Een school in het Drentse Hoogeveen wilde paal en perk stellen aan de nevenactiviteiten van een van haar docenten. Die bleek namelijk bij te klussen als klassiek homeopaat. In het verleden waren de nodige privileges aan hem toegekend, zodat hij soms ook onder schooltijd met zijn nevenactiviteiten bezig kon zijn. De directeur legde de docent een verbod op en dat hield glansrijk stand bij de rechter.
De docent was al sinds 1992 bij de school werkzaam. Zijn aanstelling betrof laatstelijk 0,8846 fte, dus heel omvangrijk kan zijn homeopathische praktijk niet zijn. Kennelijk bestond er binnen de school aanvankelijk wel een zekere sympathie voor. Zo was al in een vroeg stadium met hem afgesproken dat hij nooit op woensdag les hoefde te geven. In 2006 werden nog wat extra privileges toegekend. De docent mocht voor zijn activiteiten als homeopaat in dringende gevallen telefonisch overleg voeren onder lestijd en bovendien in uitzonderingsgevallen en na overleg zijn lessen van die dag annuleren. Leerlingen van de school mocht hij in principe slechts behandelen na overleg met en toestemming van minstens een van de ouders (NB. een kind kan vanaf zestien jaar zelfstandig een geneeskundige behandelingsovereenkomst aangaan). In 2012 werd alles nog eens schriftelijk bevestigd.
Kennelijk wist de directeur al die tijd van niets, en toen die er in 2013 achter kwam, werden de afspraken als onaanvaardbaar bestempeld en ingetrokken. De docent kreeg een verbod om zijn werk als klassiek homeopaat te verrichten binnen de gebouwen en op de terreinen van de school. Ook mocht hij niet langer zijn lessen onderbreken of annuleren als zijn nevenactiviteiten daarom vroegen. Ten slotte werd het hem verboden leerlingen van de school ook buiten de school om te behandelen.
De docent ging in beroep, maar verloor de zaak bij de rechtbank. Ook de Centrale Raad van Beroep gaf hem nul op het rekest. De school mocht oordelen dat deze betaalde nevenactiviteiten in strijd waren met de belangen van de school en daarbij bovendien terugkomen op eerder gemaakte afspraken. De Centrale Raad stelt onder meer:
“Zoals ook de rechtbank heeft gedaan, onderschrijft de Raad de afwegingen die het bestuur in het bestreden besluit heeft gemaakt. Gezien de afhankelijkheidsrelatie tussen een leraar en een leerling is het ongewenst dat een leraar ook nog een rol als klassiek homeopathisch behandelaar van leerlingen heeft. Bovendien veroorzaakt het bieden van betaalde behandelingen aan leerlingen een ongewenste belangenverstrengeling. Evenzeer begrijpelijk is het standpunt van het bestuur dat appellant zich tijdens zijn lessen niet ook beschikbaar mag houden voor zijn nevenactiviteiten. De stelling van appellant dat er ook andere leraren zijn die hun lessen onderbreken, treft geen doel, reeds omdat hij geen concrete voorbeelden heeft genoemd van collega’s die gedurende de lessen beschikbaar blijven in verband met betaalde nevenactiviteiten. Gelet hierop heeft het bestuur in redelijkheid mogen oordelen dat het optreden van appellant als klassiek homeopathisch behandelaar op school en ook buiten school jegens leerlingen in strijd is met de belangen van de stichting. Dat betekent dat deze nevenactiviteiten van appellant niet zijn toegestaan.”
Dat is duidelijke taal. Overigens zou het oordeel waarschijnlijk hetzelfde zijn uitgevallen als de docent bijkluste als – ik noem maar wat – tennisleraar, masseur of platenbaas en soortgelijke privileges had. In die zin gaat het in deze casus om nevenactiviteiten van docenten an sich en de daarbij spelende afhankelijkheidsrelatie of belangenverstrengeling, en niet specifiek om de homeopathie. Het meest opvallende is dan ook de grote ruimte die de docent aanvankelijk kennelijk kreeg om zijn homeopatenpraktijk uit te oefenen, soms zelfs tijdens de lesuren. In de uitspraak is het vak waarin de docent onderwijs geeft geanonimiseerd, dus we zullen nooit te weten komen wat hij precies doceert. Hopelijk geen natuurkunde, scheikunde of biologie.