In de serie beroemde laatste woorden scoort onze eigen Willem van Oranje niet slecht: ‘Mon Dieu, mon Dieu, ayez pitié avec moi et de ton pauvre peuple’. (Mijn god, heb medelijden met mij en met mijn arme volk). Nadat de kogel van Balthasar Gerardts zijn hart doorboorde en hij stervende was zouden dit zijn laatste woorden zijn geweest.
Er zijn veel mensen, die eraan twijfelen of er op zo’n moment nog zo’n fraaie en politiek correcte zin kan worden bedacht door een stervend persoon. Geloofwaardiger waren al Goethes laatste woorden. Hij zou hebben geroepen: ‘Mehr Licht’. Socrates had zijn gifbeker al leeggedronken en de eerste verlammingsverschijnselen deden zich al voor, toen hij uitriep: ‘Wij zijn Asklepios nog een haan verschuldigd!’ om kort daarna de geest te geven.
Asklepios, de god der geneeskunde, kwam terug in een mooi essay van wijlen de betreurde essayist en polemist Rudy Kousbroek (1929-2010), die in 1971 zijn Anathema’s 3 publiceerde met daarin o.a. een stuk getiteld Een haan voor Asklepios, verwijzend naar Socrates’ beroemde laatste woorden. In dat essay maakt Kousbroek zich druk over het beperkte wetenschappelijke niveau van de geneeskunde en het desondanks hoge aanzien dat artsen (Kousbroek noemt hen esculapen) in de samenleving genieten.
Kousbroek boog zich vervolgens over de vraag hoe je te weten komt of een bepaalde huisarts zijn vak verstaat en bij jou past. De beroepengids van je woonplaats en een blik op de lectuur in de wachtkamer is daarbij niet erg behulpzaam. Kousbroek zou meer willen weten, zoals: hoeveel patiënten heeft u? rookt u? hoe lang bent u al in het vak? welke krant leest u? komt er ongeneeslijke krankzinnigheid voor in de familie? op hoeveel vaktijdschriften bent u geabonneerd? heeft u een hobby? bent u gepromoveerd? Om er maar enkele te noemen. Kousbroek beveelt ook nog aan om de symptomen en klachten bij enkele aandoeningen te simuleren en zo de diagnostische vaardigheid van de arts te testen. Die ziektebeelden staan mooi beschreven in Ebing’s Psychopathia sexualis of in Bilz’ Natuurgeneeswijze, aldus Kousbroek.
Tegenwoordig is de opleiding van huisartsen aanzienlijk beter geregeld dan in de jaren 70, toen elke afgestudeerde arts direct als huisarts aan de slag kon, zoals ik zelf ook nog een poosje heb gedaan. Van alledaagse ziektebeelden die in het ziekenhuis weinig voorkwamen wist je maar weinig. Tegenwoordig is na een zesjarige basisopleiding (in mijn tijd nog zeven jaar) op de universiteit een vervolgopleiding van drie jaar obligaat. Ook daarna is men gehouden tot regelmatige na- en bijscholing. Dat biedt al met al een redelijke garantie op kwaliteit.
Toch zijn er natuurlijk wel degelijk kwaliteitsverschillen en verschillen in werkstijl tussen verschillende huisartsen. Ik heb dat in de ruim 31 jaar waarin ik als specialist patiënten verwezen kreeg van de plm. 100 huisartsen in mijn regio duidelijk kunnen constateren. Voor de patiënt ligt dat moeilijker en hij beoordeelt zijn of haar huisarts toch vooral op bejegening en invoelingsvermogen. Maar er zijn wel alarmsignalen te bedenken. Zo dient de patiënt bijvoorbeeld op zijn hoede te zijn als de huisarts alternatieve geneeswijzen toepast, hetgeen in 4% van de beroepsgroep het geval is. Alternatieve geneeswijzen zijn immers niet wetenschappelijk bewezen en berusten vaak ook nog eens op veronderstellingen die niet goed te rijmen zijn met de gewone medische kennis van het menselijk lichaam.
