Zoals al eerder vermeld op deze website is een van de doelstellingen van de Skepsis werkgroep Amsterdam om meer skeptisch georiënteerde boeken te lezen. Recentelijk hebben we ons gezamenlijk over “Vijftig grootste misvattingen in de psychologie” gebogen.
Als je met dit boek begint denk je een dikke pil te verteren hebt maar gelukkig (?) blijkt ca. 1/3 van het boek uit referenties te bestaan, hetgeen in ieder geval aangeeft dat de auteurs niet over één nacht ijs gegaan zijn tijdens het schrijven van dit boek.
Al met al leest het boek gemakkelijk, tenzij men elke referentie gaat napluizen hetgeen de “leesflow” niet ten goede komt. Het boek opent met een korte introductie in de psychomythologie, waarin men een overzicht krijgt over de typisch menselijke waarnemingsbeperkingen en drogredenen die kunnen bijdragen aan het ontstaan van dergelijke mythes. De mythes die behandeld worden zijn geclusterd in 11 gebieden, te weten “denkvermogen”, “van baarmoeder tot graf”, “herinneringen uit het verleden”, “oude honden nieuwe trucjes leren”, “veranderende percepties”, “ik heb een gevoel”, “het sociale dier”, “ken uzelve”, “bedroefd, kwaad en slecht”, “wanorde in de rechtszaal” en “kunde en pillen”. Elke cluster of hoofdstuk wordt afgesloten met een lijst met eenregelige toelichting van mythes die men zelf kan onderzoeken. Als startpunt worden enkele literatuurreferenties meegegeven. Ik wil in deze bespreking niet alle 50 mythes opsommen, maar deze ‘meer bekende’ zul je in het boek in ieder geval tegenkomen: “de meeste mensen gebruiken maar 10% van hun hersen capaciteit”, “de meeste mensen ondergaan rond de 40 of 50 een midlife crisis”, “een positieve levenshouding kan kanker weerstaan” en “de meeste mensen die in hun jeugd seksueel misbruikt zijn ontwikkelen ernstige persoonlijkheidsstoornissen als ze volwassen zijn”.
Hoe een mythe gefileerd wordt kan men het best illustreren met een voorbeeld, Mythe 4: Visuele waarneming wordt vergezeld door emissies vanuit het oog. De algemene benadering is om een mythe eerst toe te lichten, vervolgens de mentale denkfouten toe te lichten waarna de feiten ter tafel gebracht worden.
Eerst wordt de lezer uitgedaagd om eens goed om zich heen te kijken, op een voorwerp te fixeren, en vervolgens de vraag te beantwoorden of er iets uit zijn ogen kwam. Voor iemand met enige optica kennis komt deze vraag heel vreemd over. Psychologisch onderzoek laat echter zien dat dit idee bewust of onbewust bij veel mensen leeft. Denk hierbij ook aan populaire comics (Superman met zijn X-ray ogen, Cyclops van de X-men met zijn laser ogen, etc.) en aan kreten zoals “priemende ogen”. Meerdere voorbeelden, met de bijbehorende referenties, worden behandeld. Ook wordt een poging gedaan om de oorsprong van deze mythe te duiden. De lichtflitsjes die men kan waarnemen bij gesloten ogen (individuele fotonen) of als men in zijn ogen wrijft is door sommigen aangegeven als een mogelijke verklaring van deze mythe. Ook de observatie dat de ogen van sommige dieren in het donker lijken op te lichten is genoemd als een mogelijke oorzaak. Echt zeker weet men het echter niet. Wat vooral interessant lijkt te zijn is dat deze mythe moeilijk uit te roeien is. Zelfs nadat mensen voorgelicht zijn over de werking van het licht en het oog, en deze verklaring ook lijken te accepteren, blijkt uit studies dat dit deze mythe na enige tijd weer terugkeert.
