Malafide gebruik van procedures voor wetenschappelijke integriteit, of een volhardende poging de wetenschappelijke literatuur te ontdoen van een frauduleuze studie?
In januari 2019 schreef Harald Merckelbach in zijn maandelijkse NRC-column over pogingen van lobbyisten om wetenschappers te muilkorven door ze lastig te vallen met klachten bij hun universiteit. Het inspireerde de KNAW een symposium te organiseren over misbruik van de procedures voor wetenschappelijke integriteit die elke universiteit heeft ingesteld, en hoe daar mee om te gaan.
Wat opvalt in het verslag van het symposium, dat plaatsvond op 25 november, is dat de aanwezigen maar één concreet voorbeeld lijken te kennen: een bioloog die jan en alleman zou stalken met een ‘onsamenhangend verhaal’ over een studie naar de basrakarekiet die moet worden ingetrokken. Sommigen spreken zelfs hun vermoeden uit dat hij kampt met psychiatrische problemen.
Dat deze klager erop uit is onwelgevallig onderzoek te frustreren, waar het in de column van Merckelbach om draaide, blijkt nergens uit. En ook nergens vraagt de verslaggever voor Observant zich af of deze persoon misschien toch ergens een punt heeft. Aan wederhoor was blijkbaar niet gedacht.
Die omissie maken we goed hier op Kloptdatwel. Ik interviewde de klager, Klaas van Dijk geheten, telefonisch op 3 januari.
Bruin vogeltje
Als ik het goed begrijp, gaat het in deze kwestie eigenlijk om één artikel uit 2013 over een vogeltje dat voorkomt in Irak. Waar gaat die studie precies over en wat is het belang ervan binnen het vakgebied?
Het gaat om een studie naar het broedgedrag van de basrakarekiet en een korte reactie van de auteurs op een commentaar daarop, twee jaar later. In Nederland heb je soorten als de merel, de koolmees en de wilde eend, waar veel studies naar alle mogelijke aspecten van de broedbiologie zijn uitgevoerd. Wanneer beginnen ze te broeden? Hoeveel eieren leggen ze? Zijn ze monogaam of polygaam? In Nederland werden er al honderd jaar geleden uitgebreide studies gedaan naar koolmezen, in nestkastjes. Daar kun je gewoon met de fiets langs.
Elders is zulk onderzoek vaak veel beperkter. Bij deze soort, die alleen maar in Irak broedt, was er eigenlijk helemaal niets over bekend. Alleen wat losse mededelingen en een paar foto’s.
En dan verschijnt er plotseling een studie die gebaseerd is op duizend nesten, en een paar honderd gevallen die gaan over polygamie. Dan kun je best zeggen dat het een groundbreaking study is. Niet dat die soort niet bekend was, maar van heel veel basale details van de broedbiologie wist men niets.
Als we het vertalen naar een Nederlands context moeten we dan inderdaad aan een koolmeesje denken, een alom bekende vogel?
Nee, ook in Irak is het een onbekende vogel, maar het uitzonderlijke is dat hij bijna uitsluitend in rietmoerassen in het zuiden van Irak broedt. Omdat het een soort is die maar op één plek broedt en waar er niet veel van zijn, kan zo’n soort uitsterven. Er zijn internationale afspraken die bepalen dat je de schaarse onderzoektijd inzet voor soorten die bedreigd zijn. En dat is deze basrakarekiet, want die komt op maar een heel beperkt aantal plekken voor. Hij heeft een speciale status, eigenlijk al vanaf het moment dat hij goed beschreven werd.
Bij ons broeden vergelijkbare vogels in grote rietgebieden als de Oostvaardersplassen of de Biesbosch. Denk aan de kleine en grote karekiet, de rietzanger en de bosrietzanger. Dat zijn gewoon hele vage bruine vogeltjes, die je moeilijk uit elkaar kan houden.
Die studie, waarvan de Irakees Omar Al-Sheikhly de eerste auteur is, is frauduleus volgens jou en flink wat medestanders. Wat zijn de aanwijzingen daarvoor?
De belangrijkste aanwijzing is dat de ruwe data er niet zijn. Op verzoeken om inzage wordt ofwel niet gereageerd, of er komen dreigingen. Nou, dan weet je al bijna zeker dat er wat mis is.
Het tweede is dat als we het hebben over polygamie, dan staat daar de volgende zin in het artikel “Males are often polygynous (42.9%, n=317 observed males)”. Het is maar een zinnetje, maar in de wetenschap gaat het altijd om nuances en om precisie. Zo’n percentage moet je kunnen onderbouwen.