Nieuwsgierig naar de plek van alternatieve geneeswijzen in de hedendaagse huisartsenopleiding enquêteerde de Vereniging tegen de Kwakzalverij recent de hoofden van de diverse universitaire huisartsen-instituten. De VU kreeg geen enquête, omdat men daar al had toegegeven twee antroposofische opleiders te hebben, terwijl de hoogleraar huisartsgeneeskunde liefhebster is van ‘integratieve geneeskunde’. Deze professor Henriette van der Horst nam zelfs plaats in een Comité van Aanbeveling van een congres over deze vorm van kwakzalverij. Van de overige zeven aangeschreven opleiders deden er zes mee, maar de Utrechtse opleider Damoiseaux weigerde deelname zonder opgaaf van redenen. Hij heeft wellicht iets te verbergen.
Uit de ingevulde enquêtes werd duidelijk dat er bij de selectieprocedure van huisarts-opleiders helemaal niet zo wordt gelet op het al dan niet praktiseren van alternatieve geneeswijzen. Andere kwaliteitscriteria spelen een veel grotere rol. Men weet aanvankelijk vaak niet eens of zo’n huisartsenopleider ook een alternatieve geneeswijze toepast. En als het wel bekend is dan worden deze artsen toch als opleider geaccepteerd mits zij hun hobby niet opdringen aan hun huisarts in opleiding. Hierover worden dan strikte afspraken gemaakt. Het betreft vooral antroposofische artsen, soms ook homeopaten. Als een huisarts in opleiding belangstelling toont voor alternatieve geneeswijzen, dan plaatst men hen bij voorkeur niet bij zulke alternatief-angehauchte opleiders, hetgeen mij een verstandige policy lijkt. En mocht in de opleidingspraktijk blijken dat de alternatieve geneeswijze toch een te dominante positie heeft, dan kan dat leiden tot beëindiging van het opleiderschap. Dit heeft zich ook daadwerkelijk wel eens voorgedaan.
Op één uitzondering na geven vrijwel alle opleidingsinstituten aan dat de kans aanwezig blijft dat zij ook in de toekomst af en toe alternatief praktiserende huisartsen als opleider zullen accepteren. Het komt daarnaast regelmatig voor dat de officiële opleider wel 100% regulier werkt zoals het hoort, maar dat de arts in opleiding in een groepspraktijk toch in aanraking komt met een alternatief-angehauchte huisarts.
De algemene conclusie kan luiden dat aspirant-patiënten zich over hun huisarts niet al te veel zorgen hoeven te maken. De zorgen van Kousbroek uit de jaren 70 kunnen als grotendeels achterhaald worden beschouwd. Mogelijke uitzondering zijn huisartsen die zijn opgeleid aan de VU (Amsterdam) en nog meer op mijn qui vive zou ik zijn als de huisarts mede is opgeleid onder de vleugels van dokter Damoiseaux van het Utrechtse Huisartseninstituut. Hij deed zo moeilijk over een simpele enquête dat hij haast wel iets te verbergen moet hebben. Veel van de afgestudeerden van zijn opleiding vestigen zich in de mooie provincie Utrecht. Mocht de aap een keer uit de mouw komen als u de pech heeft zo’n alternatieve huisarts op uw pad te krijgen, besef dan dat u niet verplicht bent een alternatieve geneeswijze te accepteren. U roept dan gewoon luidkeels: ’Dag dokter. Aan mijn lijf geen polonaise!’
JennyJ0 says
Leuk weer eens iets van Renckens te lezen. Van de VU begrijp ik helemaal niks, zo maak je je als wetenschappelijk opleidingsinstituut toch volstrekt ongeloofwaardig? Overigens: ik zou “mauw” even vervangen door “mouw”. 🙂
Hans1263 says
Inderdaad JennyJO, de gedachtengang binnen de VU is onnavolgbaar.
