Homeopathische middelen worden meestal weggelachen door wetenschappers en andere critici, omdat de kans dat je ook maar één molecuul van de oorspronkelijke stof terug kunt vinden in de druppeltjes of suikerbolletjes zo absurd laag is. Vergelijkingen als ‘één druppel in de oceaan’ doen het goed, zeker als je er nog bij vertelt dat die oceaan ook een bal water met een doorsnede van meerdere lichtjaren mag zijn. Hoe kan zo’n verdunning werken?
Maar lang niet alle homeopathische middelen zijn zo extreem verdund. En wat te denken van de suggestie van sommige homeopaten dat de wetenschap gewoon nog niet ver genoeg is om het werkingsmechanisme te ontdekken? Homeopaten menen op gefundeerde wijze informatie te kunnen vinden over welk middel zou kunnen werken voor welke kwaal. Ze zuigen die middel-symptoomcombinaties niet zomaar uit hun duim, ze doen geneesmiddelproeven. Hieronder volgt een beschrijving van zo’n geneesmiddelproef die uitgevoerd werd in het kader van de opleiding tot klassiek homeopaat aan de School voor Homeopathie.
Vuurkoraal
Ik trof de scriptie over de geneesmiddelproef aan op de site van Corrie Regelink, [site is offline, scriptie nog wel elders te vinden] die een administratiekantoor heeft, maar daarnaast een opleiding tot klassiek homeopaat volgde. In 2012 schreef zij een scriptie over een geneesmiddelproef met vuurkoraal (link). De keuze viel op vuurkoraal, omdat zij tijdens een duikvakantie in Egypte met dit organisme in aanraking kwam. Geen pretje, want dit neteldier (het lijkt sterk op koraal, maar is het niet) kan branderige ontstekingen op de huid veroorzaken. Dat verklaart meteen de naam (eigenlijk brandkoraal).
Vuurkoraal was nog niet beschreven in de Materia Medica en daarom een interessant stofje om te onderzoek wat voor mogelijkheden het zou kunnen hebben. Regelink schrijft: “Wat zou het dan fijn zijn als er een homeopathische remedie bestaat, die de genezing van dit soort wonden kan bevorderen”, waaruit we zouden kunnen concluderen dat ze in feite wilde toetsen of ze er een isopathisch middel van zou kunnen maken.
Verschillende soorten provings
In de scriptie worden verschillende methoden beschreven voor zo’n geneesmiddelproef of ‘proving’, die ik hier letterlijk overneem:
- Toxicologische proving (of Heroïsche proving) – Dit is de basisvorm waarbij een stof op zijn (giftige) ziekmakende effect wordt getest. Een toxicologische ervaring is vaak de manier waarop een dergelijk middel onder de aandacht komt van de homeopathische gemeenschap (Hering’s eerste ervaring met Lachesis was een eigen vergiftiging door een slangenbeet).
- Hahnemann proving – De standaard en meest belangrijke proving. Deze omvat een groep van 5-25 mensen, van zowel mannen als vrouwen, die het middel in een bepaalde potentie innemen en de symptomen registreren gedurende enkele weken tot maanden. Idealiter heeft iedere deelnemer een “supervisor” om hem te helpen de symptomen te analyseren en te registreren. De proving kan blind of dubbelblind gebeuren, in één of meerdere potenties, al of niet met een placebo ertussen. De voordelen van deze provings liggen in het feit dat ze tijd en ruimte bieden voor de symptomen om zichzelf te ontwikkelen en te manifesteren, iets wat met name lijkt te gelden voor de fysieke symptomen.
- Trituratieproving – Een proving waarbij de bereiding van het middel door trituratie* (verwrijving) gepaard gaat met het bewust worden van het effect, de werking van het middel. Deze proving is enigszins vergelijkbaar met een meditatieproving. Fraser stelt in zijn boek dat de fysieke aanwezigheid van het middel echter het verschil maakt en meer gefundeerde (dieper emotionele) gegevens verschaft die gemakkelijker te interpreteren en te gebruiken zijn dan bij een meditatieproving. In het algemeen omvat deze proving een groep van ongeveer 6 mensen.
- Meditatieproving – Bij deze proving concentreert de groep zich op een bepaald middel om vervolgens in een meditatieve staat alle ervaringen te registreren. Het is de meest controversiële methode, omdat deze het ‘verst’ weg ligt van het fysieke middel en de meest uiteenlopende resultaten geeft. Maar als er een samenhangende groep van ervaren provers aan zo’n proving meedoet, dan kan het ook een snelle manier zijn om een uitgebreid beeld van het middel te krijgen. Fraser zegt in zijn analyse van het boek Meditatieve Provings van Madeline Evans dat deze provings wel degelijk de ware (subtiele) aard van een middel openbaren, beter dan een droomproving. Maar vaak ontbreekt volgens hem de informatie over de herkomst van het gebruikte middel en de wijze van prepareren, iets wat hij van belang acht voor de juiste interpretatie van de resultaten.
