Hoe de Zweden voor de gek werden gehouden door een van de grootste wetenschappelijke blufs van onze tijd…
Dan Katz, gediplomeerd psycholoog en psychotherapeut, legt uit waarom het succes van Thomas Erikson met zijn boek Omringd door Idioten (Omgiven av idioter) een van de grootste pseudowetenschappelijke schandalen uit de recente geschiedenis is.
In de afgelopen jaren hebben honderdduizenden Zweden naar schatting in totaal meer dan tien miljoen euro uitgegeven aan een boek waarvan velen dachten dat het een wetenschappelijke verhandeling over de menselijke psychologie bevatte, geschreven door een expert op dit gebied. Het succes van het boek heeft veel bedrijven en andere organisaties ertoe gebracht om persoonlijkheidstesten te bestellen, geleverd door een groeiend aantal leveranciers die graag een nieuwe markt bedienen, en deze toe te passen op hun medewerkers. Omgeven door Idioten heeft een grote invloed gehad op de manier waarop Zweden met elkaar praten over psychologie en het gedrag van de mensen om hen heen bediscussiëren. Thomas Erikson heeft ongetwijfeld de grootste invloed gehad op de belangstelling van het publiek voor psychologie in een generatie.
Helaas is de theorie achter dit boek, en de verschillende opvolgers, niet meer dan pseudowetenschappelijke onzin. Bovendien lijkt Erikson zelfs geen basiskennis van psychologie of gedragswetenschap te hebben. Daarom hebben we bij VoF (Vetenskap och Folkbildning – de Zweedse Skeptische Vereniging) in 2018 Thomas Erikson tot Misleider van het jaar van het jaar uitgeroepen.
Iemand beschuldigen van fraude mag natuurlijke nooit lichtvaardig gebeuren; je moet zeker zijn van je zaak. Ik zal in het vervolg uiteenzetten hoe en waarom de boeken van Thomas Erikson zoveel mensen hebben misleid.
Opeens zag je het overal. Grote posters, hangend achter stapels met boeken bij de ingang van boekwinkels, toonden afbeeldingen van vier personen in de kleuren rood, blauw, groen en geel. Je kon ze niet missen. Ze waren ook prominent aanwezig op vliegvelden, en als je het vliegtuig instapte was het niet ongewoon om langs rijen zittende passagiers te lopen, die al in beslag waren genomen door het boek met die vier kleurrijke figuren op de cover.
Rond dezelfde tijd begonnen gediplomeerde psychologen melding te maken van cliënten die overwogen hun partners te verlaten met redenen als “ik kan onmogelijk met een geel persoon leven”. Of, dat ze op de afdeling Human Resources waren getest en te horen kregen dat ze naar een ander team moesten verkassen, omdat hun “kleurencombinatie” in hun huidige team niet werkte. Een tienermeisje komt thuis en zegt gelaten tegen haar moeder: “Mama, ik ben een groene.” Ze was getest door haar mentor op school. In cafés waren dezelfde discussies steeds weer te horen: “Ik ben rood en een beetje blauw. Welke kleur ben jij? Ik weet zeker dat je geel bent!”
Rond dezelfde tijd begon Thomas Erikson in de media te verschijnen. Hij presenteerde zich als een expert op het gebied van gedrag en communicatie en verscheen als zodanig in het ochtendnieuws van de Zweedse nationale tv-zender TV4. Toen zijn opvolger, Omringd door psychopaten, werd gepubliceerd, nodigde de staatsomroep SVT hem uit in de show “Ask a Doctor” om over psychopaten te praten. De vooraanstaande krant Aftonbladet gaf hem een wekelijkse column waarin hij vragen over psychologie beantwoordde. Uitverkochte lezingen door het hele land, ondanks hoge toegangsprijzen, waarin Erikson uitlegde hoe de mensheid verdeeld kon worden in rode, gele, blauwe en groene persoonlijkheidstypes. Nooit eerder had één persoon zo’n grote invloed uitgeoefend op hoe het grote publiek aankijkt tegen het menselijk gedrag, hoe en waarom mensen zich gedragen als ze doen.
