Werden we vorig jaar nog verrast door de ontdekking dat ‘de vleeseter egoïstischer en minder sociaal is dan mensen die geen vlees eten’, nu is opeens het geitenwollensokken-type dat biologisch voedsel eet de kwaaie pier: “Does organic food turn people into jerks?“ Dat ‘vleeshufteronderzoek’ van Diederik Stapel, Roos Vonk en Marc Zeelenberg bleek helemaal niet uitgevoerd en de getalletjes die leidden tot de voorbarige conclusie verzonnen door Stapel. Maar het onderzoek van Kendall J. Eskine waaruit de kwalijke implicaties van ‘organic food’ zouden blijken, is geaccepteerd voor publicatie in Social Psychological and Personality Science onder de titel “Wholesome Foods and Wholesome Morals? Organic Foods Reduce Prosocial Behavior and Harshen Moral Judgments“. Moeten we dat nu serieus nemen of is dit het zoveelste onderzoekje uit de Sociaal Psychologie dat alleen maar leuke krantenkoppen oplevert?
Wat het onderzoek zou aantonen, kunnen we het beste laten vertellen door de onderzoeker zelf, Dr. Kendall J. Eskine, assistant professor aan Loyola University in New Orleans (bron):
There’s a line of research showing that when people can pat themselves on the back for their moral behavior, they can become self-righteous.
en
There’s something about being exposed to organic food that made them feel better about themselves. And that made them kind of jerks a little bit, I guess.
Wat deden ze dan in het onderzoek om mensen ‘bloot te stellen’ aan biologisch voedsel? Ze lieten ze plaatjes zien en dan werd er gekeken hoe ze een aantal morele problemen beoordeelden. De groep die alleen plaatjes te zien kreeg van organic food velde iets hardere morele oordelen over situaties als “een man eet zijn dode hond op” of “een student steelt een bibliotheekboek”. Daarbij bleken ze na dit testje ook nog eens minder bereid vrijwillig tijd te besteden aan een ander onderzoekje.
De opzet lijkt sterk op aantal testjes uit het ‘vleeshufteronderzoek’ dat nooit is uitgevoerd. Ook hier werden mensen een bepaald beeld ingeprent en dan gekeken of er verschil is in gedrag of keuzes die gemaakt moeten worden. Hieronder een aantal van de plaatjes die gebruikt werden als ‘typical organic‘, ‘typical comfort food‘ en ‘neither comfort nor organic food‘:
Test je hier nu wel echt een verschil tussen mensen die zijn blootgesteld aan ‘biologisch voedsel’, ‘comfort food’ en ‘neutraal voedsel’? Je zou net zo goed kunnen zeggen: ‘plaatjes met een labeltje’, ‘plaatjes van ongezond eten’ en ‘plaatjes van saai eten’ en waar is dan het ‘biologische’ gebleven? De plaatjes uit de categorie ‘organic‘ waren van groente en fruit, die van het neutrale voedsel van havermout, rijst, bonen en mosterd. Die laatste producten kunnen natuurlijk ook best als biologisch gezien worden als er niet expliciet bijstaat dat het dat niet is.
Het doet mij dus sterk denken aan het probleem dat ik aanstipte in mij bespreking van dat ‘vleeshufteronderzoek’ in Pas op: abstraheren is weglaten! Daar ging men in de opzet ervan uit dat een bepaalde keuze uit drie verschillende menu’s impliceert dat een proefpersoon kiest uit ‘vlees’, vegetarisch’ of ‘vis’, terwijl je het net zo goed kon uitleggen als een keuze voor ‘champignons’, ‘roomsaus’ of ‘sesamkorstje’ (of erger “bovenste plaatje’, ‘middelste plaatje’ en ‘onderste plaatje’).
In dit onderzoek hadden ze een andere groep proefpersonen gebruikt om aan de plaatjes te komen die het beste de drie verschillende categoriëen voedsel zouden representeren. Maar het lijkt me nogal evident dat er een verschil is tussen plaatjes goed kunnen indelen op voorgehouden categorieën en door blootstelling aan die plaatjes inderdaad met die categorieën ingeprent worden. Om echt te onderzoeken of het ‘biologische’ aspect van het voedsel er toe doet, moet je dat toch anders doen, lijkt me. Een volgende set plaatjes lijkt me dan veel logischer:
Ergens hoopte ik dat het hele onderzoek een parodie was op het onderzoek van Stapel, Vonk & Zeelenberg, iets als “effe een Sokalletje doen“. Maar gezien het eerdere onderzoek van Eskine, moeten we aannemen dat het allemaal bloedserieus bedoeld is. Ik vind het allemaal wel weer erg dun en slecht doordacht. En dan heb ik het niet eens over de minimale aantallen in de groepen (20) en het gebruik van die Likert-scales (7-punts schalen), waarvan ik het ook maar uiterst bedenkelijk vind dat die bij deze lage aantallen met standaard statistische toetsen worden gebruikt, zonder dat er enigszins aannemelijk gemaakt wordt dat dat zou kunnen.