Als je iets wilt zeggen over polygamie, dan moet je natuurlijk wel weten wie man is, en wie vrouw. Klinkt heel simpel. Bij mensen kun je het zo zien, maar hoe zit dat bij vogels? Bij de wilde eend is het makkelijk, want hun verenkleed verschilt. Dat is niet het geval bij rietzangerachtigen. Je hebt ook soorten waarbij je ze op grootte uit elkaar kunt houden. Kan hier ook niet. Dus hoe wil jij het bepalen bij de basrakarekiet, zo’n bruin vogeltje?
Dan moet je ze bijna vangen.
Precies. Dan moet je de vogels vangen en geef je ze verschillende kleurringen om de poten, een individuele kleurencode. Dan weet je dit is er eentje met rood-wit-blauw en daarmee kun je ‘m volgen in het veld, en op grond van het gedrag de mannetjes en vrouwtjes uit elkaar houden. Tegenwoordig kun je het geslacht na het vangen overigens ook heel makkelijk met DNA bepalen, maar dan moet daar materiaal van zijn en dat is er ook niet.
Het volgen kost heel veel tijd, maar het is te doen. Dan zie je bijvoorbeeld: ‘hé, deze man zit nu bij deze vrouw, maar eerder zat hij bij een vrouwtje met andere kleuren.’ Van dat soort veldonderzoek moeten ruwe gegevens zijn. Die zijn er dus niet.
Foute boel
Bij het verschijnen van het artikel dachten een aantal mensen dat deze studie te mooi was om waar te zijn, ze vroegen om de data en die werden niet gegeven. Ging het zo?
Dat beestje broedt in de grote moerassen van Irak. Sadam Hoessein heeft geprobeerd om een groot deel daarvan droog te leggen. Dat is bijna vergelijkbaar met het pogen om de Waddenzee droog te leggen, een desastreuze activiteit.
Goed, op een gegeven moment is Hoessein verdreven en werd Irak weer wat toegankelijker. Toen zijn er herstelprojecten op gang gekomen. De eerste stap is dan om vast te stellen wat er allemaal zit aan soorten. Vanuit Westerse landen zijn er samenwerkingsprojecten geweest om dat vast te stellen. De Britse ornitholoog Richard Porter was daar vanuit Birdlife International bij betrokken. Omar Al-Sheikhly was een van de veldmedewerkers die hij had getraind.
Die samenwerking duurde een aantal jaar, ongeveer tot 2008, en dan verschijnt in 2013 plotseling die studie in een wetenschappelijk tijdschrift. Porter had meteen door dat er iets niet klopte.
Terwijl hij misschien eerder had gedacht dat als er een studie verschijnt van de mensen die hij heeft opgeleid ‘hé wat leuk, ben benieuwd wat ze gedaan hebben.’
Porter heeft er ook heel veel moeite ingestoken om die mensen te bewegen hun waarnemingen op papier te zetten. Hij wist ook precies wat deze Al-Sheikhly in huis had, een uitstekende fotograaf. Indertijd heeft hij ook een klein artikeltje gepubliceerd, met het idee dat er bijna niets over deze soort bekend was en dat hij nu in ieder geval mooie foto’s had. Maar dan verschijnt er jaren later ins Blaue hinein die nieuwe studie van hem.
Porter heeft vrij snel een brief gestuurd naar de redactie van het tijdschrift met de redenen waarom het niet kon kloppen. En toen ontstonden de problemen eigenlijk, want de hoofdredacteur van het tijdschrift heeft nooit en te nimmer willen toegeven dat hij een enorme blunder heeft gemaakt.
Na enorm veel vijven en zessen, zo’n anderhalf jaar later, is er uiteindelijk een reactie geplaatst van Richard Porter, die hiervoor een hele zwik medeauteurs om zich heen had verzameld waarvan je kunt zeggen dat het om de crème de la crème gaat van iedereen die iets weet van de basrakarekiet.
Het is duidelijk niet zomaar een clubje ornithologen dat achter de kritiek staat, maar zijn er ook wetenschappers die deze studie wél de voorkeur van de twijfel zouden geven?
Nul.
Waarom is er wel die discussie in het tijdschrift over geweest, is er een Expression of Concern bij het artikel geplaatst, maar is het daarbij gebleven? Waarom is het artikel toen niet ingetrokken?
