Is er leven na de dood? Kunnen we daar iets over zeggen? Waarom geloven mensen in leven na de dood? En… wat is leven na de dood eigenlijk? De Gentse filosoof Johan Braeckman gaf op 9 april dit jaar hierover een 2 uur durende lezing op de Universiteit van Gent als onderdeel van een serie lezingen over religie en skepticisme. Deze lezing is via de podcast ‘Kritisch Denken’ van Jozef Van Giel te beluisteren.
De podcast staat in vier delen op kritischdenken.info: deel 1, deel 2, deel 3, deel 4. Hieronder een samenvatting van deze lezing.
Inleiding
Braeckman stelt dat je a priori de vraag ‘Is er leven na de dood’ niet negatief kunt beantwoorden omdat je het niet-bestaan van iets niet kunt bewijzen. Hij stelt echter dat het niet aan degene is die NIET in leven na de dood geloven om te bewijzen dat er geen leven na de dood is, maar dat het aan degene is die er WEL in geloven om aan te tonen dat het inderdaad bestaat. In de lezing gaat hij een aantal ‘bewijzen’ voor leven na de dood kritisch bekijken. Braeckman stelt dat het in principe mogelijk is om empirisch vast te stellen of er leven na de dood is.
Definities
Braeckman begint met het formuleren van een aantal definities. Bij ‘dood’ besluit hij te kiezen voor een ondubbelzinnige dood zoals na crematie. Voor de definitie van ‘leven’ gaat Braeckman ervan uit dat iets dat ‘leeft’ zich reproduceert, een metabolisme heeft en een negatieve entropie (dus een bepaalde mate van orde). Hij concludeert dat als je deze definitie van ‘leven’ hanteert het zeer onwaarschijnlijk is dat er ‘leven’ na de dood is. Dus als er leven na de dood is, zal het een andere vorm moeten hebben dan wat biologisch als ‘leven’ gezien wordt. Anders word je geconfronteerd met vragen als: kan een geest/ziel een gezin stichten? Moet hij naar het toilet?. We moeten dus eerder kijken naar psychologisch ‘leven’ of een zogenaamde psychologische continuïteit na de dood. Dus de eigenlijke vraag is: bestaat mijn subjectieve zelf nog inclusief mijn geheugen, gedachten en karakter? Weet ik nog wie ik ben en ga ik de mensen die ik ken nog herkennen?
Theory of mind
De vraag dringt zich dan op: Kun je een geheugen hebben zonder een fysiek lichaam? Braeckman poneert dat de algemene menselijke intuïtie is dat dat zou moeten kunnen en dat daarmee de meeste mensen van nature dualisten zijn (dualisten maken een strikt onderscheid tussen lichaam en geest). Wetenschappelijk gezien is er echter veel meer bewijs voor de benadering dat bewustzijn een product is van de hersenen, zoals maagzuur een product is van de maag. Het feit dat we toch intuïtief iets anders geloven, verklaart Braeckman door te zeggen dat mensen over een zogenaamde ‘theory of mind’ beschikken en dat deze evolutionair gezien nuttig is. De ‘theory of mind’ is de veronderstelling dat iemand anders gedachten, verlangens en intenties heeft. Dit is ook de reden dat wij de hele dag bezig zijn met ‘mindreading’ om de gevoelens en intenties van anderen in te schatten. Als we het dus over leven na de dood hebben dan bedoelen we intuïtief dus of deze ‘mind’ er nog is na de dood.
Waarom geloven we in leven na de dood?
Waarom is het eigenlijk zo makkelijk voor mensen om zich een voorstelling te maken van leven na de dood? Sommigen zeggen dat dit komt omdat dit de angst voor de dood vermindert. Anderen zeggen dat dit wensdenken is. Maar iets wensen maakt het nog niet waar. De verklaring waarom mensen zich makkelijk kunnen voorstellen dat er leven na de dood is, is dat dit voortkomt uit de aangeboren ‘theory of mind’ die doorschiet. Het blijkt bijvoorbeeld dat zelfs kinderen die atheïstisch zijn opgevoed van nature dualistisch zijn en geloven dat als een dier honger had en toen dood ging, het nog steeds honger heeft.
Contradicties
Mensen die in leven na de dood geloven denken niet veel verder na over hoe dat er precies uitziet. Specifieke vragen leiden dan ook tot contradicties. Hoe ga je bijvoorbeeld geliefden terugzien? Als de 80-jarige zoals ze gestorven is met hetzelfde lichaam? Heeft ze kleren aan? Als iemand antwoordt ‘daar kunnen we niks over zeggen’ dan wordt een gesprek natuurlijk moeilijk. Het lijkt er echter op dat mensen in ‘leven na de dood’ de intuïtieve ‘geest’ toch weer met fysieke kenmerken gaan ‘aankleden’ waardoor deze contradicties ontstaan. Een ziel wordt bijvoorbeeld gezien als iets puur mentaals (dus niet materieel) maar zou wel pijn kunnen ervaren zoals branden in de hel. Of genot in de hemel. Is dat mogelijk zonder lichaam? Dat het lichaam een rol speelt in het leven na de dood speelt in veel culturen en religies een rol. Het idee dat er aangename en onaangename plekken zijn na de dood is echter een recente opvatting.
Drager
Een ander probleem met leven na de dood is dat er geen materialistische of energetische drager is waarin herinneringen en gedachten kunnen worden ‘opgeslagen’. Zonder drager is er geen informatie mogelijk.
