Begin mei werd bekend dat in Engeland als gevolg van een ICT-probleem, dat teruggaat tot 2009, een geschatte 450.000 vrouwen tussen de 68 en 70 jaar geen oproep hadden ontvangen voor het bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Jeremy Hunt, de minister van Volksgezondheid, becijferde dat deze omissie aan tussen de 135 en 270 vrouwen het leven had gekost of in elk geval hun leven had bekort.
Al deze vrouwen kregen nu het aanbod om op zo kort mogelijke termijn de schade in te halen. Een groep briefschrijvers verbonden aan de Britse kwakzalverijbestrijders, verenigd in HealthWatch, stuurde een waarschuwing naar The Times, waarin zij de vrouwen die de screening waren misgelopen, adviseerden dit ‘gegeven paard nog maar eens goed in de bek te kijken’.
Deze waarschuwing werd mede gesteund door Michael Baum, emeritus hoogleraar chirurgie aan het University College London, die in de jaren 80 vormgever was van het borstkankerscreeningsprogramma. Een citaat uit de ingezonden brief in The Times luidde: “’Breast cancer screening mostly causes more unintended harm than good’. De gemiddelde lezer van de krant zal verbaasd hebben opgekeken van dit wel zeer contra-intuïtieve bericht, want hoe logisch is het immers niet dat vroege opsporing van borstkanker een gunstig effect moet hebben op de genezingskansen van een gevreesde ziekte, die 1 op de 9 vrouwen ooit zal krijgen? Insiders daarentegen zijn zich al lange tijd bewust dat er aan het nut van bevolkingsonderzoek op borstkanker in toenemende mate wordt getwijfeld. Hoe zit dat nu precies?
Allereerst vier feiten waarover voor- en tegenstanders van borstkankerscreening het eens zijn:
- Sinds de invoering van de borstkankerscreening is de 5-jaars overleving van vrouwen met borstkanker (fors) toegenomen; maar deze trend was al begonnen ruim voor de invoering van screening;
- Sinds het invoeren van de screening wordt de diagnose borstkanker zeer veel vaker gesteld, maar…
- Sinds de invoering van de borstkankerscreening is de sterfte aan borstkanker maar weinig gedaald…en dat vooral voor de hogere stadia (en niet voor de lagere, die waren altijd al goed te genezen);
- De levensverwachting van gescreende vrouwen verschilt niet of nauwelijks van hen die niet gescreend zijn.
De verklaring voor deze schijnbaar verwarrende bevindingen moet worden gezocht in het feit dat er bij screening sprake is van forse ‘overdiagnose’, dat wil zeggen er worden tal van tumortjes gevonden, die uit zich zelf nooit aan het licht zouden zijn gekomen, naar schatting zo’n 80% van de gevonden kankers. Wel krijgen al die 80% vrouwen een zware behandeling in de vorm van operaties, bestraling en chemotherapie in wisselende combinaties. Zowel de lagere stadia van borstkanker als de hogere worden hiermee meestal genezen, maar voor die genoemde 80% wegen de bijwerkingen en late gevolgen niet op tegen de beoogde gezondheidswinst en dat verklaart mede dat de levensverwachting nauwelijks gunstig wordt beïnvloed door de screening. Eenzelfde fenomeen doet zich inmiddels ook voor bij de screening op dikke darmkanker: iets minder sterfte aan de kanker, maar geen langere overleving overall.
Over de vraag of deze geldverslindende screeningsindustrie voortgezet moet worden, verschillen critici nog wel van mening. Criticaster Lux Bonneux ontraadt beide vormen van screening ten stelligste: zie zijn boek En ze leefden nog lang en gelukkig. Hoe gezondheid een industrie werd (Lannoo, 2011). Lukas Stalpers, hoogleraar radiotherapie in het AMC, ziet als enige oplossing het opzetten van een gerandomiseerde studie tussen wel en niet screenen en de volledige sterfte vergelijken, niet alleen die aan borstkanker, maar ook aan extra hartdood en herseninfarcten door bestraling en chemotherapie. Maar hij begrijpt ook wel dat dat maatschappelijk een gepasseerd station is. Dat had in de jaren 80 gemoeten.
