Zo diepgaand en intensief zijn de analyses en de discussies dat de studie van de lijkwade van Turijn reeds een eigen vakgebied is met een eigen naam: de sindologie. De meest recente bijdrage aan de sindologie betreft het inzicht dat een aardbeving ten tijde van Jezus’ overlijden gepaard ging met kernreacties die zo hevig waren dat Jezus’ afbeelding ingebrand werd op de lijkwade. Kritische kanttekeningen lijken op hun plaats.
Het was rondom 1400 dat de lijkwade van Turijn voor het eerst opdook. Na de kruisdood zou het stoffelijk overschot van Jezus erin zijn gewikkeld. Drie dagen later vond de herrijzenis plaats. Maar een afdruk van het lichaam zou op het linnen doek zijn achtergebleven.
Is het “echt”? En, als het “echt” is, hoe komt het dan dat een vers lijk een afdruk achterlaat? Dat zijn dus de vragen. In 1988 kwam er een probleem bij. In dat jaar testten drie laboratoria, onafhankelijk van elkaar, kleine stukjes van de lijkwade met de C14 methode. Het oordeel was unaniem: het doek was vervaardigd in de 14e eeuw. Om z’n waardigheid te behouden heeft het Vaticaan steeds een zekere afstand tot de discussies bewaard en zich in haar uitspraken op de vlakte gehouden.
In een recent artikel in de Scientific Research and Essays wordt geclaimd dat de lijkwade echt is en dat kernreacties alle raadsels oplossen. Het artikel heeft een lange titel: Piezonuclear neutrons from earthquakes as a hypothesis for the image formation and the radiocarbon dating of the Turin Shroud. De vier auteurs komen zowaar zelf uit Turijn en zijn daar verbonden aan het Department of Structural Engineering and Geotechnics van de Politecnico. De titel vat de essentie van het artikel goed samen. Een aardbeving kort na de kruisiging zou een bombardement van neutronen veroorzaakt hebben. Hiermee zou een soort röntgenfoto gemaakt zijn van Jezus’ lichaam. Het linnen doek zou daarbij als fotografische plaat gefungeerd hebben. Verder zou dat seismisch neutronenbombardement kernreacties veroorzaakt hebben. Die kernreacties zouden de verhouding van de koolstofisotopen veranderd hebben en hierdoor zouden de uitkomsten van de C14-datering niet langer betrouwbaar zijn.
Edoch, er is erg veel aan te merken op deze voorstelling van zaken.
Voor een aardbeving in 33 n. Chr. baseren de auteurs zich op het Evangelie van Matteüs. In hoofdstuk 27 van dat evangelie is inderdaad sprake van een aardbeving ten tijde van de kruisiging. Maar met die vermeende aardbeving zou er, volgens Matteüs, een drie uur durende zonsverduistering zijn geweest (wat onmogelijk is) en zouden er ook heiligen uit hun graven zijn opgestaan en de stad zijn ingewandeld.
Dat er onder hoge druk, als in het binnenste van de aarde, kernreacties zouden kunnen plaatsvinden is een stokpaardje van de Turijnse onderzoekers. Ze hebben er ook elders over gepubliceerd. Deze ideeën, echter, hebben weinig ingang gevonden onder de vakgenoten (zie, bijvoorbeeld, hier, hier en hier). De gedachte is dat de grote druk onder de grond bij de aardbeving resulteerde in een stroom neutronen vanuit de grond. De neutronen gingen door het lichaam heen en creëerden de afbeelding. De veronderstelde aardbeving heeft de voor Europa ongekende kracht van meer dan 8 op de schaal van Richter. Volgens de vier Turijners kan het bij zo’n aardbeving in de loop van 15 minuten om 1013 (tien biljoen) neutronen per vierkante centimeter gaan. Dit is, aldus de auteurs, voldoende om de afbeelding te veroorzaken en de isotopenverhouding te veranderen.
Rondvliegende neutronen zijn een vorm van radioactieve straling. De eenheid die gebruikt wordt in de analyse van de schade die radioactieve straling doet is de “gray“. Één gray voel je nauwelijks. Tien gray is dodelijk. Het is eenvoudig na te gaan dat tien biljoen neutronen per vierkante centimeter overeenkomt met zo’n 200 gray voor elke persoon die eraan is blootgesteld. Kortom, als de inschatting van het Turijnse team correct is, dan zou iedereen in Jeruzalem een acute stralingsdood zijn gestorven tijdens die vermeende, apocalyptisch grote aardbeving van 33 n. Chr. De apostelen, de Heilige Maagd, Pontius Pilatus … allemaal omgekomen. Nog tot jaren nadien zou het Heilige Land een nucleaire fall-outzone zijn gebleven.
Stel dat het echt zo zou zijn dat aardbevingen gepaard gaan met kernreacties die de uitkomst van een C14-datering met een factor 3 kunnen veranderen. De C14-methode zou dan volledig ontoepasbaar zijn in seismisch actieve gebieden zoals het Middellandse Zeegebied. Feit is echter dat de methode altijd zeer succesvol is gebleken, vooral in de studie van de oude beschavingen van rond de Middellandse Zee. Grote systematische ongerijmdheden zijn er nooit gevonden.
De uitkomst van de C14-analyses van 1988 is in overeenkomst met wat historici te melden hebben. Het was halverwege de middeleeuwen dat relikwieën populair werden in Europa. Met de heilige graal, bijvoorbeeld, gaat het om de beker waaruit gedronken werd tijdens het laatste avondmaal. Soms ook wordt er de beker mee bedoeld waarin Jezus’ bloed werd opgevangen toen hij aan het kruis hing. Welnu, over graal en graalridders wordt pas in de 12e eeuw voor het eerst geschreven. Relikwieën werden een ware rage tegen het eind van de middeleeuwen. Er ontstond een zeer levendige handel in botjes en kledingstukken die aan heiligen en martelaren toebehoord zouden hebben. Veel vervalsingen kwamen er toen ook in omloop. De eerste schriftelijke melding over de lijkwade van Turijn is van 1390 en komt van de hand van een bisschop die beweert dat het om bedrog gaat.
Aardbevingsneutronen die een afbeelding maken op een gevoelige plaat van linnen vormen niet echt een aannemelijk verhaal. Dat het met die lijkwade om een ordinaire 14e-eeuwse vervalsing gaat is uiteindelijk een stuk waarschijnlijker.