- Droomproving – Bij deze proving wordt doorgaans met het middel in de nabijheid geslapen, waarna de daaropvolgende droom als het resultaat van het middel wordt gezien. Dit betekent (volgens Fraser) dat er met name emotionele en weinig fysieke informatie wordt gegenereerd. Bovendien ziet Fraser het gevaar bij deze proving dat de eigen thema’s en bekommernis van de prover hier het minst makkelijk te scheiden zijn van de thema’s van het geprovede middel.
Voor haar onderzoek naar het vuurkoraal koos Regelink voor de trituratieproving.
De trituratieproving
Het basismateriaal voor de trituratie was een stuk vuurkoraal dat Regelink in 2011 had opgedoken in de Rode Zee. Dat werd stuk geslagen met een hamer en er werden een aantal porties van o,1 gram van het fijnere gruis verzameld. Dit gruis werd nu in verschillende stappen ‘verwreven’ met melksuiker.
Je begint met zo’n portie van o,1 gram vuurkoraal waaraan 1/3 van 10 gram melksuiker wordt toegevoegd. In een vijzel verwrijf je dit met enige kracht gedurende zes minuten, dan schraap je vier minuten het verwrevene van de bodem van de vijzel en stamper. Dan weer zes minuten wrijven en vier minuten schrapen. Dan voeg je een volgend derde deel van de melksuiker toe en herhaal het wrijf- en schraapgebeuren. In de volgende stap, u raadt het al, wordt het laatste beetje van de 10 gram melksuiker toevoegd en weer wrijven, schrapen, wrijven, schrapen. Dan heb je na ruim een uur werken Vuurkoraal C1 gekregen, de eerste stap in de trituratie.
Als je hetzelfde procedé toepast met als basismateriaal Vuurkoraal C1, krijg je (na weer een uur werken) Vuurkoraal C2. En zo gaat het verder. Bij de trituratie die Regelink op 18 augustus 2012 uitvoerde, waren zeven mensen betrokken. Zij gebruikten vijf vijzels en aan het einde van de sessie hadden ze Vuurkoraal C3 gemaakt. Dit is dus een verdunning van één deel op miljoen, wat voor homeopathisch middelen nog vrij bescheiden is. Onder het verwrijven werden opmerkingen en observaties genoteerd door de wrijvers zelf of door diegenen, die even geen vijzel in de hand hadden. “Daarna hebben we een gesloten kring gevormd door de hand vast te houden van degene die naast je zat en gezamenlijk een woord van dank naar elkaar en naar “de geest van het Vuurkoraal” uitgesproken.”
Symptomen
De observaties tijdens de trituratie werden verdeeld in globale categorieën: mentale en fysieke symptomen, en ‘generaliteiten en modaliteiten’. Bijgehouden werd hoeveel van de deelnemers dezelfde symptomen signaleerden of opmerkingen maakten. Zo werd bij mentale symptomen door vijf ‘provers’ een ‘ontspannen gevoel’ genoteerd (en dat zeven keer) en tien keer ‘irritatie door anderen’. Twee provers maakten grapjes (vier keer) en één prover liet optekenen dat hij of zij steeds in de war was.
Bij de fysieke symptomen zien we bijvoorbeeld een aantal keer een ‘branderig gevoel in wijsvinger’, ‘voetschimmel, linkervoet’, ‘kriebel op het hoofd’ en één man meldde ‘jeuk in de schaamstreek’. Bij de ‘generaliteiten en modaliteiten’ komen zaken als ‘heel warm’, ‘opvliegers’ en ‘behoefte aan sterke koffie’ naar boven. Ik heb er geen aselecte steekproef uit getrokken, dus als je een completer beeld wilt hebben, kun je het beste de scriptie er zelf op na slaan.