Waar ik met dit boek ook mee geconfronteerd werd is dat ik als “oudere jongere” in mijn jeugd veel van de beweringen die in dit boek vermeld staan voor waar heb aangenomen, hetgeen mij weer liet nadenken over de “waarom” vraag. Het antwoord is volgens mij dat je indertijd met dit soort beweringen geconfronteerd werd op de TV, in kranten (ook de meer serieuze) en populair wetenschappelijke tijdschriften (Kijk en Natuur & Techniek). In het dorp waar ik opgroeide, was er weliswaar een bibliotheek, maar in mijn herinnering was de non-fictie sectie ook weer niet extreem groot. Ik geloof niet dat met de informatie die je daar kon vinden dit type beweringen kon fileren. Ook toen ik begin jaren ’80 naar Amsterdam verhuisde was het niet zo dat je er zo gemakkelijk achter kon komen waar dit soort informatie te vinden was. De Openbare Bibliotheek op de Prinsengracht bevatte weliswaar veel meer boeken maar om de vraag aan de informatie te koppelen was waarschijnlijk weer net iets te lastig. Alhoewel ik het indertijd ook wat drukker had met ander zaken en me dit soort vragen wat minder vaak stelde dan ik het nu doe blijft het kernpunt echter dat in die tijden (lang…lang geleden) het vinden van specifieke informatie op een bepaald gebied veel lastiger was, en dat is tegenwoordig in het internettijdperk toch heel wat makkelijker. Er staat natuurlijk veel onzin op het web maar daar staat tegenover dat er ook veel meer “echte” informatie te vinden is en, misschien nog wel belangrijker, dat het tegenwoordig makkelijker is om informatie te koppelen. Wat nu, maar ook vroeger belangrijk was, is dat men enige gedegen kennis moet bezitten om de gevonden informatie op zijn waarde (zin of onzin) te kunnen beoordelen. Gedegen kennis gekoppeld aan wat eenvoudige regels (bijvoorbeeld: controleer altijd de bron) helpt je al een heel eind op weg.
Oftewel, zoals ik het ooit eens ietwat ironisch heb proberen weer te geven in onderstaande illustratie, het is een betere wereld voor skeptici in het Google tijdperk…
Dan krijgen we de vraag of ik dit boek aan anderen wil aanbevelen. Dat kan ik met “ja” beantwoorden en niet alleen maar omdat het redelijk makkelijk leest en het een boeiend onderwerp behandeld. Het boek is een aanrader voor iedereen, inclusief beginnende en gevorderde psychologen, maar vooral voor sceptici. Als er een mythe besproken wordt waarvan je altijd al dacht dat die niet klopte dan kun je dat als een opsteker voor je sceptische vermogens beschouwen. Als er een mythe besproken wordt die jij nog steeds als waar beschouwde, dan is dat een wijze les. We blijven menselijk en het benadrukt weer eens dat je je bij een bewering moet blijven afvragen: ”Klopt dat wel?”.
Geïnteresseerd geraakt in het boek? Bestel het via de onderstaande link bij Bol.com en steun daarmee Kloptdatwel!
De Nederlandse versie is momenteel bij Bol.com niet leverbaar. Hieronder het laatste boek van Lilienfeld:
FVerweven says
Ik herken me wel in het verhaal van Ruud Herold.
Aan bibliotheken had ik een hekel omdat zoeken zo moeizaam ging. Feitelijk moest je al min of meer weten waar het antwoord stond. Google vertelt je direct waar de potentiële vindplaatsen zijn, als jouw vraag al niet op een of ander forum besproken is.
Ook ik heb in de Kijk de nodige onzin gelezen. Daar past wel de
kanttekening bij dat kennis en voortschrijdend inzicht in de loop der
tijd veranderen.
Meer dan 20 jaar heb ik van het bestaan van Skepsis niet geweten, via internet uiteindelijk wel.
