“Net als in de geneeskunde, zou ook in de mondzorg natuurlijk gewerkt moeten worden volgens evidence-based richtlijnen. Dat verbetert de kwaliteit van de zorg en helpt ongefundeerde verschillen in aanpak tussen zorgverleners verminderen. Ook kunnen de ruim 8.500 in ons land actieve tandartsen dan beter laten zien hoe de kwaliteit van de zorg zich verhoudt tot de kosten. De kosten voor mondzorg bedragen 3% van de totale zorgkosten; dat is even hoog als de kosten van huisartsenzorg. De tandarts moeten mensen boven de 18 veelal zelf betalen. Logisch dus dat patiënten willen weten wat ze kunnen verwachten.”
Dit schreef de Gezondheidsraad in april 2012 in zijn advies De mondzorg van morgen, dat het toen aanbood aan de minister van VWS. Daarin adviseerde de Gezondheidsraad om de wetenschappelijke onderbouwing van de praktijk te versterken en stelde hij dat er evidence-based richtlijnen moeten komen, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Ook de invoering van richtlijnen verdient dan aandacht. Nu is het namelijk zo dat de richtlijnen die er zijn niet altijd worden nageleefd. Zo is er weinig uniformiteit over de noodzaak van periodieke controles, zijn er grote verschillen tussen tandartsen in de behandeling van cariës in het melkgebit van jonge kinderen en volgen lang niet alle tandartsen de richtlijn die aangeeft wanneer een verstandskies wel en niet getrokken zou moeten worden.
Op weg naar een KiMo
De tandheelkundige beroepsgroep nam de handschoen op en de uit 1998 stammende weinig actieve Federatie Tandheelkundige Wetenschappelijke Verenigingen (FTW) werd nieuw leven ingeblazen en ging streven naar de oprichting van een Kennis instituut Mondzorg (KiMo). Ook ACTA (Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam) en de KNMT (Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, een van de twee beroepsorganisaties van tandartsen, de grootste naast de Associatie Nederlandse Tandartsen, ANT) waren vanaf het begin bij dit initiatief betrokken. Peter Holland, oud voorzitter van de KNMG en voorgedragen door de KNMT, werd kwartiermaker en betrok alle 22 mondzorgpartijen in ons land bij zijn plannen.
Behalve tandartsen, mondhygiënisten, tandprothetici, orthodontisten en kaakchirurgen maakte ook de Nederlandse Vereniging van Bio-energetische tandartsen (NVBT) – nomen est omen – deel uit van de stichting. De ruim 100 NVBT-tandartsen zijn berucht wegens hun voorliefde voor acupunctuur, homeopathie, neuraaltherapie en waanideeën over de relatie tussen rotte kiezen, amalgaamvullingen en afwijkingen aan de inwendige organen.
In september 2014 werd consensus bereikt over de ‘governance’ en op 15 december 2014 gingen alle partijen akkoord met de oprichting van KiMo. Begin 2015 bleek de KNMT echter terug te komen op haar voorgenomen besluit, hetgeen resulteerde in de bijeenkomst van alle partijen op 18 mei 2015, alwaar alsnog tussen alle partijen, inclusief KNMT en ANT, overeenstemming werd bereikt over statuten van KiMo. Maar tijdens een ledenvergadering van de KNMT in juni 2015 kwam haar achterban in opstand en was het KNMT-bestuur genoodzaakt wederom op haar toezegging terug te komen. Later trok ook de ANT zich terug uit het KiMo. Naar verluidt waren de tandartsen het niet eens met de prominente plaats die voor de niet academisch opgeleide mondzorgers was ingeruimd en men vreesde ook dominantie door academische tandheelkundige instituten, die te weinig kennis zouden hebben van de ‘huispraktijk’ van gewone tandartsen en veel geld zouden gaan verdienen aan de uit de richtlijnen voortvloeiende na- en bijscholing.
Onbekend met deze feiten verzond de VtdK in augustus 2015 brieven naar de besturen van KNMT en ANT, waarin hen werd gewezen op de ware (kwakzalvers)aard van de NVBT. Bij de start van het KiMo in oktober 2015 werd definitief duidelijk dat de KNMT is teruggekomen op het eerdere besluit en tezamen met de ANT een eigen richtlijneninstituut heeft opgericht naar analogie van het NHG, de Nederlandse Vereniging Praktijkstandaarden Mondzorg (NVPM). Dat instituut loopt wel de subsidie mis, die door Zorginstituut Nederland voor drie jaar is toegekend aan het KiMo.
