Het alumninetwerk van PTH Windesheim organiseerde op zaterdag 26 mei een bijeenkomst voor alumni, docenten, studenten en andere belangstellenden. De organisatoren hadden gezocht naar een aansprekend onderwerp en waren uitgekomen bij Niburu Free Energy, een werkgroep van Niburu die zich bezig houdt met projecten op het gebied van vrije energie. Op de bijeenkomst wilden zij graag een motor demonstreren die volledig op water rijdt. Om deze bijzondere claim ook aan een kritische beschouwing te onderwerpen, werd Skepsis benaderd. En zo kwam het dat ik op zaterdag naar Zwolle trok om daar een lezing te geven over watergas en ook om ter plekke iets verstandigs te zeggen op de demonstratie van Niburu.
De bijeenkomst was sowieso al bijzonder omdat Skepsis en Niburu voor het eerst in één ruimte de confrontatie zouden aangaan. Maar eigenlijk zou de demonstratie van een vrij fors aggregaat dat volledig op water zou draaien de echt belangrijke primeur moeten zijn. Helaas waren de mannen van Niburu Free Energy, Frank Collaris en Jeroen Arents, niet zo goed voorbereid. De demonstratie met het 40 kVA aggregaat kon niet plaatsvinden, omdat ze die in de dagen ervoor niet werkend hadden gekregen in hun werkplaats in Maastricht.
Daarom kwamen ze met een kleine generator waarmee ze ook op de AutoRai hadden gestaan. Eerst wilden ze echter de vlameigenschappen van hun ‘watergas’ demonstreren, maar de daarvoor benodigde lastoorts lag nog ergens in Oostzaan. Maar niet getreurd, Frank Collaris besloot te improviseren en de gasstroom, die uit het elektrolyseapparaat komt dan maar direct aan te steken bij het slangetje wat daar aan zat. Wel werd uit veiligheidsoverwegingen een eigen ontworpen tussenstuk geplaatst dat de terugslag van de vlam zou moeten voorkomen.
Net toen ik bedacht dat de werking van dat stukje pijp mij ontging, ontplofte de hele boel! Hilariteit alom natuurlijk, maar ik was blij dat ik niet op de eerste rij had plaats genomen. De demonstratie liep dus een beetje in het honderd, maar ik kon toch wel bedenken wat ze ongeveer hadden willen laten zien (voor de eigenschappen van het knalgas als brandstof om mee te lassen, kun je het eerdere blog over Caspar Pompe terugkijken).
Update 3/6/2012: er is bewegend beeld van de ontploffing!
http://www.youtube.com/watch?v=_tXQ5VpnOK4
Mijn eigen lezing ging vrij goed, vond ik zelf. Ik kon daarvoor gelukkig putten uit mijn artikelen op kloptdatwel, maar er is toch redelijk wat extra tijd in gaan zitten. Na een introductie over wat in het ‘reguliere circuit’ gedaan wordt met waterstofgas (of knalgas), probeerde ik middels drie vragen te kijken waarom dat elektrolyseren van water tot ‘watergas’ nu zo aantrekkelijk is voor hobbyisten en wat de gevestigde wetenschap en industrie dus zouden missen:
- Kun je op een andere manier aan de benodigde energie voor elektrolyse komen? Dit sloot goed aan bij alle verhalen over vrije energie van Niburu. Ik moest dus het een en ander uitleggen over kwantummechanica en nulpuntenergie;
- Is ‘watergas’ iets anders dan knalgas? Dit kon ik behandelen aan de hand van de rare theorieën van Santilli;
- Kun je met knalgas gewone brandstof verrijken? En hier kon ik het verhaal over Oil Drum Limited en Automotive Ecology goed gebruiken.
Mijn voorbereide presentatie bleek wonderwel alle aspecten van het verhaal van Niburu af te dekken. Enigszins tot mijn verbazing schakelde Frank Collaris moeiteloos van de ene theorie naar de andere theorie om aannemelijk te maken dat hun motor echt zou gaan werken. Ook hadden ze net in de auto waarmee ze waren gekomen zo’n waterstofgenerator ingebouwd om je benzine te verrijken.
Achteraf een beetje moeizame discussie met de zaal, er waren erg veel Niburu-aanhangers aanwezig (ik schat zo’n 30 van de ongeveer 90 aanwezigen). Ook Caspar Pompe van watergas.nu was aanwezig en die was duidelijk nog een beetje gepikeerd over het blog dat ik aan hem gewijd had, maar verder verliep het in goede sfeer. Het bleek lastig om Collaris, de belangrijkste man van Niburu Free Energy, te dwingen om aan te geven wat ze nu precies claimen met die auto op water. Er werd nogal van de hak op de tak gesprongen zonder al te zeer in te gaan op mijn bedenkingen. Gelukkig konden we alle complottheorieën over Tesla, Stanley Meyer, de macht van oliemaatschappijen en dergelijke, redelijk vermijden. Wel kwam nog even die magnetenmotor van Yildiz ter sprake, dankzij het artikel van Martin Bier op het Skepsis-blog was ik redelijk op de hoogte van dat apparaat.
Zoals gezegd was de sfeer prima, na de bijeenkomst heb ik met de organisatie en de mannen van Niburu nog gezamenlijk een biertje gedronken op een terras in het centrum van Zwolle. Als hun motor het doet, nodigen ze me uit om te komen kijken. Ze verwachten het over een week of twee in Soest voor elkaar te hebben. Ik ben benieuwd!
(foto’s Hans Boef)
Constantia Oomen says
Wat een verrassend bericht! Skepsis bestuurslid drinkt biertje met Niburu knal crew. De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Gefeliciteerd, Pepijn!
Guest says
Bij Niburu hanteren ze denk ik een ander concept van tijd, want ze verwachten dat al jaren.
Heb je nog een indruk kunnen krijgen hoe jouw inbreng en die van Niburu is overgekomen bij het publiek?
Pepijn van Erp says
Ik denk niet dat ik veel mensen van het ene naar het andere ‘kamp’ heb gekregen. Wat mij opviel is dat veel bezoekers het ook gewoon heel leuk vinden om te knutselen en of de theorie dan zegt dat het wel of niet kan, maakt dan niet zo veel uit.
Ik hoop dat ik wel een beetje duidelijk heb kunnen maken dat praktijktesten heel lastig zijn, dat je heel veel moeite moet doen om te zorgen dat de uitkomsten van een normale motor en bijvoorbeeld eentje met zo’n waterstofgenerator erbij goed kan vergelijken. En dat je ook niet te snel de conclusie moet trekken dat een lager brandstofverbruik na je geknutsel komt door dat geknutsel, maar dat je ook makkelijk ongemerkt je rijgedrag aanpast. Met dat ‘nieuwe rijden’ kun je immers ook gemakkelijk forse besparingen bereiken.
Guest says
Soms past men zelfs geheel bewust zijn rijgedrag aan, zoals ik laatst op een forum over dit onderwerp las (want dan kun je nóg meer besparen), maar schrijft dan toch evengoed het lagere verbruik volledig toe aan de generator.
Martin_Bier says
Klinkt als een leuke bijeenkomst. Ik ben nu net in Nederland en ik had er eigenlijk graag bij geweest. Het spijt me dat ingenieur Pompe enigszins rancuneus is met betrekking tot het stukje van Pepijn dat hier een paar maanden terug verscheen. Ik vond het heel sympathiek dat Pompe toen in de reacties ging meediscussieren. Dat was een beleefde en aardige discussie. En voor de lange uitleg die ik daarin gaf had ie trouwens honderden euro’s moeten betalen als ie ervoor naar een consultant was gegaan.
Het is inmiddels al twee jaar geleden dat Yildiz op de TU Delft applaus kreeg voor z’n perpetuum mobile. Meestal gaan zulke lieden na verloop van de vergetelheid in. Soms ook belanden ze in de gevangenis. Zo’n hype duurt nooit lang. Wat is de stand van zaken nu? Is Yildiz soms een afdelingshoofd of zo in dat Free Energy Lab in Maastricht?
Heb je over dat pilsje nog kunnen kouten over het grote schisma in de NiburuGelederen? Op ufowijzer.nl stond er een paar dagen geleden een korte uitleg over de heibel.
Pepijn van Erp says
De discussie met Pompe bleef ook nu wel beleefd hoor. Hij verweet me dat ik dan wel een leuk theoretisch verhaal had en veel andere bronnen aanhaalde, maar niet zelf ervaren had dat zo’n vlam bijzondere eigenschappen heeft. Beetje vreemd argument, omdat ik net uitgelegd had dat die eigenschappen goed verklaard konden worden zonder beroep te doen op een mysterieuze samenstelling van ‘watergas’. Dus dat die vlam op het eerste gezicht raar doet, had ik helemaal niet bestreden. Beetje hetzelfde met zijn kritiek op die meting in de BBC-documentaire, of ik wel gezien had dat er met een waterstofsysteem veel minder uitstoot was. Alsof het daarom ging!
Over de interne Niburu-perikelen heb ik het niet gehad, ving in de pauze wel iets op. Maar veel meer dan op de websites te lezen is, heb ik niet gehoord.
Over die Yildiz vroegen een aantal mensen in de zaal zich ook af waarom je daar niets meer van hoort. Iemand had het over juridische verwikkelingen waarin hij verzeild zou zijn geraakt. Wat door een ware gelovige natuurlijk uitgelegd werd als : “zo worden mensen met goede ideeën altijd uitgeschakeld” of iets dergelijks 😉
Jan Willem Nienhuys says
Even over kVA, dat staat voor kilovolt-ampère, maar dat is in dit verband niet hetzelfde als kilowatt. Op elk ogenblik is de hoeveelheid energie die per tijdseenheid geleverd of gebruikt wordt op een bepaald stukje van een circuit natuurlijk ‘verschil in voltage’ (tussen de twee eindpunten van dat stukje) maal de hoeveelheid stroom, even aangenomen dat er geen ophoping van lading plaatsvindt. Maar bij wisselstroom moet je eraan denken dat het voltage voortdurend op en neer gaat. Bij de gewone wisselstroom uit het stopcontact gaat het spanningsverschil met de nuldraad op en neer tussen +230 volt en -230 volt.
Als je een verwarmingselement of een gloeilamp op het lichtnet aansluit, gaat de stroomsterkte gelijk op en neer met het spanningsverschil. Als het apparaat (verwarmingselement) een weerstand heeft van 100 ohm, dan varieert de stroomsterkte tussen +2,3 ampère en -2,3 ampère (2,3 = 230 / 100), en wel precies gelijk op met het spanningsverschil. Je krijgt dan dat het vermogen (volt maal ampère) op en neer gaat tussen 230 x 2,3 = 529 watt en 0 watt. Dus 100 maal per seconde is er heel eventjes geen vermogen, en 100 maal per seconde is er topvermogen, en toevallig is het gemiddelde vermogen dan de helft van 529 watt, zijnde 264,5 watt. Bescheiden voor een vermarmingselement, fors voor een gloeilamp, maar het gaat er nu alleen maar om dat je ziet hoe het rekenen gaat.
Bij een elektromotor of een dynamo of iets dergelijks is het vaak niet zo dat het spanningsverschil gelijk oploopt met de stroomsterkte. Dat komt doordat het roteren van windingen (in de motor/dynamo) in een magnetisch veld (in de motor/dynamo) weliswaar een spanningsverschil opwekt, maar dat resulteert niet ‘meteen’ in een stroom, omdat de energie van de stroom eerst wordt gebruikt om een magneetveld op te bouwen. Op het moment dat de windingen tijdens hun rotatie even een stand hebben waarbij het magneetveld van de magneet in de motor/dynamo even nul is, dan blijft er stroom lopen omdat het opgebouwde magneetveld weer instort. Voor de details: volg een cursus elektricititeitsleer en elektrotechniek of neem een leerboek door. Dus als je te maken hebt met een motor of dynamo (en naar ik meen trouwens ook bij een tl-buis om een andere reden) dan loopt de stroomsterkte altijd wat achter bij de spanning, een en ander waarschijnlijk ook afhankelijk van wat er in de rest van het stroomcircuit gebeurt.
Hoe dan ook, als de stroom en de spanning niet gelijk op lopen (de technische term is ‘in fase zijn’), dan verandert de formule voor het geleverde vermogen. Je moet dan nog vermenigvuldigen met de cosinus van het faseverschil.
Ik leg dit zo omstandig uit, omdat volgens mij bij nogal wat ‘perpetuum mobile’-machines of ‘over unity devices’ het vermogen verkeerd berekend wordt. Men ‘vergeet’ die fasehoek of meet hem verkeerd, zodat het net lijkt alsof het vermogen veel groter is. kVA is niets anders dan het product van maximale spanning en maximale stroomsterkte met die factor 1/2 er al bij, maar als je de fasehoek niet kent (die best wel eens 90 graden = nul vermogen kan zijn) dan zegt ’40 kVA aggregaat’ helemaal niks over het werkelijke vermogen. Het werkelijke vermogen kun je misschien het beste bepalen door na te gaan in hoeveel tijd het een liter ijswater aan de kook kan brengen. (7 kilowatt = kookt in 1 minuut, 0,7 kilowatt = kookt in 10 minuten, enzovoorts.)
Hier is nog veel meer over te vertellen, maar dat kan een deskundige beter doen. Ik heb niet erg veel vertrouwen in de elektrotechnische kennis van Niburu-aanhangers.
regenworm says
Uw rekeningen zijn natuurlijk correct. Maar aanvullend wil ik nog zeggen dat die bij ons bekende spanning van 230 V al de gemiddelde grootheid voorstelt. De hoogtepunten zijn echter +325 en – 325 V.
Jan Willem Nienhuys says
Dank! Dan gaat de berekening van het wattage van een 100 ohm weerstand dus als volgt.
stroomsterkte varieert tussen 3,25 ampère (=325/100), dus vermogen tussen 0 en 3,25 x 325 = 1056,25 watt, gemiddeld dus 528,125.
Die 528,125 kun je natuurlijk ook krijgen als 2,3 x 230 = 529. Dat is ongeveer hetzelfde, maar niet precies, want de factor tussen de zogenaamde piekwaarde en de ‘root mean square’-waarde is wortel 1/2 , en dat moet je sowieso benaderen…
Constantia Oomen says
Je realiseert je wel dat jouw bijdrages niet leesbaar zijn voor de doorsnee mens? Moet dat hier? Kun je niet een werkgroepje beginnen met Niburu en dan de eindresultaten in een leuk, verkwikkend verhaal samenvatten plus aantoonbaar maken met een goede YT upload?
Maarten Koller says
Dit soort reacties van JW zijn volkomen gewenst. Opmerkingen dat deze over lastig te begrijpen zijn zinloos: vraag dan om uitleg.
2012/5/28 Disqus
Jan Willem Nienhuys says
Graag gedaan hoor, maar moet ik nu ook nog uitleggen wat vermenigvuldigen en worteltrekken is?
Overigens, ik kan me voorstellen dat een uitleg “de stroom komt niet zo vlug op gang omdat er nog een magneetveld moet worden opgebouwd” wat wazig overkomt.
Maar het is nu eenmaal zo dat een veranderend magneetveld een spanningsverschil opwekt in een geleider. (Dat is het hele idee van een elektromotor.) Iets preciezer: als je een kringvormige geleider hebt, en het magnetische veld dat door die kring omvat wordt toeneemt, dan ontstaat er een spanningsverschil in die kring, een kracht die de elektische ladingen door die kring rondstuwt. Die kracht heet de elektromotorische kracht (EMK).
Wat gebeurt er als je een batterijtje (bijvoorbeeld) op een kring aansluit? De stroom in die kring wekt een magneetveld op, maar naarmate dat magneetveld sterker wordt, heb je ook weer een extra elektromotorische kracht die als het ware de spanningsbron tegenwerkt.
Heb je maar één hele wijde kring dan is het effect niet zo sterk, maar als je de stroomdraad in een spiraal windt, dan geeft de verandering van het veld van één winding een EMK niet alleen bij zichzelf, maar ook in alle andere windingen.
Dus eigenlijk kun je bij elke spoel of winding of combinatie van windingen een getal, de inductiecoëfficiënt, aangeven die aangeeft hoe de verandering in stroomsterkte samenhangt met de opgewekte (tegen)spanning.
Dat is een andere beschrijving van hetzelfde proces. Die beschrijving is beter, omdat je daarmee nauwkeuriger vergelijkingen kunt afleiden voor het gedrag van allerlei circuits.
Vergelijk de situatie met een slinger. Je kunt de exacte beweging daarvan heel precies afleiden zonder dat je je hoeft druk te maken over het feit dat er tijdens de slingerbeweging een gedurige uitwisseling heen en weer tussen de boekhoudkundige grootheden genaamd “potentiële energie” en “bewegingsenergie”.
Arend Lammertink says
@JW:disqus :
Wellicht is het leuk om het volgende experiment eens uit te voeren:
http://www.tuks.nl/pdf/Reference_Material/Bifilar_Electromagnet.pdf
Klopt dit wel?
Zo ja: trekt een spoel die bifilair in serie gewikkeld is meer stroom dan een enkelvoudig gewonden spoel met hetzelfde voltage?
Zo ja: waarom?
Zo nee: WTH is going on?
Een ander intrigerend experiment is deze:
http://www.youtube.com/watch?v=qHkcJ0rCIXQ
Als een magneetveld per definitie gekoppeld is aan het lopen van een stroom hier of daar (*), dan zou je verwachten dat er bij dit experiment een stroom door de kern loopt en het magneetveld dus erg snel zou afbreken. Dat gebeurt echter niet….
(*) Maxwell–Ampère equation :http://en.wikipedia.org/wiki/Amp%C3%A8re%27s_circuital_law#Extending_the_original_law:_the_Maxwell.E2.80.93Amp.C3.A8re_equation
Hebben we hier nu te maken met supergeleiding of met een oops??
Constantia Oomen says
Ik dacht dat een simpele website als deze voor iedereen leesbaar moest zijn. Zoiets als de Volkskrant of zo. Maar blijkbaar niet. Je zult er beslist wat beta-mensen mee aantrekken, maar anderen zullen juist denken: dit is niets voor mij. Haken af.
Dennis says
Deze site is ook juist voor iedereen leesbaar, volgens mij. Bijzonder nuttig, Als je het mij vraagt. Maar dat betekent toch niet dat je dan ook de bijbehorende de forums moet gaan beschermen tegen reacties op niveau? Integendeel, die helpen onderbouwen en nodigen iedereen die wil uit tot uitdiepen van de onderwerpen. Als je ze niet kunt lezen, kijk er overheen. Maar vraag vooral niet van iedereen zich uitsluitend te beperken tot dat wat volgens jou wenselijk zou zijn.
Maarten Koller says
Dat gaat om de artikelen natuurlijk. Wat mensen in de comments schrijven of verder willen bediscussieren en hoe moeilijk ze dat willen maken moeten ze zelf weten. Dat zie ik juist als zeer positief. Dan is daar toch nog de diepgang te vinden die sommigen missen. En anderen haken af bij de comments, maar ik neem aan niet bij het artikel. De meeste lezers reageren soweiso toch al niet.
2012/5/29 Disqus
Constantia Oomen says
Voor de ‘normale’, in beta niet getalenteerde mens zijn een aantal reacties niet te volgen (niet dat ik het geprobeerd heb, maar ik heb geen beta aanleg). OK, Maarten, jij je zin. Dat moet allemaal heel goed kunnen hier.
Ik heb dan meteen een vraag aan de knappe beta heren hier (ik heb hier namelijk geen knappe beta vrouwen gesignaleerd ). Dit heb ik al eerder aan Jan Willem gevraagd, maar die kon me niet vooruit helpen.Wie van de heren is in staat een sterk, stabiele (heel duidelijk voelbare, maar verder voor de mens onschadelijke) electrische wind rondom een bed te genereren? http://en.wikipedia.org/wiki/Ion_wind Niet in de zin van luchtreiniging of zo, veel sterker dan dat. Pure elektrische wind. Ik heb namelijk iets in gedachten om uittredingen op te wekken (en daarmee mogelijk aan te tonen etc..). Laat uw knappe kop daarover maar eens elektrisch brainstormen.
PS: ik vraag dat hier en niet in privé-a, omdat dit mijns inziens meer bereik heeft.
BVD
Pepijn van Erp says
Wat ik zo snel van die ionen-wind begrijp, is dat het aan de punt van een geleider onstaat en zich als een uitdijende bol gedraagd. Maar ‘de wind’ zelf bestaat denk ik grotendeels uit verplaatsing van normale luchtdeeltjes. Je zou misschien een raster van die puntvormige geleiders om een bed heen kunnen bouwen zodat je een stroom vanaf het bed krijgt, maar volgens mij wil je eerder iets wat rond het bed wervelt als een soort gordijn, of niet?
Maar misschien is het idee dat je hebt wel met eenvoudigere middelen te testen.
Constantia Oomen says
Hallo Pepijn.
Dank je überhaupt voor je reactie. Ik voelde me een roepende in de woestijn. 😉
Dat klopt, zoveel had ik zelf ook begrepen. Ik heb er met iemand over gesproken die er iets van snapt, Bill Beaty: http://www.youtube.com/user/wbeaty Jeroen en ik zijn bij hem thuis in Seattle geweest (we hebben er vier dagen gelogeerd). Echter konden we niet goed overweg met de mens Bill Beaty en zijn thuissituatie (hoewel hij aardig is). Daar is mijn idee een beetje gestrand.
Ik denk overigens niet dat het idee met simpele middelen te testen is. Er zal een ‘richtige’ (Duits) setup gemaakt moeten worden, met aanzienlijk effort.
Wat ik voor ogen heb, is een voelbare elektrische wind die bij voorkeur voortdurend vanaf één punt naar het andere stroomt. Het klopt dat dit voelbaar wordt via normale luchtdeeltjes. Mogelijk zit de ‘astrale truc’ in iets wat je pas ontdekt als je ermee experimenteert. Beaty was net zover dat hij met een aantal apparaten tegelijk de ion wind wilde gaan oproepen/experimenteren, jammer genoeg precies op die dag hielden wij het niet meer uit in zijn huis. ☹ De man is echter tot heel interessante wetenschappelijke experimenten in staat.
Ik zoek (of wat heet: “Ik zoek”…) iemand die een setup kan maken. Ja, nu bij voorkeur in Amerika. Ik denk nog steeds dat de geest uit het lichaam ☞ geblazen ☜ kan worden.
Mochten er hier nu wat mensen zijn die de behoefte hebben me keihard uit te lachen, ga gerust je gang. Ik ben daar ongevoelig voor; ik zeg dit soort dingen niet zomaar, maar na vele jaren ervaring met uittredingen.
Pepijn van Erp says
Ik kan je er verder niet mee helpen, maar ik zag net pas dat die Bill Beaty dezelfde persoon is als de William Beaty van een artikel dat ik eerder in deze discussie (de woestijn voor jou 😉 ) aanhaalde. Wel weer erg grappig!
Constantia Oomen says
Hee, maar dat had ik niet gezien! Dat is inderdaad erg toevallig! http://4.bp.blogspot.com/-2-RzILvWZjQ/T2s0B1P5RAI/AAAAAAAAA8Q/tSw79-QeZbg/s1600/Henry_Winkler_Fonz_290x400.jpg
Arend Lammertink says
Het lastige met dergelijke discussies is dat vrijwel niemand lijkt te begrijpen dat je heel goed energie kunt aftappen uit het actieve vacuum, of je dat nu aether of zero-point ernergy wilt noemen.
Prof. Claus Turtur heeft een heel aardig relaas geschreven over hoe het toch kan dat een electron energie uit straalt in de vorm van een zich met de lichtsnelheid uitbreidend elektrisch veld, welke energie uit het niets lijkt te komen. Als je daar je vinger achter kunt krijgen, dan ben je waar je zijn wilt.
Ik ben ooit eens begonnen aan een artikel over deze materie, waar de basis toch vrij aardig in uitgelegd staat:
http://peswiki.com/index.php/Article:Free_Electric_Energy_in_Theory_and_Practice
Ik heb de apparatuur van Niburu een aantal keren gezien. Frank is idd erg enthousiast over de vlam eigenschappen van waterstof gas. Ik persoonlijk niet het idee dat daar veel bijzonders mee aan de hand is.
Ik denk echter wel dat Stanley Meyers ontwerp interessant genoeg is om serieus te onderzoeken met de wetenschap dat elektronen continu energie omzetten vanuit het ZPE veld en dat beschikbaar maken in de vorm van een elektrisch veld. En dat zou dan in principe af te tappen moeten zijn en aangezien Stan Meyer toch een aantal publieke demonstraties heeft gegeven en zijn ontwerp gepatenteerd is, zou het mij niet verbazen als je dat ontwerp aan de praat blijkt te kunnen krijgen.
Arend Lammertink says
Mocht iemand geinteresseerd zijn in een serieuze en beschaafde discussie over de theoretische mogelijkheden van het aftappen van energie uit de aether en/of de toch wel dubieuze theorie van Einstein, dan ben ik altijd bereid de discussie aan te gaan op INHOUD.
Zie ook mijn artikel over wat er schort aan de zo ongeveer heilig verklaarde theorie van een patent klerk:
http://www.tuks.nl/wiki/index.php/Main/Ruins96YearsEinsteinRelativity
Pepijn van Erp says
Er staat zoveel in die link die u geeft dat het lastig is om alles meteen te bespreken, maar als ik er dan toch een conclusie uit mag lichten:
Dit is toch een heel merkwaardige stelling. Uw begrip van “space” als abstract concept legt u dus op aan de realiteit, terwijl je het toch andersom moet zien: fysici proberen een (abstract) model te bedenken dat zo goed mogelijk met de realiteit (waarnemingen) in overeenstemming is. Als een waarneming niet in overeenstemming is met dat model (ook niet na nauwkeurige controle en bevestigd door andere waarnemers), moet het model op de schop.
De relativiteitstheorie is juist ontstaan doordat er waarnemingen gedaan zijn die niet in overeenstemming waren met het oude ‘ether’-model. Dus ofwel weet u die problemen wel binnen het oude model op te lossen, ofwel u moet een alternatief model aangeven dat die waarnemingen goed verklaart en u geen kopzorgen geeft over eigenschappen van uw abstracte concept van ruimte.
Arend Lammertink says
Het aspect dat de ruimte niet gekromd kan zijn, ontleen ik aan Tesla. En dat is meer een illustratie van hoe eenvoudig men kan zien dat Einstein’s theorie niet kan kloppen. Je haalt je een boel ellende op de hals als je af stapt van het fundamentele concept dat krachten uitgewisseld worden tussen fysieke objecten, die uiteindelijk zijn opgebouwd uit electromagnetische golven volgens het golf-deeltje dualiteitsprincipe. Alle krachten die we kennen worden gemeten vanwege de effecten die ze hebben op objecten/deeltjes. Hoe kun je nu een kracht hebben die interacteert tussen “ruimte” en een object?
Maar de basis van mijn stelling is dat de Maxwell vergelijkingen in hun huidige vorm incorrect zijn, omdat oorzaak en gevolg door elkaar gehaald zijn. Ladingsdragers zijn deeltjes en dus een electromagnetisch verschijnsel. Hoe kan een electromagnetisch verschijnsel de fundamentele oorzaak zijn van de electromagnetische velden?
De waarnemingen waar de relativiteitstheorie op gebaseerd is is bovenal het Michelson-Morley experiment, waar de nodige kanttekeningen bij geplaatst kunnen worden:
http://www.infinite-energy.com/iemagazine/issue59/adissidentview.html
“So far, we have at least two competing theories: a
partially entrained aether and Einstein’s relativity. Both
can explain the results of the Michelson-Morley and Michelson-Gale
experiments, the Sagnac effect, (and the Häfele-Keating experiment).
