Een belangrijk onderdeel van de opleiding tot arts is het zich eigen maken van plm. 40.000 nieuwe woorden, veelal in het Latijn, ook wel in het Engels en ook talrijke afkortingen omvattend. Zo heeft de afgestudeerde medicus alleen al een Latijnse woordenschat die aanzienlijk groter is dan die van de gemiddelde Nederlander in zijn eigen taal. Met die woordenschat verschaft de medicus zich een voorsprong op de leek, die de gemiddelde conversatie van artsen onder elkaar dan ook niet kan volgen. Slechte artsen hanteren ook veel jargon in hun contact met patienten, zogenaamd per ongeluk, maar vaak om te imponeren.
Veel medisch studenten ergeren zich vaak aan die naamgeving van ziektebeelden of behandelmethoden waaraan een eigennaam van de bedenker of ontdekker ervan is verbonden. Het kan een staaltje misplaatste nostalgie zijn, maar zelf ben ik nog altijd gecharmeerd van anatomische structuren als het bloementuiltje van Bochdalek, de tabatière anatomique en het vetkwabje van Bichat.
Bochdalek was een Boheems anatoom en patholoog (1801 – 1883), die beschreef dat soms gedeelten van de plexus choreoideus van de vierde hersenkamer uitpuilden naar opzij via de foramina van Luchka. Aan zijn naam zijn ook nog verbonden een cyste, een ganglion, een foramen, een hernia, een driehoek, een klep en een ductus. De anatomische snuifdoos (Frans: tabatière anatomique) is een kuiltje dat zichtbaar is in de huid tussen twee gespannen duimstrekpezen. Het kuiltje is te vinden aan de laterale zijde van de pols en het ontstaat wanneer de duim maximaal gestrekt en iets dorsaalwaarts bewogen wordt. De naam is ontstaan omdat het kuiltje traditioneel werd gebruikt om wat tabak in te leggen bij het opsnuiven van snuiftabak.
Ontroerender dan de snuifdoos en het bloementuiltje van Bochdalek heb ik altijd het door de Franse anatoom Bichat (1771 – 1802) beschreven vetkwabje, dat zich aan weerszijden van mond en bovenkaak in de wang bevindt. Het maakt babywangetjes onweerstaanbaar en geeft ons gezicht een gezond uiterlijk. Reeds tijdens zijn leven, dat niet lang zou duren, was Bichat beroemd wegens zijn wetenschappelijke prestaties. In 1857 werd er op initiatief van de Franse artsenvereniging een groot bronzen standbeeld voor hem opgericht, dat zich bevindt op het centrale plein van de René Descartes Université in Parijs. Bichats naam staat ook gegraveerd als een van de 72 namen op de Eiffeltoren en hij komt voor in boeken van Eliot, Foucault en Flaubert. Ook is er een universitair ziekenhuis naar hem genoemd: het Claude Bernard Bichat ziekenhuis, eveneens in Parijs: ik bezocht het recent om hem ter plaatse een eerbetoon te kunnen brengen. In dat wijkje zijn overigens talrijke straatnamen naar beroemde artsen vernoemd, een fenomeen waarin ons land droevig achterligt.
In de medische opleiding is er (te) weinig interesse voor de geschiedenis der geneeskunde en de namen van Grote Artsen zijn vaak bij de medische generatie van nu volledig onbekend. Professor vraagt op college: ‘Wie was Pasteur?’, waarop aarzelend een antwoord komt: ‘Dat was toch de directeur van de eerste melkfabriek?’. Maar helemaal onbegrijpelijk is het niet dat studenten er een hekel aan hebben om naast een enigszins begrijpelijke naam ook nog te moeten leren van wat de handgreep van Van Deventer of de placentageboorte volgens Schultze ook weer was.
Voor deze categorie studenten is er recent slecht nieuws gepubliceerd in Geneve, vanuit het hoofdkwartier van de WHO. Deze organisatie geeft sinds jaar en dag een ziekteclassificatie uit, getiteld International Classification of Diseases (ICD). Dit voorjaar kwam de elfde editie uit, met als vernieuwing o.a. game verslaving, een andere indeling van transgenderproblematiek e.d. alsmede een nog niet verplichte classificatie volgens de Traditional Medicine (TM) uit China en Korea. Daarin zijn talrijke nieuwe ziektebeelden en etiologische termen opgenomen, die de toch al zo overbelaste medische student volkomen vreemd zullen voorkomen en waarvan het memoriseren buitengewoon lastig zal zijn.
Een voorbeeld: de Triple energizer stage patterns (TM1) omvat de volgende vier diagnose groepen: de Wenbing Sanjiao Patterns (TM), de Triple Energizer Patterns (TM), de Triple Burner Patterns (TM) en de three Region Patterns (TM). Deze termen verwijzen naar eeuwenoude mythologie en zijn niet in te passen in de normale taxonomie, die in de rest van de ICD aan de orde is. De ICD-11 moet nog goedgekeurd worden door de Assemblee en zal op zijn vroegst in 2022 worden ingevoerd, maar of verzet ertegen in de steeds meer door China gedomineerde WHO enige kans van slagen heeft, dat lijkt mij hoogst twijfelachtig. Maar goed dat Bichat dit niet meer heeft hoeven meemaken.
Jan Willem Nienhuys says
Pasteur was overigens geen Grote Arts. Hij was scheikundige. Zijn eerste ontdekking was dat wijnsteenzuur in twee vormen voorkomt.
RV says
Ik lees een hoop kennis van de geneeskundige geschiedenis. En ik zie een fotootje van de arts Renckens. Maar de auteur blijkt Pepijn, die geen arts is, te zijn. Klopt dat wel? Of zie ik spoken?
Pepijn van Erp says
Gaat wel eens mis, ik maak de stukjes van Cees op, maar dan moet ik er altijd even aan denken hem als auteur aan te geven.
RV says
En er is ook een verschil in schrijfstijl. Elke auteur hier heeft zo zijn eigen stijl. Men zegt wel eens: Le style, c’est l’homme . Oorsprong Buffon? Maar dit lijkt me een te gemakkelijke gelijkstelling van stijl en karakter en aldus een te simplistische psychologie.
Met Foucault bedoelt Renckens waarschijnlijk de filosofische historicus Michel Foucault en diens “Geschiedenis van de waanzin” en niet de man van de beroemde slinger. Het genoemde boek is aardig wat betreft het etaleren van vroege psychiatrische theorieën.
Jan Willem Nienhuys says
Ik heb het hersteld.
Pepijn van Erp says
Thanks!