Die Expression of Concern is pas gekomen nadat ik in 2016 een rapport heb gepubliceerd.
O, die is dus van later? Dus van ná die reactie van Porter, het weerwoord van Al-Sheikhly en een rejoinder weer van Porter? Dat staat er helemaal niet in uitgelegd.
Eerst is er anderhalf jaar lang in stilte geprobeerd de kwestie op te lossen. Dat ging buitengewoon moeizaam. Het was een heel geworstel om uiteindelijk die drie stukken gepubliceerd te krijgen. In het voorjaar van 2015 is het daarna in brede kring in de ornithologische gemeenschap bekend geworden. En toen ben ik erbij betrokken geraakt.
Ik vond dat we ons moesten concentreren om de ruwe data boven tafel te krijgen. Daar draait het altijd om. Tot dan toe hadden ze zich daar nog niet zo in vastgebeten. Op basis van andere dingen wij wel boven tafel hebben gekregen, is dat rapport geschreven dat op 1 juli 2016 is uitgekomen, en die Expression of Concern is daarop gebaseerd. De uitgever wil die link alleen niet leggen.
Die Expression of Concern is uiteindelijk wel geplaatst door de Editor in Chief?
Dat weet ik niet. Het probleem is dat vrij vlot de uitgever, Taylor & Francis, heeft gezegd: wij communiceren niet. En de hoofdredacteur heeft nog veel eerder gezegd dat hij niet meer communiceert hierover: ‘ik sta op het standpunt dat we een nette wetenschappelijke discussie hebben gevoerd, via dat comment en die rejoinder, en die is wat mij betreft nu afgesloten. Punt.’ En op het verzoek om de ruwe data reageert hij gewoon niet.
Voor dat rapport ben ik behoorlijk tot de bodem gegaan bij de uitgever met mijn verzoek om de ruwe data. Ik heb behoorlijk stevig aan de bel moeten trekken. Maar ik heb een antwoord gekregen, essentieel voor dat rapport.
En dat antwoord was?
Nou, dat ze de data niet hoeven te geven, want dat staat niet in de regels van het tijdschrift. En verder ‘We reageren nooit meer op je. En de manier waarop jij ons benaderd hebt, dat slaat helemaal nergens op.’ Terwijl ik dus iets minder dan een jaar nodig heb gehad om dat simpele antwoord te krijgen op mijn vraag die gewoon luidde – en dat is de essentie van wetenschap – ‘Show me the data’. Zodra er twijfels zijn over studies, in welk vakgebied dan ook, dan moet je terug naar de gegevens.
Het probleem had op dat moment makkelijk opgelost kunnen zijn als die data waren getoond. Dan kan er nog wel iets mis zijn met de gegevens, maar dat hoeft nog niet te wijzen op kwade opzet.
Nee, natuurlijk niet.
Goed, dus Taylor & Francis, een van de grootste uitgevers, weigert jouw verzoek nogal bot en stelt eigenlijk ook dat het onderzoek wel in orde is. Of we ze maar op hun blauwe ogen willen geloven.
Hogerop
Daarna hebben jullie bij het Committee on Publication Ethics, COPE, aangeklopt. Of stond jij vanaf nu alleen hierin?
Toen het allemaal naar buiten kwam in 2015 zijn we gaan samenwerken en hebben verschillende wegen bewandeld om die data los te krijgen. O.a. bij de universiteit van een van de auteurs, bij de uitgever en bij de hoofdredacteur. Vrij vlot werd duidelijk dat de uitgever niet wenste samen te werken en toen hebben wij COPE benaderd. Zo van ’Beste COPE, dit zijn volgens ons de argumenten dat het allemaal niet klopt. En de uitgever, lid van jullie club, weigert met ons samen te werken. Daarom dienen wij een klacht bij jullie in.’
Dat is toen vrij snel in de soep gelopen, omdat COPE weigerde op een inhoudelijke manier naar onze kritiek te kijken en weigerde iets te doen met ons verzoek om inzage te krijgen in de data. Ze gingen mij wel dreigbrieven sturen.
Tot zover kan ik me jullie stappen nog goed indenken. Eigenlijk zou je willen dat die hoofdredacteur adequaat optreedt, die weigert om een of andere reden. Dan ga je een trapje hoger en klop je aan bij de uitgever. Die blijkt ook lastig te doen, en dan is er nog zoiets als COPE. Maar als COPE dan ook niets wil, zouden veel mensen het er maar bij laten zitten, denk ik. Waarom nu toch doorgegaan?