But we need a tie-breaking experiment for it is not good enough
to merely come up with an alternative theory. We need a decisive
blow.”
http://www.orgonelab.org/miller.htm
“The history of science records the 1887 ether-drift
experiment of Albert Michelson and Edward Morley as a pivotal turning
point, where the energetic ether of space was discarded by
mainstream physics. Thereafter, the postulate of “empty space” was
embraced, along with related concepts which demanded constancy in
light-speed, such as Albert Einstein’s relativity theory. The now
famous Michelson-Morley experiment is widely cited, in nearly
every physics textbook, for its claimed “null” or “negative” results.
Less known, however, is the far more significant and detailed work of
Dayton Miller.
Dayton Miller’s 1933 paper in Reviews of Modern Physics details the positive results from over 20 years of experimental research into the question of ether-drift, and remains the most definitive body of work on the subject of light-beam interferometry.
Other positive ether-detection experiments have been undertaken, such
as the work of Sagnac (1913) and Michelson and Gale (1925), documenting
the existence in light-speed variations (c+v > c-v), but these were
not adequately constructed for detection of a larger cosmological ether-drift,
of the Earth and Solar System moving through the background of space.
Dayton Miller’s work on ether-drift was so constructed, however, and
yielded consistently positive results.
Miller’s work, which ran from 1906 through the mid-1930s, most
strongly supports the idea of an ether-drift, of the Earth moving
through a cosmological medium, with calculations made of the actual
direction and magnitude of drift. By 1933, Miller concluded that the
Earth was drifting at a speed of 208 km/sec. towards an apex in the
Southern Celestial Hemisphere, towards Dorado, the swordfish, right
ascension 4 hrs 54 min., declination of -70° 33′, in the middle of the
Great Magellanic Cloud and 7° from the southern pole of the ecliptic.”
Arend Lammertink says
Paul Stowe heeft een heel aardig alternatief geformuleerd, gebaseerd op een beschrijving van het medium als zijnde een ideale vloeistof:
http://www.tuks.nl/wiki/index.php/Main/StoweFoundationUnificationPhysics
http://www.tuks.nl/wiki/index.php/Main/StoweNatureOfCharge
http://www.tuks.nl/pdf/Reference_Material/Paul_Stowe
http://www.tuks.nl/wiki/index.php/Main/StowePersonalEMail
-:-
I have determined that in my opinion all of physical processes can be defined in terms of the aether populational momenta (p). Such that,
Force (F) -> Grad p
Charge (q) -> Div p
Magnetism (B) -> Curl p
Gravity for example is Grad E where E is the electric potential at x.
This resolves to Le Sagian type process as outlined in the Pushing
Gravity models. The electric potential E in turn is created by charge
which is Div p…
My model is a direct extension of Maxwell’s vortex model of interacting rings (the smoke ring model).
I have been able to define all fundamental constants in terms of basic parameters,
including the gravitational constant G. Further, G is, within this
system, seamlessly integrated to all others, fitting into a unified system.
The key to this system’s definition is the realization that charge is fundamentally a result AND the measure of the compressibility of Maxwell’s aether.
-:-
Hier heb je dus de basis voor een unified (aether) theorie, waarbij tevens de zwaartekracht verklaard kan worden. Bijzonder intrigerend….
Arend Lammertink says
Laat ik ook nog een uitdaging toevoegen voor de mensen die graag experimenteel bewijs willen.
Herhaal Wheatstone’s experiment met moderne middelen:
http://www.tuks.nl/wiki/index.php/Main/WheatstoneExperimentsToMeasureTheVelocityOfElectricity
Een prachtig experiment, waarbij je een condensator via 3 spark gaps en een lange draad ontlaadt en zo nauwkeurig mogelijk meet hoe lang de puls er over doet voor hij het einde van de draad bereikt. Wheatstone mat de frequentie van zijn apparaat door een hamertje op de roterende as te monteren, dat tegen een stukje papier sloeg en zo kon hij op het gehoor de rotatiesnelheid van het ding bepalen.
Kwestie van lange draad, 3 auto bougies in een licht-dicht kastje monteren met een fotogevoelige detector, een auto bobine aansturen met een 555-je een een een oscilloscoop.
Ik zet mijn geld op Wheatstone en verwacht dat je uitkomt op een propagatiesnelheid in de orde van pi/2 (1.57) keer de lichtsnelheid.
Pepijn van Erp says
Beste Arend, voordat je hier een enorme berg aan mogelijk interessante experimenten oppert: laten we nou eerst even die discussie over ether vs. relativiteit afhandelen, is al lastig genoeg. Je stelt je dus op het standpunt dat die ether theorie nog steeds voldoet? Of in een modern jasje gestoken wellicht. Maar waar kunnen wij die alternatieve theorie precies zien? Ik heb niet zoveel zin om het tussen al die links zelf maar uit te zoeken.
Arend Lammertink says
Ik ben inderdaad een aanhanger van de aether theorie en ben van mening dat die nog steeds voldoet en dat niet alleen, het biedt ook een heel elegante verklaring voor wat magnetisme is en wat zwaartekracht is.
Magnetisme is een rotatie van/in de aether en zwaartekracht is eigenlijk het Bernouilli/Venturi effect in de aether. Vandaar dat zwaartekracht en het electrische veld aan elkaar gerelateerd zijn, zoals blijkt uit de experimenten van TT Brown:
http://en.wikipedia.org/wiki/Thomas_Townsend_Brown
Essentie hiervan is dat met een asymmetrische condensator, opgeladen met een hoog voltage, de zwaartekracht opgeheven kan worden:
http://www.infinite-energy.com/iemagazine/issue45/thelifterphen.html
” There is no clear,
generally accepted physics explanation about how these craft work!
In electronics terms, they are asymmetrical capacitors (one side
or electrode holding more charge than the other) onto which charge
has been applied from a DC source. There is an unmistakable force
generated that makes these craft experience movement in the direction
toward the smaller-sized electrode.”
Dit kun je dus vrij eenvoudig verklaren vanuit Stowe’s “Gravity for example is Grad E where E is the electric potential at x”, terwijl je het met Einstein een stuk lastiger krijgt. 😀
Stowe’s theorie helaas nogal verspreid op het internet in een aantal newsgroup postings en daarmee niet 1,2,3 in een keurig geheel te vinden.
Dit is zijn basis “paper”:
http://www.tuks.nl/wiki/index.php/Main/StoweFoundationUnificationPhysics
En dit zijn zo ongeveer zijn conclusies:
http://www.tuks.nl/wiki/index.php/Main/StowePersonalEMail
“The basic physical quantities in this system are the
medium properties identified by Maxwell in his 1860-61 “On Physical
Lines of Force”. We quantify the mean momentum (quanta) [ß],
characteristic mean interaction length (quanta) [L], the root mean speed
[c], and a mass attenuation coefficient [¿].
Their values are,
ß = 5.154664E-27 kg-m/sec
L = 6.430917E-08 m
¿ = 3.144609E-06 m^2/kg
c = 2.997925E+08 m/sec
In other words, all of the major observed and measured constants of physics can be derived from the above terms.”
Wat er tussen zit is helaas een beetje een zoek-plaatje.
Wel is er een paper met een pushing gravity model a.d.h.v. Le Sage:
http://en.wikipedia.org/wiki/Le_Sage%27s_theory_of_gravitation
“The theory proposed a mechanical explanation for Newton’s gravitational
force in terms of streams of tiny unseen particles (which Le Sage called
ultra-mundane corpuscles) impacting all material objects from all
directions. According to this model, any two material bodies partially
shield each other from the impinging corpuscles, resulting in a net
imbalance in the pressure exerted by the impact of corpuscles on the
bodies, tending to drive the bodies together.”
http://www.tuks.nl/pdf/Reference_Material/Paul_Stowe/Stowe_in_PushingGravity.pdf
Stowe’s model bestaat uit het modelleren van het medium als zijnde een super vloeistof, waarin men postuleert dat deze bestaat uit deeltjes met een bepaalde elementaire massa. Op die manier kun je met behulp van de terminologie van fysieke vloeistoffen golfbewegingen in de aether, waarvan we niet weten waaruit het bestaat, beschrijven. Aangezien de eigenschappen van het medium waarmee golfverschijnselen beschreven kunnen worden binnen dit aether model getransformeerd kunnen worden tussen de verschillende fysische domeinen, is de beschrijving van de aether in termen van een populatie van deeltjes met massa geen fundamentele beschrijving van de eigenschappen van de aether.
Dus je weet nog steeds niet waar de aether uit bestaat, maar je kunt toch vrij aardig een indrukwekkende hoeveelheid natuurconstanten wiskundig afleiden en aan elkaar relateren.
Erg interessante theorie waar heel veel in zit naar mijn idee.
Pepijn van Erp says
Voordat ik me waag aan het bekijken van die theorie van Stowe, die me in eerste instantie nogal slecht opgeschreven lijkt, zou ik van je wel eens willen weten waarom je het model van een “lege” ruimte met fysische eigenschappen verwerpt en een ruimte gevuld met deeltjes, waar je van zegt dat we niet weten wat die zijn, wel aantrekkelijk vindt.
Arend Lammertink says
a) omdat je dan een duidelijke scheiding hebt tussen de fundamentele concepten:
1. plaats en ruimte
2. fysische processen die zich binnen de ruimte plaats vinden en daarmee alleen effect kunnen hebben in de vorm van interacties tussen fysische objecten.
Uiteindelijk zou het best kunnen dat je tot de conclusie komt dat je de aether moet zien als zijnde een model van de fysische eigenschappen van de fysische ruimte, maar dan nog zou je m.i. een onderscheid moeten maken tussen de fysische eigenschappen waarmee de ruimte gevuld is en het coordinatensysteem waarmee je de ruimte vorm geeft.
Als je de fysische eigenschappen met behulp van een aantal constanten (karakteristieke impedantie, permeabiliteit en permittiviteit) aan de lege ruimte zelf toedicht zonder er daarbij van uit te gaan dat deze veroorzaakt worden door een medium met vloeistof-achtige eigenschappen, dan kun je je geen beeld vormen van de achterliggende vloeistof-achtige dynamica en dan kun je ook de relatie tussen zwaartekracht en medium niet verklaren. En dan zadel je jezelf op met een theorie waarin allerlei gaten gedicht moeten worden, zoals “zwakke” en “sterke” kernkrachten, “donkere materie” en virtuele fotonen aan toe, waarmee de verschillen tussen near en far-field bij antenne’s verklaard worden:
http://en.wikipedia.org/wiki/Near_and_far_field
“In the quantum view of electromagnetic interactions, far-field effects
are manifestations of real photons, whereas near-field effects are due
to a mixture of real and virtual photons.”
Das dus gewoon een gat dichten door iets virtueels, iets niet bestaands, uit de duim te zuigen….
b) omdat het postuleren van het bestaan van een medium met vloeistof achtige eigenschappen in termen van haar eigenschappen om de propagatie van het electrische, het magnetische en het zwaartekracht veld te ondersteunen tot hele goede resultaten leidt, waarmee het afgaande op Stowe mogelijk is tot een universele theorie te komen.
c) omdat het postuleren van een aether in overeenstemming is met de, moet ik toegeven, mager in aantal, observaties van longitudinale electro-statische of dielectrische golven die zich met een snelheid van pi/2 keer de snelheid van het licht voortplanten.
De waarnemingen waar we het dan over hebben zijn:
1. Wheatstone
2. Tesla
3. Eric Dollard bij zijn replicaties van Tesla.
4. Prof. Meyl, idem dito.
Nu zijn dat slechts vier waarnemingen, maar wanneer je e.e.a. samen neemt, plus daarbij Dr. C.K. Thornhill’s uitstekende kritiek op Einstein ( http://etherphysics.net/CKT4.pdf ), en je gaat er van uit dat magnetisme een rotatie van/in de ether is, dan zijn logischerwijs electro-magnetische verschijnselen, waarbij dat mysterieuze golf-deeltje dualiteitsverschijnel optreedt, ook een verschijnsel waarbij er sprake is van één of ander in zichzelf gekeerd roterend verschijnsel, dat er mogelijk uit ziet als iets in deze richting:
http://www.tuks.nl/img/dualtorus.gif
http://www.tuks.nl/img/rotating_torus_coil.gif
Ok. Mijn stelling is dan dat als deeltjes inderdaad roterende vortex-achtige verschijnselen in de aether zijn, dat bij een eenparige beweging van zo’n “deeltje” de aether dus een pad van netto pi*r moet volgen, terwijl een longitudinaal golfverschijnsel zonder rotatie dus slechts een pad van 2*r hoeft te volgen.
En dan krijg je dus een fundamentele verhouding in de propagatiesnelheden van pi/2. En dat komt dan verdraaid dicht bij de metingen van de heren Wheatstone en Tesla.
En dat zou dan mooi aangetoond kunnen worden met een herhaling van het experiment van Wheatstone. Als je daar inderdaad een propagatiesnelheid van pi/2 x c meet, waarbij c afhankelijk is van het medium (koper), dan krijg je het knap lastig om aan Einstein vast te houden.
En aangezien Wheatstone e.e.a. al eens gemeten heeft, mag je verwachten dat je op hetzelfde resultaat uit komt als deze toch niet onbekende fysicus.
En zoals men zegt: er is maar één experiment nodig om een theorie omver te halen….
Matthijs Geerlings says
Er is inderdaad maar 1 experiment nodig om een theorie omver te halen, mits de uitkomst van het experiment de theorie falsifieert:
Het Michaelson-Morley experiment heeft elke theorie die stelt dat licht zich in een aether voortplant gefalsifieert.
Arend Lammertink says
Ik had al aangegeven dat er op he MM experiment het eea aan te merken
is. Het MM experiment is gebaseerd op slechts een paar dagen meten,
terwijl Miller 20 jaar lang heeft lopen meten en tot andere resultaten
komt. Het is dan wel erg kort door de bocht om te spreken van
gefalsificeerd.
En als je dan spreekt over dat “*elke* [aether] theorie” daarmee
gefalcificeerd is, terwijl hier boven in het verhaal van Dr. Cantrell al
staat “So far, we have at least two competing theories: a partially entrained aether and Einstein’s relativity”, dan verklaar je jezelf al
bijna tot pseudo wetenschapper op deze manier. Wel een beetje bij de les blijven, hoor!
En als er al iets gefalcificeerd is, dan is dat slechts de aanname
dat de aarde beweegt tov de aether. Het kan net zo goed zijn dat de
aether roteert rond de zon en op die manier de beweging van de aarde
determineert, waarbij de aarde dus simpelweg mee beweegt met de aether
als een kurk in een rivier.
Jan Willem Nienhuys says
Toe maar. Elders wordt gesteld dat de algemene en speciale relativiteitstheorie niet klopt, dat de wetten van Maxwell fout zijn – heb ik iets gemist?
Kortom zowat de hele fundamentele natuurkunde van der twintigste eeuw, en een flink stuk negentiende eeuw deugt niet. Iedereen moet zijn navigator maar inleveren want die levert betrouwbare gegevens op, en wel op basis van de algemene en speciale relativiteitstheorie.
De manier om dit aan de wereld te vertellen, is dat je het ordelijk opschrijft, niet vergeten uit te leggen waarom de talloze proeven leken uit te komen, die al die theorieën bevestigden en het bijvoorbeeld mogelijk maakten sommige natuurconstanten (i.h. het anomale magnetisch moment van het elektronen en het elektron-muon) op iets van 10 of 12 decimalen nauwkeurig theoretisch te berekenen op precies dezefde waarde als wat gemeten is.
Dan stuur je het naar een wetenschappelijk tijdschrift. Probeer niet alles tegelijk te doen. Proberen dit forum te overdonderen heeft geen zin.
Maar je zou om te beginnen toch eens kunnen uitleggen waarom volgens Tesla de ruimte niet gekromd kan zijn. Kromming van de ruimte betekent niets anders dan dat driehoeken waarvan de zijden kortste verbindingen zijn tussen de hoekpunten een hoekensom ongelijk aan 180 graden hebben.
Al in de 19de eeuw kwamen de wiskundigen er achter dat een dergelijke situatie niet in strijd is met de logica. Dus of de fysieke ruimte al dan niet gekromd is en zo ja hoeveel, is iets dat waargenomen moet worden. Ik ben benieuwd welke waarnemingen Tesla presenteerde. De astronomen beweren dat de kromming heel gering is (in de orde van boogseconden voor driehoeken waar de zon makkelijk in past). Of had Tesla misschien iets bedacht waar wiskundigen zoals Gauss en Riemann en Hilbert en Poincaré niet aan gedacht hadden? Ruim 2000 jaar hebben wiskundigen zich het hoofd gebroken over de vraag of je zou kunnen bewijzen dat de ruimte beslist niet gekromd was (m.a.w. of je zou kunnen bewijzen dat de hoeken van een driehoek samen 180 graden zijn, in plaats van dat of iets equivalents als axioma aan te nemen). Tegenwoordig kan elke scholier inzien waarom je dat niet kunt bewijzen, en waarom de kromming van onze ruimte een kwestie is van nameten. Zou Tesla dan toch de beschouwingen van genoemde topwiskundigen weerlegd hebben? Tesla heeft geschreven
Is dat alles? Wat een stupiditeit!
Arend Lammertink says
“Kortom zowat de hele fundamentele natuurkunde van der twintigste eeuw,
en een flink stuk negentiende eeuw deugt niet. Iedereen moet zijn
navigator maar inleveren want die levert betrouwbare gegevens op, en wel
op basis van de algemene en speciale relativiteitstheorie.”
Ach ja, natuurlijk, het gps argument. Die hadden we nog niet gehad.
Dr. Cantrell had dat ook al behandeld:
-:-
The mainstream authorities are fond of saying that
GPS would not work if it weren’t for Einstein’s rrelativity.
Clifford Will of Washington University has been quoted31
as saying:
“SR has been confirmed by experiment so many times
that it borders on crackpot to say there is something wrong with
it. Experiments have been done to test SR explicitly. The world’s
particle accelerators would not work if SR wasn’t in effect.
The global positioning system would not work if special relativity
didn’t work the way we thought it did.”
Oh really? What does one of the world’s
foremost experts on GPS have to say about relativity theory and
the Global Positioning System? Ronald R. Hatch is the Director of
Navigation Systems at NavCom Technology and a former president of
the Institute of Navigation. As he describes in his article for
this issue (p. 25, IE #59), GPS simply contradicts Einstein’s
theory of relativity. His Modified Lorentz Ether Gauge Theory (MLET)
has been proposed32 as an alternative to Einstein’s
relativity. It agrees at first order with relativity but corrects
for certain astronomical anomalies not explained by relativity theory.
(Also see IE #39, p. 14.)
-:-
“De manier om dit aan de wereld te vertellen, is dat je het ordelijk
opschrijft, niet vergeten uit te leggen waarom de talloze proeven leken
uit te komen, die al die theorieën bevestigden en het bijvoorbeeld
mogelijk maakten sommige natuurconstanten (i.h. het anomale magnetisch
moment van het elektronen en het elektron-muon) op iets van 10 of 12
decimalen nauwkeurig theoretisch te berekenen op precies dezefde waarde
als wat gemeten is.”
Het anomale magnetische moment heeft te maken met Quantum mechanica, niet met Einsten:
http://en.wikipedia.org/wiki/Anomalous_magnetic_dipole_moment
“In quantum electrodynamics, the anomalous magnetic moment of a particle is a contribution of effects of quantum mechanics, expressed by Feynman diagrams with loops, to the magnetic moment of that particle.”
Dat is dus een non-argument in deze, in het bijzonder omdat algemeen bekend is dat QM en Einstein’s theorie toch op gespannen voet met elkaar staan:
http://en.wikipedia.org/wiki/Quantum_mechanics#Relativity_and_quantum_mechanics
“Even with the defining postulates of both Einstein’s theory of general
relativity and quantum theory being indisputably supported by rigorous
and repeated empirical evidence
and while they do not directly contradict each other theoretically (at
least with regard to their primary claims), they have proven extremely
difficult to being incorporated within one consistent, cohesive model”
En het antwoord waarom vele proeven de theorie lijken te bevestigen, is omdat het gebaseerd is op de Lorentz transformatie die een constante lichtsnelheid vereist. Zo lang je in een gebied rond de aarde blijft waar de lichtsnelheid praktisch constant verondersteld kan worden, rollen de juiste cijfertjes uit je formules. Maar dat wil nog niet zeggen dat je theorie algemeen toepasbaar is.
De Pioneer anomaly maakt meer dan duidelijk dat er ver van de aarde verwijderd iets aan de hand is:
http://en.wikipedia.org/wiki/Pioneer_anomaly
” Upon very close examination of navigational data, the spacecraft were
found to be slowing slightly more than expected. The effect is an
extremely small but unexplained acceleration towards the Sun, of 8.74±1.33×10−10 m/s2. […] A number of proposed explanations for acceleration towards the sun have
been pursued. These are categorized under the following: an unaccounted for real deceleration, observational errors, and explanations that would essentially be New Physics.
During March 2011, experts proposed new calculations which seem to
confirm that heat is the cause of the spacecraft slowing down.”
En Dr. Cantrell heeft nog een heel lijstje meer anomaliteiten:
http://www.infinite-energy.com/iemagazine/issue59/adissidentview.html
En uiteindelijk komt mijn kritiek inderdaad neer op een logische fout in de wetten van Maxwell, zo ik boven zei:
“Maar de basis van mijn stelling is dat de Maxwell vergelijkingen in hun
huidige vorm incorrect zijn, omdat oorzaak en gevolg door elkaar gehaald
zijn. Ladingsdragers zijn deeltjes en dus een electromagnetisch
verschijnsel. Hoe kan een electromagnetisch verschijnsel de fundamentele
oorzaak zijn van de electromagnetische velden?”
Het is namelijk precies de aanname dat EM velden veroorzaakt worden door ladingsdragers die er voor zorgt dat longitudinale electro-statische golven zogenaamd niet kunnen, terwijl zowel Wheatstone als Tesla propagatiesnelheden van ver boven de lichtsnelheid gemeten hebben.
Met Wheatstone’s experiment heb je in feite het experiment waarmee al in 1834 is bewezen dat Einstein’s theorie niet klopt, waarbij Tesla hetzelfde bewijs via een andere meetmethode heeft geleverd dat gerepliceerd is door oa. Meyl en Dollard.
En dan hangt de hele Einstein theorie aan één experiment van Michelson-Morey uit 1887 dat in feite reeds weerlegd is door Miller:
http://www.orgonelab.org/miller.htm
Met andere woorden: De aether theorie staat experimenteel met 2-0 voor, hoe hard je ook roept:
“Is dat alles? Wat een stupiditeit!”
Jan Willem Nienhuys says
Dat anomale magnetische moment, en de precisie waarmee het berekend is, berust op de elementaire deeltjestheorie waar die verschillende krachten in zitten waar je kritiek op hebt.
Kijk, het gaat om interacties van elektronen met fotonen. Maar elk virtueel foton dat een elektron uitzendt (ook al iets waar je problemen mee schijnt te hebben) heeft een kleine kans om eventjes een deeltjespaar te worden. Die deeltjes van zo’n paar hebben weer kleine kansen om verdere interacties te ondergaan. Bij elk van die processen of combinaties van processen horen Feynmandiagrammen. Men moet de effecten van al die Feymandiagrammen bij elkaar tellen (een stuk of 1000 als je tot de vierde orde benadering wilt gaan) en daar komen in elk geval bij het muon ook diagrammen met W en Z deeltjes (m.a.w. zwakke kernkrachten) en quarks (sterke kernkrachten) bij kijken. De totale berekening nam een paar jaar of daaromtrent op een supercomputer.
De theorie van Einstein hangt helemaal niet aan 1 experiment. In feite kende Einstein dat hele experiment niet, naar het schijnt. Waar het om gaat, is dat de wetten van Maxwell onveranderd dienen te blijven als je overgaat op een bewegend systeem. Dus in een rijdende trein meet je in alle richtingen dezelfde lichtsnelheid. Meetapparaten zijn volgens mij tegenwoordig zo nauwkeurig dat als dat niet zo was het met gemak waargenomen kon worden.
En wat betreft Tesla, daar heb ik nog niets over vernomen. Ik beweerde dat wat Tesla schreef (ik gaaf het citaat toch?) gewoon dom was. Misschien vergis ik me. Leg het dan maar uit. Ik vind dat ik heb uitgelegd dat het begrip ‘gekromde ruimte’ een heel begrijpelijke interpretatie heeft. Ik wil daar nog aan toevoegen dat die interpretatie al in de 19de eeuw bekend was.
Arend Lammertink says
Ok. Nu komen we met argumenten die er op lijken.
Laten we het stuk over het anomale magnetische moment even laten voor wat het is. Vooralsnog sta je daar voor, want daar weet ik te weinig van. Anders dan dat voor alle deeltjes, dus ook W en Z deeltjes en quarks en zo het deeltje-golf dualiteitsprincipe ook moet gelden en dat virtuele elementen in essentie toch neer komen op het postuleren van het bestaan één of ander niet-echt (virtueel) ding dat nodig is om de zaak recht te breien en daarme bijna per definitie niet gebaseerd kunnen zijn op metingen kan ik daar op dit moment niets over zeggen.
Het punt dat de wetten van Maxwel onveranderd dienen te blijven is in waar Dr. Thornhil zijn epistel over geschreven heeft en wat mij aan het twijfelen bracht over de correctheid van Einstein’s theorie:
http://etherphysics.net/CKT4.pdf
Thornhill stelt dat de Maxwell vergelijkingen zonder lading of stroom reduceren tot dezelfde vergelijkingen als waarmee golven in vloeistoffen beschreven worden en gaat in op het invariantie probleem:
-:-
The real space-time of Newtonian mechanics and the ether concept is contrasted with the imaginary space-time of the non-ether concept and relativity. In real space-time (x, y, z, ct) characteristic theory shows that Maxwell’s equations and sound waves in any uniform fluid at rest have identical wave surfaces. Moreover, without charge or current, Maxwell’s equations reduce to the same standard wave equation which governs such sound waves. This is not a general and invariant equation but it becomes so by Galilean transformation to any other reference-frame. So also do Maxwell’s equations which are, likewise, not general but unique to one reference-frame. The mistake of believing that Maxwell’s equations were invariant led to the Lorentz transformation and to relativity; and to the misinterpretation of the differential equation for the wave cone through any point as the quadratic differential form of a Riemannian metric in imaginary space-time (x, y, z, ict). Mathematics is then required to tolerate the same equation being transformed in different ways for different applications. Otherwise, relativity is untenable and recourse must then be made to real space-time, normal Galilean transformation and an ether with Maxwellian statistics and Planck’s energy distribution.
-:-
Hier ben ik een beste tijd zoet mee geweest, voordat ik snapte wat er eigenlijk stond. 🙂
Maar goed, nu is het heel aardig dat je de Lorentz transformatie niet meer nodig hebt als je lading en stroom als veroorzaker van de EM velden uit de Maxwell vergelijkingen haalt, maar dan heb je nog geen reden om dat te doen.
Mijn stelling is dat die reden er wel degelijk is, omdat lading en stroom verschijnselen zijn die veroorzaakt worden door ladingsdragers en dat zijn nu eenmaal deeltjes. En aangezien deeltjes volgens het golf-deeltje dualiteitsprincipe tevens EM golven zijn, heb je in de huidge Maxwell vergelijkingen een kip-ei probleem geintroduceerd.