Psychologen krabden zich achter hun oren. Hoe was de Zweedse natie zo verliefd geworden op Erikson en zijn vier kleuren? Sommige professionals herkenden de praatjes over kleuren van de beruchte Myers-Briggstest, die door minder respectabele managementconsultants wordt gehanteerd. Die bouwt voort op de mystieke ideeën van de Zwitserse psychoanalyticus Carl Jung, actief aan het begin van de 20e eeuw, wiens theorieën nu vooral van historisch belang zijn. De theorie van Myers-Briggs wordt door moderne psychologen niet serieus genomen. Omdat de test al geruime tijd geleden was ontwikkeld, was er uitgebreid onderzoek naar gedaan en de resultaten hadden ernstige gebreken aan het licht gebracht.
Ondanks het gebruik van kleuren bleek dat de “Omringd door …”-boeken niet gebaseerd waren op Myers-Briggs. In plaats daarvan bouwden ze voort op een andere persoonlijkheidstheorie, het zogenaamde DiSC-model. Een zoektocht in de academische literatuur over dit model wees uit dat, ondanks het feit dat de test al vijftig jaar bestond, er geen onderzoek was gedaan naar de vraag of het al dan niet werkte.
Om de kleurentheorie van Erikson tot op de bodem uit te pluizen, en te begrijpen waarom grote delen van de Zweedse bevolking deze serieus namen, moeten we kijken naar wat de wetenschap echt kan zeggen over persoonlijkheid, wat we nu weten over persoonlijkheidstests, en de manieren waarop het publiek en de massamedia voor de gek kunnen worden gehouden door pseudowetenschappelijke persoonlijkheidstheorieën. En we moeten beter kijken naar wie Thomas Erikson werkelijk is.
Persoonlijkheid is geen verklaring
Voordat we persoonlijkheid definiëren, is het nuttig om uit te leggen wat het niet is. Denk aan een vriend die iets slechts doet en dan zegt: “Ik deed het omdat mijn persoonlijkheid me ertoe bracht het te doen”. Hier stelt onze vriend eigenlijk dat zijn persoonlijkheid een soort kabouter in zijn hoofd is die zijn gedrag stuurt en vertelt wat hij moet doen. In werkelijkheid bestaan dergelijke kabouters natuurlijk niet en we accepteren dit argument meestal niet als excuus voor slecht gedrag.
In plaats van kabouters aanroepen is de meest redelijke en algemeen geaccepteerde definitie van persoonlijkheid het gedrag van een individu dat relatief constant is in de tijd en niet afhankelijk is van omstandigheden (Perugni et al., 2016). Persoonlijkheid is geen ding, zoals een kabouter, het is gewoon een patroon van herhaald gedrag. Met deze definitie wordt het kabouterargument circulair: als iemand beweert dat zijn of haar persoonlijkheid hem of haar iets heeft laten doen, kunnen we eenvoudigweg tegenwerpen: “Nou, ja, dat is de definitie van persoonlijkheid. Het enige wat je me vertelt is dat je je gedroeg zoals je deed, omdat je je gedroeg zoals je deed.”
Het aanroepen van een persoonlijkheidskabouter is een voorbeeld van onzorgvuldig denken. Andere vergelijkbare fouten zijn moeilijker te herkennen. Denk bijvoorbeeld aan een persoon die zegt: “Nu begrijp ik waarom ik zulke negatieve gedachten heb, niet kan slapen, en moeite heb om op gang te komen… ik heb een depressie.” Deze persoon zou kunnen geloven dat de verklaring voor zijn symptomen een depressie is, maar in feite is de diagnose depressie slechts een categorisering van precies deze symptomen. Er is ook geen depressiekabouter.
De populaire psychologie is vaak geneigd om dit soort fouten te maken. Zo’n tien jaar geleden maakte Mia Törnblom – een zeer populaire Zweedse motivational speaker – een klein fortuin door boeken te verkopen over hoe we ons zelfvertrouwen kunnen verbeteren. Ze beredeneerde dat die negatieve gedachten voortkomen uit een laag zelfvertrouwen. Maar het hebben van negatieve gedachten over jezelf is precies de definitie van laag zelfvertrouwen en het levert dus een cirkelredenering op: laag zelfvertrouwen wordt verklaard door laag zelfvertrouwen.