Komisch is dat het KiMo gekozen heeft voor een kleine slagvaardige Raad van Toezicht (RvT) van 3 volstrekt onafhankelijke leden van buiten de tandheelkunde met – dixit KiMo – ‘grote bestuurlijke vaardigheden’. De RvT bestaat uit: prof. dr. Lex Bouter, oud rector van de VU, prof. dr.Ludo Hellebrekers, oud-voorzitter van KNMvD (Diergeneeskunde) en Peter Holland, arts, oud-voorzitter van de KNMG. Bouter, die bij zijn aantreden als rector een zeer hoog salaris bedong, werd wegens bestuurlijke wanprestaties voortijdig uit zijn functie als rector magnificus van de VU ontheven en Holland is een aardige man, die mij en de VtdK ooit opschrikte toen hij als KNMG-voorzitter stelde dat het alleen aan artsen voorbehouden zou moeten zijn alternatieve geneeswijzen toe te passen. Hellebrekers lijkt mij overigens een prima kracht.
Het KiMo wordt geleid door professor Burgersdijk, emeritus uit Nijmegen, en wij vroegen bij hem begin december 2015 opheldering over het feit dat de NVBT prominent deel nam in zijn KiMo, waarop hij ons de ‘geruststellende mededeling’ deed dat dat niet klopte: de NVBT maakte geen deel uit van de FTW en nam heus niet deel aan het KiMo. Toen wij vroegen waarom zijn website anders meldde deelde Burgersdijk ons mee, dat hij daar niets aan kon doen omdat de KNMT de zeggenschap over die website bezat en hij kon daar niet meer op ingrijpen. Ondanks de losse toon van zijn nonchalant opgestelde e-mails daarover konden wij geween horen en geknars der tanden.
Dankbetuiging. De schrijver dankt Joffe voor zijn commentaar op een eerdere versie van dit stuk.
Heeck says
BIG-geregistreerd en dan toch aan de Esteck?!
Het verbaast me niet eens meer.
http://www.tandartspraktijkdeliefde.nl/esteck-scan
http://skepp.be/nl/apparatuur/eis-esteck-electro-interstitial-scan
en ook:
http://www.bio-holistischetandheelkunde.nl/nl/de-praktijk/cv-kennisgebieden
met niet alleen EAV-huidweerstandsmeting, maar ook de “Lange Arm, kinesiologische reflextest”.
Een verbluffende wijze om tot diagnostische inzichten te komen:
http://www.horusmedia.de/1997-arm/arm.php
“” . . .Dr. Johann Lechner, Vorstandsmitglied der „Internationalen Gesellschaft für Ganzheitliche Zahnmedizin”, in einer Langzeitstudie von 1987 bis 1996 den Nachweis der erstaunlichen Zuverlässigkeit und Genauigkeit des Armlängenreflextestes. Er diagnostizierte damit chronische Entzündungen, Knochenerweichungen des Kiefers und andere Zahn-“Störfelder”, die in Röntgenaufnahmen nicht nachweisbar gewesen waren.
. . . . “”
“” . . Beim Armlängenreflextest beantworten unbewußte Muskelreaktionen des Patienten die diagnostischen Fragen und gezielte Reize des Therapeuten: eine Art Biofeedbacksystem ohne technische Hilfsmittel. Beim Testvorgang liegt der Patient meist auf dem Rücken und hat die Arme nach hinten über den Kopf gestreckt. Der Therapeut faßt die Arme des zu Testenden an den Handgelenken und vergleicht unter leichtem Zug die Länge von linkem und rechtem Arm. Im Normalfall sind sie gleich lang. Bei einem Reiz etwa durch Medikamente oder andere Testsubstanzen, die für den Körper schädlich sind, reagiert das Nervensystem und dadurch die Muskelkette sofort und zieht sich wenige Sekunden lang einseitig zusammen – eine scheinbar unterschiedliche Armlänge entsteht. . . ..
Lijkt wel erg veel op de mij bekende Toegepaste Kinesiologie:
http://skepp.be/nl/apparatuur/kinesiologie-toegepaste
https://kloptdatwel.nl/2011/08/23/toegepaste-kinesiologie-gedebunkt/
Roeland