De huidige Maxwell vergelijkingen stellen in essentie dat EM velden en golven veroorzaakt worden door een electromagnetisch golf verschijnsel. En dat is uiteindelijk de reden dat je je toevlucht moet zoeken tot de Lorentz transformatie, die vervolgens een vaste lichtsnelheid vereist.
Een ander gevolg van de huidige Maxwell vergelijkingen is dat longitudinale dielectrische (electro-“statische”) golven niet mogelijk zijn, behalve in plasma’s. Terwijl zowel Wheatstone als Tesla ze wel gemeten hebben, althans propagatiesnelheden van om en nabij de pi/2 keer de lichtsnelheid gemeten hebben.
Dan heb je dus een kip-ei probleem in een set vergelijkingen die niet Galilei invariant zijn, maar dat wel worden als je het kip-ei probleem uit die vergelijkingen haalt en een aantal experimentele resultaten die in tegenspraak zijn met de theorie die gebaseerd is op een, volgens Thornhill ‘freak’ transformatie die een vaste lichtsnelheid vereist.
Ten slotte heb je dan ook nog dat de aanwezigheid van materie de lichtsnelheid beinvloedt, waardoor licht bijvoorbeeld breekt in glas. Volgens het deeltje-golf dualiteitsprincipe zou dan ook de aanwezigheid van fotonen, hetzij op licht frequenties hetzij op radiofrequenties, de lichtsnelheid moeten beinvloeden. Daarmee wordt het vrij lastig om vol te houden dat in de ruimte tussen de planeten, de zonnestelsels en de melkwegstelsels de lichtsnelheid “in vacuum” absoluut constant verondersteld kan worden.
En ook dat element is experimenteel vastgesteld volgens Cantrell:
http://www.infinite-energy.com/iemagazine/issue59/adissidentview.html
“Evidence has surfaced that the speed of light is
not c in deep space, based on satellite data from Pioneer 10 and 11.
Launched in 1972 and 1973 respectively, radio signals received from
these satellites contain an “anomalous” Doppler shift. Renshaw showed that this can be explained by assuming classical Newtonian mechanics
for the Doppler-shifted radio signal in a heliocentric frame of
reference. Staunch relativists take note: Here is a clear case, for both
satellites, where classical theory gives the correct answer, but relativistic corrections lead to the wrong results. Einstein’s relativity cannot explain this result, and indeed, it is the cause of the problem in the first place!”
“Wallace discovered
that radar data for the planet Venus did not confirm the constancy of
the speed of light. Alarmed and intrigued by these results, he noticed
systematic variations in the data with diurnal and lunar-synodic
components. He attempted to publish the results in Physical Review Letters, but he encountered considerable resistance. His analysis indicated a heretical “c + v” Galilean fit to the data,
so as a result, he had no alternative but to publish elsewhere. To say
that Wallace was less than tactful would be something of an
understatement. He made heated claims that NASA had noticed the very
same results and was using non-relativistic correction factors to
calculate signal transit times.”
Merk op dat deze Pioneer anomaly een andere is dan het afrem fenomeen waar ik eerder aan refereerde.
Al met al heb je dan toch een beste berg argumenten waarom Einstein’s theorie fundamenteel niet klopt, omdat er een kip-ei probleem in de Maxwell vergelijkingen zit die er niet in hoort.
Het argument van Tesla is wellicht uiteindelijk een kwestie van smaak. Wil je de ruimte zien als iets leegs, gevuld met een aether die dan in feite de fysische eigenschappen van de ruimte beschrijft, of wil je een beschrijving van de ruimte waarin je op een andere manier deze eigenschappen modelleert?
Ik vind persoonlijk een lege ruimte met een aether erg elegant omdat je je bij een vloeistof makkelijk iets voor kunt stellen en dat vergroot het inzicht. Een roterend verschijnsel als magnetisme is makkelijk voor te stellen bij een aether gevulde ruimte, terwijl als de ruimte zelf moet gaan roteren dat toch tegen de intuitie in gaat Maar goed, wiskundig hun je het vast voor elkaar krijgen.
Pepijn van Erp says
Wat is de wereld van ‘fringe science’ toch klein! Dat artikel van Thornhill is gepubliceerd in ‘The Hadronic Journal’ een tijdschrift van Ruggero Santilli! Eigenlijk al genoeg reden om het niet al te serieus te nemen. Je kunt het in ieder geval niet vergelijken met een peer reviewed artikel in andere tijdschriften. Santilli publiceert gewoon alles wat hem aangeboden wordt en er lekker ingewikkeld uitziet. Anders moet ie onder verschillende namen zelf dat blad volschrijven 😉
Zie http://www.kloptdatwel.nl/2012/01/30/de-fantastische-wetenschap-van-ruggero-santilli/
Ik heb onlangs nog geprobeerd te mailen met Santilli maar werd al snel uitgemaakt voor “A threat to America and mankind.”, maar daar zal ik binnenkort nog wel wat over schrijven.
Arend Lammertink says
Erg professioneel. Discussie op inhoud vermijden door het op de uitgever waar het gepubliceerd is af te serveren….
Prof. Turtur heeft overigens ook gepubliceerd in een niet zo gerenommeerd tijdschrift, btw:
http://www.gsjournal.net/old/physics/turtur1e.pdf
En nu wil ik niet zeggen dat je niet kritisch zou moeten zijn bij artikelen die in deze journals gepubliceerd worden. Maar de algemene modus operandus waarbij men artikelen in gerenommeerde tijdschriften vrijwel klakkeloos voor waar aan neemt en andere artikelen eigenlijk standaard niet serieus neemt is nu niet bepaald een houding die past bij iemand die zich skepticus wenst te noemen.
Een echte skepticus is natuurlijk óók skeptisch als het over Einstein en de gevestigde wetenschap gaat. Anders ben je zo’n soort vegetarier die de hele dag vegetarier is, behalve tijdens het avondeten. 😉
Als ik zo snel je artikel over Santilli door kijk, dan ga ik helemaal met je mee in je kritiek over zijn HHO verhaal. Electrolyse levert gewoon een mengsel van waterstofgas en zuurstof en dat is heel interessant om als brandstof te gebruiken. Niets nieuws onder de zon wat dat betreft en er is een heleboel B.S. gepubliceerd aan theorieën die wat mij betreft weinig hout snijden.
En wat dat betreft ziitten ook zowel Meyer als Puharich ( http://www.tuks.nl/pdf/Patents/Puharich/ ) wat mij betreft fout in hun theorie.
Dat wil echter niet zeggen dat Meyer’s WFC niet zou kunnen werken. Kern van het probleem om een apparaat te maken dat op het eerste gezicht op een perpetuum mobile lijkt is het vinden van een beschikbare energiebron en vervolgens een truuk te verzinnen om die te gebruiken.
Het vraagstuk over de beschikbare energiebron is opgelost door Turtur in bovenstaand artikel, dat ik ook heb aangehaald in mijn verhaal over free energy:
http://peswiki.com/index.php/Article:Free_Electric_Energy_in_Theory_and_Practice#The_electric_field_as_an_energy_source
-:-
Well, it may be right that particle physics says it’s easy to extract EM
energy from the vacuum, but that does not tell us how we can use that, nor how
we can engineer systems that are able to make use of this unknown, or better:
overlooked, territory. Where is that energy? Where does it come from and where
does it go?
The answer to these questions can be found in the paper Conversion of the
Vacuum-energy of electromagnetic zero point oscillations into Classical
Mechanical Energy by the German Professor Claus Turtur. In the chapter “A
circulation of energy of the electrostatic field” (pages 10-14) he makes a
straightforward calculation of the energy density of the static electric field
surrounding a point charge using nothing more than Coulombs law and the known
propagation speed of the electric field, the speed of light, and shows that
there must be some kind of energy circulation between the vacuum and charge
carriers
[…]
So there we are. The electric field (the airflow in our fandoor analogy) is
on the one hand powered by the vacuum and on the other hand it powers the
vacuum. So, at least part of the energy in space / the vacuum, referred to with
names as “Zero Point Energy” (ZPE), virtual particle flux, the Dirac sea,
Orgone, etc. is not only fueled by the electric field, it is continuously
converted back into an electric field by each and every charged particle in the
universe, which makes the electric field a source of energy. The implications of
that are staggering. It means that the law of conservation of energy does not
apply to electrical systems, because they are not isolated. After all,
Turtur shows without a shadow of a doubt that energy is being extracted from
the active vacuum by each and every charged particle and thus every electrical
system in existence in the Universe.
-:-
Maar goed, mijn artikel is niet echt af en het staat op een nog dubieuzere site. En de nadere uitleg in de commentaren op dit blog kunnen dan natuurlijk al helemaal niet door de beugel. 😀
Pepijn van Erp says
Ik zag dat er al heel veel gediscussieerd is over Thornhill en anderen die ‘Plasma Cosmologgy’ of een of andere vorm van ‘the Electric Universe’ aanhangen. Bijvoorbeeld op het JREF-forum
http://forums.randi.org/showthread.php?t=231624&page=5 en
http://forums.randi.org/showthread.php?t=112661 Als je echt op zoek bent naar serieus inhoudelijk commentaar, zul je het daar eerder vinden dan hier op kloptdatwel. Gewoon omdat daar meer mensen met verstand van dit soort zaken commentaar kunnen geven.
Ik heb dat nog niet allemaal gelezen, maar ik maak er wel uit op dat de personen die deze theorieën uitdragen niet echt uitblinken in helder schrijven, goed citeren en fouten toegeven.
En dat ik dat artikel van Thornhill niet meteen serieus neem, heeft inderdaad te maken met het feite dat het niet in een tijdschrift gepubliceerd is dat niet zo’n dubieuze achtergrond heeft. Waarom krijgt hij het niet in main stream tijdschrift gepubliceerd? Op zijn minst omdat het heel erg onduidelijk opgeschreven is.
Als ik tijd heb zal ik nog naar dat verhaal van Turtur kijken, dat is nog aardig on topic.
Arend Lammertink says
Het is erg lastig om theorieën gepubliceerd te krijgen die kritisch zijn t.o.v. de gevestigde wetenschap. Als het puntje bij het paaltje komt is het uiteindelijk toch zo dat de heren die beoordelen of iets de moeite van het publiceren waard is zich niet bepaald populair maken bij hun collegas als in feite het fundament van de exacte wetenschap onderuit gehaald wordt. En dat is dan niet bepaald positief voor je carriere.
Mensen als Turtur en Thornhill zoeken daarom nood gedwongen hun toevlucht tot alternatieve journals of zelf publiceren op het internet, waarmee het een ware kunst is om de parels in de modder te vinden.
Thornhill heeft toch ook een heel aardig CV:
http://www.ptep-online.com/index_files/2007/PP-11-17.PDF
-:-
His secondary education was undertaken at the King Edward VII School in Sheffield. In 1936 he was awarded an Open (Jodrell) Scholarship for Mathematics at Queen’s College, Oxford. This scholarship was worth 110 a year, a considerable amount in those days. He completed his undergraduate studies at the beginning of the Second World War and spent that war devoting his considerable mathematical talent to the aid of the war effort.
During the War and in subsequent years, he worked in a variety of fields with a bias towards unsteady gasdynamics. These included external, internal, intermediate and terminal ballistics; heat transfer and erosion in gun-barrels; gasdynamics and eects of explosions; theories of damage; detonation and combustion; thermodynamics of solids and liquids under extreme conditions, etc. As a result of the war work, he was awarded the American Presidential Medal of Freedom. This was an award of which he was, quite properly, inordinately proud. The actual citation was as follows:
Mr. C. Kenneth Thornhill, United Kingdom, during the period of active hostilities in World War II, performed meritorious service in the field of scientific research. As a mathematician working in the field of gun erosion, he brought to the United States a comprehensive knowledge of the subject, and working in close co-operation with American scientists concerned with the study of erosion in gun barrels, he aided and stimulated the work in improving the performance of guns.
-:-
Nu is een Medal of Freedom natuurlijk geen Nobelprijs, maar je doet hem denk ik toch wel te kort als je hem in feite afserveert als “fringe scientist” omdat de gevestigde tijdschriften kennelijk weinig trek hadden om zichzelf het leven moeilijk te maken..
Overigens was Thornhill dus een wiskundige. Dat maakt het voor een electrotechnicus soms lastig te volgen. Voor een wiskundige als jij zou het een stuk makkelijker moeten zijn…
Arend Lammertink says
Oh, ik zie net dat Stowe het ook over anomale magnetische moment heeft:
http://www.tuks.nl/wiki/index.php/Main/StoweNatureOfCharge
-:-
As defined, the property charge is of a form
consistent with a simple harmonic oscillator. These have a unique
mathematical form, which is:
nu = [1/2pi]Sqrt(A/m)
where A is called the ‘spring constant’. And:
m(nu) = [1/2pi]Sqrt(Am)
which gives us to the requisite units kg/sec, and as stated above, to be correct, charge MUST take this form! It does:
q = [1/2pi]Sqrt(h[eps]c/Sqrt[3]) = 1.603815E-19 kg/sec
But wait! This value isn’t correct, elemental charge
is given to be 1.60217E-19, not 1.603815E-19. We’re off (high) by 1.001.
But we’ve seen this value before, the ‘theoretical’ value for the
electron’s magnetic moment is:
qh/m4pi
and for an electron, is called the Bohr magnetron. But
when we actually measure it, we get a value that is 1.001 times higher
than the equation predicts. The difference is called the magnetic moment
anomaly. When we use the value derived by our model, this difference
practically vanishes.
-:-
Constantia Oomen says
Ik las “anormaal magisch moment”.
Hihi, slechts een binnenpretje. Can relate to that: out of the box magische momenten.
The Bohr magnetron hahaha. Knipoog naar een skepticus, diegene weet wel dat ik hem bedoel.
Jan Willem Nienhuys says
Dit is eigenlijk een antwoord aan Lammertink.
Ik schreef
Inmiddels gaat het over allerlei andere dingen, maar een citaat van Thornhill wil ik eruit lichten:
Dat is bijna goed. Correct is
Op gevaar af te technisch te klinken: De vergelijkingen impliceren een waarde c voor de lichtsnelheid; de lichtsnelheid is dezelfde in alle richtingen. Nu wordt gevraagd tijd (t) en lengte (x) van een stilstaande waarnemer zo om te werken naar die van een waarnemer met snelheid v dat
1. het punt x=0 in het bewegende stelsel wordt gezien als een punt dat zich met snelheid -v verwijdert van de waarnemer, maar zich op t’=0 ook bevindt in x’=0 (t’ en x’ zijn de tijd- en ruimte coördinaten van de bewegende waarnemer), dus de hele lijn “t=T x=0” moet overgaan in de lijn “t’=S x’ = -vS”
2. de oorspronkelijk bewegende waarnemer bevindt zich op de lijn “t=T x=vT” (dat wil zeggen dat op tijdstip T de bewegende waarnemer zich bevindt op positie vT) , maar die hele lijn (dus al die punten (T,vT) moet overgaan in de lijn “t’=S x’=0” immers de bewegende waarnemer staat gewoon stil in zijn eigen stelsel.
3. iets dat zich met lichtsnelheid verwijdert (naar voor en achter) moet in het nieuwe stelsel ook zoiets zijn. Dus
3A de lijn “t=T x=cT” moet overgaan in de lijn “t’=S x’=cS”
3B de lijn “t=T x=-cT” moet overgaan in de lijn “t’=S x’=-cS”
Als je dan ook nog verlangt dat de transformatie lineair is, en dat weer terugtransformeren van ‘bewegend’ naar stilstaand je terugbrengt naar je oorspronkelijke cöordinaten (en niet bijvoorbeeld allemaal 2 maal zo groot) dan is er maar een oplossing, nl. de lorentztransformatie.
Einstein beredeneerde dit door uit te gaan van concrete metingen van afstand en tijd, maar met bovenstaande recept gaat het ook. Meer dan middelbareschoolwiskunde (rekenen met letters) is er niet voor nodig.
Met andere woorden, puur het constant zijn van c in alle richtingen levert de lorentztranformaties. Vervolgens constateert men dat deze transformaties de maxwellvergelijkingen onveranderd laten – dat is een cadeautje.
Dat elektromagnetische golven zich in bewegende stelsels precies zo gedragen als in stilstaande is overvloedig aangetoond. De Michaelson-Morley-proeven trachten het effect van de aardbeweging aan te tonen (ca 30 km/s), maar huidige methoden zouden met gemak effecten in rijdende treinen kunnen aantonen denk ik.
Thornhill heeft het over een “mistake” maar ik zie de “mistake” niet. Hij vergelijkt geluidsgolven met elektromagnetische golven. Waarom zouden geluidsgolven van uit een bewegende waarnemer zich altijd naar voor en achter met dezelfde geluidssnelheid moeten bewegen? Dan doen ze overduidelijk niet. Die bewegen tov van een stilstaand medium.
Overigens als je zit te praten in de cabine van een supersoon vliegtuig, dan gaan de geluidgolven in die cabine niet raar doen, omdat de lucht stilstaat tov de spreker en de luisteraar. Maar als de luisteraar gaat bewegen tov van het medium waarin de geluidsgolven bewegen krijg je een andere situatie.
Een andere consequentie van de lorentztransformatie (die behalve op de maxwellvergelijkingen op alles toepasbaar blijkt) is het verval van elementaire deeltjes. Als die grote energie hebben (i.e. met vrijwel de lichtsnelheid gaan) leggen ze een veel grotere afstand af voor ze vervallen. Het gewone elektron-muon heeft een vervaltijd van ongeveer 2 miljoenste seconde. Als het dus met ongeveer de lichtsnelheid gaat, zou het na 600 meter al een behoorlijke kans op vervallen hebben en na 12 kilometer is er nog maar 1 miljardste van over. Toch vinden we in de kosmische straling behoorlijk wat muonen en trouwens ook pionen, die een nog kortere vervaltijd hebben. Dat elementaire deeltjes met hoge bewegingsenergie veel grotere afstanden afleggen is uit het elementairedeeltjesonderzoek goed bekend.
Maar eerst zou ik toch wel eens een uitleg willen horen over waarom volgens Tesla de ruimte niet gekromd kan zijn, en wat hij daarmee bedoelt – gegeven het feit dat ruimtekromming een bijzonder concrete algemeen bekende betekenis heeft.
Arend Lammertink says
“Maar eerst zou ik toch wel eens een uitleg willen horen over waarom volgens Tesla de ruimte niet gekromd kan zijn, en wat hij daarmee bedoelt – gegeven het feit dat ruimtekromming een bijzonder concrete algemeen bekende betekenis heeft.”
-> Hoe quote je trouwens binnen deze site??
Tesla zegt zelf het volgende, aangehaald in de NL versie van mijn skeptische (TM) Einstein artikel:
http://www.tuks.nl/wiki/index.php/Main/Puinhopen96JaarEinsteinRelativiteit
-:-
Er moge dan worden afgeleid dat ik zinspeel op het bestaan van een kromming van de ruimte zoals die door de relativiteitsleer verondersteld wordt te bestaan, maar niets zou verder van mijn gedachten kunnen staan. Ik blijf er bij dat de ruimte niet gekromd kan zijn, om de eenvoudige reden dat ze geen fysische eigenschappen kan hebben. Dan zou men net zo goed kunnen zeggen dat God fysische eigenschappen heeft. Die heeft hij niet, alleen kenmerken en die hebben we zelf bedacht. Van fysische eigenschappen kunnen we alleen spreken als we het hebben over materie die de ruimte opvult. Te zeggen dat de ruimte wordt gekromd door de aanwezigheid van grote lichamen is het zelfde als zeggen dat iets krachten kan uitoefenen op niets. Ik weiger dan ook zo’n beeld aan te hangen.
-:-
-:-
According to the relativists, space has a tendency to curvature owing to an inherent property or presence of celestial bodies. Granting a semblance of reality to this fantastic idea, it is still self-contradictory. Every action is accompanied by an equivalent reaction and the effects of the latter are directly opposite to those of the former. Supposing that the bodies act upon the surrounding space causing curvature of the same, it appears to my simple mind that the curved spaces must react on the bodies and, producing the opposite effects, straighten out the curves. Since action and reaction are coexistent, it follows that the supposed curvature of space is entirely impossible.
-:-
Hij stelt dus bovenal dat als de ruimte gekromd wordt door één of ander effect dat het gevolg is van de aanwezigheid van materie, dat er dan sprake moet zijn van een krachtwerking tussen materie en ruimte. Anders kom je in de knoei met de wet van behoud van energie, die fundamenteel het gevolg is van “actie = -reactie”, zo ik in mijn Pes artikel betoog:
http://peswiki.com/index.php/Article:Free_Electric_Energy_in_Theory_and_Practice#Conservation_of_energy
-:-
The fundamental foundation for the law of conservation of energy lies in Newton’s third law:
To every action there is always opposed an equal reaction: or the mutual actions of two bodies upon each other are always equal, and directed to contrary parts.
In essence energy (work) is an integration (summation) of a force enacted between two bodies – or particles or even the fundamental ‘God’ particles or whatever the ether/medium may be composed of – over the effect of the force, the movement of the body over a certain distance or a displacement in/of the ether/medium. In other words, energy is in essence a measurement of the effect of the interaction between two bodies/particles and/or the medium. Fundamental point is that it is always a measurement of the effect of an interaction. And since action equals reaction, there can be no other way than that energy is always conserved. Because after all, as Tesla said, something cannot act upon nothing.
-:-
Nu zou je op zich best een theorie kunnen maken waarbij je de ruimte fysische eigenschappen toedicht, maar dan moet je dus wel zorgen voor een zodanige beschrijving dat aan de wet van energiebehoud en dus “actie = -reactie” voldaan wordt. Doe je dat niet, dan kom je vroeg of laat in de problemen. En dat blijkt dan ook wel:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Donkere_materie
-:-
Donkere materie wordt verondersteld te bestaan om de waargenomen baanbeweging van verre sterren en afgeplatte spiraalvormige sterrenstelsels (zoals ons eigen Melkwegstelsel) te verklaren op een wijze die zowel consistent is met de zwaartekrachttheorie als met de relativiteitstheorie.
De zichtbare materie in deze sterrenstelsels heeft namelijk niet genoeg massa om de bewegingssnelheid van de sterrenstelsels in hun baan om het gemeenschappelijk zwaartepunt te kunnen verklaren. Om de bewegingssnelheid met de bestaande zwaartekrachttheorie en de relativiteitstheorie te kunnen verklaren, veronderstellen astronomen dat er extra materie aanwezig is die tot dusverre niet gedetecteerd kan worden.
-:-
Das dus weer zo’n typisch staaltje van pseudo-wetenschap. Een halfbakken concept introduceren volgens het “klok en klepel” principe en dan vervolgens iets “veronderstellen te bestaan” om te verhullen dat je eigenlijk geen idee hebt hoe de klepel nu eigenlijk in de klok gehangen zou moeten worden.
Kortom: Tesla stelt dat de ruimte per definitie leeg is en dus geen fysische eigenschappen kan hebben, omdat je anders ultimo in de problemen komt met de wet behoud van energie.
Ik stel (nu) dat de ruimte niet per definitie als leeg gedefinieerd moet worden, maar als men haar fysische eigenschappen wil toedichten, dan dient dat wel zodanig te gebeuren dat aan de fundamentele actie = -reactie wet en dus energiebehoud wordt voldaan.
En uiteindelijk is het dan zo dat het verschil tussen een lege ruimte gevuld met een aether en een correct gedefinieerde ruimte met een aantal fysische eigenschappen een kwestie van smaak is. En tot noch toe valt het aether gevulde lege ruimte concept bij mij uitstekend in de smaak. 🙂
Jan Willem Nienhuys says
Lammertink schreef, Tesla citerend:
Dat is ongeveer hetzelfde als wat ik eerder citeerde. Het enige wat hierin correct is, zijn de woorden “my simple mind”.
Ik wou maar dat ik dat dikke boek getiteld “Gravitation” helemaal had doorgelezen. Tesla denkt hier dat het ‘buigen’ van de ruimte zoiets is als het buigen van een boog die gespannen wordt. Nee.
Met gebogen ruimte bedoelt men precies wat ik bedoelde, namelijk dat de hoekensom van driehoeken niet 180 graden is, maar daarvan afwijkt; de afwijking is evenredig met de oppervlakte van de driehoek en met een grootheid die we kromming noemen.
Dit is voor oppervlakken. Het oppervlak van een cilinder is dus niet gekromd, en inderdaad, je kunt de cilinder uitrollen tot een plat vlak.
Als je een gekromd oppervlak hebt kun je de kromming in een bepaald punt als volgt bepalen. Lokaal zijn ‘zo kort mogelijke lijnen’ op het vlak kleine stukjes cirkel. Neem een punt in gedachten. Roteer de lijn door dat punt. De kromming van de benaderende cirkel zal dan veranderen. Neem de grootse en de kleinste waarde, en vermenigvuldig.
Even toepassen: bol met straal R. Uiterard wordt de kromming (= inverse van de cirkelstraal) 1/R. De kromming uitgerekend met bovenstaand recept is dus 1 gedeeld door R-kwadraat.
Hoe zit het volgens de eerder definitie? Voor het gemak reken ik hoeken niet in graden maar in radialen. Kijk naar een driehoek met drie rechte hoeken (een op de noordpool en twee op de equator). Het hoekexces is pi/2. Wat is de oppervlakte van die driehoek? Acht van die driehoeken zijn de hele bol, dus 4 pi R-kwadraat. Een zo’n driehoek is dus pi/2 maal R-kwadraat.
Inderdaad levert kromming (net uitgerekend) maal oppervlakte het hoekexces. (Nou zie je waarom rekenen in radialen praktischer is).
Voor meerdimensionale ruimtes is het iets ingewikkelder. Dan is er niet 1 getal dat de kromming aangeeft, maar dan hangt het ook nog af van hoe dat driehoekje of beter het vlak van dat driehoekje in de ruimte georiënteerd is. Aangezien een vlak door twee vectoren is vastgelegd, kun je in een vierdimensionale ruimte voor de ‘eerste vector’ vier onafhankelijke keuzen doen, en de ‘tweede vector’ moet je daar dan wel loodrecht op kiezen, maar daar zijn dan nog drie onafhankelijke keuzen voor. Dat geeft 4×3 keuzen, dus 12 keuzen. Maar als je de eerste en tweede vector verwisselt, heb je hetzelfde vlakje, dus eigenlijk maar 6 keuzen. Al deze gegevens worden samengevat in de zogeheten krommingstensor. Die kun je opvatten als een 4 bij 4 schema van getallen.
De algemene relativiteitstheorie legt nu een verband tussen de krommingstensor en een andere tensor, de energie-impulstensor, en in feite is het dus een bewegingsvergelijking die je vertelt hoe de bewegingen (van de dingen die energie hebben) plaats vinden.
Dat is de enige manier waarop je gelijkwaardigheid van “versnelde beweging” en “stilstaan in een gravitatieveld” kunt krijgen.
Als je het vallen van een object (zeg van vijf meter hoogte) in de tijdruimte wilt beschrijven, dan duurt dat een seconde. Zet je het met natuurlijke maatvoering (dus een seconde in de tijd even lang als 300.000 kilometer) uit in een tijdruimtediagram, dan zie je dat de natuurlijke beweging wordt voorgesteld als een heel klein stukje van een heel flauwe parabool. Gooi je de steen weg, dan is ook dat een (iets andere) kromme in de tijdruimte. Maar al zulke krommen hebben dezelfde kromming. De kromtestraal is ongeveer een lichtjaar. Dus een lichtstraal die gedurig blootstaat aan een aards zwaartekrachtveld loodrecht op de richting zal in een cirkel met een straal van een lichtjaar gaan (als iemand beter weet moet-ie het maar zeggen.) Het gaat dus in de nabijheid van de aarde om uiterst geringe krommingen en zelfs in het zwaartekrachtveld van de zon gaat het om nauwelijks waarneembare, maar tegenwoordig toch goed waarneembare afwijkingen van een ‘rechte’ stralengang.