Deze fout wordt nog erger als je van “laag zelfvertrouwen” een kabouter maakt, zoals je zou kunnen zeggen dat Törnblom doet in haar werk. Ze schreef voor dat mensen met een laag zelfvertrouwen in de spiegel moeten kijken en de zin “Ik ben fantastisch” steeds maar weer moeten herhalen. Het idee achter deze oefening is dat het ons zelfvertrouwen zou ‘stimuleren’ en ons in staat zou stellen om dingen te doen, zoals spreken voor een publiek, waar we eerder bang voor waren.
Voor mensen met negatieve gedachten over zichzelf is dit soort “positieve affirmatie” juist contraproductief gebleken (Wood et al. 2009). Negatieve gedachten en nervositeit nemen toe als je deze oefeningen uitvoert. Dit is een duidelijk voorbeeld van hoe goedbedoeld advies van iemand zonder opleiding en ervaring in de psychologie tot negatieve uitkomsten kan leiden. Nog steeds worden praktiserende psychologen door cliënten gevraagd om hun vertrouwensproblemen op deze manier te ‘genezen’. Was het maar zo simpel als het herhalen van een mantra…
Samengevat zijn termen als “depressie” of “laag zelfvertrouwen” nuttige labels, maar het zijn geen verklaringen. Ze op die manier gebruiken is als zeggen dat het door slecht weer gaat regenen. Dus zelfs als we mensen zouden kunnen identificeren als rode, blauwe, groene en gele types, dan zouden de kleuren niets verklaren.
We hebben wel verschillende persoonlijkheden, toch?
Moderne evidence-based methoden in de gedragswetenschap gaan uit van het grondbeginsel dat het gedrag van mensen vooral afhangt van de omstandigheden. Een kind is misschien verlegen tussen haar klasgenoten op school, maar neemt ineens een centrale rol in wanneer het omringd wordt door vriendjes en vriendinnetjes in haar voetbalteam. Een uitgaanstype kan tot rust komen als hij zich realiseert dat niemand hem aandacht schenkt. Deze basisfeiten, waarvan we ons allemaal bewust zijn, maken dat psychologen heel voorzichtig zijn met het gebruik van de term persoonlijkheid.
Met deze beperkingen in het achterhoofd, zijn er veel wetenschappelijke pogingen geweest om verschillende persoonlijkheidstypes te classificeren. Deze strekken zich uit van meer dan tweeduizend jaar geleden, toen Hippocrates vier soorten temperament (sanguinisch, cholerisch, melancholisch en flegmatisch) classificeerde, tot het werk van Jung aan het begin van de twintigste eeuw. Maar het was pas in de jaren ’80 en ’90 en het opkomen van het model dat nu bekend staat als “The Big Five”, dat deze pogingen wetenschappelijk gezien een stevig fundament kregen.
The Big Five kwam niet voort uit een theorie, maar uit een statistische analyse van duizenden persoonlijkheidsvragenlijsten bestaande uit honderden vragen. Deze onthullen vijf eigenschappen die relatief constant zijn in de tijd: Openness, Conscientiousness, Extraversion, Agreeableness en Neuroticism. Deze classificeren mensen niet als aparte types – mensen kunnen variëren van zeer aangenaam tot zeer onaangenaam terwijl de overgrote meerderheid ergens in het midden ligt – en de eigenschappen sluiten elkaar niet uit – zeer open mensen kunnen ook gewetensvol zijn.
Samengevat is The Big Five een nuttige manier om statistische verschillen in menselijk gedrag samen te vatten, maar zelfs de psychologen die deze tests hebben ontwikkeld zijn zeer voorzichtig bij het classificeren van mensen volgens dit model (Sjöberg, 2010). Ja, we hebben verschillende neigingen in ons gedrag, maar die verklaren maar voor een klein deel wie we zijn.
Is er een wetenschappelijke basis voor de kleurentheorie in Omringd door idioten?
