met een spuitbusje A of B op de neus gesprayed.)
De correcte manier van randomiseren is dat men voor 52 zeugen 52 spuitbussen klaarmaakt, en daar dan volgens het toeval het verum of het placebo in stopt. Zoals ik bovenstaande citaat lees, wisten de onderzoekers het hele onderzoek lang in beginsel welke de A-zeugen en welke de B-zeugen waren. Er waren dus eigenlijk, gelet op de blindering, maar twee uitkomsten mogelijk:
A=verum B=placebo
OF
A= placebo B=verum
Je hoeft niet veel van statistiek te weten om te snappen dat iets wat statistisch neer komt op het eenmalig werpen van een munt geen enkel zeggingskracht heeft. Als de betrokkenen namelijk wisten dat er maar twee mogelijke uitkomsten waren kunnen zij zich op basis van toevalligheden een of andere voorstelling van zaken vormen die hun oordeel beïnvloedt. Die beïnvloeding heeft 50% kans om toevallig overeen te stemmen met de werkelijke stand van zaken.
Het feit dat bij dit onderzoek de onderzoekers niet beseften dat correcte blindering inhoudt dat de onderzoekers in het geheel niet weten welke proefpersonen of -dieren hetzelfde kregen, maakt dat de lezer zich afvraagt wat er allemaal nog meer is misgegaan.
In elk geval is melden de auteurs wel pal onder figuur 1b (p. 5 van de pdf) de gegevens per zeug, maar ze snappen niet dat dat het enige is waaraan je statistiek mag bedrijven, en ze vermelden de uitkomst niet eens.
Als je statistiek doet met 525 biggen en gaat uitrekenen hoe onwaarschijnlijk de uitkomst zou zijn geweest, aangenomen de nulhypothese, dan reken je alsof die 525 biggen volkomen onafhankelijke experimenten zijn, dus te vergelijken met het 525 maal opwerpen van een munt (of volgens toeval kiezen uit A of B). Omdat biggen van een zeug elkaar besmetten is dit zover bezijden de waarheid (volgens deze opvatting is het resultaat van de derde placebozeug, namelijk alle negen biggen diarree iets wat maar een kans van 1/512 heeft), dat het plegen van statistiek op deze manier een lachertje is.
Er zijn dus twee redenen om dit onderzoek weg te lachen: de onderzoekers snapten het idee van loten en blinderen niet, en ze hadden vervolgens niet in de gaten dat ze het verkeerde statische model (nl. onafhankelijkheid van de biggen) hanteerden. Ze weten wel ‘Binnen tomen kan transmissie van infecties gemakkelijk plaatsvinden’, maar ze zijn niet in staat die kennis om te zetten in een keuze voor de correcte berekening.
Deze rare manier van loten is geen nieuw probleem in de homeopathie. Toen Hill en Doyon humane homeopathie onderzochten rond 1990, sloten ze alle onderzoeken uit waarbij incorrect was geloot, een van de uitgesloten onderzoeken had het op bovenstaande manier gedaan (behandeling A of B). Dat onderzoek was door Kleijnen, Knipschild en Ter Riet nog met een royale voldoende beoordeeld.
Pepijn van Erp says
Ik heb zelf maar even uitgezocht hoe dat nu zit met de toepassing van homeopathische geneesmiddelen (al dan niet preventief) in de dierenteelt. Door de grote supermarkten wordt biologisch vlees verkocht dat voldoet aan het EKO keurmerk, dat moet voldoen aan Europese regelgeving die o.a. te vinden is op de site van Skal.
Onder ‘overzicht regelgeving’ is dan
Verordening (EG) Nr. 889/2008 te vinden.
Interessant zijn daarin artikelen 23 en 24. In artikel 24.2 staat:
Fytotherapeutische producten, homeopathische producten , spoorelementen ,[…] zijn te verkiezen boven chemisch gesynthetiseerde, allopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik of antibiotica, mits hun therapeutisch effect doeltreffend is voor de betreffende diersoort en de aandoening waarop de behandeling is gericht.
Tsja…
Jan Willem Nienhuys says
Curieus is de term ‘chemisch gesynthetiseerde, allopathische geneesmiddelen’, die herhaalde malen terugkomt in deze richtlijn; voor de zekerheid staat er nog achter ‘of antibiotica’.
De term ‘allopathisch’ is een door Hahnemann bedacht scheldwoord voor de 18de eeuwse geneeskunde die onder meer omvatte:
1. grote hoeveelheden kruidenmengsels;
2. aderlaten (eventueel met bloedzuigers);
3. purgeren door toedieninmg van krachtige laxeermiddelen;
4. darmspoelingen door klysma’s;
5. laten braken door middel van braakmiddelen;
6. het veroorzaken van kunstmtige etterende wonden (met ‘rijgdraden’);
7. cauterisatie (met gloeiende objecten bewerken);
8. zware vastenkuren;
9. methode om mensen extreem te laten zweten;
9. aanbrengen van pleisters met blaartrekkende stoffen.
Een groot aantal van deze ‘geneesmethoden’ zijn nog steeds gangbaar. Ze heten samen ‘natuurgeneeskunde’.
Voor Hahnemann betekende ‘allopathisch’ gewoon totaal ongeschikt, en een moorddadig riskeren van het leven van de patiënt, zie Organon paragraaf 22 voetnoot. In de inleiding van de Organon gaat het over “alloia= andersoortige dingen … d.w.z. het tegendeel van dat wat ze [de oude school der geneeskunde] behoorde te doen”.
De term allopathie was dus onderdeel van een volkomen terechte campagne van Hahnemann tegen de toen gangbare geneeskunde, die we tegenwoordig met natuurgeneeskunde aanduiden.
Maar nu, anno 2011, is allopathie een codewoord van de homeopaten voor alles wat niet homeopathisch is. Als je het ergens tegenkomt, dan weet je dat dat het gevolgs is van homeopathische propaganda.
Pepijn van Erp says
Ik heb nog wat vragen uitgezet bij wat instanties om er achter te komen hoe dat nu gaat met het toepassen van homeopathie in de biologische veehouderij.
Niks zeggend antwoord van Skal (instantie die het EKO-keurmerkt controleert): zij checken alleen of er eerst alternatieve therapieën worden toegepast en pas als het niet doeltreffend blijkt in dat geval gegrepen wordt naar reguliere middelen. Ze bekommeren zich dus niet of een therapie überhaupt doeltreffend is of kan zijn.
Biologica antwoordde o.a. het volgende:
Binnen de biologische landbouw staat dierenwelzijn hoog geprioriteerd en veehouders zijn er bij gebaat dat hun dieren snel herstellen bij ziekte. Ze zijn daarom in het algemeen niet geneigd om, cru gezegd, een beetje aan te rommelen, om uiteindelijk naar een regulier middel te grijpen. Op het gebied van kennisverspreiding onder veehouders en het gegevensverzameling omtrent werkzaamheid is nog wel veel werk te verrichten. Door middel van studieclubs, cursussen en onderzoek wordt hieraan gewerkt.
Zie onderstaande links voor meer informatie:
Homeopathie bij koeien
Homeopathie bij geiten
Homeopathie bij diarree bij biggen
Via deze links komt u ook terecht bij stalkaarten, die richtlijnen geven voor gebruik van homeopathische middelen.
Die laatste link is wel leuk, betreft weer het eerder besproken biggenonderzoek. Gelukkig zijn er in Wageningen ook wat kritischer wetenschappers 😉