Ik ga het niet verder uitleggen, maar het ‘simple minded’ idee dat het gaat om een fysieke buiging van iets dat eerst recht was en daarna krom, is totaal niet aan de orde. Ik houd vol dat gezien het citaat van Tesla, hij de wiskunde van ruimtekromming totaal niet begrepen heeft.
Dat de lokatie van zo’n kromming (dus massaconcentratie) zich op basis van die vergelijkingen kan verplaatsen lijkt me niks bijzonders: de krommingen in een gespannen snaar ‘veroorzaken’ iets dergelijks.
In de ‘klassieke’ theorie werden lichtstralen natuurlijk ook afgebogen in het zwaartekrachtveld van de zon, maar in de formulering van de ART is het de vierdimensionale tijdruimte (niet de driedimensionale ruimte) die een intrinsieke kromming heeft, en dan is volgens die theorie de afbuiging tweemaal zo groot – en dat blijkt te kloppen.
Arend Lammertink says
“De algemene relativiteitstheorie legt nu een verband tussen de
krommingstensor en een andere tensor, de energie-impulstensor, en in
feite is het dus een bewegingsvergelijking die je vertelt hoe de
bewegingen (van de dingen die energie hebben) plaats vinden.”
In essentie is die beweging dan *dus* anders dan wanneer er geen kromming van de ruimte plaats zou vinden.
Dus de (kinetische) energie van het ding dat beweegt wordt beïnvloed door de veronderstelde kromming van de ruimte, zonder dat er een verklaring is waar die verandering in kinetische energie vandaan komt.
Ofwel: een schending van de (heilige) wet van behoud van energie…
Martin_Bier says
Er circuleren hier een aantal onjuiste ideeen.
Het Michelson-Morley experiment was niet de primaire motivatie achter het creeeren van de relativiteitstheorie. Dat lees je vaak in de populair-wetenschappelijke literatuur omdat dat makkelijk te bevatten is. Maar in eerste instantie ging het erom een manier te vinden om de Maxwellwetten onafhankelijk te doen zijn van je inertiaalsysteem. Mechanische wetten zijn onafhankelijk van je inertiaalsysteem en daarom kun je op een gladjes vooruitbewegend bewegend cruiseschip net zo goed biljarten als aan de vaste wal. Galileo had dit reeds uitgevogeld voor de mechanica. Met de Maxwellwetten voor het elektromagnetisme zoals die oorspronkelijk zijn geformuleerd is er verschil tussen “stilstaan” en “bewegen.” De lichtsnelheid rolt uit die Maxwellwetten als de wortel uit de inverse van het product van de magnetische en de dielektrische permeabiliteit. “Snelheid t.o.v. waarvan?” is dan de vraag. Door die vier Maxwellwetten zodanig te herformuleren dat ze in elk inertiaalsysteem hetzelfde zijn kun je die wetten ook nog eens terugbrengen in aantal van vier naar twee. Relativiteit maakt de boel er dus alleen maar eenvoudiger en eleganter op.
In principe zeggen die wetten van Maxwell ook niets over ladingen als “oorzaak” van velden. Causaliteit is een ezelsbruggetje voor het menselijk denken en niet meer dan dat. Het enige wat je waarneemt zijn verplaatsingen. Krachten vormen een daaruit afgeleide abstractie. Elektrische en magnetische velden zijn daaruit afgeleide abstracties en ladingen zijn dan daaruit weer afgeleide abstracties. Uiteindelijk gaat het erom dat je met al die abstracties heel goed kunt beschrijven en voorspellen hoe er wordt bewogen.
Arend Lammertink says
Fundamentele punt van discussie komt neer op deze vraag:
*) Zijn de Maxwell vergelijkingen correct?
Mijn stelling is dat dat niet het geval is, omdat ze in essentie zeggen dat het electromagnetische veld veroorzaakt wordt door een electromagnetisch verschijnsel. Want deeltjes zijn EM golven volgens golf-deeltje dualiteitsprincipe.
Thornhill, een wiskundige met een niet-onaardig CV, beschrijft precies wat er mis is met de Lorentztransformatie en het invariant maken van de Maxwell vergelijkingen en waarom je dat probleem niet hebt met de stroom en ladingsloze variant van de Maxwell vergelijkingen.
Dan heb je dus twee redenen waarom de stroom en ladingsloze Maxwell vergelijkingen superieur zijn aan de huidige versies waarbij de oorzaak van de velden verondersteld wordt in stroom en lading te liggen:
1) Je bent van de inconsistentie in oorzaak en gevolg af;
2) je hebt je invariantie probleem opgelost zonder die gekke Lorentz transformatie nodig te hebben.
Gevolg van deze aanpak is tevens dat longitudinale dielectrische (electro-“statische”) golven ineens theoretisch mogelijk zijn. En die propageren dan in theorie met een snelheid van pi/2 keer de lichtsnelheid (zie boven). En laten die snelheden nu net gemeten zijn door Wheatstone en Tesla, toch ook heren met beiden een respectabele staat van dienst.
Daar heb je dan dus twee experimenten die niet verklaard kunnen worden met noch de huidige Maxwell vergelijkingen noch Einstein.
Terwijl er slechts één experiment in tegenspraak is met een veronderstelde eigenschap van een aether theorie, het Michelson-Morley experiment. En dat is dan ook nog weerlegd door Miller (zie boven).
Vervolgens is er nog een argument en dat is de veronderstelde absoluut constante lichtsnelheid in vacuum, welke vereist wordt door de Lorentz transformatie. Zo ik boven al betoogd heb, is er in het Godsganselijke Universum geen absoluut vacuum te vinden, waar zich EN geen materie EN geen EM golven bevinden. De stelling dat de lichtsnelheid constant is in de ruimte, is dan ook absoluut onhoudbaar (zie boven). En dat is dan ook experimenteel vast gesteld (zie boven, Dr. Cantrell).
Met andere woorden: De relativiteitstheorie van Einstein heeft geen poot om op te staan. Er zijn verschillende metingen mee in tegenspraak.
Er is echter slechts één experimenteel resultaat dat slechts één aspect van een ether theorie lijkt te weerleggen. En dat experiment is dus ook nog eens dubieus, want Miller komt met heel andere resultaten.
Martin_Bier says
Het is onzinnig om te beweren dat die InertiaalSysteemOnafhankelijke constante lichtsnelheid uitsluitend gebaseerd is op het Michelson-Morley experiment. Het is met die constante lichtsnelheid net zoals met de InertiaalSysteemOnafhankelijke mechanica van Galileo: alle natuurkunde van erna is erop gebaseerd.
Kosmologie & elementaire deeltjesfysica, na Einstein is het allemaal op de constante lichtsnelheid gebaseerd. Er zijn objecten in het heelal die t.o.v. ons bewegen met zo’n 10 procent van de lichtsnelheid. Bij de beschrijving van die systemen zijn we niet tegen inconsistenties aangelopen die herziening van de relativiteitstheorie noodzakelijk maken. Met zulke snelle systemen zou het ook verschil moeten maken voor bijv. het DopplerEffect of er nu wel of niet een aether is.
Arend Lammertink says
Ik beweer ook niet dat “die InertiaalSysteemOnafhankelijke constante lichtsnelheid uitsluitend gebaseerd is op het Michelson-Morley experiment”. Ik beweer dat die gebaseerd is op de Lorentz transformatie.
“Bij de beschrijving van die systemen zijn we niet tegen inconsistenties
aangelopen die herziening van de relativiteitstheorie noodzakelijk maken”.
Dat zijn we dus wel degelijk. Alleen moffelen we die onder het tapijt. Dr. Cantrell heeft een heel lijstje:
http://www.infinite-energy.com/iemagazine/issue59/adissidentview.html
Eén er van is idd een Doppler-anomaliteit rond de Pioneer sondes:
-:-
Evidence has surfaced that the speed of light is not
c in deep space, based on satellite data from Pioneer 10 and 11.
Launched in 1972 and 1973 respectively, radio signals received from
these satellites contain an “anomalous” Doppler shift. Renshaw26
showed that this can be explained by assuming classical Newtonian
mechanics for the Doppler-shifted radio signal in a heliocentric
frame of reference. Staunch relativists take note: Here is a clear
case, for both satellites, where classical theory gives the
correct answer, but relativistic corrections lead to the wrong results.
Einstein’s relativity cannot explain this result, and indeed,
it is the cause of the problem in the first place! After some
head-scratching by mainstream scientists, the mystery was attributed
to a possible “anomalous” acceleration (new physics!) of 8.0 x 10-8
cm/sec2, directed toward the Sun—for both spacecraft.
-:-
En daar kun je dan de metingen van Tesla en Wheatstone nog aan toevoegen.
En nogmaals: constante lichtsnelheid is enkel en alleen een vereiste die voortvloeit uit de toepassing van de Lorentz transformatie. En daar is dus geen enkele grond voor, omdat er een inconsistentie van oorzaak en gevolg in de Maxwell vergelijkingen zit.
Pepijn van Erp says
Die “Pioneer anomaly” is toch onlangs bevredigend verklaard? Ik citeer maar even het Wikipedia artikel (
http://en.wikipedia.org/wiki/Pioneer_anomaly ):
En die meting van Wheatstone is misschien niet eens zo slecht voor zijn tijd met beperkte middelen, maar ik zag in dat artikel geen betrouwbaarheidsintervallen, die kunnen best fors zijn en de nu bekende lichtsnelheid omvatten.
Arend Lammertink says
Tja. Als je met termische emissie aan het rekenen gaat, en je gebruikt het afgelegde pad als boundary conditions, dan is het niet zo heel vreemd dat je model het afgelegde pad verklaart:
http://arxiv.org/abs/1204.2507
“we numerically solve
thermal conduction and radiation equations using the actual flight telemetry as
boundary conditions”
Ofwel: niets meer dan een excercitie in curve fitting.
Nice try!
Opmerkelijk overigens dat gerenommeerde tijdschriften daar dus wel in trappen, maar dat terzijde.
En voor wat betreft Wheatstone: Tesla mat (binnen meet onnauwkeurigheid) dezelfde propagatiesnelheid met een andere meetmethode, de propagatie van longitudinale golven door het binnenste van de aarde.
Daar hebben we dan dus twee verschillende metingen die met elkaar in overeenstemming zijn.
De Einstein fans hebben slechts één meting, het Michelson-Morley experiment, die gebaseerd is op slechts een paar dagen meten en die later weerlegd is door Miller (zie boven).
En nu kun je proberen zowel Tesla als Wheatstone onder het tapijt te moffelen op basis van betrouwbaarheidsintervallen, maar dan moet je dat ook bij Michelson-Morley doen. Daar valt dus niemand over, terwijl er dus een latere, meer betrouwbare en meer geavanceerde meting is die het hele verhaal in het water doet vallen.
Kortom: het staat nog altijd 2 – 0 in de game Tesla – Einstein.
Pepijn van Erp says
Volgens mij lees je die studie over die Pioneer anomaly niet goed, of je geeft bewust maar de helft van het verhaal. Het tweede stuk luidt:
Ja, het gaat dus om het fitten van data, maar wel twee keer! Een keer op de data van de sattelieten zelf, en de tweede keer op basis van de dopplermetingen. En dan blijk je statistisch gezien dezelfde waarden voor dat thermische model te krijgen. Of het technisch verder klopt, kan ik niet zo snel gaan, maar het idee en aanpak ziet er plausibel uit.
Arend Lammertink says
Het gaat wel weer om “a parameterized model”, waarbij er sprake is van het schatten van de coefficienten == de parameters.
Kennelijk kun je door “goed” te schatten beide modellen binnen de gewenste marges brengen….
Kortom: nog steeds een exercitie in curve fitting….
Maar goed dat ze die uitvlucht via die thermische radiatie hebben gevonden, toch?
Anders hadden ze weer een nieuw soort virtueel foton of zo moeten bedenken…. ^_^
Pepijn van Erp says
Ja, als je er al van uit gaat dat het om een ‘uitvlucht’ gaat hoef je het niet serieus te bekijken. Volgens mij begrijp je niet goed wat ze met die “actual flight telemetry as boundary conditions” bedoelen. Het gaat onder andere om temperatuurmetingen in de Pioneer zelf die ze gebruiken om het Eindige Elementen Model mee te ijken. Ook de hoeveelheid energie die nog van de batterij af komt speelt mee. Het zijn geen snelheidsmetingen, ofzo.Op grond van het geijkte model weet je dan vrij aardig hoeveel restwarmte waar van de satelliet afstraalt op een bepaalde positie tov van de zon en dus wat een netto kracht zou opleveren. En dit blijkt dan niet problematisch te zijn als je het confronteert met wat er op grond van die Dopplermetingen zou moeten uitkomen. Kortom die thermische radiatie is plausibel vanuit ontwerp en het model geeft een kracht in de goede richting
Arend Lammertink says
In het eerder gerefereerde document staat een heel interessant stukje:
http://www.estfound.org/downloads/pioneer_paper.pdf
=:=
6.1 Background.
On March 2, 1972 Pioneer 10 was launched on an Atlas/Centaur rocket from Cape Canaveral. Pioneer 10 was the first space probe sent to the outer planets. After surveying Jupiter on December 4, 1973 it continued outward in the plane of the ecliptic and became our first spacecraft to leave the planetary part of the solar system when it passed beyond the orbit of Pluto in 1983. It was last heard from on January 22, 2003 at a distance of approximately 82 AU from the Sun.
A signal transmitted to Pioneer 10 and returned by the space probe with preserved coherence was monitored up till June 1998. Analysis of the signal at the Jet Propulsion Laboratory (JPL) has yielded new and unique information as reported by Anderson et. al. (2002). A small discrepancy between the measured frequency shift between the uplink and downlink signals and the Doppler shift estimated from ephemeris modeling based on distance ranging became apparent during the 1980s and has remained constant since then. It appears that the space probe is subjected to a tiny, constant acceleration toward the Sun that neither depends on time nor on distance.
[…]
Furthermore, the same constant acceleration has been detected for Pioneer 11 and for the Galileo and Ulysses spacecrafts indicating a new phenomenon possibly of cosmological origin (Anderson et. al., 2002).
=:=
Pioneer 10 verliet ons zonnestelsel in 1983 en de anomale gegevens stemmen voor het grootste gedeelte van na die tijd. En de gegevens komen geheel toevallig overeen met Hubble’s constante. Hetzelfde fenomeen doet zich voor bij de Galileo and Ulysses sondes.
Maar de conslusie is dan dat dit geen cosmisch fenomeen is, omdat men in de specifieke situatie van de Pioneer in staat is een aantal modellen met een aantal vrijheidsgraden omtrent uitgestraalde hitte-radiatie de modellen op de data te fitten, waarbij uiteraard dan het stralingspatroon van zowel de Galileo als de Ulysses geheel toevallig naar verwachting leiden tot dezelfde constante versnelling?
Met andere woorden: De Galileo als de Ulysses lijken zo veel op de Pioneer sondes dat je er van uit kunt gaan dat ze hetzelfde hitte-stralings effect laten zien??
En de relatie tot de Hubble constantie is geheel toeval?
Sorry, maar dit riekt mij te veel naar pseudo-wetenschap.
Pepijn van Erp says
Je moet natuurlijk wel even kijken of je bronnen een correcte weergave geven van de artikelen die ze aanhalen (die wel in respectabele bladen staan). Die bron van je zegt dat de onverklaarde versnelling van Pioneer 10 en 11 gelijk zijn aan die van Galileo en Ulysses. Maar als je Anderson et. al. Physical Review D Vol. 65 er zelf bijpakt, zul je zien dat daar de volgende waarden in staan:
Pioneer 10: (8.09 +/- 0.20) x10^(-8) cm/s^2
Pioneer 11: (8.56 +/- 0.15) x10^(-8) cm/s^2
Galileo : (8 +/- 3) x10^(-8) cm/s^2 maar eigenlijk niet goed te meten ivm te hoge correlatie met zonnewind
Ulysses: (12 +/- 3) x10^(-8) cm/s^2
Dus zo gelijk is dat allemaal niet. Dat het in gelijke orde van grootte valt, verbaast me niet zo.
Arend Lammertink says
Tja, das altijd een risico.
Ik had me gelukkig mijn achterste al een klein beetje gecovered door er op te wijzen dat de data van de Pioneer afkomstig is uit metingen *buiten* ons zonnestelsel.
Eerlijk gezegd verbaasde ik me er over dat die andere sondes desondanks tot dezelfde resultaten leiden, want als de baan planeten inderdaad gedermineerd wordt door de beweging van de aether, dan verwacht je binnen het zonnestelsel andere waarden dan daar buiten.
Voor zover ik e.e.a. nu begrijp zijn de meetwaarden buiten het zonnestelsel in overeenstemming met de Hubble constante en daar binnen niet.
En dat verbaasd mij dan dus weer niet zo….
Arend Lammertink says
Om nog even terug te komen op het MM experiment en Millers variatie daar op, dit is gebaseerd op de aether drag hypothese:
http://en.wikipedia.org/wiki/Aether_drag_hypothesis
-:-
In the 19th century, the theory of the luminiferous aether as the hypothetical medium
for the propagation of light was widely discussed. An important part of
this discussion was the question concerning the state of motion of
Earth with respect to this medium. The aether drag hypothesis
dealt with the question whether the luminiferous aether is dragged by or
entrained within moving matter. According to the first variant no
relative motion exists between Earth and aether; according to the second
one, relative motion exists and thus the speed of light
should depend on the speed of this motion (“aether wind”), which should
be measurable by instruments at rest on Earth’s surface. Specific
aether models were invented by Augustin-Jean Fresnel who in 1818 proposed that the aether is partially entrained by matter. The other one was proposed by George Stokes in 1845, in which the aether is completely entrained within or in the vicinity of matter.
-:-
Wikipedia meldt ook nog het e.e.a. over Miller:
http://en.wikipedia.org/wiki/Michelson%E2%80%93Morley_experiment
-:-
To date, no-one has been able to replicate Miller’s results, and modern
experimental accuracies are considered to have ruled them out.[A 13]
Roberts (2006) has pointed out that the primitive data reduction
techniques used by Miller and other early experimentalists, including
Michelson and Morley, were capable of creating apparent periodic
signals even when none existed in the actual data. After reanalyzing
Miller’s original data using modern techniques of quantitative error
analysis, Roberts found Miller’s apparent signals to be statistically
insignificant.[A 14]
-:-
Als we er even van uit gaan dat Roberts zijn werk goed gedaan heeft, dan kunnen we m.i. stellen dat de aether drag hypothese verworpen dient te worden.
Dat betekent echter geenszins dat daarme het hele aether concept verworpen dient te worden. Al wat verworpen dient te worden is dat de Aarde beweegt (relatief) ten opzichte van de aether, waarmee de baan van de Aarde dus gedetermineerd wordt door de beweging van de aether rond de zon, het sterrenstelsel, etc.
Arend Lammertink says
En het interessante van het verwerpen van de aether drag hypothese voor wat betreft het bewegen van de Aarde ten opzichte van de aether, is dat we dan gelijk een hypothese hebben voor die Pioneer anomaliteit. Die dingen bewegen dus *wel* ten opzichte van de aether en ondervinden dus aether drag.
En de Pioneer data zou dan interessante data kunnen geven over het aether drag fenomeen:
http://en.wikipedia.org/wiki/Pioneer_anomaly
-:-
If the Pioneer anomaly is a gravitational effect due to some long-range modifications of the known laws of gravity, it does not affect the orbital motions of the major natural bodies in the same way (in particular those moving in the regions in which the Pioneer anomaly manifested itself in its presently known form). Hence a gravitational explanation would need to violate the equivalence principle, which states that all objects are affected the same way by gravity. It is therefore argued that increasingly accurate measurements and modelling of the motions of the outer planets and their satellites undermine the possibility that the Pioneer anomaly is a phenomenon of gravitational origin. Others believe that our knowledge of the motions of the outer planets and dwarf planet Pluto, is still insufficient to disprove the gravitational nature of the Pioneer anomaly. The same authors ruled out the existence of a gravitational Pioneer-type extra-acceleration in the outskirts of the Solar System by using a sample of Trans-Neptunian objects.
The magnitude of the Pioneer effect is numerically quite close to the product of the speed of light and the Hubble constant , hinting at a cosmological connection, but the significance of this, if any, is unknown. In fact the latest Jet Propulsion Laboratory review (2010) undertaken by Turyshev and Toth claims to rule out the cosmological connection by considering rather conventional sources. The equation is the exact solution given from theoretical analysis by one of the proponents of new physics. On the other hand, other scientists disproved the possibility that the Pioneer anomaly can be due to cosmology.
-:-
Het is namelijk bijzonder interessant dat de beweging van planeten, etc. ten opzichte van de aether na verloop van lange tijd logischerwijs zal reduceren tot nul, juiste ten gevolge van het bestaan van aether drag. Het is dan ook te verwachten dat je juist bij artificiele objecten afwijkingen in de berekeningen gaat zien als je geen rekening houdt met aether drag.
Intrigrerend detail is dat er vervolgens een relatie lijkt te zijn met de Hubble constante, die natuurlijk gebaseerd is op waarnemingen op of in de buurt van onze planeet….
Opmerkelijk detail op WikiPedia is dat de exacte oplossing vanuit een theoretische benadering wordt afgewezen, maar een curve fitting exercitie wel als acceptabel wordt gezien.
Het bewuste theoretische werk, “A cosmological explanation to the Pioneer anomaly” is hier te vinden:
http://www.estfound.org/downloads/pioneer_paper.pdf
Ben benieuwd.
Update: Goh, ik zie bij ff snel door bladeren de woorden “cosmic drag” staan. Hoe is het mogelijk, wie had dat kunnen denken?
Martin_Bier says
Arend,
Je schreef: ‘Ik beweer ook niet dat “die InertiaalSysteemOnafhankelijke constante lichtsnelheid uitsluitend gebaseerd is op het Michelson-Morley experiment”. Ik beweer dat die gebaseerd is op de Lorentz transformatie.’
Je draait de boel hier om. De Lorentztransformatie bevat een correctie op de Galileotransformatie. Dankzij die correctie is de lichtsnelheid hetzelfde in ieder inertiaalsysteem en zijn ook de Maxwellvergelijkingen hetzelfde in elk inertiaalsysteem. Tijdrek en lengtekrimp zijn impliciet in de Lorentztransformatie. Tijdrek en lengtekrimp zijn al honderden malen geverifieerd in heel veel systemen. Het is onzinnig te beweren dat Michelson-Morley de enige basis is voor de relativiteit.
Arend Lammertink says
Martin,
“De Lorentztransformatie bevat een correctie op de Galileotransformatie.
Dankzij die correctie is de lichtsnelheid hetzelfde in ieder
inertiaalsysteem en zijn ook de Maxwellvergelijkingen hetzelfde in elk
inertiaalsysteem.”
Het punt is dat de Lorentztransformatie een correctie is op een probleem dat veroorzaakt wordt door het feit dat er in de Maxwell vergelijkingen een cirkel redenatie zit.
Lees met dat in het achterhoofd Thornhill er maar eens op na:
http://etherphysics.net/CKT4.pdf
Laat ik de essentie nog iets beter formuleren:
1) De enige echte en fundamentele basis voor Einstein relativiteit is de Lorentz transformatie.
2) Het enige experiment dat *een* aspect van de aether theorie falsificeert is het Michelson-Morley experiment.
En met element 2 hebben we een verklaring voor de Pioneer anomalie.
$26827968 says
Van https://lists.piratenpartij.nl/pipermail/algemeen/2011-February/003334.html :
(2011)
Schrijft Arend
Ik ga hier verder niet over in discussie. Al wat ik kan zeggen is dat ik als afgestudeerd electrotechisch ingenieur de zaak grondig onderzocht heb en er van overtuigd ben dat mijn analyse klopt.
Laat ik het verder zo zeggen: elke piraat kan bij mij thuis een krat Grolsch komen afhalen als er niet iemand binnen een half jaar met een werkend prototype op de proppen komt.
🙂
Arend Lammertink says
LOL!
Ik had me er toch uit geluld door op Turtur’s prototype te wijzen?
http://www.youtube.com/watch?v=IiC2IGLl90Q
Arend Lammertink says
“Met andere woorden, puur het constant zijn van c in alle richtingen
levert de lorentztranformaties. Vervolgens constateert men dat deze
transformaties de maxwellvergelijkingen onveranderd laten – dat is een
cadeautje.”
In ieder geval zijn we het er over eens dat het constant zijn van c één op één gekoppeld is aan de Lorentz transformatie. Wat Thornhill eigenlijk zegt is dat de Maxwell vergelijkingen *zonder* lading of stroom (belangrijk detail) overeen komen met de vergelijkingen waarmee je geluidsgolven beschrijft. En daar kun je gewoon de aloude Galilei transformatie voor gebruiken.
Met andere woorden: als je kunt aantonen dat er een fout in de Maxwell vergelijkingen zit die maken dat je precies dat element van “lading of stroom” uit de Maxwell vergelijkingen zou moeten strepen, *dan* kom je in de situatie die Thornhill beschrijft:
a) het overbodig zijn van de Lorentz transformatie, omdat de stroom- en ladingloze Maxwell vergelijkingen getransformeerd kunnen worden met de Galilei transformatie;
b) wiskundig gezien komen de stroomloze Maxwell vergelijkingen overeen met de standaard golfvergelijkingen waarmee golven in vloeistoffen en gassen beschreven worden. En dan wordt je dus geconfronteerd met één set vergelijkingen (met verschillende parameters) die met een verschillende transformatie behandeld moeten worden.
Ik betoog dan vervolgens aan te kunnen tonen dat inderdaad precies die fout in de Maxwell vergelijkingen zit en dat de stroom- en ladingloze Maxwell vergelijkingen correct zijn. De redenering daarbij is de volgende:
1) Stroom en lading zijn eigenschappen die exclusief aan deeltjes gekoppeld worden. Er is geen situatie waarbij stroom of lading voor kan komen die niet gekoppeld is aan ofwel de aanwezigheid ofwel de beweging van deeltjes.
2) Deeltjes zijn een electromagnetisch golfverschijnsel volgens het deeltje-golf dualiteitsprincipe en de Quantum Mechanica.
Conslusie hiervan: de Maxwell vergelijkingen waarbij stroom en lading gezien wordt als zijnde de veroorzaker van de EM velden, stellen in essentie het volgende:
Electromagnetische velden en golven worden veroorzaakt door een electromagnetisch golfverschijnsel.
Nu is er een inmiddels oude programmeurs grapje:
“In order to understand recursion, we must first understand recursion”.
En dat is hier dus van toepassing.
Met andere woorden: De Maxwell vergelijkingen mét stroom/lading zijn recursief gedefinieerd c.q. introduceren een cirkelredenering die er niet in hoort.
En neem van mij aan: recursief programmeren is een PITA. 😉
Welnu, als je die recursiviteit die er niet in hoort er uit haalt, dan houd je dus in essentie de standaard golfvergelijkingen over, vervalt de noodzaak voor de Lorentz transformatie en daarmee staat de hele relativiteitstheorie op wankelen.
Vraag is dan of e.e.a. op basis van experimenteel bewijs gestaafd kan worden. En het antwoord is: ja.