En die Britse vrouwen, die hun screening zijn misgelopen: die hoeven zich dus niet ongerust te maken, veel nadeel zullen zij van deze omissie beslist niet ondervinden. Ook de Britse radiologenvereniging, die niet voldoende mankracht zegde te kunnen leveren om die 450.000 extra screeningen er even bij te nemen, kan zich beroepen op de hier boven weergegeven ontnuchterende feiten. Zij kunnen hun tijd waarachtig wel beter besteden.
Constantia Oomen says
Ik vind het niet helemaal duidelijk wat Cees hier zelf nu over denkt.
Mijn antwoord als vrouw is: ik doe niet mee aan screeningen. Recent werd er mij best wel opdringerig aangeraden een swap te doen op baarmoederhalskanker. Nee hoor, dag! De vrouwelijke dokter bleef nog wat doorporren, maar daar ben ik niet gevoelig voor.
Het SMS bericht dat ik een paar dagen later hierover ontving vond ik ook opdringerig.
“When it’s time for go, it’s time for go. When our time comcas. No cry for migas. no cry for me”
https://youtu.be/yoRpWEE-E0Q
Jan Willem Nienhuys says
Helaas is Cees ook slachtoffer van de criticasterziekte. Een criticaster is een vitter, spijkers-op-laagwaterzoeker, kleinzielige zeurkous etc. Deze term wordt echter in toenemende mate gebruikt in plaats van ‘criticus’ = iemand die al die niet gerechtvaardigde kritiek heeft.
Een verwante aandoening is de bewijslastziekte. Bewijslast is de verplichting om bewijs te leveren. Als iemand beschuldigd wordt, ligt die verplichting bij degeen die de beschuldiging uit. Een omgekeerde bewijslast is de situatie dat de verdachte moet zien te bewijzen dat-ie het niet gedaan heeft.
Velen gebruiken het woord in de betekenis: “een grote hoeveelheid bewijs” in een juridische context.
Constantia Oomen says
Je reactie zou gelezen kunnen worden als kritiek op Cees. 😉
Wilma S. says
Dat zijn geen gevonden kankers, maar is er sprake van DCIS.
DCIS is geen borstkanker, maar kan wel tot borstkanker leiden, over vijf maanden maar ook pas over vijf jaar. Het verschil: DCIS groeit niet in omliggende weefsels. Borstkanker groeit in het omliggend weefsel en kan uitzaaien. Uitzaaien betekent dat cellen losraken en via bloedvaten en/of lymfvaten op een andere plek in het lichaam terechtkomen.
DCIS is een voorstadium van borstkanker. Bij DCIS is er sprake van kwaadaardige vermeerdering van cellen in de melkgangen van de borst. Deze cellen kunnen zich door hun ligging in het weefsel nog niet verspreiden in de borst en daarmee geen contact maken met lymfebanen en bloedvaten. Hierdoor kunnen er geen uitzaaiingen optreden.
Er zijn drie vormen van DCIS:
*goed gedifferentieerd DCIS, graad 1: de cellen zijn afwijkend, maar lijken nog goed op de oorspronkelijke cellen.
*matig gedifferentieerd DCIS, graad 2: een vorm die tussen goed- en slecht gedifferentieerd in zit.
*weinig of slecht gedifferentieerd DCIS, graad 3: de cellen zijn afwijkend en lijken nauwelijks meer op de oorspronkelijke cellen.
Voor invoering van de mammografie werd de diagnose DCIS zelden gesteld; nu maakt de diagnose ca. een kwart van de gevallen van borstkanker uit. Omdat er meestal direct behandeld wordt, is er nauwelijks iets bekend over het natuurlijke beloop.