Op de achterflap van zijn boek claimt Erikson dat “door een wetenschappelijke achtergrond […] dit boek een concrete manier geeft om de belangrijkste verschillen tussen verschillende communicatiestijlen te begrijpen.” Wat is dan precies die veronderstelde wetenschappelijke achtergrond?
Bijna de enige “wetenschappelijke” verwijzing die Erikson in zijn boek geeft, is The Emotions of Normal People, een boek dat in 1928 is geschreven door de Amerikaanse psycholoog William Moulton Marston. Marston veronderstelde dat ons gedrag wordt beïnvloed door “psychonische energie” die wordt overgedragen via een netwerk van zenuwcellen die hij “psychons” noemde. De vier persoonlijkheidstypen (geel, groen, blauw en rood) ontstaan, zo beweert Marston, als variaties tussen verschillende mensen in de structuur van hun psychonisch netwerk.
Deze “theorie” is pure speculatie van Marston. Er was geen wetenschappelijk bewijs voor psychonen of psychonische energie in 1928 en vandaag de dag is dat er ook niet. Ten tijde van de publicatie stond de psychologie als wetenschap nog in de kinderschoenen, en net als Hippocrates en Jung vóór hem, had hij een theorie gecreëerd zonder degelijke wetenschappelijke onderbouwing. In tegenstelling tot Hippocrates en Jung, kreeg Marstons theorie echter weinig aandacht, en hij verliet de psychologie. Later werd hij echter beroemd toen hij de stripheld Wonder Woman bedacht!
Er was echter één persoon die verder ging aan de hand van Marstons schrijfsels. In 1956 besloot Walter Clark een persoonlijkheidstest te bedenken op basis van het vierkleurenmodel. Deze test werd verder ontwikkeld en heet nu het DiSC-model. Het werd later op de markt gebracht als een hulpmiddel voor bedrijven om hun werknemers te begrijpen. Volgens de DiSC-test kan de mensheid worden onderverdeeld in vier basistypen:
- Rood: dominant, gedreven, oplossingsgericht.
- Blauw: analytisch, behoedzaam, nauwgezet.
- Groen: geduldig, attent, aardig
- Geel: extravert, creatief, verbaal
Allemaal goed en wel, maar ondanks het feit dat deze test al meer dan vijftig jaar bestaat en vrij wijd verspreid is, is er geen enkele wetenschappelijke studie over gepubliceerd. Zelfs volgens de vertegenwoordiger van de test in Zweden, het Instituut voor persoonlijke ontwikkeling, zijn er geen wetenschappelijke artikelen over de test gepubliceerd. Dit betekent dat we niet weten of mensen consistente antwoorden geven op de vragen over perioden van weken of maanden. Ook weten we bijvoorbeeld niet of een persoon wiens antwoorden uitwijzen dat hij rood is, ook echt dominant of gedreven is.
Eriksons beschrijving van zijn eigen testresultaten zijn op zijn best tegenstrijdig te noemen. Hij stelt: “mensen kunnen veel kleuren hebben!” Later beweert hij, zonder enig bewijs, dat “80% twee kleuren heeft!” En over zichzelf zegt hij: “Ik heb drie kleuren: rood, blauw en geel!” Gezien het gestelde doel van de test om persoonlijkheden te classificeren zijn dergelijke beweringen bizar. Inderdaad, door in meer detail te bestuderen wat de kleuren zouden moeten zeggen over een persoon, vond mijn collega Urban Fagerholm dat Erikson, op basis van zijn eigen beweringen, zowel snel als langzaam moet reageren; zowel maximaal als minimaal geïnteresseerd moet zijn in relaties; en zowel voorzichtig als impulsief moet zijn. Bovendien betekent zijn gebrek aan groenheid dat het Erikson ontbreekt aan geduld, kalmte, stabiliteit, vriendelijkheid en vele andere basiskenmerken!
Kortom, het vierkleurenmodel is gebaseerd op een theorie zonder wetenschappelijke basis, is niet streng getoetst en levert verwarrende en tegenstrijdige resultaten op. Het is gewoon pseudowetenschap.
Hoe beïnvloedt een kleurentheorie communicatie en conflicten op de werkplek?