Meest belangrijke argumenten zijn de longitudinale golven c.q. de propagatie van het electro”statische” veld, waarvan de propagatiesnelheid op twee onafhankele manier is gemeten en die ver (ca 1.57 keer) boven de lichtsnelheid ligt:
1) Tesla;
2) Wheatstone
Nu kun je opvoeren dat Wheatstone mogelijk een enorme meetfout heeft gemaakt, maar een afwijking van bijna 60% t.o.v. de lichtsnelheid is wel veel en zeker als je bedenkt dat hij met zijn 288.000 mijl per seconde binnen 2% (!) van de theoretische pi/2 keer c (= 292.463 mijl/sec) zit, dan lijkt mij dat je toch minstens het experiment zult moeten herhalen voordat je het afschrijft op grond van “meetonnauwkeurigheid”.
En dan heb je dus ook nog Tesla…
Pepijn van Erp says
Waar kunnen we een beschrijving van dat experiment van Tesla vinden? Ik vind namelijk wel allemaal beschrijvingen van anderen wat Tesla zou hebben gedaan, maar een feitelijke beschrijving van zijn experiment en uitkomsten kom ik nog niet tegen.
Arend Lammertink says
http://www.tuks.nl/wiki/index.php/Main/TeslaNoHighSpeedLimit
-:-
In his patent No. 787,412. filed May 16, 1900, Tesla showed that the current of his transmitter passed over the earth’s surface with a speed of 292,880 miles per second, while radio waves proceed with the velocity of light. Tesla holds, however, that our present “radio” waves are not true Hertzian waves, but really sound waves. He informs me, further, that he knows of speeds several times greater than that of light, and that he has designed apparatus with which he expects to project so-called electrons with a speed equal to twice that of light. Coming from so eminent a source, the statement should be given due consideration. After all, abstract mathematics is one thing, and actual experimentation is another. Nut so many years ago, one of the world’s greatest scientists of the time proved mathematically that it is impossible to fly a heavier — than — air machine. Yet we are flying plenty of airplanes today.
Tesla contradicts a part of the relativity theory emphatically, holding that mass is unalterable: otherwise, energy could be produced from nothing, since the kinetic energy required in the fall of a body would be greater than that necessary to lift it at a small velocity.
It is within the bounds of possibility that Einstein’s mathematics of speeds greater than light may be-wrong. Tesla has been right many times during the past, and he may be proven right in the future. In any event, the statement that there are speeds faster than light is a tremendous one, and opens up entirely new vistas to science. While it is believed by many scientists today that the force of gravitation is merely another manifestation of electromagnetic waves, there have, as yet, been no proofs of this. There are, of course, many obscure things about gravitation that we have not, as yet, fathomed.
-:-
De claim “he knows of speeds several times greater than that of light” moeten we wellicht maar met een korreltje zout nemen…
Het bewuste patent is hier te vinden:
http://www.teslauniverse.com/nikola-tesla-patents-787,412-transmitting-electrical-energy
http://www.classictesla.com/Patent/us000787412.pdf
-:-
Besides the above three requirements seem to be essential to the establishment of the resonating condition.
First. The earth’s diameter passing through the pole should be an odd multiple of the quarter wave length—that is, of the ratio between the velocity of light—and four times the frequency of the currents.
Second. It is necessary to employ oscillations in which the rate of radiation of energy into space in the form of hertzian or electro-magnetic waves is very small. To give an idea, I would say that the frequency should be smaller than twenty thousand per second, though shorter waves might be practicable. The lowest frequency would appear to be six per second, in which case there will be but one node, at or near the ground-plate, and, paradoxical as it may seem, the effect will increase with the distance and will be greatest in a region diametrically opposite the transmitter. With oscillations still slower the earth, strictly speaking, will not resonate, but simply act as a capacity, and the variation of potential will be more or less uniform over its entire surface.
Third. The most essential requirement is, however, that irrespective of frequency the wave or wave-train should continue for a certain interval of time, which I have estimated to be not less than one-twelfth or probably 0.08484 of a second and which is taken in passing to and returning from the region diametrically opposite the pole over the earth’s surface with a mean velocity of about four hundred and seventy-one thousand two hundred and forty kilometers per second.
-:-
In essentie via een resonantie (staande golf) volgens een pad met een bekende lengte. En hij komt dan op een propagatiesnelheid van 471.240 km/sec, ofwel 1.57 x c.
Verder heeft Dollard een analyse gemaakt van dit systeem:
http://www.tuks.nl/wiki/index.php/Main/TheoryOfWirelessPower
Als je echt de details wilt weten, dan denk ik dat je Tesla’s “Colorado Spring Notes” door zult moeten spitten…
Maar Eric Dollard heeft in de jaren 80 het e.e.a. van Tesla gerepliceerd en daar zijn video’s van:
http://vimeo.com/11917342
http://vimeo.com/12721160
Dollard bepaalt de propagatiesnelheid van longitudinale golven volgens het zelfde principe, maar dan langs een coax kabel (met bekende lengte), waarbij de propagatiesnelheid vanwege het aanwezig zijn van het dielectricum in de kern voor beide soorten golven iets van 80% van die in vacuum of zo is, door middel van het meten van de resonantiefrequentie in de veschillende modes. Dit is ook beschreven in NASA’s “Advanced Energetics for Aeronautical Applications: Volume II” :
http://www.tuks.nl/pdf/Reference_Material/NASA%20Advanced%20Energetics%20for%20Aeronautical%20Applications%20-%20VOL%20II.pdf
-:-
The fundamental differences between “longitudinal electric waves” and what are commonly referred to as “electromagnetic waves” were first described by the inventor Dr. Nikola Tesla and the mathematician Dr. Charles P. Steinmetz approximately 100 years ago (Refs. 21 and 22).
Dr. Nikola Tesla invented the ac electric transmission system and its major components during the 1880s. At approximately 1890, Dr. Tesla began to investigate, write about, and demonstrate electric and electric transmission phenomena, which appeared unusual at that time and are very difficult to theoretically describe now based upon contemporary electric theory (Ref. 23). Over the years, investigators have claimed that Dr. Tesla was using a type of electric transmission referred to as longitudinal electric waves. It is to be understood that this claim (longitudinal electric waves) is applicable for the Tesla experimental phenomena replicated in the 1980s by a group of researchers in southern California who call themselves the Borderland Sciences Research Foundation (BSRF) (Refs. 17 and 24). These replications are described subsequently.
[…]
The BSRF researchers claimed that they have demonstrated that the wave propagation velocities of transverse waves and longitudinal waves are significantly different, even when they are produced by the same signal source.
The wave velocity of transverse waves was determined by measuring the frequency for which low-power radio waves directly coupled to the end of a conductor of known length produced a resonance condition that resulted in a maximum voltage measured at the “far” (nonsource) end of the conductor. Wave velocity was calculated as (resonant) frequency times wave length, which was equal to frequency times conductor length times four. (The factor of four is included because reflected energy and input energy result in a maximum output when the conductor length is one-quarter of the full [electric] wave length.) The wave velocity of longitudinal waves was determined in a very similar manner; however, the radio waves were capacitively (i.e., not directly) coupled to one end of a conductor equal in length to the conductor used for the transverse wave velocity measurement. As was done for transverse waves, wave velocity was calculated as (resonant) frequency times conductor length times four.
The results of these determinations were as follows:
– transverse wave velocity = 2.44 x 108 m/s = 0.81 x c; and
– longitudinal wave velocity = 3.74 x 108 m/s = 1.25 x c.
The velocity of transverse waves in “free space” (i.e., not confined to a conductor or other physical material) has been measured to be 3.00 x 108 m/s, and this value is commonly referred to as “the velocity of light, c” (Ref. 25).
-:-
Merk op dat de verhouding 1.25/0.81 = 1.54 dicht in de buurt zit van de theoretische 1.57.
Dollard claimt zelf ook een vergelijkbaar systeem gebouwd te hebben, zijn “Telluric system”, gebaseerd op het antenne systeem van Alexanderson:
http://www.tuks.nl/wiki/index.php/Main/TelluricElectricWaves
http://www.energeticforum.com/renewable-energy/9727-who-performs-first-longitudinal-moon-bounce-history-3.html#post170158
-:-
It took me 8 years until I finished “Symbolic Representation of the Generalized Electric Wave”. However note that the space versor part is not there , it is at the end of “Theory of Wireless Power”. Fortunately The Dumpsters or Olin Bales of SwinePlanet did not get these. They were 8 years of hard work every day on my part.
The entire working Telluric system WAS working at Landers. There WAS your velocity greater than c. It was based upon a navy situation of transmitting direct to deep submerged submarines through water, and through the metal hull of the sub.
Anyway the Mojave Research Facility at 57474 Linn Road Landers, is in the hands of criminals. Our Navy is N.F.G. now.
-:-
Meer info hier over:
http://www.tuks.nl/pdf/Eric_Dollard_Document_Collection/Build_YO_Alexanderson_System/
Pepijn van Erp says
Zeg Arend,
Nou lees ik die patentaanvragen van Tesla door, maar vind ik daar nergens in staan dat hij een hogere snelheid heeft gemeten dan de lichtsnelheid. Het woord lichtsnelheid kom ik er niet eens in tegen en ook nauwelijks cijfers. Hoe zit dit nu?
Die ideeën van Tesla op dit punt waren misschien nog niet zo gek, maar helemaal bij het rechte eind had hij het waarschijnlijk niet. Ik vond hier nog wel een aardig stukje daarover: http://amasci.com/tesla/tmistk.html
Maar met mogelijke tegenspraak met de relativiteitstheorie heeft het volgens mij niets te maken. Misschien dat het zou volgen uit een (verkeerd) model dat iemand gebruikt (Dollard misschien?) om het door Tesla beschreven fenomeen te duiden.
Arend Lammertink says
Ik had het hier boven al gequote (gewijzigd na 1e posting) uit het patent dat ik gelinkt had:
-:-
Third. The most essential requirement is, however, that irrespective of frequency the wave or wave-train should continue for a certain interval of time, which I have estimated to be not less than one-twelfth or probably 0.08484 of a second and which is taken in passing to and returning from the region diametrically opposite the pole over the earth’s surface with a mean velocity of about four hundred and seventy-one thousand two hundred and forty kilometers per second.
-:-
Het staat er echt:
four hundred and seventy-one thousand two hundred and forty kilometers per second.
🙂
Pepijn van Erp says
Ok, daar had ik even over heen gelezen, lastig om snel iets in een tekst te vinden als ze cijfers gaan uitschrijven ;-(
Maar het gaat daar toch om vooronderstellingen en schattingen? Ik zie geen verwijzing naar een berekening op grond van meetgegevens. Hij zal het misschien geëxtrapoleerd hebben vanuit een test, maar als zijn model niet klopt, zoals dat artikel dat ik gaf suggereert, dan zegt het dus helemaal niets.
Arend Lammertink says
“Maar het gaat daar toch om vooronderstellingen en schattingen? Ik zie geen verwijzing naar een berekening op grond van meetgegevens. Hij zal het misschien geëxtrapoleerd hebben vanuit een test, maar als zijn model niet klopt, zoals dat artikel dat ik gaf suggereert, dan zegt het dus helemaal niets.”
Daar staat dan dus weer de replicatie van Dollard tegenover, die hetzelfde meetprincipe gebruikte maar dan met een (als ik me goed herinner) rechte draad, en die tot hetzelfde resultaat komt (*), ondanks dat je daar dus niet het probleem van de bolling van de aarde en zo hebt…
(*) rekening houdend met de materiaal eigenschappen waar Dollard mee werkte: de mantel van een coax kabel.
Pepijn van Erp says
Ik heb me even gewaagd aan de links die je geeft over Dollard, maar heb niet echt trek om die anderhalf uur video helemaal uit te kijken. Als ik die samenvatting uit dat stuk van de NASA over hun experimenten (van Dollard cs. dus! niet van NASA zelf) lees maak ik daar toch uit op dat de berekening die zij maken van die snelheid groter dan de lichtsnelheid uitgaat van het bestaan van die
longitudinale elektrische golven. En dan wordt het toch een beetje een cirkelredenering. Dat NASA stuk zet het ook neer in een hoofdstuk met meer speculatieve theorieën.
Er worden nog een paar andere testjes besproken van Dollard die zouden moeten aantonen dat er echt van die longitudinale golven bestaan, maar die werken bij mij een beetje op de lachspieren (zie blz 49 en 50 van
http://www.tuks.nl/pdf/Reference_Material/NASA%20Advanced%20Energetics%20for%20Aeronautical%20Applications%20-%20VOL%20II.pdf : een gloeilamp die zijn stroom ontvangt via een opstelling die volgens Dollard (en Tesla) zou werken via overbengen van elektriciteit dmv longitudinale golven zou een kracht uitoefenen op objecten die je er vlak bij houdt en als eerste ‘voelen’ ze dat met hun vinger. daarna iets beter met een stukje koperfolie dat zich naar de lamp buigt. Maar ik zie geen controle experiment met een lamp die op ‘normale’ wijze wordt aangezet.
Ook zou de lamp een iets andere kleur geven dan aangesloten op normaal lichtnet, maar hebben ze dan wel gemeten wat het uitgangsvoltage was en gekeken of ze een lamp met datzelfde voltage aangesloten kregen op het stroomnet met een transformator. Volgens mij brandt de lamp gewoon feller, omdat ze hun voltage niet onder controle houden. Misschien zit dat allemaal wel in die video’s, maar dan nodig ik je uit om de tijdsaanduiding daarvan te geven, ik ga niet zitten zoeken, sorry. Uit die patenten van Tesla komt min of meer hetzelfde beeld: als je uitgaat van het bestaan van die golven zou je een snelheid >c moeten kunnen aantonen en Tesla geeft ongeveer aan hoe je het zou kunnen toetsen, maar heeft dus zelf geen meting gedaan die het model ondersteunt.
Arend Lammertink says
Nog iets meer over die krommingstensor en energie-impuls tensor. Ik kende dat dus niet en dus zocht ik het ff op. Nadat ik al een schot voor de boeg genomen had en mijn nek dus in potentie in een strop had gestoken…
Enniewee, deze wiskundige begrippen zijn dus in principe valide en hierbij wordt in essentie een ander soort coördinaten stelsel gedefinieerd met de daarbij behorende wiskundige gereedschappen:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Krommingstensor_van_Riemann
-:-
De krommingstensor geeft de mate aan, waarin een oppervlak of hogerdimensionale ruimte meetkundig verschilt van een euclidische ruimte (“vlakke ruimte”). Typische stellingen uit de euclidische meetkunde, die niet langer opgaan in gekromde ruimten, zijn:
* De som van de hoeken van een driehoek bedraagt 180 graden (pi radialen);
* De oppervlakte van een sfeer (boloppervlak) is 4 maal pi maal het kwadraat van de straal.
-:-
En de energie-impuls tensor (whatever it may be) wordt keurig gedefinieerd voor o.a. ideale vloeistoffen en het EM veld:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Energie-impuls-tensor
-:-
Voorbeelden
Ideale vloeistof
Voor een vloeistof in thermodynamisch evenwicht, heeft de energie-impuls-tensor de vorm
T^{alpha beta} , = (rho + {p over c^2})u^{alpha}u^{beta} + p g^{alpha beta}
waarin rho de energiedichtheid is, en p de hydrostatische druk, en u^{alpha} de viersnelheid. De tensor g^{alpha beta} tot slot, staat voor de inverse metriek.
Elektromagnetisme
De energie-impuls-tensor voor een elektromagnetisch veld (zonder ladingsdragers) is gegeven door
T^{mu nu} (x) = frac{1}{mu_0} left( F^{mu alpha} g_{alpha beta} F^{nu beta} – frac{1}{4} g^{mu nu} F_{delta gamma} F^{delta gamma} right)
waarbij F_{mu nu} de elektromagnetische veldtensor voorstelt.
-:-
Bijzonder opmerkelijk dat men hier rekent met het EM veld *zonder* ladingsdragers. En ik ga er van uit dat de wiskundigen hun werk gedaan hebben en aldus kun je er van uit gaan dat met deze wiskundige benadering keurig aan de energie-wetten voldaan wordt, zowel bij de benadering van (ideale) vloeistoffen als bij het EM veld *zonder* ladingsdragers.
Voor het zwaartekrachtveld, ligt de situatie net even anders:
http://www.nikhef.nl/~t32/vu.pdf
-:-
De meetkundige interpretatie van de zwaartekracht houdt in dat in ieder punt van de tijd-ruimte lokale inertiaalstelsels geconstrueerd kunnen worden, en dat de onderlinge versnelling van naburige inertiaalsystemen ten opzichte van elkaar het gevolg zijn van de kromming van de tijd-ruimte. Ieder object in vrije val volgt in de tijd-ruimte een baan die zuiver geometrisch bepaald is, en die een extreme waarde vertegenwoordigt van de eigentijd langs de wereldlijn; in meetkundige taal is de baan van het object een geodetische lijn. De zwaartekracht is vanuit dit gezichtspunt in zekere zin een schijnkracht: de onderlinge versnellingen van objecten zijn geen gevolg van krachten maar van de meetkundige eigenschappen van de tijd-ruimte.
De meetkundige structuur zelf wordt bepaald door de verdeling van materie en straling in ruimte en tijd.
-:-
En daar gaat het dus mis. We hebben nu ineens een schijnkracht en komen met versnellingen, etc. die verondersteld worden het gevolg te zijn van “meetkundige eigenschappen van de tijd-ruimte”.
En daar heb je dus wel degelijk een schending van de wet van behoud van energie.
Keurig onder het tappijt gemoffeld, maar toch.
Arend Lammertink says
” Tijdrek en lengtekrimp zijn impliciet in de Lorentztransformatie. Tijdrek en lengtekrimp zijn al honderden malen geverifieerd in heel veel systemen.”
Ook bij tijdrek en lengtekrimp kunnen duidelijke kanttekeningen geplaatst worden, zo Dr. Cantrell reeds deed:
http://www.infinite-energy.com/iemagazine/issue59/adissidentview.html
-:-
Length Contraction
The origins of length contraction started with G.F. FitzGerald. He was the first to suggest that Lorentz’s deformation model for a moving electron also applied to the “macro-world” in order to explain the Michelson-Morley null-result. It was this purely ad hoc idea that started the whole problem. During the first half of the twentieth century, physicists were eager to put length contraction to the test and see if the phenomenon really existed. Several experiments were performed, but no variation in length was observed. A modern space-based test has been proposed by Renshaw, but to date, no direct experimental verification of relativistic length contraction has ever been measured.
Time Dilation
There is absolutely no argument that time-keeping mechanisms do slow down when moving at high speed, and that in most instances, they obey the time dilation formula of Lorentz and Poincaré. (There are violations, as Jefimenko has pointed out.) The dissident argument here is really more of a metaphysical one. A distinction should be made between Universal absolute invariant time and gravitational effects acting on time-keeping mechanisms such as water clocks, grandfather clocks, digital watches, radioactive decay rates, and cesium clocks (cesium atoms), to name just a few.
All sources of oscillation in nature are influenced by a change in gravitational potential. To build a clock, we have no choice but to exploit oscillator sources. Unfortunately we cannot construct an ideal clock even if we use cesium atoms by definition.
This was aptly demonstrated by the famous Häfele-Keating experiment in which cesium clocks were flown around the world. The atomic clock transported eastward lost 59 ns, while the atomic clock transported westward gained 273 ns, compared to the stationary laboratory standard.
All physical devices used for time keeping are subject to error when accelerated, decelerated, or constrained to move linearly through a variation in gravitational potential. The Häfele-Keating experiment is not a failure for relativity theory, but the question should be asked: Is time itself dilated, or are internal processes merely altered by moving through a gravitational field? Metaphysically speaking, we do not consider this to be a distinction without a difference.
-:-
Volgens Cantrell is lengtekrimp nooit direct experimenteel geverifieerd.
En hoe bepaal je of je “gemeten” tijdrek niet het gevolg is van het versnellen of zelfs bewegen van je klok, je oscillator, door een omgeving waarin allerlei velden, waaronder de zwaartekracht en het aardmagneetveld, actief zijn?
Met andere woorden: voor zover mij nu duidelijk is, worden met de metingen die er zijn gedaan t.a.v. tijdrek en lengtekrimp noch aether theorie noch Einstein’s relativiteitstheorie gefalsificeerd.
Ofwel: beide postulaten blijven wat dat betreft mogelijk.
Arend Lammertink says
“Die ideeën van Tesla op dit punt waren misschien nog niet zo gek, maar
helemaal bij het rechte eind had hij het waarschijnlijk niet. Ik vond
hier nog wel een aardig stukje daarover: http://amasci.com/tesla/tmistk.html”
Dat artikel ken ik.
Maar:
“This stuff can only work if there is a dielectric substance coating the Earth.”
Klopt niet.
Elmore heeft een communicatie systeem dat aantoont dat het ook zonder coating kan en dat ook reeds commercieel toegepast wordt:
http://www.tuks.nl/pdf/Patents/Elmore/
http://www.corridor.biz/
Hierbij wordt een kale geleider als golfgeleider gebruikt voor de transmissie van een LE,TM electromagnetische golf die zich vanwege de aanwezigheid van een magnetische component voortplant met de lichtsnelheid. Dit is dus een *andere* golf dan die van Tesla, hoewel je ook hier een longitudinale electrische component hebt.
Arend Lammertink says
“Maar met mogelijke tegenspraak met de relativiteitstheorie heeft het volgens mij niets te maken.”
Hoe kan een meting van een propagatiesnelheid van om en nabij de 1.57 keer c niets te maken hebben met een tegenspraak van de relativiteitstheorie?
Ik ben het met je eens dat je gezien het toch wat magere aantal metingen niet met 100% zekerheid kunt uitsluiten dat er meetfouten gemaakt zijn, maar 2 verschillende meetprincipes, waarvan er 1 gerepliceerd is, en die allen tot hetzelfde resultaat leiden(*) en tot op heden niet gefalsificeerd zijn geeft toch te denken…
Met andere woorden: “ik ben er nog niet van overtuigd dat er een tegenspraak is”, OK.
Maar: “het heeft niets te maken met een *mogelijke* tegenspraak”??
(*) rekening houdend met de materiaal eigenschappen waar Dollard mee werkte: de mantel van een coax kabel.
Arend Lammertink says
Zal ik me eens wagen aan het doen van een voorspelling??
Het twee spleten experiment:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Tweespletenexperiment
Hoe kun je een interferentiepatroon krijgen als de fotonen, een gelocaliseerd electromachnetisch verschijnsel dat zich als een deeltje manifesteert, onveranderd als “deeltjes” door de spleten gaan?
Dat gebeurt dus niet, zo verwacht ik.
Wat er volgens mij gebeurt is dat de magnetische component van dit electromachnetische fenomeen door de aanwezigheid van de uiterst smalle spleet geneutraliseerd wordt en er aan de andere kant van de spleten longitudinale dielectrische (ofwel electro-“statische”) golven ontstaan, *zonder* magnetische component.
Dan heb je het dus m.i. over die “Tesla” golven. Die zich met een snelheid van pi/2 x c voort planten.
Om het referentiepatroon correct te kunnen voorspellen, moet je volgens mij dus rekenen met een propagatiesnelheid van pi/2 x c om correct de positie van het strepenpatroon te kunnen berekenen.
En voor mij is dit dus echt een voorspelling. Ik beschik niet over data waar ik dit mee kan verifiëren en die heb ik tot noch toe ook niet kunnen vinden.
Hier dus de uitdaging: Gentlemen, prove me wrong!
Overigens kan ik niet uitsluiten dat je toch een LE,TM mode krijgt en toch met c moet rekenen, maar dat zou me wel verbazen, omdat je hier een propagatie door lucht en niet langs een geleider hebt.
Pepijn van Erp says
De formule die de plaats van de maxima beschrijft in het interferentiepatroon hangt alleen af van de golflengte (naast de vaste randvoorwaarden als afstand tot scherm enzo), maar niet van de snelheid. Dus dit gaat helemaal niets opleveren.
Arend Lammertink says
Golflengte is afhankelijk van de propagatiesnelheid volgens de formule:
lambda = v * f.
Als f gelijk blijft, maar v is factor pi/2 groter, is ook lambda factor pi/2 groter.
Pepijn van Erp says
Ja, maar hoe ga je die snelheid berekenen op basis van dat tweespleten experiment?
Arend Lammertink says
Als je de frequentie (kleur) van de invallende golven weet, dan kun je de twee mogelijke golflengtes volgens lambda = v * f , met:
1) v = c;
2) v = pi/2 x c.
Volgens jou hangt de formule die de plaats van de maxima beschrijft in het interferentiepatroon alleen van de golflengte af. Dus vanuit de meting van de plaats van de maxima en de overige parameters, zou je moeten kunnen achterhalen welke van de twee correct is, gegeven de frequentie van het invallende licht.
Ik ga er vooralsnog van uit dat het niet nodig is het experiment in vacuum uit te voeren, maar het zou kunnen dat de aanwezigheid van gas atomen in het propagatiepad de zaak in het honderd laat lopen.
Pepijn van Erp says
Dat is het probleem niet. In de gangbare opvatting van het experiment geldt voor en na de spleten : lambda = c / f De Tesla aanhangers zullen misschien zeggen dat na de spleet geldt lamda= (pi/2 x c) / f’ met f’= pi/2 x f. Dus tenzij je een manier verzint om f’ te bepalen na de spleten kom je niet verder.
(ik heb de formules even gecorrigeerd, stoorde me toch)
Arend Lammertink says
Tesla heeft volgens mij nooit zoiets gezegd, dit is mijn eigen hersenspinsel. 🙂
Komt er op neer dat het volgens mij moet zijn:
f == f’
Pepijn van Erp says
ach, ik zie nu pas dat ik de verkeerde formule van je over nam: lambda = v /f natuurlijk. Maar dat maakt voor de argumentatie verder niet zo veel uit. Ik pas het even aan in mijn comments.
Arend Lammertink says
Ooops. I stand corrected.
Arend Lammertink says
” Als ik die samenvatting uit dat stuk van de NASA over hun experimenten
(van Dollard cs. dus! niet van NASA zelf) lees maak ik daar toch uit op
dat de berekening die zij maken van die snelheid groter dan de
lichtsnelheid uitgaat van het bestaan van die longitudinale
elektrische golven. En dan wordt het toch een beetje een
cirkelredenering. Dat NASA stuk zet het ook neer in een hoofdstuk met
meer speculatieve theorieën.”
Uiteindelijk komt de meting neer op het sommetje: lambda = v * f.
Dan is het vervolgens een kwestie van je resonator, een draad in Dollards geval en een planeet in Tesla’s geval, in resonantie brengen. Nu heb je een complicerende factor en dat is de vraag of je de uiteinden van je geleider moet zien als een open, of als een gesloten einde van een golfpijp, zoals je die ook in het acoustische geval hebt. En op die uiteinden waar je een open einde hebt qua stroom heb je een gesloten einde qua spanning en vice versa.
Maar goed, als je je geleider kunt beschouwen als een half-open resonator, dan heb je resonantie op de frequenties behorende bij n * 1/4 lambda, met n oneven (1,3,5,…). Kun je hem beschouwen als een dubbel open resonator, dan praat je over n * 1/2 lambda, met n een geheel getal.
En als je je geleider kunt beschouwen als een gesloten cirkel, dan praat je over n * lambda, met n een geheel getal, en voor een bol heb je de Schumann formule.
Dus bij een resonator met een bekende lengte kun je v uitrekenen als je de resonantiefrequentie weet, weet hoe je de resonator moet zien en weet wat n is. Weet je niet wat n is, dan kun je slechts een verhouding tussen de voortplantingssnelheid van eventueel karakteristiek verschillende golfverschijnselen langs één en dezelfde resonator bepalen.
