Meer dan 90% van alle Amerikanen gelooft in God. Maar binnen de tweeduizend leden tellende National Academy of Sciences zijn de getallen omgekeerd: meer dan 90% gelooft daar niet in God. Vreedzame verstandhouding tussen het grote publiek en de wetenschappelijke elite was er dankzij NOMA, i.e. Stephen J. Goulds idee dat wetenschap en godsdienst “Non-Overlapping Magisteria” zijn. Maar Goulds scheidingmuur is de laatste jaren steeds meer onder vuur komen te liggen. De Nieuwe Atheïsten hebben met harde formuleringen de zaak op scherp gezet. En een artikel in het meest recente nummer van de American Sociological Review laat zien hoe wetenschap al 40 jaar lang aanzien verliest onder conservatieven en kerkgangers in de VS.
Stephen J. Gould lanceerde het acroniem NOMA aan het eind van de jaren ’90. Met wetenschap en godsdienst zou het om twee totaal verschillende gebieden gaan. Wetenschap zou niets zinvols kunnen zeggen over godsdienst. De godsdienst, op zijn beurt, zou niets van betekenis te melden hebben over wetenschappelijke onderwerpen. NOMA was eigenlijk een nieuwe term voor een al decenniaoude consensus. Interview een kosmoloog of een neurowetenschapper in de VS over de betekenis van de laatste onderzoeksresultaten voor het bestaan van God en hij of zij zal zich doorgaans beroepen op NOMA en zich dan verder onthouden van commentaar. NOMA is diplomatiek. Met NOMA bewaar je de vrede.
Maar zowel uit rechtsreligieuze hoek als ook van de kant van veel wetenschappers is er de laatste jaren steeds minder eerbied voor het NOMA-bestand. Zo publiceerde de fysicus Victor Stenger in 2007 een boek met de titel ‘God: The Failed Hypothesis – How Science Shows That God Does Not Exist‘. Aan de andere kant liet de Republikeinse presidentskandidaat Rick Santorum zich in z’n campagne voor het presidentschap in februari 2012 laatdunkend uit over het hoger onderwijs – het zou een indoctrinatiemolen zijn, het zou elitair en ‘snobistisch‘ zijn en jonge mensen zouden er hun religieus geloof verliezen.
Het Nieuwe Atheïsme
Het Nieuw Atheïsme begon in wezen op 11 september 2001. Op die dag werd het op pijnlijke wijze duidelijk dat religie een schaduwzijde heeft. Van een aantal prominente schrijvers verschenen er vervolgens boeken waarin een assertievere houding tegenover godsdienst werd ingenomen. De publicaties werden uitgebreid besproken in de media en veel argumenten vonden weerklank.
Richard Dawkins is de Nieuwe Atheïst die het meest expliciet is in z’n kritiek op NOMA. Volgens Dawkins bewegen wetenschap en religie zich helemaal niet op verschillende terreinen. We delen één en dezelfde wereld en een wereld met goddelijk ingrijpen verschilt van een wereld zonder goddelijk ingrijpen. Dat verschil zou volgens Dawkins waarneembaar en wetenschappelijk te onderzoeken moeten zijn. Dat NOMA een illusie is blijkt volgens Dawkins ook uit het feit dat religieus geïnspireerde groepen met steun uit brede lagen van de bevolking druk uitoefenen op de besluitvorming over zaken als stamcellenonderzoek en biologieonderwijs. Het invloedrijke Discovery Institute illustreert Dawkins’ punt. Deze organisatie opereert vanuit Seattle met een budget van tussen de 4 en 5 miljoen dollar per jaar en met de doelstelling ‘to reverse the stifling dominance of the materialist worldview, and to replace it with a science consonant with Christian and theistic convicties.’
De Nieuwe Onnozelheid
In de American Sociological Review verscheen vorige maand een uitgebreid artikel van de socioloog Gordon Gauchat van de University of North Carolina in Chapel Hill. Aan de hand van data uit de General Social Survey beschrijft Gauchat hoe het vertrouwen in de wetenschap onder de Amerikaanse bevolking zich in de laatste vier decennia heeft ontwikkeld. De data geven een bevestiging te zien van het beeld dat de journalist Chris Mooney in 2005 schetste in z’n boek met de veelzeggende titel The Republican War on Science.
In het midden en aan de linkerkant van het politieke spectrum is het vertrouwen in de wetenschap min of meer gelijk gebleven. Onder conservatieven en kerkgangers, echter, is dat vertrouwen sterk afgenomen. In 1974 vormden conservatieven nog de groep met het meeste vertrouwen in de wetenschap. Gauchats grafieken en tabellen laten zien hoe, na een daling van 25%, de conservatieven nu de groep zijn met het minste vertrouwen in de wetenschap. Veel van Gauchats artikel is een statistisch checken of het hier niet gaat om consequenties van andere onderliggende verschuivingen in bijvoorbeeld het opleidingsniveau. Maar dat blijkt niet het geval te zijn – de hoger opgeleide conservatieven lopen zelfs voorop in deze ontwikkeling. In een radio-interview (het interview met Gauchat is na 35 minuten) wijst Gauchat erop dat het hier gaat om een uniek Amerikaanse ontwikkeling. Dergelijke verschuivingen hebben niet plaatsgevonden in Europa of Japan. In Europa en Japan is wantrouwen jegens de wetenschap juist iets dat men al decennialang voornamelijk aantreft bij politiek links.
Aan het eind van z’n artikel verklaart Gauchat de data met de constatering dat wetenschap in de jaren ’60 en ’70 aanzien kon verwerven in Amerikaanse conservatieve kringen door de ruimtewedloop te winnen. Maar in de jaren nadien zijn wetenschappers in de VS vooral in het voetlicht getreden bij de beargumentering van milieumaatregelen. Milieumaatregelen zijn impopulair in conservatieve kringen en als reactie heeft men daar een eigen alternatief wereldbeeld gecreëerd waarin wetenschap weinig of geen autoriteit meer heeft. Een goed deel van de politieke rechterzijde is teruggevallen op God, gebed, schepping en anti-intellectualisme.
James Inhofe, de senator van de staat Oklahoma, zei in maart 2012 dat de opwarming van de aarde niet echt kon zijn want ‘God is er nog daarboven.’ De Republikeinse senator onderbouwde z’n bewering met citaten uit Genesis en Romeinen. De opwarming van de aarde is natuurlijk bij uitstek een onderwerp waar de discussie gevoerd moet worden aan de hand van waarnemingen en wetenschappelijke analyse. De senator kan z’n uitspraak doen zonder consequenties van betekenis omdat ook z’n conservatief-christelijke achterban geen hoge pet op heeft van de wetenschap. Veel conservatieve Amerikanen delen nu de gevoelens van James Inhofe en Rick Santorum over wetenschap en hoger onderwijs.
In het voornoemde radio-interview stelt Gauchat dat scepsis een goede zaak is, ook jegens de wetenschap. Maar hij voegt daaraan toe dat het fundamenteel anders wordt wanneer men – als senator Inhofe dus – gaat geloven dat wetenschappelijke analyse sowieso niet de juiste manier is om tot een correct inzicht te komen. Wetenschap kan duur zijn en kan soms een onaangenaam oordeel vellen. Maar een intellectueel Tsjernobyl waar onnozelheid en struisvogelpolitiek respectabel zijn, dat is nauwelijks een alternatief.
Foto voorzijde: de science fish levert commentaar op het vissymbool dat je op veel auto’s kunt zien