Deze symptomen worden nu bij de rubrieken van het Reportorium gezet die er het beste bij passen en dan ingedeeld op hoe vaak zo’n rubriek dan opduikt. Ik geef er een aantal in verschillende hoofdrubrieken die het belangrijkst lijken te zijn:
- Mind – Wearisome (9)
- Mind – Irritability – trifles, from (9)
- Mind – Concentration – active (7)
- Mind – Tranquillity – serenity, calmness (7)
- Head – Formication (7)
- Head – Pain (7)
- Mouth – Heat (6)
- Extremities – Heaviness – Upper limbs (4)
- Extremities – Tingling – Fingers – tips (4)
- Sleep – Bad (2)
- Dreams – Many (5)
- Perspiration – Perspiration in general (5)
- Generals – Heat – flushes of (3)
- Generals – Food and Drinks – sweets – desire (3)
In de discussie bespreekt Regelink een aantal zaken. Zo verbaasde het haar dat ze geen protocol had kunnen vinden voor de provings. Pas zeven weken na de proving kwam ze achter het bestaan van de Guidelines for Homeopathic Provings van de European Council for Classical Homeopathy (pdf). Een beetje jammer dat haar begeleiders van de School voor Homeopathie haar daar niet op hadden gewezen, want nu bleken bepaalde aspecten van proving niet helemaal in overeenstemming met die guidelines. Ze vraagt zich door de beperkingen die ze daaruit afleidt af of zo’n proving als afstudeerscriptie überhaupt zou kunnen doorgaan voor een echte proving. De hoofdonderzoeker moet namelijk een ervaren homeopaat zijn en mag eigenlijk niet weten welk middel getest wordt. Ook moeten de deelnemers gezond zijn en zij vraagt zich daarover af: “Wie bepaalt dat eigenlijk? Wat nou als een van de provers een ziekte onder de leden heeft die zich nog niet heeft geopenbaard?”
Regelink stelt voor om het onderzoek te herhalen, omdat ze geïnteresseerd is tot welke bevindingen een anders samengestelde groep (jonger bijvoorbeeld) zou komen. Of onder andere omstandigheden; op de dag van de trituratie was het bijvoorbeeld nogal warm geweest (35°C buiten, 27°C binnen). Ook een Hahnemannproving oppert ze en toepassing van het middel ter plekke bij duikers die zich verwond hebben aan vuurkoraal. Opmerkelijk genoeg beschouwt zij die laatste toepassing niet als isopathie, omdat het middel, het door haar getritureerde Vuurkoraal C3, niet van de zelfde vuurkoraal is gemaakt als dat waaraan zo’n onfortuinlijke duiker zich geblesseerd zal hebben.
Nabeschouwing
Je zou verwachten dat homeopaten de kern van hun kennis, al die middel-symptoomcombinaties, regelmatig kritisch tegen het licht zouden houden. Alleen al om de resultaten van provings van hun collega’s te controleren. Skeptici stellen dat het niet om robuuste relaties gaat. Als je de provings herhaalt zonder dat de deelnemers weten wat het middel is, zullen er andere symptomen in het lijstje voorkomen en andere eerder waargenomen symptomen niet optreden. Met een dubbelblind gecontroleerde proef kan je dat ook makkelijk vaststellen. Geef een aantal proefpersonen het echte middel en anderen een placebo (of een heel andere homeopathisch middel) en kijk of er significante verschillen gevonden kunnen worden. Zo’n proef is al vele malen voorgesteld, onder andere door Skepsis, maar telkens haken homeopathische organisaties of individuele homeopaten af.
De in de scriptie geopperde herhalingsproeven lijken eerder bedoeld om te kijken of in andere omstandigheden andere symptomen optreden om zo de toepassing van het middel specifieker op de situatie van een persoon toe te kunnen spitsen. Dat je een herhalingsproef zou doen onder zo gelijk mogelijke omstandigheden om de gevonden middel-symptoomcombinaties aan falsificatie te onderwerpen, lijkt niet aan de orde te komen.
Maar maken homeopaten zich dan geen zorgen over de wankele basis voor het voorschrijven van hun middelen? Ik kan niet in hun koppies kijken, maar in de praktijk zeggen ze dat als een middel niet blijkt aan te slaan, er gewoon naar een ander middel gekeken wordt. Het ‘niet aanslaan’ wordt dus niet terugvertaald in twijfel over de middel-symptoomcombinatie in kwestie. Met wat trial-and-error kan zo een aandoening genoeg tijd krijgen om vanzelf over te gaan en zo leiden tot een ‘homeopathisch succes’ … of de patiënt zoekt zijn heil elders, of het loopt nog anders.
Lees ook:
- ‘Homeopathische proeven‘, Rob Nanninga op het Skepsisblog (2008)
- ‘De achilleshiel van de homeopathie‘, Jan Willem Nienhuys op de site van Skepp (2010)
- ‘Op zoek naar het similiaprincipe‘, Rob Nanninga, Skepter 26.1 (2013)