Bewijzen voor leven na de dood
Reïncarnatie als bewijs voor leven na de dood is op zich een testbare hypothese. Er zijn bijvoorbeeld kinderen die op jonge leeftijd al bijzondere vaardigheden hebben (bijv. klassieke muziekstukken zeer goed kunnen spelen). Déjà vu en onder hypnose verkregen herinneringen aan een vorig leven worden ook aangehaald als bewijs voor reïncarnatie. Dit is uitgebreid onderzocht door Ian Stevenson. Hij heeft duizenden kinderen onderzocht die gereïncarneerd lijken te zijn. Hij heeft bijvoorbeeld een boek geschreven over kinderen met moedervlekken die tekenen uit een vorig leven zouden zijn (bijvoorbeeld een moedervlek op het voorhoofd als het kind een reïncarnatie zou zijn van iemand die in een vorig leven door het hoofd geschoten was). De voornaamste kritiek op het werk van Stevenson kwam van Paul Edwards. Edwards stelt dat Stevenson soms voorgelogen werd, last had van confirmation bias, en vrijwel alleen incidenten vond in gebieden waar in reïncarnatie geloofd werd. Daarnaast speelde waarschijnlijk mee dat kinderen ook vaak financieel gesteund bleken te worden door overlevenden van de gestorvenen. De conclusie van Edwards is dat het onderzoek van Stevenson het anekdotische niveau niet overschrijdt.
Daarnaast is het – gezien ‘Ockham’s scheermes’ – niet ‘economisch’ om reïncarnatie erbij te halen om deze gevallen te verklaren. Ockham’s scheermes stelt namelijk dat de meest eenvoudige verklaring (waarvoor de minste aannames nodig zijn) waarschijnlijk de juiste is. Reïncarnatie roept meer vragen op dan ze beantwoordt.
De ziel
Een andere benadering is dat men op zoek gaat naar de ziel zelf. Descartes deed al een poging door te zeggen dat de ziel in de pijnappelklier (hypofyse) zetelt. Duncan Macdougall heeft in de 20ste eeuw experimenten gedaan omdat hij veronderstelde dat als de ziel bestond, deze een plaats zou moeten innemen en dus ook gewicht zou moeten hebben. Uit z’n eerste observatie kwam hij op een meting van 21 gram. Verdere observaties liepen echter ver uiteen.
Spiritisme
Een andere manier is kijken naar spritisme (mediums die contact leggen met de doden). Vroeger werkten mediums met klopgeluiden of bellen. Een voorbeeld hiervan waren de zusters Fox. Het bleek dat een van de zussen een knakkend/kloppend geluid kon maken met haar grote teen. Uiteindelijk zijn deze zusjes wel ontmaskerd. Dit is voor de echte gelovers echter geen reden om niet meer in geesten te geloven. Hedendaagse mediums zijn voor het grootste gedeelte ook al ontmaskerd als bedriegers maar ook dat lijkt niets af te doen aan hun populariteit.
Mediums doen over het algemeen aan hot reading (kennis vooraf) of cold reading (veel algemene zaken vertellen en vervolgens op basis van de reacties kijken wat juist is). Daarnaast vergeten mensen de missers en onthouden ze de correcte beweringen. Ook de experimenten van Forer waarbij proefpersonen een generieke horoscoop verstrekt werd en waarbij vervolgens 80% aangaf dat het een exacte beschrijving van hun persoonlijkheid was, laten zien dat mensen snel algemene beweringen accepteren als persoonlijk waar.
Signalen
Er zijn mensen die denken dat ze signalen krijgen van mensen die reeds overleden zijn. Zo denkt de vrouw van André Hazes dat zij telkens niet toevallig met het getal 2309 (de sterfdag van Hazes) wordt geconfronteerd. Wat zij niet beseft is dat als je op dit soort dingen let, je ze vaker gaat zien. Harry Houdini heeft voor zijn dood met zijn vrouw afgesproken om contact met haar op te nemen als dat mogelijk was maar zijn vrouw heeft geen signalen hiervoor gevonden.
Ouijabord
Het schuiven van een glas op een Ouijabord wordt ook gezien als bewijs voor geesten. Echter de beweging van het glas kan verklaard worden door het ideomotorisch effect (onbewuste beweging door de personen zelf). Als het bord namelijk wordt omgedraaid zonder dat de betrokken personen dit weten, worden er antwoorden gegeven op basis van de oude situatie. Als de mensen geblinddoekt worden komen er onzinnige antwoorden.
Bijna-doodervaringen
Het zien van geliefden, het overzien van het leven en uit het lichaam treden zijn kenmerken van bijna-doodervaringen. Braeckman stelt dat drugs, anesthesie,
hersenchirurgie, G krachten (zoals gevechtspiloten die ervaren) vergelijkbare ervaringen kunnen veroorzaken. Uittredingen zijn zelfs via virtual reality op te wekken.
Conclusie
Leven na de dood (in psychologische zin) is niet uit te sluiten maar met de huidige stand van de kennis ligt de bewijslast bij de ‘believers’. Het bewijs dat op dit moment naar voren gebracht wordt, is niet voldoende voor de wetenschappelijk gemeenschap. Het is niet dat men het niet WIL geloven echter leven na de dood is een buitengewone bewering die ook buitengewoon sterk bewijs vraagt.
Hoe komt het dan dat er toch zoveel mensen in geloven? Zoals eerder gezegd kan dit verklaard worden door de menselijke psyche die met de ‘theory of mind’ het makkelijk maakt om een stapje verder te gaan en te geloven in het blijven bestaan van het geestelijke ook al is het lichaam verdwenen.
De podcast staat in vier delen op kritischdenken.info: deel 1, deel 2, deel 3, deel 4.