Jan Willem Nienhuys says
Wat betreft de emissies vanuit de ogen, dat was tot ver in de middeleeuwen heel gangbaar, en de islamitische geneeskundigen (die een stuk verder waren dan ‘wij’) discussieerden erover. Plato geloofde in de uitzendtheorie, Aristoteles in de inzendtheorie. Galenus dat het gezichtsvermogen tot stand komt doordat uitgezonden oogstralen zich met licht vermengen. De astronoom Nasir al-Din al-Tusi (1201-1274) was overtuigd van de ‘uitzendtheorie’. De arts Hunayn ibn Ishaq (Johannitius, 809–873) was een aanhanger van de uitzendtheorie. Hij redeneerde als volgt: als zich een groot aantal mensen om een berg verzamelen, zien ze allemaal wat anders. Dus zou de berg 10.000 of misschien nog wel veel meer beelden moeten uitzenden. Dat is absurd. Hoe kan de berg weten wie er allemaal staan te kijken? (Ik denk dat er nog steeds heel veel mensen zijn die geen flauw idee hebben hoe ze dit argument zouden moeten weerleggen.) Hussain ibn Sina (Avicenna, 980-1073), Muhammad ibn Zakariya al-Razi (Rhazes, 854-925) en Hassan ibn al Haitham (=Alhazan, 965-1045) hingen echter de inzendtheorie aan. Dat was in de tiende eeuw, toen ‘wij’ helemaal niet wisten wie Plato en Aristoteles waren, laat staan wat die beweerd hadden. Al Haithams argument was o.m. dat fel licht pijn doet, en dat de mengtheorie onzin is omdat het resultaat van menging toch weer terug moet naar het oog, dus ook in de mengtheorie moet het oog zijn ingesteld op ontvangen.
Overigens is het idee dat je aan je rug/nek kunt voelen of er iemand naar je kijkt natuurlijk gebaseerd op een soort uitzendtheorie. Er zijn nog veel mensen die dat geloven.
Ragnar764 says
Zie ook de mythe van het boze oog.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Boze_oog
regenworm says
Toen ik een jongetje was, ik denk zo’n jaar of vijf, was dat voor mij de enige verklaring voor dit raar verschijnsel (dat je verre voorwerpen buiten jouw lichaam kunt zien). Er moesten een soort onzichtbare stralen uit mijn ogen komen die vervolgens ergens op stuitten en zodoende hun aanwezigheid en locatie aan mij terugmeldden.
Ragnar764 says
Dat is een fraaie illustratie. 🙂
Dit boek vind je ook een aanrader voor gevorderde psychologen?
Mopje says
Ragnar, heeft de tekst niet goed gelezen.
Ragnar764 says
Ruud Herold, ik bedoelde hiermee, voor hen is er toch niets nieuws meer onder de zon.
Albert_van_der_Heijden says
Het is een vlot leesbaar boek, al zijn er wat mitsen en maren aan op te merken. Een van de eerste dingen die mij opviel was dat het uit een betrouwbare stal vandaan komt, die van Swets & Blackwell, een van de grootste uitgeverijen ter wereld qua psychologie. Een ander ding wat mij opviel was de amerikaanse opzet van populaire wetenschappenlijke uitgaven.
Een bekende klacht in Europa over amerikaanse literatuur is dat de paragrafen soms ellenlang zijn, met eindeloos veel details, waar geen eind aan lijkt te komen, en zo ook hier. In contrast met de Europeese literatuur, die het vaak wat korter en bondiger houdt, iets wat lijkt voort te komen uit het verschil van belezenheid tussen de beide continenten. Naast een verschil in jurisch systeem – zie de voorliefde van amerikaanse series van eindeloos uitgesponnen redeneringen, maar vooral in de breedte. Niet in de diepte, een klacht die vaak gehoord wordt aan deze kant van de oceaan. Op het diepere waarom van somming misvattingen wordt nauwelijks
ingegaan, wat het boek naar europeese smaak misschien wat saai maakt. Filosofische risico’s worden niet aangegaan. Het is kortweg ontzettend PC: gericht op een brede markt zonder aanstoot te geven.
