Neem alles wat ik in deze bespreking opschrijf uiterst serieus, want het is allemaal waar. En ik kan het weten, want ik heb ooit een heel ingewikkelde studie gedaan die met absolute zekerheden wel uit de voeten kan. Wat? U beticht me van een argumentje ad verecundiam? Kijk eens naar uzelf, u bent zeker zo’n antiautoritaire dwarsdenker. En wat hebt u nu eigenlijk al gedaan aan het beperken van uw ecologische voetafdruk, ga u u daar eerst maar eens druk over maken voordat u mij lastig gaat vallen over een boekbespreking…
Drogredeneringen en andere denkfouten staan al millennia lang in de belangstelling. Wij kletsen wat af met elkaar en proberen ook dikwijls de ander van ons eigen gelijk te overtuigen, desnoods met middelen die een kritische analyse van de redenatie niet kunnen doorstaan. Aristoteles kwam bijvoorbeeld in zijn Organon al met een lijstje van drogredeneringen die we nog steeds herkennen. In Alles wat in dit boek staat is waar (en andere denkfouten) steken Maarten Boudry en Jeroen Hopster die gouwe ouwen in een modern jasje en voegen er nog een hele berg aan toe.
Dat doen ze in korte hoofdstukjes waarin met sprekende voorbeelden telkens weer een denkfout in het zonnetje wordt gezet. In Overal fobieën gaat het bijvoorbeeld over de (ziekelijke?) neiging om kritische opinies van anderen weg te zetten met het etiketje ‘fobie’. Iemand die inhoudelijke kritiek heeft op de islam, wordt dan als ‘islamofoob’ verketterd, wat al snel (en vaak volkomen onterecht dus) wordt verstaan als ‘moslimhaat’. De term ‘fobie’ is hier misplaatst en ergerlijk, betoogt Boudry, want “het concept van de fobie heeft een welomschreven psychiatrische betekenis: een hevige angst voor een specifiek object die niet voor ratio vatbaar is en die het redeneren verhindert.”
Een recente loot aan de foute fobieënboom is de ‘oikofobie’:
De term ‘oikofobie’ is bovendien nog een grotere miskleun dan islamofobie. Sommige mensen hebben inderdaad een irrationele angst voor de oprukkende islam, maar niemand is letterlijk oikofoob, dus bang voor zijn eigen ‘huis’ (oikos). Sommige westerse intellectuelen koesteren weliswaar een diepe afkeer van de westerse beschaving, maar ze zijn er helemaal niet bang voor. Sterker nog, de meesten brengen hun hele leven zorgeloos door in westerse landen, niet zelden in comfortabele academische posities.
Wanneer je nu denkt dat het zin heeft Thierry Baudet met dit hoofdstukje in de hand te wijzen op zijn denkfout, komt waarschijnlijk van een koude kermis thuis. Dat wordt namelijk uitgelegd in een ander hoofdstukje met de titel Neusdrukken. Hierin legt Hopster uit dat het niet volstaat om mensen met feiten om de oren te slaan, als je ze van mening wil doen veranderen. “Een effectievere strategie is hen bij de hand te nemen. Ga in gesprek, en betrek daar ook de sociale omgeving bij.” Ik wens u daarbij veel succes, maar vergeet dan vooral ook niet eerst het hoofdstuk Argument uit hardnekkigheid te lezen.
De hoofdstukjes zijn telkens door Boudry of Hopster geschreven en ondertekend. Een gedeelte is eerder gepubliceerd in de wisselrubriek ‘Denkfouten’ die ze in Filosofie Magazine schreven. Na er een paar gelezen te hebben, herken je vaak al na een enkele zinnen wie van de twee aan het woord is. Dat levert en passant een leuk spelletje op dat je er tijdens het lezen van boekje voor niets bijkrijgt. Boudry schrijft wat persoonlijker, haalt ook geregeld voorbeelden uit eigen praktijk aan. Dat hij hierbij natuurlijk op denkfouten wijst van mensen die met hem in discussie waren, maakt dat hij af en toe wat gelijkhebberig overkomt, maar erg storend is het niet. Een belangrijk deel van de lol in het bestuderen van denkfouten is immers dat je ze daarna bij anderen beter herkent en ze er soms met duivels genoegen mee om de oren kunt slaan.
Een deel van de namen van moderne denkfouten waren me wel bekend, zoals wathaboutery, de Messiasdenkfout en Loki’s waagstuk, maar bij Keerpuntitis, zalmzucht, Wafelijzermoraal en de wij-bak, moest ik bijvoorbeeld toch eerst het stukje lezen om erachter te komen waar het precies over zou gaan. Een erg vermakelijk boekje!
O ja, als je nu in de commentaren hieronder een loftuiting op deze bespreking aantreft van iemand die er ook heel dubieuze denkbeelden op nahoudt, en daar vervolgens mij op gaat aanspreken, dan misbruik je het applausargument, een soort guilty by association. Ik waarschuw maar vast 😉
Ferdinand Basck says
“en passent” -> en passant
(Zeg maar gewoon “in het voorbijgaan” of “terloops” of zo.)
Hoe heet de drogreden ook al weer als ik nu zeg “de rest zal ook wel niet kloppen”?
RV says
( Tweede alinea, eind:
Aan toen = aan toe. )
Denkfouten en clichédenken gaan geregeld hand in hand. Bij clichédenken behoort populistische clichétaal. Om maar een tapijt uit te rollen.