Het Voynich-manuscript is een handgeschreven middeleeuwse tekst, geïllustreerd met afbeeldingen van ondere andere planten en astronomische objecten. Het manuscript lijkt voor een belangrijk deel te gaan over recepten met kruiden, hun bereidingswijzen en toepassingen. Lijkt, want de enige aanwijzing daarvoor ligt in die afbeeldingen. De tekst is namelijk tot op heden een onkraakbare puzzel gebleken. Talloze wetenschappers en cryptografen hebben er iets van proberen te maken, maar tevergeefs. De mogelijkheid dat het hele werk een hoax is, werd steeds meer als waarschijnlijk aangenomen. Een maand geleden kwamen onderzoekers van de universiteit van Manchester echter met de resultaten van hun analyse van het intrigerende document: er zijn duidelijk aanwijzingen dat het geen willekeurige verzameling onzinwoorden en zinnen is en dat er dus wel degelijk een boodschap in de tekst verstopt kan zitten. Niet iedereen is echter overtuigd dat die conclusie getrokken kan worden.
Kunsttaal …
Zelfs met een lekenoog valt het op dat de teksten in het Voynich-manuscript veel weg hebben van een echte taal. Er zijn woorden en zinnen van verschillende lengte, korte woordjes lijken vaker voor te komen dan lange en meer van dat soort kenmerken. Het is zeker niet uitgesloten dat hem om een kunsttaal zou gaan, zoiets als Esperanto, maar dan zonder enige relatie met bekende talen. Maar waarom zou iemand in de 15de eeuw die moeite doen voor één zo’n manuscript? Er is immers geen enkel ander document bekend dat in dezelfde ‘taal’ is geschreven. De geschiedenis van het manuscript laat echter zien dat er in de loop van de tijd door verschillende mensen toch behoorlijke bedragen voor zijn betaald om er eigenaar van te worden. Het is genoemd naar Wilfred Voynich die het document in 1912 kocht. De moeite die het gekost moet hebben om het te vervaardigen, kan best een lucratieve bezigheid zijn geweest. Het manuscript is nu eigendom van de Beinecke Rare Book and Manuscript Library of Yale University en kan in zijn geheel online worden ingezien.
In hun recente artikel ‘Keywords and Co-Occurrence Patterns in the Voynich Manuscript: An Information-Theoretic Analysis‘ leggen auteurs Marcelo Montemurro en Damián Zanette (natuurkundigen) uit hoe ze hun analyse hebben uitgevoerd. In het kort komt het er op neer dat je heel precies kijkt naar de verdeling van woorden over de tekst en de onderlinge samenhang. Korte, niet zoveel betekenis hebbende woordjes (als lidwoorden, voorvoegsels e.d.) zullen regelmatig verspreid over de tekst voorkomen, maar woorden met ‘hoge informatiedichtheid’ zullen minder vaak optreden en meestal meer geconcentreerd, binnen een hoofdstuk bijvoorbeeld. De techniek was al gebruikt voor andere teksten en lijkt zinvolle resultaten te geven. In Darwins On the Origin of Species, werden bijvoorbeeld als belangrijkste woorden species,varieties, hybrids, forms en genera aangewezen. De woorden die in het Voynich manuscript als belangrijkste worden gevonden, lijken vaak specifiek bij de verschillende secties van het manuscript terug te vinden te zijn. Het lijkt er dus op dat de verschillende secties over verschillende onderwerpen gaan en dat wijst dus toch op een betekenis in de tekst. Want hoe zou een vervalser in de 15de eeuw met deze geavanceerde analysetechnieken rekening hebben kunnen houden?
… of hoax?
De conclusie van Montemurra en Zanette kreeg meteen stevige kritiek van Gordon Rugg, een onderzoeker die juist de theorie verdedigt dat het manuscript een hoax is. Op zijn weblog heeft hij inmiddels een aantal artikelen geplaatst waarin hij uiteenzet wat er niet aan het verhaal van de onderzoekers uit Manchester klopt. De belangrijkste kritiek komt er op neer dat ze te weinig kennis hebben genomen van wat er al eerder aan onderzoek is gedaan naar het manuscript en dat het feit dat de tekst geen willekeurige reeks woorden lijkt te zijn, niet automatisch hoeft te betekenen dat het dan ook een echte boodschap bevat. Rugg had nu juist laten zien dat met de methode die hij suggereert voor de vervaardiging van zo’n tekst, die eigenschappen als het ware vanzelf optreden.
De methode die Rugg geeft is inderdaad bijna een automatisch proces, er is weinig betekenisvols aan. Je start met een rooster gevuld met zelfverzonnen ‘lettergrepen’. Over dat rooster schuif je een mal en de vakjes die niet afgedekt zijn, vormen telkens je volgende woord. Je kunt nu variëren met diverse mallen en roosters. De vakjes moeten wel een bepaalde verdeling hebben. In de middeleeuwen was de cryptografische kennis wel zo ver dat ze kennis hadden van de meest basale statistische kenmerken van teksten. Dat talen een specifieke verdeling van letters hadden en dat woordlengte op een bepaalde manier varieert, is niet zo lastig te verwerken in zo’n rooster. De hoaxer moet er wel op letten om zijn mal niet op een systematische manier over zijn rooster te schuiven, anders ontstaan er alsnog duidelijke patronen die kunstmatig aandoen.
Bij geheimschriften werden in die tijd dit soort roosters wel gebruikt, dus dat maakt het gebruik ervan bij het vervaardigen van zo’n tekst niet geheel onwaarschijnlijk. Het is wel lastig om er voor te zorgen dat de roosters volstrekt willekeurig worden ingevuld, zeker als je als middeleeuwer nog helemaal niet op de hoogte was van zoiets als ‘true randomness’. Bij het wisselen van rooster verwacht je dan eigenlijk ook wel een verschil in de verdeling van de lettergrepen te kunnen zien. En dat blijkt zo te zijn in het Voynich-manuscript. Veel gebruikte lettergrepen komen door het document heen in verschillende blokken van dichtheid voor. Die toch niet zo willekeurige verdeling vertaalt zich ook in het vaker voorkomen van langere combinaties van die lettergrepen in bepaalde stukken tekst. Rugg stelt dat de effecten die Montemurro en Zanette vinden en toewijzen aan verschillende besproken onderwerpen in de tekst, in feite kunnen wijzen op het gebruik van die verschillende roosters zonder betekenisvolle inhoud. Hij schat dat de hoaxer tussen de zes en tien verschillende roosters heeft gebruikt.
De controverse kan beslecht worden door met de methode van Rugg langere stukken tekst te maken en dan te kijken met de methode van Montemurra en Zanette of je inderdaad hetzelfde soort ‘betekenisvolle’ woorden vindt. Een ander argument dat Rugg noemt, dat erop duidt dat het om een hoax gaat, is het feit dat er geen verbeteringen in de tekst zijn te vinden. Dat is merkwaardig als het om een echte taal zou gaan. Bij het schrijven van zoveel tekst, maakt iedereen wel eens een fout en in andere handschriften tref je die volop aan, vaak verbeterd. Een hoaxer zal echter niet zoveel reden hebben om een fout overgeschreven lettergrepencombinatie van zo’n mal te verbeteren, dat verandert immers niets aan de inhoud die er toch al niet inzat.
Links:
- Artikel van Montemurra en Zanette
- Website van Rugg
- New signs of language surface in mystery Voynich text, NewScientist
- The Voynich Manuscript: The Book Nobody Can Read, Klaus Schmeh, Skeptical Inquirer