Dat laat zich onder andere afleiden uit het grote aantal van mythes over een voor wat betreft het aantal pagina’s geringe hoeveelheid; ze haden dat kunnen uitbreiden naar meerdere volumes, en zoals dhr Nienhuys hier eerder liet zien met wat hij uit de losse pols lijkt te schudden, een wat grotere rijkdom aan details in de diepte. Het is vooral handig als compendium met vele digitale refenties, wat een aangename aanpassing is aan de (huidige) digitale wereld, als het op literatuur aankomt; een prettige hybride tussen telefoonboek en de encyclopedie.
Een andere zaak die opvalt is de haastigheid waarmee het lijkt te zijn geschreven. Sommige redenaties komen wat krom over, en er zit wat inconsistentie in de tekst, maar is gezien het aantal links naar het internet te vergeven – al komt ook hier (in de amerikaanse versie) een kleine tekortkoming naar boven drijven: het aantal spelfouten kun je er met een netje uitscheppen. (Werkelijk, geen spellingscontrole…)
Afgezien van de tekstuele rafels is het redelijk vermakelijk en geslaagd in de opzet om een heleboel zaken in redelijk kort bestek serieus de revue te laten passeren ten behoeve van de algemene rationaliteit binnen een volume van een dikke doch goed verteerbare pocket. En wellicht ook als een tegengewicht aan de DSM 5, dat andere boek, waar mensen zich af en toe tegen teweer moeten kunnen stellen. Ik heb me er in ieder geval uitstekend mee vermaakt.
Ragnar764 says
Amerikanen gaan de diepte niet in, blijven dus oppervlakkig en zijn niet in staat zaken kort en bondig samen te vatten en dat alles heeft te maken met het verschil in belezenheid tussen beide continenten, is dit alles niet een klein beetje kort door de bocht.
Als tegenwicht tegen de Bijbel van de psychiaters, een minder goed verteerbaar boek, waarin wordt beweert dat we uiteindelijk in feite allemaal een beetje gek zijn, overal moet beslist een labeltje op, hoe dan ook, tja, dan maar een beetje gek, zolang het maar goed voelt, trouwens wat is nu in feite nu normaal, maar daaraan moet zeer zeker tegenwicht worden geboden, vind ik ook Albert.
Albert_van_der_Heijden says
Amerikanenen zijn uitstekend in staat om de diepte in te gaan, en zijn wat betreft jouw redenatie niet vanwege het gebrek oppervlakkig en ja het is een oude klacht over amerikanen die goed te onderbouwen valt en die duidelijk naar voren komt in dit stuk lectuur. Het is een van de dingen die opvalt aan dit werk: lijsten. Opsommingen (aan het einde van ieder hoofdstuk, maar ook tussentijds) die de paragrafen nogal wat breed maken, en uiteindelijk ook saai. Zoals ik al eerder opmerkte, het heeft meer wat weg van een compendium. Zoals de DSM ook een compendium is, maar dan een die goed inzetbaar is om lastige mensen voor gek te verklaren – niet altijd op basis van een heldere onderbouwing, maar omdat het zo lekker bekt, en je op een simpele wijze problemen kan opruimen waar je geen zin in hebt.
De gebreken van het boek zijn ook niet zo storend dat het effect teniet gedaan wordt; het is een uitstekend stukje werk: het corrigeert veel onzin die her en der gemeengoed zijn en wel eens in de weg kunnen zitten, van onkundigen als de huisvrouw die vanachter haar aanrecht haar kinderen ziet worden afgevoerd alswel de administrator die opdracht krijgt om leugens uit te voeren op basis van ‘verdrongen herinneringen’ en ‘verdacht gedrag’.