Waarom worden de schone kunsten van het piskijken, aderlaten en keisnijden niet meer onderwezen maar wél sprookjes als homeopathie, acupunctuur enzovoort?
JennyJ0 says
Dat is een goede vraag, maar ik vrees dat het antwoord van dwaasheid aan elkaar hangt.
Hans1263 says
Het antwoord van de VU toch, neem ik aan? Wij zijn het onderling wel eens, denk ik.
JennyJ0 says
Ja, haha, ik doel inderdaad op het antwoord van de VU.
Jan Willem Nienhuys says
Maar homeopathie en acupunctuur worden toch niet ‘onderwezen’ aan de VU? De studenten kunnen binnen de muren lessen homeopathie volgen (zonder studiepunten) van iemand van wie de enige band met de VU is dat hij geen huur voor het zaaltje hoeft te betalen (denk ik). In elk geval is het de lesgever verboden te zeggen dat hij ‘aan de VU’ verbonden is. Dat is nog een trapje lager dan ‘gewone’ universiteiten waar men als men wil op ongeveer dezelfde basis reformatorische wijsbegeerte kan volgen.
De VU doet dit omdat ze lang geleden geld hebben gekregen op voorwaarde dat ze homeopathielessen zouden doen geven. Zoiets.
Lang geleden noemden ze die docent ‘privaatdocent’, en dat hielden ze lang vol, hoewel deze functie per 1-1-1961 wettelijk niet meer bestond (heel veel vroeger was het een docent die zonder de door de uni betaald te worden daar wel les mocht geven, en dan zelf collegegeld aan de eigen leerlingen mocht vragen). De functie privaatdocent leek op ‘bijzonder hoogleraar’ met dat verschil dat de universiteit aan een ‘hoogleraar’ toch wel enige eisen kan stellen (denk ik).
Ergens in de jaren ’90 heb ik de VU eens telefonisch gevraagd waarom er in de studiegids stond dat die man privaatdocent was terwijl die functie al dertig jaar niet meer wettelijk bestond. Het jaar daarna was de term in de studiegids weg.
Hans1263 says
Mijn opmerking over onderwijs klopt in zoverre niet dat ik zou suggereren dat de VU kwakzalverij onderwijst. Ik had mijn laatste zin meer in het algemeen moeten stellen. Inzake kwakzalverij gaat de VU niet helemaal vrijuit, maar dat weten diverse leden van de VtdK veel beter dan ik.
JennyJ0 says
Die krijg je d’r bij de VU gratis bij, of je wil of niet. Ze zijn echter wel zo verstandig om een en ander met zeer veel mate toe te dienen – de VU moet tenslotte ook leven en tegen al te veel Dooyeweerd en Vollenhoven is ook menig VU-student niet bestand.
Hans1263 says
Moet je daar dan ook tentamen in afleggen?
Ik vermoed dat de meeste studenten zullen vinden dat ze hun tijd wel beter kunnen gebruiken.
Gelukkig heb ik elders gestudeerd.
JennyJ0 says
Het wordt alleen in het eerste jaar gegeven en je moet een paper schrijven – zo was het in elk geval toen ik er studeerde. Verder word je er niet meer mee lastiggevallen.
Hans1263 says
hm… Ik denk dat dan voldoende duidelijk is wat ik ervan vind.
JennyJ0 says
Ik zat er ook niet op te wachten, hoewel ik de ideeën van Dooyeweerd over “soevereiniteit in eigen kring” wel interessant vond.
FVerweven says
En “U roept dag gewoon” moet zijn “U roept dan gewoon”
Hans1263 says
WvO heeft vast “mon pauvre peuple” gezegd, want “peuple” is mannelijk, als hij die zin al op dat moment heeft uitgesproken…
Pepijn van Erp says
het moet zijn: ‘et de ton pauvre peuple’, heb het aangepast.
Hans1263 says
Hartelijk dank.
Tutoyeerde hij dan eigenlijk het opperwezen?