Erikson heeft herhaaldelijk beweerd dat het voordeel van zijn kleurenbenadering is dat het ons helpt onszelf en anderen te begrijpen, daardoor onze communicatie verbetert en conflicten vermindert. Daarom zouden bedrijven en organisaties zijn aanpak moeten overnemen. Aangezien er geen wetenschappelijke onderbouwing is voor de vier kleuren, is er natuurlijk ook geen steun voor deze claim. Het is echter wel nuttig om na te denken over wat er, op basis van onderzoek, zou kunnen gebeuren als je zijn kleurentheorie toepast.
Een veel voorkomende fout bij problemen binnen een organisatie is om je te richten op de personen die betrokken zijn bij conflicten. In feite is het de context van een situatie die bepaalt hoe mensen handelen, en daarom moet de primaire aandacht bij het aanpakken van een conflict liggen in de manier waarop de organisatie werkt. Voordat een organisatieadviseur, die wordt ingeschakeld om conflicten op te lossen, naar individuen kijkt, moet ze naar de structuur kijken (Olofsson & Nilsson, 2015). Hoe worden beslissingen genomen? En hoe worden medewerkers geïnformeerd over de genomen beslissingen? Hoe wordt verantwoordelijkheid gedeeld? Welk gedrag wordt beloond of gestraft, en op welke manier?
Helaas is het vaak zo dat bedrijven ‘gebrekkige’ medewerkers wegsturen om te leren “hoe ze met stress moeten omgaan”, terwijl die stress in feite een volkomen redelijk antwoord is op de structurele problemen binnen een organisatie. Dit is een ander voorbeeld van het circulaire argument dat we hierboven beschreven hebben, waarbij de gestresste medewerker wordt geïdentificeerd als de oorzaak van het probleem – haar mythische kabouter moet worden uitgedreven.
Als de persoonlijkheidstheorie van Erikson zou werken (wat niet het geval is) dan zou die dit soort fouten aanmoedigen: iemand die op een bepaalde manier handelt, wordt gezien in termen van zijn kleur en de redenen voor eventuele problemen worden genegeerd. Een onaangenamere en oneerlijkere manier om een probleem aan te pakken dan het simpelweg toe te schrijven aan het feit dat de persoon in het centrum van een conflict “blauw” is, is moeilijk voor te stellen. Natuurlijk kunnen sommige problemen ontstaan door persoonlijke conflicten op het werk en binnen het gezin, maar de oplossing is communicatie tussen alle partijen, niet een beroep op persoonlijkheidstheorieën.
Misschien is het enige positieve dat over Eriksons theorie kan worden gezegd, dat het sommige mensen kan helpen zich te realiseren dat niet iedereen op dezelfde manier denkt als zij. Psychologen noemen dit een “theory of mind”, een vermogen om het perspectief te veranderen, dat zich meestal ontwikkelt in de vroege kinderjaren. Met andere woorden, Eriksons boek zou iemand kunnen helpen met het empathische en intellectuele niveau van een vijfjarige.
Is Erikson een autoriteit in de gedragswetenschap?
In de vertalingen van zijn boeken vanuit het Zweeds naar andere talen wordt Erikson omschreven als gedragswetenschapper. In interviews noemt hij zichzelf een “gedragsdeskundige” en “communicatie-expert”.
Toen ikzelf en mijn collega’s met dit onderzoek begonnen, hebben we eerst geprobeerd zijn academische en professionele geloofsbrieven te achterhalen. We namen contact op met zijn bedrijf “Team Communications” en na drie e-mails kregen we een antwoord van Christina die eerst zei dat ze de vraag over zijn opleiding “niet begreep” en later zei dat Thomas Erikson zelf zou antwoorden “als hij tijd had”. Een antwoord kwam nooit.
Christina bleek de vrouw van Erikson te zijn, wat onze belangstelling alleen maar deed toenemen. Dus gebruikten we Ladok, het register van iedereen die aan Zweedse hogescholen en universiteiten heeft gestudeerd, om te kijken of we de door Erikson gevolgde cursussen konden vinden. Niemand met zijn naam en geboortedatum was erin geregistreerd. In feite ligt Eriksons professionele achtergrond in sales, eerst voor de Nordea bank, en later trainde hij verkopers vanuit een eigen bedrijf. Waarschijnlijk is zijn enige opleiding op z’n best vergelijkbaar met een middelbareschooldiploma.