…
Tot een paar jaar geleden hechtte ik niet veel geloof aan dyslectie. Ik geloofde het wel. Totdat ik een keer een werk van een dyslectische auteur ter beoordeling tegenkwam. In de communicatie met haar bleek dat ze volkomen rationeel bezig was – haar antwoorden op mijn vragen waren helder en duidelijk. En grammatikaal door de blender heen gehaald. Het ging niet om een typo, zinnen waren gewoon een zooitje. Begrijpelijk, maar een zooitje. In het stukje over dyslectie had een voorbeeld hiervan voor wat helderheid kunnen zorgen. (Juist omdat het ook zo ontzettend leuk is om te zien hoe je op een andere manier kan schrijven, of hoe je met rammelend denkwerk toch nog een heel eind kunt komen!)
Hans1263 says
Dyslexie en niet dyslectie.
Amerikanen(en…)
Een compendium dat (i.p.v. die)
Een van de dingen die opvallen, i.p.v. zoals u schrijft “opvalt”
Uw eigen zinnen zijn ook nogal eens een zooitje (zootje, zou ik schrijven).
Hebt u er zelf ook een klein beetje last van? Van dyslexie bedoel ik.
Ragnar764 says
Ik heb jou overigens ook wel eens betrapt op het aanmodderen met de spelling, dus trek nu maar niet zo’n grote broek aan.
JennyJ0 says
Dat aanmodderen valt hij Hans enorm mee, ik merk er althans nooit iets van.
Ragnar764 says
Ik schreef wel eens, dat geldt trouwens toch voor een ieder.
Maar daar gaan we elkaar toch niet op aanvallen.
Jij maakt in je post overigens ook weer een foutje. 🙂
JennyJ0 says
Typefouten zijn geen taalfouten.
Ragnar764 says
Nee, mijn vingers glijden ook vaak uit. Dan staat er heel iets anders dan wat ik echt zeggen wilde.
Hans1263 says
Ach JennyJO, moet ik dáár nu op reageren? Die grote neerlandicus schrijft zelf eindeloze zinnen op de wijze: …..,….,….,….,….,….,…..,…. enzovoort. Hierboven lees ik ergens van zijn hand: wordt beweert dat…. Wie trekt er nu een grote broek aan? Hij heeft de post niet eens gelezen waar ik op reageerde, laat staan dat hij begreep waarom ik mijn reactie zo formuleerde. Het woord “aanmodderen” ken ik overigens voornamelijk van kwakzalvers. Die weten daarbij steevast ook niet waar ze het over hebben.
Dus, al met al: laat maar…
Ragnar764 says
Maar beste Hans, taal en type fouten maken we toch allemaal, maar zoals ik al aan Jenny schreef, daar hoeven we elkaar toch niet op af te gaan rekenen.
De post waar jij nu aan refereert heb ik zelf ook al een respons op gegeven, je begint nu echt een beetje uit je nek te kletsen. Of ben je soms wat in de war geraakt.
Lees het e.e.a. nog eens goed na!
Ragnar764 says
Albert je schreef: wat betreft jouw redenatie niet vanwege het gebrek oppervlakkig
Zo had ik het niet gesteld, ik ventileerde juist een waardoordeel over wat je zelf schreef, inzake de Europese klacht omtrent Amerikaanse literatuur, die betrekking had op eindeloos uitgesponnen redeneringen, waarin zaken vooral in de breedte maar nauwelijks in de diepte belicht werden.
Je schreef: Zoals de DSM ook een compendium is, maar dan een die goed inzetbaar is om lastige mensen voor gek te verklaren…….etc.
Hahaha, precies.
Je schreef: het corrigeert veel onzin die her en der gemeengoed zijn en wel eens in de weg kunnen zitten, van onkundigen als de huisvrouw die vanachter haar aanrecht haar kinderen ziet…..etc.
Ja, natuurlijk, daarin heb je volkomen gelijk, of dit boek ook werkelijk iets te bieden heeft aan ervaren, gevorderde psychologen zoals in de column wordt gesuggereerd, daar heb ik wel mijn twijfels over.
En lijden we in feite niet allemaal aan een beetje rammelend denkwerk, :-), dat kan zich op zoveel verschillende manieren manifesteren, maar net wat je terecht stelt, als de (jouw) boodschap maar goed over komt.