Als je dus je eerste resonantie frequentie bij gegeven lengte en gegeven dat het een half-open pijp is (1 “vaste” aansluiting en 1 “open aansluiting”), dan zit je dus op n=1. Dan zou de eerstvolgende resonantie frequentie dus (ongeveer) 3 keer zo hoog moeten zijn. Als er dus één er ergens tussen in te vinden is, dan heb je een resonantiefrequentie die je niet kunt verklaren.
Meyl deed hetzelfde experiment, maar hij had dus niet door dat bij de Tesla transmitter waarmee hij “scalar waves” claimt te demonstreren, die “zelfs door dringen in een Faraday kooi” en dus wel heel bijzonder zijn, in feite golven zijn die langs zijn “aarde” draad propageren. Tesla wilde immers golven *door* het binnenste van de aarde zelf verzenden, en de energie dus via de *aarde* aansluiting van zijn toren versturen.
Meyl’s meet resultaten zijn dus in feite het in resonantie brengen van een tweetal spoelen in serie met een tweetal condensatoren en een enkele draad (zoals uitgelegd in dat amascii artikeltje). Op deze hele constructie kun je dan het rekensommetje los laten, zoals in dat NASA rapport staat:
-:-
If wave length is considered constant, velocity is proportional to frequency. With his transmitter
and receiver spaced approximately 20 ft apart, Meyl demonstrated that the (digitally read)
resonant frequencies for reception were:
– transverse waves: 4.6 MHz; and
– scalar waves: 7.1 MHz.
Meyl claimed that the ratio of the scalar to transverse resonance frequencies (7.1 MHz/4.6 MHz),
which is 1.54, is the ratio of the respective velocities. That is, for the conditions of the
demonstration, the average velocity of the scalar waves was 1.54 times the velocity of the
transverse waves, or 1.54 times the (commonly understood) “speed of light.”
-:-
In ieder geval is 1.54 iets anders dan 3 (1/4 lambda resonator) en dan 2 (1/2 lambda resonator) 🙂
Op zich is deze meetmethode dus wel degelijk valide, mits je er dus voor zorgt dat n klein is.
Met andere woorden: de eerste paar “normale” resonantiefrequenties die je tegen komt zitten dusdanig ver uit elkaar dat er wel degelijk iets geks aan de hand is als je een resonantiefrequentie vindt op een plek waar die niet hoort te zijn, zoals op pi/2 keer de natuurlijke resonantie frequentie….
Merk op dat Meyl op dezelfde waarde komt, ondanks dat hij een nogal complexe setup gebruikte. Ik zou uit de setup van Meyl zo geen conclusies durven trekken omdat er het e.e.a. in serie staat met zijn (golf) geleider (en die aparte resonanties zouden kunnen veroorzaken), maar met het principe van de meetmethode an sich is echt niets mis.
Je kunt een dergelijke meting ongetwijfeld verknallen, maar als er één iemand is die weet wat hij doet en hoe je moet meten, dan is het wel Eric Dollard. Dat wil niet zeggen dat het uitgesloten is dat Dollards metingen niet kloppen, maar de kans daar op is echt niet groot.
Het enige wat vreemd is, is dat Dollard bij de longitudinale golf capacitief in koppelt. Dat zou er toe kunnen leiden dat je niet langer over 1/4 maar over 1/2 lambda resonator spreekt, maar goed, een condensator is op hoge frequenties te beschouwen als een korstluiting, dus dat zou het probleem niet moeten zijn. Bovendien zou dan je eerstvolgende resonantie op 2 ipv 3 komen, dus dan is het nog steeds gek dat je op 1.54 uit komt.
En daar komt dan weer bij dat Meyl zijn setup niet varieerde. Dus in samenhang met Dollards meting en gezien het feit dat beiden op 1.54 uit komen, mag je bijna concluderen dat het al met al wel goed zit.
Pepijn van Erp says
Nou ja, volgens mij komt het er dan dus toch op neer dat je uitgaat van je model van longitudinale elektrische golven. Dan heb je pas die resonantie en kun je leuk rekenen.
Maar goed, de details van de gangbare theorie ken ik ook niet goed genoeg om te zeggen wat je dan eigenlijk wel meet. Maar het verhaal van Tesla+Dollard vind ik dus niet echt overtuigend. Er moet toch een eenvoudiger proefje te bedenken zijn om die longitudinale golven aan te tonen?
Arend Lammertink says
“Ook zou de lamp een iets andere kleur geven dan aangesloten op normaal
lichtnet, maar hebben ze dan wel gemeten wat het uitgangsvoltage was en
gekeken of ze een lamp met datzelfde voltage aangesloten kregen op het
stroomnet met een transformator.”
Longitidinale golven zijn vervelende beesten en niet makkelijk te meten. Je hebt het over een verschijnsel dat zich met pi/2 keer de lichtsnelheid voort plant. En de materie in je draad, inclusief je ladingsdragers, willen nu eenmaal niet (zo maar) sneller dan het licht. Dat hebben we vanuit CERN inmiddels wel gemerkt. ^_^
Met andere woorden: om die dingen te kunnen meten, moet je welhaast één of andere getunede resonantie kring hebben.
Het is niet voor niets dat die jongens die met schakelingen als de Joule Thief spelen wel leuk TL-etjes en LED-jes kunnen laten branden, maar geen motortje kunnen laten draaien.
Hmm. Je zou misschien ook iets slims kunnen verzinnen met halfgeleiders, maar het is echt ingewikkelder dan even een voltmeter uit de kast pakken.
Pepijn van Erp says
Ja, net zo moeilijk waarschijnlijk als het vangen van eenhoorns 😉
Maar zonder gekheid: als je een voltmeter gebruikt om de spanning te meten over zo’n lamp in een ‘Tesla-opstelling’ als ik het maar even zal noemen, krijg je een waarde die je moet gebruiken bij een lamp in een ‘normale’ opstelling als controle. Dan zou het me wel erg verbazen als je verschillende effecten zou kunnen aantonen (nou ja, een beetje corrigeren voor het feit dat die lampen natuurlijk ook maar binnen bepaalde ontwerpgrenzen worden geproduceerd zal er wel bij komen kijken).
Arend Lammertink says
“Nou
ja, volgens mij komt het er dan dus toch op neer dat je uitgaat van je
model van longitudinale elektrische golven. Dan heb je pas die
resonantie en kun je leuk rekenen.
Nee, je gaat uit van de lengte van je resonator en kijkt op welke frequentie je resonatie krijgt.
Dan is het een kwestie van v = lambda / f.
Ofwel: v is de onbekende, lambda weet je en f meet je….
“Maar goed, de details van de gangbare theorie ken ik ook niet goed
genoeg om te zeggen wat je dan eigenlijk wel meet. Maar het verhaal van
Tesla+Dollard vind ik dus niet echt overtuigend. Er moet toch een
eenvoudiger proefje te bedenken zijn om die longitudinale golven aan te
tonen?”
Dan moet je dus bij Wheatstone zijn, of een poging wagen mijn voorstel met het dubbele spleet experiment uit te voeren (of gedetailleerde data te vinden)…
Wheatstone lijkt mij vrij eenvoudig te repliceren met moderne middelen. Kwestie van 3 bougies in evenzoveel lichtdichte kastjes voorzien van foto-detector, een oscilloscoop, een paar lange draden en wat (landbouw) isolatoren. En een auto-bobine aangestuurd met een fucntie-generator of 555-je, en eventueel een HV condensator, maar ik verwacht niet dat dat laatste echt nodig is.
Zou echt een leuk projectje kunnen zijn voor een aantal studenten of zo….
Een ultime experiment is het uitvoeren van een moonbounce, maar das nu niet bepaald simpel:
http://www.energeticforum.com/renewable-energy/9727-who-performs-first-longitudinal-moon-bounce-history.html
Ik heb al één manier ontdekt van hoe het iig niet moet. 😀
Arend Lammertink says
“Maar zonder gekheid: als je een voltmeter gebruikt om de spanning te
meten over zo’n lamp in een ‘Tesla-opstelling’ als ik het maar even zal
noemen, krijg je een waarde die je moet gebruiken bij een lamp in een
‘normale’ opstelling als controle.”
Dat is enigzins te vergelijken met het aansluiten van de + van een voltmeter op de top van een antenne die aan een zendontvanger (in de zend-stand) hangt en de – aan aarde en dan verwachten dat je iets zinnigs meet….
Arend Lammertink says
“Er moet toch een eenvoudiger proefje te bedenken zijn om die longitudinale golven aan te tonen?”
Ik heb er nog eens een nachtje over geslapen.
Nu heb ik laatst zelf het e.e.a. gemeten in het kader van mijn moonbounce project:
http://www.energeticforum.com/176029-post106.html
Om Edison dan maar even aan te halen:
“Just because something doesn’t do what you planned it to do doesn’t mean it’s useless.”
Wat ik van plan was te doen, was een longitudinale golf creëren in een golfpijp als een variatie op de wel bekende “cantenna”:
http://www.energeticforum.com/168580-post65.html
Hierbij heb je dus een resonator, “probe” genoemd, waarmee je de golfpijp aan stuurt, en in de golfpijp creëer je dan een propagerende golf, heel goed te vergelijken met een orgelpijp.
Maar voor longitudinale golven blijkt dit dus niet te werken en ik denk dat dat komt doordat je wervelstromen ( http://nl.wikipedia.org/wiki/Wervelstroom ) in het metaal van je golfpijp krijgt en dan gaat in feite je golfpijp niet als reflector, maar als straler werken. En op die manier kun je jezelf dan aardig voor de gek houden. ^_^
Maar goed, longitudinale golven lijken de eigenaardige eigenschap te hebben dat ze niet zo maar van een (metalen) geleider af stralen. Dat is een erg interessante eigenschap, die Tesla toepaste in zijn “wingle wire transmission system”, die dus in feite door Meyl gerepliceerd is zonder dat Meyl zich dat realiseerde. Zie mijn skeptische(TM) analyse van Meyl’s “scalar wave” gepowerde boot:
http://www.energeticforum.com/187072-post55.html
http://www.energeticforum.com/187180-post94.html
En ook Elmore toont dus keurig aan dat je longitudinale golven kunt leiden langs een kale geleider:
http://www.energeticforum.com/187083-post62.html
Nu is het de vraag wat voor propagatie-mode Elmore nu feitelijk gebruikt. Is het een LE,TM mode volgens de normale theorie, of kijken we toch aan tegen een pure longitudinale dielectrische (LD) mode? Ik begin langzamerhand toch meer te neigen naar het laatste, maar das slechts een hunch.
OK.
Mijn resonator is dus een 1/2 lambda dipool, ontworpen voor 1296 MHz, zodanig dat het ding met een normale zend-ontvanger aangestuurd kan worden.
Deze 1/2 lamdba longitudinale dipool, heeft voor de normale transversale golf een lengte van pi/2 * 1/2 lambda = pi/4 lambda (de resonator is schijnbaar langer, omdat de transversale golf een lagere propagatiesnelheid en dus een kortere golflengte heeft op dezelfde frequentie). Je krijgt daarmee voor de transversale golf langs één richting van de dipool dus een fasedraaiing van pi/4 radialen.
Aangezien je aan de uiteinden van de dipool een fasesprong krijgt van 180 graden, ofwel pi radialen, en je langs je dipool zowel een heengaande als een terug gaande golf hebt, heb je langs een 1/2 lambda longitudinale dipool dus voor transversale golven een totale fasedraaiing van 2 * pi/4 + 2 * pi = 2 1/2 pi. Netto 1/2 pi, ofwel 90 graden.
Maar goed, de heen en weer gaande golf, reflecteert natuurlijk ook een tweede keer op de uiteinden. En dan gaat hij nóg een keer heen en weer, zij het wat verzwakt. En voor die tweede golf, komt er nog eens 2 * pi/4 fase draaiing bij.
Met andere woorden: op de frequentie waarop de (veronderstelde) longitudinale golf resoneert, heb je voor de corresponderende transversale golf een interessant effect, waarbij de secundaire (1 keer gereflecteerde) golf 180 graden uit fase is met het stuur signaal, waardoor uiteindelijk dus de normale golf in sterke mate onderdrukt wordt.
So far, so good.
De vraag is nu uiteindelijk: als er daadwerkelijk zo’n longitudinale resonantie optreedt, en deze golven stralen niet uit zoals transversale golven, hoe kunnen we deze dan meten?
Tadaaah!
Eric Dollard’s “beer can” veldsterkte meter:
http://www.energeticforum.com/187759-post181.html
http://www.tuks.nl/img/Dollard_Field_Intensity_Meter.jpg
De oplettende lezer, zal het meteen opvallen dat Dollards bierblik qua constructie een grote mate van overeenkomst vertoont met de beschuitblikken die ik als golfpijp had gebruikt. 😀
Met andere woorden: in plaats van te proberen met mijn dipool een golfpijp aan de gang te krijgen, zouden we met een eenvoudige veldsterkte meter kunnen vaststellen of er resonantie optreedt of niet. De metingen met mijn mislukte golfpijp ontwerp suggereren dat er een heel goede kans is dat dit gaat lukken.
En als je de dipool aanstuurt met een normale zend-ontvanger met een SWR meter in de lijn, dan kun je via de SWR meter vaststellen of het om een normale resonantie gaat of niet, want dan zie je dus dat er vermogen uit gestraald wordt, terwijl dat bij de longitudinale resonantie frequenties niet het geval is.
Op die manier kun je dus de verschillende pieken meten met een goed controleerbare opstelling en kunt ook nog eens de pieken op de veldsterkte meter matchen op de SWR meter en aldus (in theorie) de verschillende resonantie pieken duidelijk van elkaar scheiden.
Op de transversale resonanties heb je uitstraling van vermogen, op de longitudinale niet.
Nu heb ik mijn 1296 MHz dipooltje nog wel liggen en ik zou er ook een voor de 70 cm band kunnen maken. Al wat je verder nodig bent is een frequentie generator c.q. meetzender, een SWR meter en een (E-)veldsterkte meter, al dan niet zelf te maken naar het ontwerp van Dollard.
Martin_Bier says
Constantia,
Wat wil je je nu weer op de hals halen? En dat nog wel zonder ziektekostenverzekering… Geladen deeltjes zijn heel schadelijk voor een mens! Lichaamsvreemde ionen kunnen allerlei chemische reacties veroorzaken en de boel flink ontregelen en overhoop halen in je lijf. Van zo’n “ion wind” kun je alleen maar verschrikkelijk ziek worden en de meest waarschijnlijke “uittreding” is een permanente via de schoorsteen van het crematorium.
Kijk nog maar even op http://nl.wikipedia.org/wiki/Ioniserende_straling
Arend Lammertink says
“Er moet toch een eenvoudiger proefje te bedenken zijn om die longitudinale golven aan te tonen?”
Nou zeg. Had ik een uitgebreide reactie gemaakt hoe dit te doen en naar ik dacht geplaatst, kan ik hem niet meer vinden. 🙁
Hele korte versie:
We zouden de antenne die ik gemaakt had voor mijn moonbounce experiment kunnen gebruiken en dan met een veldsterkte meter, al dan niet zelf gemaakt volgens het ontwerp van Dollard, een meting kunnen doen:
http://www.energeticforum.com/176029-post106.html
http://www.tuks.nl/img/Dollard_Field_Intensity_Meter.jpg
Ik zou ook een dipool kunnen maken voor de 70 cm band.
Het idee is dan dat je de normale resonantiefrequenties op je SWR meter ziet, maar de longitudinale alleen op je veldsterkte meter, omdat longitudinale golven de eigenaardige eigenschap lijken te hebben dat ze niet zo maar uitstralen, maar eerder een geleider volgen. Zie ook Elmore:
http://www.energeticforum.com/187083-post62.html
Dat is het principe dat Tesla gebruikte in zijn one-wire transmission system, dat dus door Meyl gerepliceerd is, zonder dat hij dat realiseerde. Zie mijn reacties hier:
http://www.energeticforum.com/187072-post55.html
http://www.energeticforum.com/187180-post94.html
Arend Lammertink says
Dat is gek. Het lijkt alsof mijn reacties verdwijnen. 🙁
Ik meende dit net gepost te hebben:
–::–
“Er moet toch een eenvoudiger proefje te bedenken zijn om die longitudinale golven aan te tonen?”
Nou zeg. Had ik een uitgebreide reactie gemaakt hoe dit te doen en naar ik dacht geplaatst, kan ik hem niet meer vinden. 🙁
Hele korte versie:
We zouden de antenne die ik gemaakt had voor mijn moonbounce experiment
kunnen gebruiken en dan met een veldsterkte meter, al dan niet zelf
gemaakt volgens het ontwerp van Dollard, een meting kunnen doen:
http://www.energeticforum.com/176029-post106.html
http://www.tuks.nl/img/Dollard_Field_Intensity_Meter.jpg
Ik zou ook een dipool kunnen maken voor de 70 cm band.
Het idee is dan dat je de normale resonantiefrequenties op je SWR meter
ziet, maar de longitudinale alleen op je veldsterkte meter, omdat
longitudinale golven de eigenaardige eigenschap lijken te hebben dat ze
niet zo maar uitstralen, maar eerder een geleider volgen. Zie ook
Elmore:
http://www.energeticforum.com/187083-post62.html
Dat is het principe dat Tesla gebruikte in zijn one-wire transmission
system, dat dus door Meyl gerepliceerd is, zonder dat hij dat
realiseerde. Zie mijn reacties hier:
http://www.energeticforum.com/187072-post55.html
http://www.energeticforum.com/187180-post94.html
–::–
Het idee is dus dat je met een verder standaard vrij gemonteerde dipool antenne en een E-veldsterkte meter naar verwachten twee keer zo veel pieken in het E-veld meet dan op de SWR meter in de antenne feedlijn. Lijkt me wel te doen.
Arend Lammertink says
Dat is gek. Het lijkt alsof mijn reacties verdwijnen. Ik had net dit gepost:
–::–
“Er moet toch een eenvoudiger proefje te bedenken zijn om die longitudinale golven aan te tonen?”
Nou zeg. Had ik een uitgebreide reactie gemaakt hoe dit te doen en naar ik dacht geplaatst, kan ik hem niet meer vinden. 🙁
Hele korte versie:
We zouden de antenne die ik gemaakt had voor mijn moonbounce experiment
kunnen gebruiken en dan met een veldsterkte meter, al dan niet zelf
gemaakt volgens het ontwerp van Dollard, een meting kunnen doen:
http://www.energeticforum.com/176029-post106.html
http://www.tuks.nl/img/Dollard_Field_Intensity_Meter.jpg
Ik zou ook een dipool kunnen maken voor de 70 cm band.
Het idee is dan dat je de normale resonantiefrequenties op je SWR meter
ziet, maar de longitudinale alleen op je veldsterkte meter, omdat
longitudinale golven de eigenaardige eigenschap lijken te hebben dat ze
niet zo maar uitstralen, maar eerder een geleider volgen. Zie ook
Elmore:
http://www.energeticforum.com/187083-post62.html
Dat is het principe dat Tesla gebruikte in zijn one-wire transmission
system, dat dus door Meyl gerepliceerd is, zonder dat hij dat
realiseerde. Zie mijn reacties hier:
http://www.energeticforum.com/187072-post55.html
http://www.energeticforum.com/187180-post94.html
–::–
Het idee is dus dat je met een verder standaard vrij gemonteerde dipool
antenne en een E-veldsterkte meter naar verwachten twee keer zo veel
pieken in het E-veld meet dan op de SWR meter in de antenne feedlijn.
Lijkt me wel te doen.
Arend Lammertink says
Heel vreemd. Vanaf mijn twitter account kan ik wel posten, maar als ik via Google inlog niet. Google zal wel één of andere storing hebben of zo.
Magoed, als ik het goed begrepen heb, heeft Jan Willem goede connecties met de Universiteit van Eindhoven. Daar is een radio amateur groep die dit zo even zou kunnen doen.
Lijkt me een leuke uitdaging voor Skepsis om te proberen daarmee tevens Dollard onderuit te halen…
Maarten Koller says
Om een of andere reden werden enkele reacties gemarkeerd als spam (en zijn inmiddels ook weer teruggezet door iemand blijkbaar). Verder liggen problemen bij Disqus. Dus even afwachten tot zij het regelen. En tot die tijd even Twitteraccount gebruiken 🙂
Arend Lammertink says
Mijn lange post waarin ik het idee van een meting o.b.v. wat ik met mijn moon-bounce poging had gedaan had beschreven zie ik nog niet. Maar komt misschien nog weer… Hoop van wel, want zat toch veel werk in.
Maarten Koller says
Als hij niet komt, dan heb ik hem nog (ik krijg van elk nieuw bericht een emailtje). Maar hij zou er weer moeten zijn.
Mijn vorige bericht klopt trouwens niet zie ik nu: eerdere berichten waren gemarkeerd als spam (oorzaak onbekend) –> die heb ik zojuist goedgekeurd, dat was nog niet door iemand gedaan. Ik dacht dat omdat ik niet bij de juiste instelling keek.
2012/6/1 Disqus
Arend Lammertink says
Yep, hij is er weer!
Thanks!
Arend Lammertink says
En de hypothese die daar aan ten grondslag ligt is dat de ‘fotonen’ golf die uit discrete ‘deeltjes’ bestaat, bestaat uit een soort in zichzelf draaiende vortexen (waar ik boven plaatjes van gepost heb). In de antenne theorie heb je een verschil tussen het near en het far field, waarbij in mijn beleving het near field een echte transversale golf is, die in het far field uitrolt in die vortex structuren.
Bij het twee spleten experiment verwacht ik dat die vortexen weer “ontrold” worden en er dus aan de andere kant van de spleet ofwel een echte transversale golf, ofwel een longitudinale golf ontstaat met dezelfde frequentie. En juist omdat je daar dus van die discrete vorm, die deeltjes vorm, af bent, zie je daar een interferentie patroon.
En aangezien echte transversale golven alleen kunnen optreden in vaste stoffen, of op het grensvlak van twee media en daar bij lucht geen sprake van is, zou de golfvorm tussen spleten en scherm volgens mij alleen die longitudinale vorm kunnen zijn.
Bij al deze mogelijke “vorm” overgangen zou de frequentie gelijk moeten blijven.
Pepijn van Erp says
Ik heb dit dubbelspleet experiment ooit wel eens zelf uitgevoerd,denk eigenlijk nog op de middelbare school, maar kan ook op de universiteit geweest zijn. We gebruikten daarvoor een rode laser. Het interferentiepatroon bestond ook gewoon uit rode streepjes. De golflengte blijft dus gelijk. Als je de frequentie niet verandert wil zien, houden we dus dezelfde snelheid voor en na de dubbelspleet.
Arend Lammertink says
Het punt is dat juist de frequentie gelijk blijft.
Net zo als je dat hebt bij golven in zee. Daar is de propagatiesnelheid afhankelijk van de diepte van het water. Hoe dieper, hoe groter de voortplantingssnelheid. En als het dus ondieper wordt, zoals aan de kust, dan krijg je daar een lagere voortplantingssnelheid. De golftoppen komen dan dichter bij elkaar. Lagere voortplantingssnelheid, kleinere golflengte.
Een interessant daarbij is het breken van golven op de kust. Op de plaatsen waar je de golftoppen hebt, is het water dieper en daar heb je dan lokaal een hogere voortplantingssnelheid dan in de golfdalen, waar het ondieper is. En daardoor hellen op een gegeven moment de golftoppen over en breekt de golf:
http://www.euroszeilen.utwente.nl/wiki/Oppervlaktegolven
-:-
De snelheid van ondiep water golven neemt toe met de waterdiepte. Onder
de op van de golf is de waterdiepte groter dan onder het golfdal. De
golftop gaat dus sneller dan het golfdal. Het gevolg is dat de voorkant
van de golf steeds steiler wordt, totdat de top het dal heeft ingehaald.
Het inhalen van het dal door de top heet “breken”. De top zal dan
meestal letterlijk over het dal heen vallen en voor het golfdal op het
wateroppervlak vallen.
-:-
Surfers gebruiken dat fenomeen ook (bekend van TV)…
Maar goed, wat ik dus postuleer is dat er, net als bijvoorbeeld bij aardbevingen, twee soorten golven bestaan in de aether, of eigenlijk drie:
1. Far field EM golven -> golf-deeltje dualiteit
2. Near field EM golven -> transversale oppervlakte golven
3. Longidutindale dielectrische golven.
En niet als je bij aardbevingen je de S en de P waves hebt (een longitudinale dieptegolf en een transversale oppervlaktegolf), die zich met een verschillende snelheid voortplanten maar veroorzaakt worden door één en dezelfde bron en dus dezelfde frequentie hebben, kun je dus wel degelijk verschillende propagatiemodes hebben door hetzelfde medium, met dezelfde frequentie maar met een verschillende voortplantingssnelheid en dus verschillende golflengte.
Dat de ene propagatie mode over kan gaan op de andere, bijvoorbeeld bij reflectie op een scherm, is evidident. Anders hadden we ook geen verschil tussen het near field en het far field bij antennes.
Met andere woorden bij reflectie op een scherm *kan* het zo zijn dat een invallende snelle longitudinale golf met frequentie f en golflengte (pi/2 * c)/f gereflecteerd wordt als een EM golf met frequentie f en golflengte c/f. En dat is dan de golf die je ziet.
Met andere woorden:
verschillende golflengte, verschillende voorplantingssnelheid;
zelfde frequentie, zelfde kleur.
Pepijn van Erp says
Wat die oppervlaktegolven op het grensvlak van twee media (zee, lucht) hiermee te maken hebben ontgaat me.
Ik snap je stelling wel met betrekking tot die longitudinale golven, alleen zie ik er tot dusver geen snippertje bewijs voor. Dat je voor dat dubbelspleet experiment aan komt met het postuleren van een omkering van longitudinale golf naar een normale EM golf (op het projectiescherm) had ik eigenlijk wel een beetje verwacht, maar het levert dus geen enkele ondersteuning van het idee op als je niet de snelheid of frequentie van het ‘longitudinale’ traject kunt meten.
Pepijn van Erp says
Natuurlijk zijn er DIY filmpjes op YouTube 😉
http://www.youtube.com/watch?v=vsQ3YTJqyOY
Arend Lammertink says
Ik heb nog eens diep na gedacht over de officiele theorie van hoe licht uit gestraald wordt door een lichaam en hoe het kan dat er na een tralie of dubbele spleet ineens een interferentie patroon tevoorschijn komt.
Eerst ter opfrissing de huidge theorie:
http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=938821
-:-
Bohr […] maakte ook gebruik van het werk van Planck en Einstein’s foto-elektrische effect. Hij bedacht dat elektronen om de kern heen draaiden en dat iedere baan waarin een elektron zat
voor een bepaalde energie stond. Wanneer een elektron van een hogere baan naar een baan van mindere energie valt, zal de overige energie gebruikt worden om licht uit te stralen. Vanwege de foton theorie zal het energie verschil gelijk moeten zijn aan een geheel getal maal h.f.
Dit model kon het emissiespectrum van waterstof verklaren.
Er bleken dus verschijnselen te zijn die niet verklaard konden worden door de klassieke wetten van de natuurkunde. Een nieuwe theorie was nodig: de kwantumtheorie.