Volgens Sune Gellberg, de eigenaar van IPU, de organisatie in Zweden die de DiSC-test verkoopt, zijn er geen kwalificaties vereist om persoonlijkheidstests uit te voeren. “Ik weet niet welke opleiding onze consultants hebben, want het maakt niet uit”, vertelt hij. “Een computerprogramma voert de persoonlijkheidsanalyse uit en geeft de consultant een rapport dat hij samen met de respondent kan doornemen”.
Zelfs de vertegenwoordiger van de test vindt kennis van de psychologie niet belangrijk! De persoonlijkheidsconsultants hebben geen opleiding in testmethodiek en geen kennis van persoonlijkheidstheorie. Ze voeren gewoon getallen in op een computer en hebben geen idee wat de resultaten betekenen of wat hun wetenschappelijke waarde is. Het is heel goed mogelijk dat Erikson gelooft dat de test een wetenschappelijke basis heeft en, gezien zijn gebrek aan opleiding, is het zeer waarschijnlijk dat hij geen idee heeft wat er eigenlijk staat.
Om meer te weten te komen gingen we in september 2017 naar een van Eriksons uitverkochte lezingen in het Rival theater in Stockholm. De presentatie was voor iedereen met een basisopleiding in de psychologie gênant. Hij begon met het neerzetten van Freud en Jung als de grondleggers van de moderne psychologie, een status waarvan zelfs iemand die een vierweekse cursus in het vakgebied heeft gevolgd zal weten dat die onterecht is. Het vakgebied heeft zich sterk ontwikkeld sinds de tijd van Freud, Jung en stripauteur Marston.
Zowel in die lezing als later in radio-interviews probeert Erikson uit te leggen dat gedrag en persoonlijkheid verschillend zijn. Hij beweert dat “persoonlijkheid veel dieper ligt”. Deze voorstelling van zaken lijkt een beroep te doen op de kabouter die we eerder hebben ontmoet en die bepaalt wie we zijn. Gezien het feit dat Erikson geen enkele opleiding heeft genoten in de gedragswetenschappen, is dit een zeer begrijpelijke vergissing. Maar het is in tegenspraak met de logica van de moderne psychologie, die persoonlijkheid definieert als herhaald gedrag. Kabouters hebben geen wetenschappelijke basis.
Heeft Erikson opzettelijk zijn kwalificaties overdreven?
Wanneer hij geconfronteerd wordt met kritiek op zijn werk, beweert Erikson dat we proberen te laten zien dat zijn lezers idioten zijn. Niets is minder waar, we zijn van mening dat de boeken met valse claims in de markt zijn gezet, dat de lezers zijn misleid met de suggestie dat Erikson een wetenschappelijke achtergrond heeft en dat zijn boeken gebaseerd zijn op onderzoek.
Ondanks een gebrek aan enige kwalificatie beschrijft Erikson zichzelf als gedragswetenschapper. Voor de publicatie van een van de eerste artikelen, in het Zweedse tijdschrift Filter, dat de claims in Omringd door idioten in twijfel trok, e-mailde Erikson mij (we hebben beiden dezelfde internationale agent, dus we hadden elkaar al eens kort ontmoet). Hij vroeg mij of ik, gezien mijn eigen beroep als psycholoog en mijn positie als bestuurslid van de Zweedse skeptische vereniging VoF, zijn bewering dat hij een ‘gedragswetenschapper’ was, zou willen steunen. Ik weigerde die steun te verlenen, ondanks het feit dat het in Zweden juridisch gezien mogelijk is om jezelf een ‘gedragswetenschapper’ te noemen zonder enige formele kwalificatie. Hij heeft net zoveel recht als mijn poedel om zichzelf een gedragswetenschapper te noemen.