Anders had hij toch wel “votre” gezegd, of zie ik dat fout?
JennyJ0 says
In het Frans wordt God getutoyeerd. Waarom weet ik niet, maar ik vermoed dat het komt omdat men later “vous”, wat oorspronkelijk alleen een meervoudsvorm was, is gaan gebruiken als beleefdheids vorm. In het Engels is nl. hetzelfde gebeurd met thou en you.
Hans1263 says
Interessante lieden, die Galliërs!
Ja, dat heb je ervan als je als bèta een opmerking maakt.
Dank voor de verduidelijking, JennyJO.
Jan Willem Nienhuys says
In Duitsland spreekt met God ook met Du (wel met een hoofdletter!)
aan.
Het lijkt dus lijkt dus alsof het Nederlands juist de uitzondering is door God te bejegenen als een vreemdeling die geen deel heeft aan de vertrouwelijke omgang tussen familie en vrienden.
JennyJ0 says
Er blijkt iemand op gepromoveerd te zijn: http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1142257/2009/05/12/Waarom-is-God-een-u-en-geen-jij.dhtml
Jan Willem Nienhuys says
Geen proefschrift maar een masterscriptie. Trouwens ‘u’, zo heb ik geleerd, is een afgesleten vorm van ‘uwe edelheid’ (via UEdele en uwé).
JennyJ0 says
Oh, daar had ik helemaal overheen gelezen – dat het een masterscriptie was bedoel ik.
Bij Saartje Burgerhart wemelt het nog van UwE. en Uwé – en varianten. Ook zeggen ze daar nog: ik “lag” het in de kast, en “alleenig” en “wat hamer!”. Maar nu dwaal ik af.
Hans1263 says
Sjonge, “du”, maar dan wél met een hoofdletter!
Dit alles is voor een eenvoudige niet-gelovige niet meer te volgen.
Maar enfin, men gaat z’n gang maar.
rearden says
In Duitse brieven wordt “Du” ook vaak met een hoofdletter geschreven, ook als de brief niet aan God gericht is.
JennyJ0 says
Volgens mij niet. “Sie” wel, maar “du” niet.
Hans1263 says
Even googelen levert verschillende versies op. Ik kwam enkele malen “dit arme volk” tegen. Ik weet dus niet wat het zou moeten zijn. Overigens neigt men er nu naar dat hij op slag dood geweest moet zijn en dus helemaal niets meer heeft gezegd. Een fraai verzinsel dus. Toch zou het wel verschil maken of hij het had over zijn arme volk of dat het gods arme volk zou zijn.
AAtsouPier says
Uit theologisch oogpunt lijkt het mij twijfelachtig of Willem van Oranje de (toenmalige) Nederlanders als Gods volk zal hebben aangeduid.
Zijn laatste woorden volgens Wiki, en volgens forensisch arts Mat Westrate niet uitgesproken : “Mon Dieu, ayez pitié de mon âme ; mon Dieu, ayez pitié de ce pauvre peuple.” = “Mijn God, heb medelijden met mijn ziel ; mijn God, heb medelijden met dit arme volk.”
Voor zover ik weet beheerst de heer Renckens het Frans uitstekend, hij had kennelijk zijn dag niet.
Hans1263 says
Al weer een andere versie van wat er niet uitgesproken is… 🙂
En ach, een volk waren “we” toen ook nog niet echt, eerder een samengeraapt zootje. En of er sindsdien veel verbetering is opgetreden? Maar nu dwalen we ernstig af.
E. Jansen says
Interessante column. Maar de redenering t.a.v. de Utrechtse opleider Damoiseaux vind ik, als lezer zonder verdere kennis, merkwaardig. De vooronderstelling dat als je een enquête niet invult, dat je dan op z’n minst verdacht bent, lijkt me wetenschappelijk niet houdbaar (en deze site onwaardig??). Mensen kunnen allerlei redenen hebben, ook legitieme, om een enquête niet in te vullen. Of mis ik bepaalde inside-informatie?