-:-
En laten we dan meteen Einstein ook maar even aan halen, binnen deze context:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kwantummechanica
-:-
De kwantummechanica is een intuïtief moeilijk te doorgronden theorie, die in de beginperiode op veel weerstand stuitte. Albert Einstein had later bezwaar tegen de kansverdeling van deeltjes: “God dobbelt niet”. Hij geloofde dat de onzekerheden van de kwantumtheorie niet reëel waren, maar dat er ‘verborgen variabelen’ waren, die we nog niet kennen, die alsnog de theorie deterministisch zouden maken. Later is dit in de stelling van Bell ontkracht. Ook Max Planck zelf meende dat ‘zijn’ kwantumtheorie later vervangen zou worden door een meer deterministische theorie zonder ‘vage’ statistische eigenschappen. Latere experimenten hebben die positie echter onhoudbaar gemaakt.
-:-
OK.
Volgens de kwantum mechanica vallen op willekeurige momenten willekeurige electronen terug in energieniveau, door van een hogere baan in een lagere baan te vallen. En daarbij wordt dan een foton uit gezonden. Nu praat je bij licht over golflengtes in de orde van 500 nm, terwijl je bij atomen praat over groottes in de orde van enkele nm, op zich al een reden om skeptisch te zijn. Maar laten we daar niet over vallen.
Waar het om gaat is om de willekeur. Nu is het erg lastig om iets te vinden over hoe groot zo’n foton nu wel mag zijn, maar 100 keer de golflengte lijkt me toch wel zo ongeveer het maximum voor de diameter.
Dan praat je dus bij het twee-spleten experiment dus over “dingen” met een diameter van in de orde van 50 um die vanaf willekeurig plaatsen binnen de lichtbron worden uitgezonden, op verschillende afstanden tot beide spleten, die in de orde van 1 mm van elkaar verwijderd zijn, waarbij het dus absoluut onmogelijk is dat één foton beide spleten kan beïnvloeden en het dus absoluut onmogelijk is dat er aan de ingang van de spleten ook maar iets van een signaal staat dat in fase is over beide spleten.
En kijk dan voor de aardigheid eens naar de illustraties die men bij het dubbele speet experiment tekent:
http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/0/01/Two-Slit_Diffraction.png/750px-Two-Slit_Diffraction.png
Inderdaad, een keurig in fase invallende golf, zoals je dit in een bakje met water zou doen.
Maar volgens de kwantum mechanica, hebben we in het bakje met water dus geen keurig invallende golf, maar een ware regenbui. Eén chaotische bende.
En uit die chaos moet dan door het plaatsen van twee spleetjes ineens orde ontstaan, zodat er aan de andre kant van de spleten lichtbronnen ontstaan die keurig met elkaar in fase zijn en je aldus een interferentiepatroon krijgt?
De filosofie van “ORDO AB CHAO” ( http://www.orwelltoday.com/stagedevents.shtml ) waar toch werkelijk niemand meer in gelooft, wordt nog wel geloofd in de natuurkunde?
Hmm.
Einstein had toch ook zo zijn momenten:
“Quantum mechanics is certainly imposing. But an inner voice tells me that it is not yet the real thing. The theory says a lot, but does not really bring us any closer to the secret of the “old one.” I, at any rate, am convinced that He does not throw dice.”
Logischerwijs moeten we bij het twee spleten experiment concluderen dat als er harmonie uit komt, er ook harmonie in gaat. En dat betekent dat een lichtbron beschouwd moet worden als zijnde een antenne structuur die in zijn geheel in resonantie is, want anders kan er aan de uitgang van de spleten geen golfverschijnsel tevoorschijn komen dat in fase is.
En het geheim van de oude is dan natuurlijk dat alles met elkaar in harmonie is. Alles is met alles in RESONANTIE op het kleinste niveau en vormt dus één geheel. En dat had ome Albert dus goed begrepen:
“A human being is a part of a whole, called by us _universe_, a part limited in time and space. He experiences himself, His thoughts and feelings as something separated from the rest … a kind of optical delusion of His consciousness. This delusion is a kind of prison for us, restrict us to our personal desires and to affection for a few persons nearest to us. Our task must be to free Ourselves from this prison by widening our circle of compassion to embrace all living creatures and the whole of nature in its beauty.”
Logischerwijs moeten we dus ook de theorie van “ORDO AB CHAO” die kwantum mechanica heet verwerpen en een theorie van harmonie omarmen. Aldus rest ons slechts één tot op heden niet gefalsificeerde theorie.
Q.E.D.
“Let the future tell the truth, and evaluate each one according to his work and accomplishments. The present is theirs; the future, for which I have really worked, is mine.” – Nikola Tesla.
Jan Willem Nienhuys says
Het meeste van wat Lammertink schrijft lijkt me onzin (longitudinale em golven zijn nooit aangetoond) maar ik weet niet voldoende van EM-theorie. Aan de andere kant, die theorie is zo door en door grondig onderzocht, door zo veel natuurkundigen en elektrotechnici, dat als iets gemankeerd had, dan was het allang uitgevonden.
Maar bovenstaande is onzin. Je kunt interferentie krijgen met gelijk afgestemde lasers ipv van spleten. Het is natuurlijk een kunst om ze zo precies af te stemmen dat ze over langere tijd exact in fase blijven. Maar dat kan men in de natuurkunde.
Als men dan een deel van de laserbundel door een heel erg donker glas laat gaan, komen er minder fotonen uit. Je kunt het zo inrichten dat er gemiddeld per seconde 1 foton uit beide lasers komt. Het gemiddelde tijdsverloop tussen twee opeenvolgende fotonen is dan een halve seconde. Zelfs dan kun je interferentieproeven met de lasers doen. Je kunt detectors neerzetten op de ‘lichte banden’ in het interferentie patroon, en op de ‘donkere banden’. Scherm je 1 van de 2 lasers af, dan zal zo’n detector gemiddeld zeg eens per vijf seconden afgaan (detectie is niet perfect). Zijn ze allebei onafgeschermd, dan zal op de lichte streep de detector tweemaal per vijf seconden afgaan, en op de donkere streep nul maal.
Als je je een primitieve voorstelling maakt van ‘deeltjes’ die uit een laser komen, dan kan die interferentie alleen maar als de ‘golftrein’ die uit de ene laser komt, die uit de andere laser aanzienlijk overlapt, dus een lengte heeft in de orde van 300.000 kilometer.
Anderzijds is het zelfs gelukt interferentieproeven te doen met C60-moleculen, en daarvan kun je achte niet zeggen dat ze groter zijn dan, nou ja, hoe groot is zo’n molecuul? Ongeveer 1 nanometer (wat minder als je van koolstofkern tot koolstofkern meet, wat meer als je de reikwijdte van de vanderwaalskrachten erbij neemt. Dat is ongeacht de spleet waar het ding doorheen gaat.
Samenvattend: fotonen hebben geen afmetingen. Het is onmogelijk te zeggen hoe groot ze zijn. Als ze geabsorbeerd worden, vindt de absorptie vaak wel uiterst gelocaliseerd plaats.
Maar als de fotonen van een radiosignaal geabsorbeerd worden door een antenne, dan is de localisatie van de actie niet nauwkeuriger te geven dan ‘de hele antenne’.
Bij verstrengelde fotonen moet men eigenlijk de twee fotonen als één geheel beschouwen, maar de delen van dat geheel kunnen ver in tijd en plaats uiteenliggen.
Trouwens, met een Mach-Zehnder-interferometer (die grote afmetingen kan hebben) gaat ‘het foton’ door beide armen tegelijk als je je het foton voorstelt als iets met een ruimtelijke uitgebreidheid.
Als je wilt rekenen aan zulke dingen dan moet je de taal van de golven gebruiken, maar op het ogenblik van waarnemen blijkt het foton altijd op 1 punt geabsorbeerd te worden, en dan vertoont het zijn deeltjesaspect.
Het is al lastig genoeg om de berekeningen correct te doen. Aan de begrippen in die berekening concrete interpretaties (fotonen als balletjes of zo) geven die op geen enkele manier met de berekeningen in verband te brengen zijn, is grote onzin. En als je daar dan nog andere onzin mee wilt ‘verklaren’, tja wat valt er dan nog anders te zeggen dan ‘man, ga toch een behoorlijk leerboek kopen en bestudeer dat en als je het helemaal gesnapt denkt te hebben, kom je maar terug.’
Lammertink heeft gesuggereerd dat ik iemand van de TUE enthousiast moet maken voor een doen van een simpele proef om even na te gaan of er ook longitudinale EM-golven bestaan. Toen ik nog bij de TUE werkte kreeg ik heel af en toe verwarde manuscripten van personen die meenden dat ze een beroemde stelling hadden bewezen, en eerder heb ik ook wel eens een trisector gesproken. De meerderheid van dit soort figuren was zo verward op het punt van hun idee-fixe dat er eigenlijk niet mee te praten was. (Ik herinner me nog vaag een Fermat-kunstenaar die maar tegen me bleef argumenteren tot zijn kwartjes voor de telefoon op waren. Daarna stuurde hij me nog regelmatig briefkaarten waarop hij zijn theorie uiteenzetten. Meer dan een vierkant en een ingeschreven cirkel kwamen er niet aan te pas. Dat maakt alles duidelijk volgens hem. Ik heb ook wel contact gehad met Di Wesseli, ook zo’n warhoofd. Zo zal het ook wel gaan als Lammertink met zijn alternatieve theorie van elektromagnetisme bij een deskundig fysicus aankomt. Ik ben maar blij dat ik die fysicus niet ben, en ik pieker er niet over om Lammertink te assisteren bij zijn queeste naar een fysicus die het de moeite waard vindt om proefjes voor hem te doen.
Arend Lammertink says
“Ik snap je stelling wel met betrekking tot die longitudinale golven, alleen zie ik er tot dusver geen snippertje bewijs voor. Dat je voor dat dubbelspleet experiment aan komt met het postuleren van een omkering van longitudinale golf naar een normale EM golf (op het projectiescherm) had ik eigenlijk wel een beetje verwacht, maar het levert dus geen enkele ondersteuning van het idee op als je niet de snelheid of frequentie van het ‘longitudinale’ traject kunt meten.”
Tja. Nu we ook de kwantum mechanica zullen moeten afschrijven, moeten we de beroemde stelling van Holmes dan maar van stal halen:
http://en.wikiquote.org/wiki/Sherlock_Holmes
“How often have I said to you that when you have eliminated the impossible, whatever remains, however improbable, must be the truth?”
Arend Lammertink says
En nu er dus een duidelijk andere hypothese is van hoe het zit met dat twee spleten experiment en er een hypothese is van wat de eigenschappen van de longitudinale golven zijn, heb je de mogelijkheid e.e.a. experimenteel te verifieren op RF frequenties.
Zoals ik al betoogde, kun je longitudinale golven detecteren met een E-veldsterkte meter met een capacitieve probe, volgens het recept van Dollard. Door tevens het magnetische veld te meten (inductieve probe), kun je dus beide golftypen experimenteel van elkaar onderscheiden. Longitudinale golven hebben geen magnetische component, EM golven wel.
En daarmee kunnen we in principe het twee spleten experiment op RF frequenties uit voeren. Lijkt me goed te doen op de 23cm amateur band. En dan kun je dus niet alleen de positie van de maxima vast stellen, maar ook vast stellen of dit LD danwel EM golven zijn.
Vervolgens heb je met het dipool experiment een mogelijkheid om de gepostuleerde verschillende propagatie snelheden experimenteel te verifieren aan de hand van:
lambda = v *^H / f .
Merk op dat deze benadering voldoet aan de definitie van wetenschap, i.t.t. tot de thans populaire praktijk van het postuleren van het bestaan van virtuele fotonen, donkere materie, zwakke kernkrachten, etc. waarvan het bestaan dus nooit of te nimmer geverifieerd kan worden:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Pseudowetenschap
-:-
Het demarcatiecriterium van Karl Popper is erg bekend geworden. Popper stelde dat de wetenschap falsifieerbare uitspraken dient te produceren. Als een bepaalde theorie getoetst kan worden, dan kan het echte wetenschap zijn, hoe vreemd of verbazingwekkend de uitspraken of voorspellingen ook zijn. Popper spreekt van wetenschap als er een situatie kan worden bedacht – zonder dat die zich noodzakelijk voordoet – die een hypothese eventueel zou kunnen ontkrachten. Anders gezegd: wanneer niet wordt aangegeven op welke manier een hypothese ontkracht kan worden, is er sprake van onwetenschappelijkheid.
-:-
Arend Lammertink says
“Maar bovenstaande is onzin. Je kunt interferentie krijgen met gelijk
afgestemde lasers ipv van spleten. Het is natuurlijk een kunst om ze zo
precies af te stemmen dat ze over langere tijd exact in fase blijven.
Maar dat kan men in de natuurkunde.”
Dit is toch wel een opmerkelijk staaltje van jezelf in de hoek praten.
Mijn hele betoog was namelijk precies gebaseerd op de stelling dat de zaak in fase moet blijven en dat het anders niet werkt.
Jan Willem Nienhuys says
Maar het argument dat de gebruikelijke spletenproef niet kan kloppen, berust op het idee dat fotonen een afmeting hebben van niet meer dan 100 maal de golflengte. Dit is onzin en niet ter zake.
Ik heb er totaal geen belangstelling voor om Lamertink middelbareschooloptica bij te brengen, maar ik leg het nu uit voor eventuele andere lezers van dit blog. In mijn herinnering leerde ik dit in de vierde klas en de leraar, mijnheer Dijkstra liet het ook zien in het verduisterde natuurkundelokaal aan de Emmastraat in Hilversum. Het kan ook wel de vijfde klas zijn geweest.
We nemen maar even aan dat we werken met monochromatisch licht met een golflengte van 500 nm, dat is 1/2000 millimeter. We doen een spletenproef waar bij de spleten op een afstand van 1 mm staan. We gaan eerst uit van een puntvormige lichtbron op een flinke afstand van de spleten. Later gaan we dan kijken naar niet-puntvormige lichtbronnen. De spleten zitten in een scherm, en een flinke afstand achter het scherm staat parallel ermee een tweede scherm opgesteld. De denkbeeldige verbindingslijn tussen lichtbron en spleten staan loodrecht op beide schermen.
De golven die bij deze opstelling de spleten treffen, hebben allemaal dezelfde afstand tot de lichtbron en zijn dus in fase.
De golven die aan de achterkant (vanuit de lichtbron gezien) uit de spleten komen, zullen elkaar versterken als ze ‘rechtdoorgaan’. Ze hebben namelijk dezelfde fase. Preciezer: als ze het opvangscherm treffen op het punt recht achter de spleten, hebben de golven een even lange weg afgelegd en gaan dus gelijk op. Dat noemen we het hoofdmaximum.
Laten we aannemen dat het opvangscherm een meter, dus 1000 millimeter, achter het spletenscherm staat.
Nemen we nu een punt in ogenschouw dat een kwart millimeter naast het hoofdmaximum ligt (links of rechts, dat geeft niet). Om dat punt te bereiken, moeten de lichtstralen uit de spleten een hoek maken met de richting van spleet naar hoofdmaximum. Die hoek bedraagt ongeveer een kwart millimeter gedeeld door 1000 millimeter = 1/4000 (radiaal). Dat wil zeggen dat het weglengteverschil dan ook gelijk is aan 1 millimeter (de spletenafstand) maal 1/4000 = 1/4000 millimeter, is een halve golflengte. De golven doven elkaar daar dus uit.
Weer een kwart millimeter verder is het weglengteverschil opgelopen tot 1/2000 millimeter en dat is een hele golflengte. Dan versterken de golven elkaar daar.
Kortom, men krijgt een interferentiepatroon, met om de halve millimeter een heldere streep. De heldere strepen zijn gescheiden door donkere strepen.
Wat gebeurt er wanneer we de lichtbron iets (zeg x radialen) verschuiven? Dan verschuift het hele strepenpatroon ook x radialen (gezien vanuit de spleten). Als in dit voorbeeld x maar klein genoeg is zullen de posities van de heldere strepen niet zó ver verschuiven dat ze over de vroegere posities van de donkere strepen vallen. Kennelijk moet x in dit voorbeeld minder dan een 1/4000 radiaal zijn. Dus als je lichtbron niet exact een punt is, maar vanuit de spleten gezien een schijnbare diameter heeft van 1/4000 radiaal (zeg een gaatje van een halve mm breed op 2 meter afstand, waar je het licht van een sterke lamp of de zon op concentreert), dan krijg je ook nog wel je interferentiepatroon, alleen iets uitgesmeerd. Ook als de frequentie van het gebruikte licht niet exact 1/2000 mm is, wordt het interferentiepatroon uitgesmeerd.
Je moet niet moeilijk doen als in leerboeken en popularisaties in eerste aanleg wordt uitgegaan van exact puntvormige lichtbronnen. Kwantummechanisch zijn ze inderdaad niet puntvormig. De bronnen (atomen) hebben een plaatsonzekerheid van ongeveer de afmeting van een atoom, en dat is echt heel erg klein. Elke onzekerheid in de plaats en frequentie van de lichtbron smeert het interferentiepatroon uit.
Om dit te begrijpen hoef je helemaal niets te weten over het feit dat emissie en absorptie van lichtenergie in porties geschiedt en ook niet van welke aard de golven zijn (transversaal of longitudinaal). De volstrekt hypothetische afmeting (in meters, niet in joule) van die porties is onbelangrijk in het kwadraat, en eigenlijk bijna zo onzinnig als de veronderstelling dat de kilowatturen van de elektriciteitsmaatschappij bepaalde afmetingen hebben.
Dit alles is niet van vandaag of gisteren. Het oorspronkelijke tweespletenexperiment van de arts Young (1802) was in Frankrijk nauwelijks bekend toen civiel ingenieur Augustin Jean Fresnel (1788-1827) op basis van eigen proeven, niet met spleten, in 1819 tot de conclusie kwam dat licht een golfverschijnsel was en er ook een uitgewerkte wiskundige theorie over presenteerde in het kader van een wetenschappelijke prijsvraag. Een van de paradoxale consequenties van zijn theorie is dat exact in het midden van de schaduw (van een puntvormige lichtbron) van een ronde zwarte schijf een lichtpuntje te zien moest zijn. En dat was ook zo!
Iets meer details in mijn verhaal over de lichtbollen: http://www.skepsis.nl/orbs.html
Ik adviseer Lammertink nog maar eens om een paar goede leerboeken aan te schaffen, en die eerst maar eens te bestuderen.
Arend Lammertink says
“Maar het argument dat de gebruikelijke spletenproef niet kan kloppen,
berust op het idee dat fotonen een afmeting hebben van niet meer dan 100
maal de golflengte. Dit is onzin en niet ter zake.”
Nee, dat is niet het idee waarop het argument berust.
Het kardinale punt is dat volgens de kwantum mechanica de fotonen in volledige wanorde uitgezonden worden vanwege het op willekeurige momenten terug vallen van electronen van de ene baan in de andere.
Met andere woorden: volgens de kwantum mechanica genereert een lichtbron, die dus vele en vele van die op *willekeurige* momenten gegenereerde fotonen uit zendt, geen harmonische golf, maar een wanordelijk signaal en aldus kan er bovenal absoluut geen sprake zijn van golven die in fase zijn.
Met andere woorden: omdat het twee spleten experiment een lichtbron vereist die een harmonisch signaal aflevert, of in ieder geval een signaal waarbij je uberhaupt van een fase kunt spreken, is het absoluut onmogelijk dat het proces waarmee het licht geproduceerd wordt een element van willekeur bevat. En daarmee is het absoluut onmogelijk dat de kwantum mechanica een correcte beschrijving van de werkelijkheid geeft. Want het experiment laat zien dat er in de werkelijkheid wel degelijk sprake is van golven die in fase binnen vallen.
Het idee dat het onwaarschijnlijk is dat één foton beide spleten tegelijk kan raken was een extra argument, maar laten we ons daar verder maar niet druk om maken.
Arend Lammertink says
“Toen ik nog bij de TUE werkte kreeg ik heel af en toe verwarde manuscripten van personen die meenden dat ze een beroemde stelling hadden bewezen, en eerder heb ik ook wel eens een trisector gesproken. De meerderheid van dit soort figuren was zo verward op het punt van hun idee-fixe dat er eigenlijk niet mee te praten was. (Ik herinner me nog vaag een Fermat-kunstenaar die maar tegen me bleef argumenteren tot zijn kwartjes voor de telefoon op waren. Daarna stuurde hij me nog regelmatig briefkaarten waarop hij zijn theorie uiteenzetten. Meer dan een vierkant en een ingeschreven cirkel kwamen er niet aan te pas. Dat maakt alles duidelijk volgens hem. Ik heb ook wel contact gehad met Di Wesseli, ook zo’n warhoofd. Zo zal het ook wel gaan als Lammertink met zijn alternatieve theorie van elektromagnetisme bij een deskundig fysicus aankomt. Ik ben maar blij dat ik die fysicus niet ben, en ik pieker er niet over om Lammertink te assisteren bij zijn queeste naar een fysicus die het de moeite waard vindt om proefjes voor hem te doen.”
Aan de andere kant hebben we ook een inmiddels historisch publiek debat waarin in een professor zich toch behoorlijk in de nesten wist te werken:
http://en.wikipedia.org/wiki/Tanenbaum%E2%80%93Torvalds_debate
En hoor ik je nu niet eigenlijk gewoon ronduit vraagtekens zetten bij het niveau waarop de Universiteit Twente haar ingenieurs aflevert?
En voor wat betreft “zo zal het wel gaan” is er de bekende waarschuwing dat voorspellen moeilijk is en vooral als het om de toekomst gaat:
http://www.larry.denenberg.com/predictions.html
Ik kan deze stelling overigens uit ervaring onderschrijven. 😉
Pepijn van Erp says
Ik heb toch nog een filmpje op YouTube gevonden van de ontploffing die Niburu veroorzaakte op de presentatie. Dat is aan het verslag toegevoegd. BOEM!
Arend Lammertink says
“Om dit te begrijpen hoef je helemaal niets te weten over het feit dat
emissie en absorptie van lichtenergie in porties geschiedt en ook niet
van welke aard de golven zijn (transversaal of longitudinaal). De
volstrekt hypothetische afmeting (in meters, niet in joule) van die
porties is onbelangrijk in het kwadraat, en eigenlijk bijna zo onzinnig
als de veronderstelling dat de kilowatturen van de
elektriciteitsmaatschappij bepaalde afmetingen hebben. ”
Hoe kun je nu van porties spreken bij een ruimtelijk fenomeen als deze porties niet min or meer gebonden zijn aan een bepaald volume?
Nu zal dat volume bij golfverschijnselen de vorm van kansdichtheidsfunctie hebben en kun je inderdaad niet stellen dat het een harde afmeting heeft, maar een volume waarbinnen zeg 99% van de intensiteit zich bevindt moet wel degelijk te bepalen zijn voor een geportitioneerd ruimtelijk verschijnsel.
En het zou mij echt verbazen als je met een bol met een radius van 100 keer de golflengte die 99% niet te pakken hebt.
Jan Willem Nienhuys says
Lammertink vraagt:
Wel, als je een hoeveelheid hebt van 100000 joule, dan is 1 joule daar een portie van.
In de beschrijving van de theorie zit er niets anders op dan dat je de absorptie van een foton beschrijft als een vermindering van de energie van het totale EM-veld.
Hier is nog een proef die dat demonstreert. Je richt een lichtstraal op een halfdoorlatende spiegel die onder een hoek van 45 graden staat opgesteld met de straal. De helft van het licht gaat rechtdoor, en de andere helft wordt onder een hoek van 90 graden met de oorspronkelijke richting weerkaatst. In zowel de rechtdoorgaande (A) als de weerkaatste bundel (B) zet je detectors. (Eventueel verzwak je de bundel zodat de detectors niet te vaak afgaan.)
Laten we zeggen dat ze een kilometer uit elkaar staan (je moet zorgen dat de bundel door een glasvezel wordt getransporteerd, dan kan dat makkelijk).
De detectors zullen nooit tegelijk afgaan. Wel, dat lijkt weinig verrassend. Fotonen gaan na de spiegel óf naar A, óf naar B – zou je denken. Maar als je de beide uiteinden van de bundel (eventueel met nog extra spiegels) weer bij elkaar brengt, dan kunnen ze interfereren. Vanuit de golftheorie is dat geen enkel probleem. Maar vanuit het idee dat fotonen een soort balletjes zijn met een uitgebreidheid van een paar honderd golfjes is dat onmogelijk. Zo’n balletjesfoton kan nu eenmaal niet verdeeld worden over de totale uitgebreidheid van zo’n Mach-Zehnder-interferometer.
Dergelijke Mach-Zehnder-interferometers vormen de kern van modern gyroscopische kompassen. Als je het vlak waarin de bundels zich bewegen gaat roteren, is de optische weglengte voor de ene bundel wat langer en voor de andere wat korter, en dat zie je meteen aan het interferentiepatroon. Als je de glasvezels oprolt, kun je in een kleine ruimte toch een groot weglengteverschil realiseren, en op die manier zeer lage draaisnelheden meten.
In deze trant zijn er de afgelopen eeuw talloze proeven bedacht door fysici die zo duidelijk mogelijk wilden laten zien dat de kwantummechanica klopt. Niets in die proeven heeft aannemelijk gemaakt dat fotonen een bepaalde uitgebreidheid hebben.
Als je theoretisch wilt snappen hoe je het opvangen van licht van sterren moet opvatten, dan moet je natuurlijk nog wel even wat studeren. Maar hier is een ander punt: in de radioastronomie wordt tegenwoordig gewerkt met combinaties van radiotelescopen met een enorme gezamenlijke oppervlakte die op gigantische onderlinge afstanden staan. Dat zou toch niet zinvol zijn als de fotonen van de radiostraling maar 100 maal zo groot waren als de golflengte? Dan zouden radiofrequente fotonen die op een spiegel ergens vielen, toch ongecorreleerd zijn met gelijksoortige fotonen die op een spiegel een half continent verderop zouden vallen? Trefwoorden: LOFAR, VLBI, one square kilometer array …
Ook bij gewone telescoopspiegels krijg je een scherper beeld naarmate je een grotere spiegel hebt. Als fotonen balletjes waren van minder dan een millimeter, zou de grootte van de spiegel toch niets voor de scherpte van het beeld uitmaken?
Kortom, wie denkt dat fotonen een soort balletjes zijn, die moet toch echt nog serieus gaan bijstuderen.
Arend Lammertink says
“Maar hier is een ander punt: in de radioastronomie wordt tegenwoordig gewerkt met combinaties van radiotelescopen met een enorme gezamenlijke oppervlakte die op gigantische onderlinge afstanden staan. Dat zou toch niet zinvol zijn als de fotonen van de radiostraling maar 100 maal zo groot waren als de golflengte? Dan zouden radiofrequente fotonen die op een spiegel ergens vielen, toch ongecorreleerd zijn met gelijksoortige fotonen die op een spiegel een half continent verderop zouden vallen? Trefwoorden: LOFAR, VLBI, one square kilometer array …”
Interessant punt. Ik was net aan het nadenken over wat je zei over die lasers met individuele fotonen die ofwel op de ene ofwel de andere detector terecht komen.
Mijn hypothese, die ik goed onderbouwd acht, is dus dat er eigenlijk drie soorten EM golven zijn:
1) longitudinale golven (pi/2 x c)
2) transversale oppervlakte golven (near field bij RF antennes)
3) een enorm scala aan vortex structuren, van eenvoudige “balletjes” tot electronen rond een kern en complexe moleculen aan toe.
OK.
In de ruimte hebben we dan alleen 1 en 3, waarbij 1 dus pi/2 keer zo snel propagaeert dan 3.
De vraag is dan wellicht uiteindelijk: kan 3 ontstaan door interferentie en/of heterodyning van longitudinale golven al dan niet ten gevolge van (zeer) kleine random variaties in de bron frequentie(s)?