Desondanks vertelde Erikson aan Filter dat ik zijn recht op het gebruik van de titel had gesteund, een leugen die heel gemakkelijk aan het licht kwam doordat de journalist van Filter mij belde om de bewering te verifiëren. Op zijn homepage beweerde Erikson dat “ik in een interview met Filter heb verwezen naar een psycholoog die mijn claim [om een gedragswetenschapper te zijn] steunde”. Dit is gewoonweg niet waar. Bij de vraag naar zijn kwalificaties, net als bij de redenering in zijn boeken, lijkt Erikson zichzelf voor de gek te houden dat hij in het gelijk staat.
Afgezien van de overdreven kwalificaties blijft de vraag staan waarom zoveel mensen het boek hebben gekocht ondanks de bedenkingen die geuit werden over de geldigheid ervan. Een deel van de verklaring kan liggen in echte psychologische fenomenen. De populariteit van het boek kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een “sneeuwbaleffect”, waarbij mensen die over het boek spraken de belangstelling ervoor vergrootten, en anderen het boek kochten omdat anderen erover spraken. Een andere oorzaak is het “verzonken kosten”-effect, waarbij mensen die het boek hebben gekocht, tijd doorbrachten met het lezen ervan en misschien hun vrienden erover vertelden, hun gezicht niet willen verliezen door toe te geven dat ze het mis hadden.
Dan komt de vraag waar de verantwoordelijkheid ligt. De eerste versie van het boek werd gepubliceerd door Hoi Publishing, een bedrijf dat auteurs helpt bij zelfpublicatie. Maar toen de verkoop steeg, was het Forum, onderdeel van het grootste Zweedse mediaconcern Bonnier, die de veiling won om de rechten op het boek te verwerven en uit te geven voor een breder publiek. Hoi kun je nog vergeven dat het de feitelijke basis voor een boek niet controleert, maar is het moeilijk te bevatten dat een grote uitgever als Forum publiceert zonder factcheck en zonder de achtergrond van auteurs na te gaan.
Dezelfde vragen kunnen worden gesteld aan TV4, SVT en Aftonbladet die Erikson hebben opgevoerd als gedragsdeskundige. Aftonbladet vroeg Erikson om een column te schrijven, zelfs nadat het tijdschrift Filter zijn expertise in twijfel had getrokken. Toen we bij VoF Erikson als Misleider van het jaar uitriepen, kreeg dat enige aandacht in de landelijke pers, maar werd het door Aftonbladet genegeerd. Tot op dat moment kunnen we ons alleen maar voorstellen dat elk medium zag dat anderen, waaronder Bonnier, het boek als deugdelijk hadden geaccepteerd en dat men ervan uitging dat het wetenschappelijk verantwoord was.
Onze samenleving is gebaseerd op vertrouwen. We gaan ervan uit dat mensen die boeken schrijven het onderwerp waarover ze schrijven, begrijpen. We vertrouwen respectabele uitgevers. We gaan ervan uit dat krantenredacteuren feiten en bronnen controleren. We geloven in publieke televisie en radio.
Hier lopen we tegen het grootste probleem aan. In een tijd waarin iedereen zijn ideeën online kan publiceren, zouden juist de instellingen die wij moeten vertrouwen – uitgevers, omroepen en krantenredacteuren – harder dan ooit moeten vechten om hun eigen geloofwaardigheid te behouden. Als zij dat vertrouwen verliezen, komt het voortbestaan van de democratie en de open samenleving in gevaar. Voor ons allemaal: blauw, rood, geel, lila of groen.
Epiloog, januari 2020.
Sinds de publicatie van dit artikel in het voorjaar van 2019 is het boek van Erikson aan meer dan 35 landen verkocht. In Noorwegen was de allround bestseller van vorig jaar. Forbes nam het boek op in een top-tien “must read”-lijst. Over de hele wereld zijn er nu naar schatting twee miljoen exemplaren verkocht. En op Amazon.com presenteert zijn uitgever hem nog steeds als “gedragswetenschapper”.
Deze versie werd in het Nederlands vertaald door Pepijn van Erp op basis van de Engelse vertaling van het Zweeds origineel. Daar zijn ook de referenties bij het artikel te vinden.