Als dat het geval is, dan zou je de situatie hebben dat detecteerbare licht fotonen schijnbaar random op de ene of de andere detector terecht komen, terwijl de feitelijke interferentie een verschijnsel is dat het gevolg is van longitudinale golven die er wel zijn maar je niet kunt detecteren.
Eén van de meest eenvoudige vortex structuren die er zijn is de vortex ring, zoals op deze afbeelding onder water te zien is:
http://www.tuks.nl/img/Nicobulle.JPG
Het zou goed kunnen dat EM golven meer deze vorm hebben en de diameter van de ring steeds groter wordt en de golf zich op die manier voort plant, terwijl licht fotonen een meer complexe structuur heeft zoals een molecuul, waar je toch ook duidelijk een afmeting aan kunt toedichten.
Bovengenoemde vraag komt dan in essentie neer op de vraag: kunnen (zichtbare) ruimtelijke patronen ontstaan ten gevolge van resonerende longitudinale golven?
In het geval van geluid is het antwoord op die vraag in ieder geval: ja.
Zie de filmpjes van Jenny waar ik in mijn Einstein artikel aan refereerde:
-:-
Subsequently, the work of Hans Jenny is very interesting. He published a number of breathtaking videos which show what you can do with sound waves, e.g. in a bowl of water (parts 1, 2 en 3). He shows that many kinds of geometric shapes can be formed using standing sound waves in the fluid, whereby matter flows together naturally to certain areas and stays away from other areas. And that’s also what happens in the ether. So, gravity is simply an electrostatic phenomenon caused by longitudinal standing waves in the ether, which determines the geometry of the solar system, our galaxy, and so on. Everything is connected to everything through these standing waves.
-:-
http://www.youtube.com/watch?v=05Io6lop3mk
http://www.youtube.com/watch?v=ahJYUVDY5ek
http://www.youtube.com/watch?v=I4jUMWFKPTY
Arend Lammertink says
“Het meeste van wat Lammertink schrijft lijkt me onzin (longitudinale em golven zijn nooit aangetoond) maar ik weet niet voldoende van EM-theorie.”
http://en.wikipedia.org/wiki/Laser
“Some applications of lasers depend on a beam whose output power is constant over time. Such a laser is known as continuous wave (CW). Many types of lasers can be made to operate in continuous wave mode to satisfy such an application. Many of these lasers actually lase in several longitudinal modes at the same time, and beats between the slightly different optical frequencies of those oscillations will in fact produce amplitude variations on time scales shorter than the round-trip time (the reciprocal of the frequency spacing between modes), typically a few nanoseconds or less.”
http://en.wikipedia.org/wiki/Longitudinal_mode
“A longitudinal mode of a resonant cavity is a particular standing wave pattern formed by waves confined in the cavity. The longitudinal modes correspond to the wavelengths of the wave which are reinforced by constructive interference after many reflections from the cavity’s reflecting surfaces. All other wavelengths are suppressed by destructive interference.
A longitudinal mode pattern has its nodes located axially along the length of the cavity. Transverse modes, with nodes located perpendicular to the axis of the cavity, may also exist.
[…]
A common example of longitudinal modes are the light wavelengths produced by a laser. In the simplest case, the laser’s optical cavity is formed by two opposed plane (flat) mirrors surrounding the gain medium (a plane-parallel or Fabry–Pérot cavity). The allowed modes of the cavity are those where the mirror separation distance L is equal to an exact multiple of half the wavelength, λ.”
Ik zou toch zweren dat ik hier lees dat lasers met longitudinale golven werken en dat transversale modes wellicht ook zouden kunnen bestaan…
Hmmm.
Jan Willem Nienhuys says
Volgens mij wordt hier iets heel anders bedoeld. Als we spreken over zich voortplantende golven hebben we het over ‘iets’ de periodiek verandert langs die richting.
Bij geluidsgolven in lucht is dat in eerste instantie de druk. Wel, druk heeft geen richting. Maar de dichtheidsveranderingen ontstaan nu eenmaal doordat de luchtdeeltjes in de voortplantingsrichting van de geluidsgolf vooruit en achteruit gaan.
Als je een gespannen koord hebt, en je geeft een slinger aan, dan zie je een transversale golf.
Heb je daarentegen een metalen staaf, en sla je met een hamer tegen de achterkant, dan zullen zich (denk ik) voornamelijk transversale golven door de staaf voortplanten.
Wat bedoelt men dan als men zegt dat EM-golven transversaal zijn. Wat wijkt er dan uit? Dat zijn het elektrische veld en het magnetische veld. In elk punt van een elektrisch veld wordt een kracht uitgeoefend op elektrische ladingen, en een kracht heeft een richting en grootte. Bij een EM-golf is in elk punt overal het elektrische veld loodrecht op de voortplantingsrichting. Dus op een straal varieert de richting van het elektrische veld loodrecht op de straal, golfvormig. Nou zijn er heel veel mogelijkheden om een richting te kiezen loodrecht op een lijn. Als een radiozender in Den Haag staat dan kan voor een ontvanger in Utrecht het elektrische veld van die zender voortdurend horizontaal (noord-zuid) variëren, of verticaal. Of in een andere constante richting loodrecht op de lijn naar Den Haag. In zo’n geval is de golf lineair gepolariseerd. Het is ook mogelijk dat het polarisatievlak (het vlak door de richting van het elektrisch veld en de voortplantingsrichting) gedurig roteert, dan spreken we over circulair gepolariseerd.
Er is ook een magnetisch veld, dat staat ook loodrecht op de voortplantingsrichting, maar tevens loodrecht op de richting van het elektrisch veld.
Als er ladingsdragers zijn die heen en weer kunnen bewegen (in een plasma) dan zijn longitudinale EM-golven mogelijk. Zie http://en.wikipedia.org/wiki/Longitudinal_wave
Maar in vacuüm of lucht of waar dan ook waar er geen vrij beweeglijke ladingen zijn, komen geen longitudinale EM-golven voor of mischien onder hele speciale omstandigheden in een heel klein gebied.
In die artikelen waarin sprake is over longitudinal mode gaat het alleen over de intensiteit van het veld in de lengterichting. Het heeft niets te maken met de richting van het elektrische en het magnetische veld.
Arend Lammertink says
“In die artikelen waarin sprake is over longitudinal mode gaat het alleen
over de intensiteit van het veld in de lengterichting. Het heeft niets
te maken met de richting van het elektrische en het magnetische veld.”
Dat is toch wel een beetje krom. “Het veld” dat niets te maken heeft met “het elektrische en het magnetische veld”??
Er kunnen maar 3 velden zijn:
1. electrisch
2. magnetisch
3. electromagnetisch
In mijn hypothese (naar Stowe) is het magnetische veld wiskundig de rotatie van het electrische veld en vandaar dat deze loodrecht staat op het E-veld….
Arend Lammertink says
“Als er ladingsdragers zijn die heen en weer kunnen bewegen (in een plasma) dan zijn longitudinale EM-golven mogelijk.”
Waarom kunnen transversale golven wél het gevolg zijn van het bewegen van “het veld” zelf en longitudinale niet?
Arend Lammertink says
Voor wat betreft het nooit aangetoond zijn van longitudinale EM golven: dat is absoluut niet waar. Longitudinale EM golven zijn een algemeen bekend verschijnsel in radio engineering.
Eric Dollard poste enige tijd geleden een bladzijde uit het radio engineers handbook over golfpijpen:
http://www.energeticforum.com/renewable-energy/9727-who-performs-first-longitudinal-moon-bounce-history-4.html
http://i168.photobucket.com/albums/u200/johnpolakow/Moonbounce/p258.jpg
De beide TM modes die je daarin ziet zijn dus longitudinaal electrisch, transversaal magnetisch.
En als je dan even het ontwerp van een laser voor de geest haalt, dan heb je in feite daarmee ook een golfpijp, maar dan voor optische frequenties.
http://en.wikipedia.org/wiki/Laser
“The optical resonator
is sometimes referred to as an “optical cavity”, but this is a
misnomer: lasers use open resonators as opposed to the literal cavity
that would be employed at microwave frequencies in a maser.
The resonator typically consists of two mirrors between which a
coherent beam of light travels in both directions, reflecting back on
itself so that an average photon will pass through the gain medium
repeatedly before it is emitted from the output aperture or lost to
diffraction or absorption.”
Nu heb je bij een EM golfpijp dus een metalen wand, waarbij de aanwezigheid van een wisselend E-veld wervelstromen geinduceerd worden in de pijpwand en die vervolgens weer een magneetveld tot gevolg hebben. Maar bij een laser heb je alleen twee spiegels en dus geen pijpwand die middels inductie een magneetveld introduceert.
Kortom: longitudinale EM golven zijn wel degelijk aangetoond zonder dat de propagatie plaats vindt middels beweging van ladingsdragers, zij het dat dit in een golfpijp een TM mode is en dus geen zuivere “Tesla” LD golf. Het afwezig zijn van een metalen wand in een laser met daarbij de verwijzingen naar “longitudinale” mode wijzen er dan ook wel degelijk op dat we bij een laser te maken hebben met een zuivere longitudinale dielectrische golf, zo’n Tesla golf.
En als die inderdaad met pi/2 keer c propageren en daar is geen rekening mee gehouden bij optisch onderzoek, dan zou je verwachten dat er ergens een anomaliteit te vinden is die e.e.a. zou kunnen bevestigen.
Pepijn van Erp says
Volgens mij moet je dat handboek toch maar eens goed lezen:
http://it.scribd.com/doc/23847007/Radio-Engineers-Handbook-1943-Terman vanaf blz 251
Het zijn, als ik het goed begrijp, niet de EM golven zelf die longitudinaal bewegen. Als de verhouding tussen golflengte, hoek van inval en dikte van de ‘pijp’ goed zijn, onstaat een resulterend veld, dat zich longitudinaal door de ‘pijp’ beweegt.
Arend Lammertink says
Dit is toch wel een erg interessante anomaliteit:
http://en.wikipedia.org/wiki/Dispersion_%28optics%29
-:-
The group velocity vg is often thought of as the
velocity at which energy or information is conveyed along the wave. In
most cases this is true, and the group velocity can be thought of as the
signal velocity
of the waveform. In some unusual circumstances, called cases of
anomalous dispersion, the rate of change of the index of refraction with
respect to the wavelength changes sign, in which case it is possible
for the group velocity to exceed the speed of light (vg > c). Anomalous dispersion occurs, for instance, where the wavelength of the light is close to an absorption
resonance of the medium. When the dispersion is anomalous, however,
group velocity is no longer an indicator of signal velocity. Instead, a
signal travels at the speed of the wavefront, which is c irrespective of the index of refraction.[3]
Recently, it has become possible to create gases in which the group
velocity is not only larger than the speed of light, but even negative.
In these cases, a pulse can appear to exit a medium before it enters.[4] Even in these cases, however, a signal travels at, or less than, the speed of light, as demonstrated by Stenner, et al.[5]
-:-
Dit is toch wel erg fascinerend. Een puls kan sneller dan het licht propageren (of zelfs een negatieve snelheid hebben), maar een signaal niet. Waarin verschilt een puls nu dan wel van een signaal?
http://scienceblog.com/light.html
“They were also able to create extreme conditions in which the light
signal travelled faster than 300 million meters a second. And even
though this seems to violate all sorts of cherished physical
assumptions, Einstein needn’t move over – relativity isn’t called into
question, because only a portion of the signal is affected.”
Juist. Niets aan de hand. Nothing to see here. Slechts een gedeelte van het signaal gaat sneller dan c. Maar welk gedeelte dan?
“To succeed commercially, a device that slows down light must be able to
work across a range of wavelengths, be capable of working at high
bit-rates and be reasonably compact and inexpensive.”
Juist. Het gaat om een gedeelte van het signaal, waarbij er sprake is van een beperkte bandbreedte waarbinnen sneller dan licht propagatie mogelijk is.
Wikipedia nog eens:
“Anomalous dispersion occurs, for instance, where the wavelength of the light is close to an absorption
resonance of the medium. When the dispersion is anomalous, however,
group velocity is no longer an indicator of signal velocity. Instead, a
signal travels at the speed of the wavefront, which is c irrespective of the index of refraction.”
Dat is interessant. Er is dus een specifieke, medium afhankelijke, resonantie frequentie waarbij sneller dan licht propagatie optreedt, precies zoals ik betoogd heb dat dit ook in het RF geval optreedt bij antennes.
En wat ik daar ook bij betoogd heb, is dat het erg lastig is om longitudinale golven te meten. En dat is ook precies waar men hier tegen aan loopt:
Scienceblog:
“Light signals race down the information superhighway at about 186,000
miles per second. But information cannot be processed at this speed,
because with current technology light signals cannot be stored, routed
or processed without first being transformed into electrical signals,
which work much more slowly.”
Dit is een paper van Thévenaz dat wellicht meer details geeft:
http://infoscience.epfl.ch/record/161515/files/04598375.pdf
To be continued…
Arend Lammertink says
Bijzonder interessant. Het mechanisme waar het om lijkt te draaien heet Brillouin scattering:
http://en.wikipedia.org/wiki/Brillouin_scattering
-:-
As described in classical physics, when the medium is compressed its index of refraction
changes, and a fraction of the traveling light wave, interacting with
the periodic refraction index variations, is deflected as in a
three-dimensional diffraction grating. Since the sound wave, too, is travelling, light is also subjected to a Doppler shift, so its frequency changes.
-:-
Merk op dat het hier gaat om een mechanische compressie van het medium, en voor zover me nu duidelijk is wordt dit gedaan met behulp van geluidsgolven.
Uit het artikel in mijn vorige post:
-:-
Among all parametric processes observed in silica, stimulated Brillouin scattering (SBS) turns out to be the most efficient. In its most simple configuration the coupling is realized between two optical waves propagating exclusively in opposite directions in a single mode fibre, through the stimulation by electrostriction of a longitudinal acoustic wave that plays the role of the idler wave in the interaction [4]. This stimulation is efficient only if the two optical waves show a frequency difference giving a beating interference resonant with an acoustic wave (that is actually never directly observed). This acoustic wave in turn induces a dynamic Bragg grating in the fibre core that diffracts the light from the higher frequency wave back into the wave showing the lower frequency.
-:-
Interessant detail is dat het hier gaat om silica. Dit is natuurlijk gewoon glas, maar het is wel een silicium oxide en silicium is een halfgeleider. En wat hier gebruikt wordt is de kristallijne vorm:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Siliciumdioxide
-:-
Silicium(di)oxide of silica is het bekendste oxide van silicium.
In de natuur komt het in diverse vormen voor, zowel in kristallijne als niet-kristallijne (amorfe) vorm. Kwarts is een voorbeeld van kristallijn silica, andere voorbeelden zijn cristobaliet en tridymiet. Opaal is een voorbeeld van amorf silica net als door extreme hitte samengesmolten kwarts (kwartsglas).
-:-
Arend Lammertink says
Het artikel van Stenner “The speed of information in a ‘fast-light’ optical medium” over group velocity, etc. kan hier gevonden worden:
http://www.phy.duke.edu/research/photon/qelectron/pubs/StennerNatureFastLight.pdf
“One consequence of the special theory of relativity is that no signal can cause an effect outside the source light cone, the space-time surface on which light rays emanate from the source1. Violation of this principle of relativistic causality leads to paradoxes, such as that of an effect preceding its cause2. Recent experiments on optical pulse propagation in so-called ‘fast-light’ media—which are characterized by a wave group velocity u g exceeding the vacuum speed of light c or taking on negative values3—have led to renewed debate about the definition of the information velocity u i. One view is that u i 5 u g (ref. 4), which would violate causality, while another is that u i 5 c in all situations5, which would preserve causality. Here we find that the time to detect information propagating through a fast-light medium is slightly longer than the time required to detect the same information travelling through a vacuum, even though u g in the medium vastly exceeds c. Our observations are therefore consistent with relativistic causality and help to resolve the controversies surrounding superluminal pulse propagation.”
Pepijn van Erp says
Beste Arend, je begint de commentaren op dit blog nu wel erg te gebruiken als een ‘knip en plak’-bord voor al je vondsten die heel misschien iets te maken hebben met zaken die niet met de relativiteitstheorie te rijmen zijn. Maar iedere keer als ik die links zelf bekijk, zie ik al redelijk snel dat ze niet datgene beweren wat jij er in denkt te lezen.
Omdat iedereen allang is afgehaakt om je reacties te lezen (misschien op Jan Willem en mijzelf na) lijkt het me verstandiger dat je eerst weer even de studeerkamer induikt om een coherent idee te formuleren in eigen woorden. Die lappen gekopieerde tekst en de links daarachter ga ik nu niet meer bekijken. Volgens mij hebben we wel weer even genoeg ‘bijles’ gegeven.
Arend Lammertink says
“Maar iedere keer als ik die links zelf bekijk, zie ik al redelijk snel dat ze niet datgene beweren wat jij er in denkt te lezen.”
Ok. Ben soms misschien even wat te enthousiast over deze boeiende materie. Ik had overigens bij mijn weten nog geen conclusies getrokken.
En aldus hebben we dan een opmerkelijke schending van causaliteit. Je zegt hier in feite dat jij nu in staat bent te concluderen dat er niet staat wat ik denk te lezen, terwijl ik nog geen conclusies gepost heb en je kortom op dit moment niet over informatie beschikt op grond waarvan jij zou kunnen concluderen dat ik iets heb gelezen dat er niet staat. ^_^
Maar zonder gekheid, ik waardeer het dat jullie bereid zijn de discussie aan te gaan. Dat is wat echte wetenschappers doen, elkaar een beetje intellectueel uitdagen en uiteindelijk tot conclusies komen, zodat de wetenschap weer een stapje verder komt ten dienste van ons allemaal.
En zoals Einstein al zei: “Question everything”.
Als wij als wetenschappers beweringen van collega wetenschappers en tijdschriften klakkeloos voor waar aan nemen, dan kan de wetenschap niet werken. Op dit moment kun je m.i. toch duidelijk een bijzondere vooringenomenheid waarnemen, waarbij het uiten van kritiek op de relativiteitstheorie, hoe goed onderbouwd ook, zo ongeveer ervaren wordt als Godslastering. Met andere woorden: de relativiteitstheorie wordt zo ongeveer verdedigd als zijnde een religie en dat is hoe dan ook niet gezond.
Een heel klein voorbeeld van hoe het er nu echt bij staat bij de gevestigde tijdschriften is dit stukje uit het abstract van het artikel van Stenner, nota bene in Nature:
“Recent experiments on optical pulse propagation in so-called ‘fastlight’ media—which are characterized by a wave group velocity v_g exceeding the vacuum speed of light c or taking on negative values—have led to renewed debate about the definition of the information velocity v_i. One view is that v_i = v_g (ref. 4), which would violate causality, while another is that v_i = c in all situations, which would preserve causality.”
Nu is de group velocity v_g dus de snelheid van de omhullende van een zich voortplantend signaal, waar normaal gesproken de informatie in zit. Wikipedia heeft een leuk plaatje met een animatie waarbij de groep snelheid negatief is ten opzichte van de fase snelheid, de draaggolf:
http://en.wikipedia.org/wiki/Group_velocity
http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/c/c7/Wave_opposite-group-phase-velocity.gif
De draaggolf (fase snelheid) beweegt naar links, de omhullende (groep snelheid) beweegt naar rechts.
En nu krijgt Nature het dus voor elkaar een artikel te publiceren waarin beweerd wordt dat een negatieve groepssnelheid een schending van causaliteit zou zijn. Want het signaal bevindt zich eerder op de “uitgang” dan op de “ingang”.
Dit zijn toch gewoon denkfouten van Sesamstraat niveau?
Ik bedoel: als de omhullende de andere kant op beweegt dan de draaggolf, dan gaat die omhullende toch gewoon van de andere kant je glasvezel IN en komt er aldus enige tijd later weer UIT en wel aan de kant die je vanuit de draaggolf als INgang ziet.
Maar het ding beweegt dus gewoon achteruit t.o.v. de voortbeweging van de draaggolf en dus bevindt hij zich eerst op het einde dat je vanuit de draaggolf gezien als uitgang bestempelt en pas later op het einde dat je vanuit de draaggolf bezien als ingang bestempelt…
Jan Willem Nienhuys says
ik sluit me hier bij aan. Ik moet bij wijze van spreken mijn vingers afbijten om niet in te gaan op het fantastische idee dat er behalve elektrische (volt per meter) veldsterkte en magnetische (ampère per meter) veldsterkte ook nog een elektromagetische (vompieren per meter?) veldsterkte is en dat er overal vortexen en balletjes zijn. Ik geef het op. Ik geef wat dit betreft de pijp aan Maarten. Er is geen beginnen aan. Doe geen moeite meer. Ik zal het niet lezen
Arend Lammertink says
“Ik moet bij wijze van spreken mijn vingers afbijten om niet in te gaan op het fantastische idee dat er behalve elektrische (volt per meter) en magnetische veldsterkte (ampère per meter) veldsterkte ook nog een elektromagetische (vompieren per meter?) veldsterkte is.”
En daar zijn we het dan roerend over eens.
Alleen is het wel zo dat volgens de gevestigde theorie die vompieren dus wel door het vacuum willen en een (oscillerende) verandering van het electrische veld niet. Want ja, voor de propagatie van longitudinale golven zijn volgens de gevestigde theorie nu eenmaal die ladingsdragers, die vompieren, een absolute vereiste.
Arend Lammertink says
Samenvatting van het voorgaande: ik stel vast dat het niet ter discussie staat dat het mogelijk is met licht een groepssnelheid groter dan c in glasvezel tot stand te brengen.
Het artikel van Thévenaz bevat een interessant detail:
“The maximal advancement attained 14.4 ns, to be compared to the 10 ns of normal propagation time in the 2 metre fibre. This is a situation of a negative group velocity and literally it means that the main feature of the signal exits the fibre before entering it.”
Wederom, dezelfde denkfout, maar dat terzijde.
BTW: men verwijst naar dit artikel voor meer detail:
http://infoscience.epfl.ch/record/128303/files/ApplPhysLett_87_081113.pdf
Maar goed, waar het om gaat is dat we hier een maximale snelheidsfactor zien van 1.44, vrij dicht bij de eerder genoemde pi/2 voor het geval van longitudinale dielectrische (ofwel electro”statische”) LD golven.
Nu is de vraag uiteindelijk wat de aard van die omhullende golf is. Is dit nu inderdaad een longitudinale dielectrische golf, of is het toch iets anders?
OK. Nu heb ik betoogd dat er bij een dipool met een lengte van pi/2 keer 1/2 lambda iets bijzonders aan de hand is. Omdat er sprake is van golf reflecties op de uiteinden van de dipool, krijg je dus een staande golf, waarbij de totale rondgaande faseverschuiving van het EM veld 90 graden is.
Dit is echter niet het hele verhaal. Het elektrische veld is gerelateerd aan spanningen en het magnetische veld is gerelateerd aan het lopen van stroom. Nu heb je aan het uiteinde van een antenne dus de situatie dat er geen stroom kan lopen, maar de spanning vrij kan varieren.
Met andere woorden: voor het E-veld is het uiteinde van een antenne open, maar voor het magnetische veld is deze gesloten.
En dat betekent dat je voor beide componenten van de golf een andere faseverschuiving krijgt op de uiteinden van de dipool, net als bij een open/gesloten einde bij een touwtje dat je laat slingeren:
http://electron9.phys.utk.edu/phys136d/modules/m9/film.htm
“A wave pulse, which is totally reflected from a rope with a fixed end is inverted upon reflection. The phase shift of the reflected wave with respect to the incident wave is p (180o).
A wave pulse, which is totally reflected from a rope with a loose end is not inverted upon reflection. The phase shift of the reflected wave with respect to the incident wave is zero. When a periodic wave is totally reflected, then the incident wave and the reflected wave travel in the same medium in opposite directions and interfere.”
We hebben hier dus de eigenaardige situatie dat de ene component van het veld geinverteerd gereflecteerd wordt op het uiteinde van de dipool (het B-veld) en het andere niet (het E-veld).
Als we de metingen van Dollard e.a. mogen geloven, dan zou je verwachten dat als je deze situatie analytisch gaat uitwerken, je een significant verschil zult zien in de resulterende E-veldsterkte en de B-veldsterkte in vergelijking met de situatie waarbij je een dipool met een lengte van 1/2 lambda neemt.
En je zou daarnaast verwachten een groepssnelheid te vinden van pi/2 keer c…
Arend Lammertink says
“Ik geef het op. Ik geef wat dit betreft de pijp aan Maarten. Er is geen beginnen aan.”
Ah, het heeft even geduurd, maar nu dan toch de capitulatie.
Ik zei het al via twitter: check mate.
Jan Willem Nienhuys says
En ik zeg: Dunning-Kruger. Regel 14.
Arend Lammertink says
“Let the future tell the truth, and evaluate each one
according to his work and accomplishments. The present is theirs; the
future, for which I have really worked, is mine.” Nikola Tesla.
Arend Lammertink says
“According to the relativists, space has a tendency to curvature owing to
an inherent property or presence of celestial bodies. Granting a
semblance of reality to this fantastic idea, it is still
self-contradictory. Every action is accompanied by an equivalent
reaction and the effects of the latter are directly opposite to those of
the former. Supposing that the bodies act upon the surrounding space
causing curvature of the same, it appears to my simple mind that the
curved spaces must react on the bodies and, producing the opposite
effects, straighten out the curves. Since action and reaction are
coexistent, it follows that the supposed curvature of space is entirely
impossible. But even if it existed it would not explain the motions of
the bodies as observed. Only the existence of a field of force can
account for them and its assumption dispenses with space curvature. All
literature on this subject is futile and destined to oblivion. So are
also all attempts to explain the workings of the universe without
recognizing the existence of the ether and the indispensable function it
plays in the phenomena.”
Nikola Tesla
Maarten Koller says
Dat is toch wel weer een hele vreemde conclusie. Ik heb de discussie niet inhoudelijk kunnen volgen vanwege een gebrek aan kennis, maar volgens mij ging het een beetje zo: U zegt A1, krijgt uitgelegd dat het eigenlijk A2 is. Vervolgens ‘maar B1 dan?’, dat is B2. Nou daar ben ik het niet meer eens, maar kijk hier: C1 etc etc. Nu zijn we halverwege het alfabet en zegt men ‘ik zie het patroon, ik ga niet door met deze gratis bijles tot Z, ik heb iets beters te doen, waarop u dan vervolgens zegt ‘aha, men geeft zich over’…
Arend Lammertink says
Het was eigenlijk meer een verhaal van: de gevestigde theorie klopt niet, want A, B, C, … met daarbij wat discussie over details, wat vervolgens tot een aantal verbeteringen en nieuwe inzichten leidde, waarmee de kern van het verhaal alleen maar sterker werd.
Maar we zien het vanzelf. Deze heren hebben er namelijk een hobby van gemaakt Dunning-Kruger gevalletjes te ontmaskeren en hebben daar niet alleen een website voor opgetuigd, maar hebben ook al jaren een tijdschrift.
Welnu, het is natuurlijk een prachtig verhaal om zo’n gevalletje Tesla fever even te fileren in een artikel, zodat iedereen er van kan genieten. Als zo’n artikeltje er niet komt, dan weet je dat er sprake is van capitulatie.
Daarnaast is in een debat waarbij je de inhoudelijk discussie niet kunt volgen altijd handig om te kijken wie het op de man speelt en wie niet. Degene die zich niet staande kan houden zonder het op de man te spelen heeft bijna per definitie al verloren.