Wij zijn toen een hele tijd wat gescheiden bezig geweest. Ik heb me gefocust op het verkrijgen van die ruwe data, terwijl Richard Porter en anderen achter de schermen alsnog in gesprek probeerden te komen met die uitgever. Dat liep voor geen meter. Achter de schermen zijn er ook gesprekken gevoerd met Al-Sheikhly.
Tot zover krijg ik nog niet de indruk van iemand die op een kruistocht is en daarbij alle perken te buiten gaat. Het is al uitzonderlijk dat iemand zoveel moeite neemt, maar het valt nog binnen wat je de normale procedure zou kunnen noemen.
Ik denk dat het corrigeren van fouten een van de cruciale dingen is van wetenschapsbeoefening. Je kunt wel eindeloos doorgaan met het publiceren van nieuwe dingen, die stapel steeds maar hoger maken. Maar je moet ook altijd zorgen dat dat bouwwerk, waar al die nieuwe blokjes bovenop komen, stevig is. En als daar een rot stuk tussen zit, dan moet dat gewoon weg. Kun je wel zeggen dat dat allemaal niet zo vervelend is, niet belangrijk is, maar uiteindelijk stort je bouwwerk dan in elkaar.
Die motivatie komt niet duidelijk uit de berichtgeving naar voren. Ook niet dat je je niet als eenling druk maakt over deze studie. Je maakt dus sterk voor het opschonen van de wetenschap. Die moet ontdaan worden van duidelijk foute studies.
Daar zijn wel meer mensen mee bezig. Kijk naar de kwestie rond voedselwetenschapper Brian Wansink. Hoeveel tijd hebben mensen daar niet ingestoken? En je hebt in Frankrijk Nicolas Guéguen. Ik ben nu via een achterdeurtje bezig met het gedoe rond Ad van Liempt. Hoeveel tijd denk je wel dat Bart FM Droog er wel niet in gestopt heeft? Dat kost gewoon heel veel tijd. En die hebben de meeste mensen niet, of die stellen andere prioriteiten.
Lastigvallen
Even terug naar waarom dit zo’n beladen kwestie is geworden. Zelf ontving ik een aantal van je mails als cc, heb ook een enkel verontwaardigd antwoord van een geadresseerde gezien. Zonder in de details te treden, lijkt me die verontwaardiging er vooral in te liggen dat jij personen aanspreekt op hun verantwoordelijkheden die ze hebben op grond van hun functie, bijvoorbeeld een bestuurslidmaatschap van COPE. Wanneer ze dan niet of nauwelijks reageren, werp je ze voor de voeten dat ze in feite instemmen met wat die organisatie doet of, vooral, nalaat te doen.
Dat klopt. Ik kan veel doen, omdat ik van niemand afhankelijk ben. Waar dit mee te maken heeft is machtsmisbruik. Ik wijs alleen op de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening. Daar staat gewoon zwart op wit in dat jij een zorgplicht hebt ten aanzien van de wetenschap in zijn algemeen en de onderzoekers in je omgeving. Wangedrag van collega’s toelaten en verheimelijken is een van de acht voorbeelden van schending van de wetenschappelijke integriteit. Dat kun je leuk vinden of niet leuk vinden, maar dat staat er gewoon in.
In de preambule van die gedragscode staat dat die ook bedoeld is om er elkaar op aan te spreken. Als een of andere pipo, een mister nobody, dat doet, vinden ze dat niet leuk. Dat is het hele eiereneten.
COPE heeft een probleem om door te pakken tegen Taylor & Francis. Je kunt gewoon nazoeken dat die uitgever zo’n 50.000 pond per jaar moet betalen om lid te zijn. Hoe meer tijdschriften een uitgever uitgeeft, hoe meer geld die moet betalen. Dus als COPE zou zeggen tegen Taylor & Francis ‘we gaan jullie bestraffen’ dan stoppen die gewoon met betalen.
Ik kan niet bewijzen dat het zo werkt, maar het is wel zo dat er veel meer voorbeelden zijn van mensen die bij COPE hebben aangeklopt en gewoon met een kluitje in het riet worden gestuurd.
Dat ‘met een kluitje het riet insturen’ zou je kunnen zien als ‘wegkijken’ voor het echte probleem.
Sneeuwbaleffect
Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) schrijft over een van jouw klachten: “Klager toont een gedragspatroon met een sneeuwbaleffect: Klager dient een klacht in over persoon of instantie X, waarna de behandeling van die klacht door persoon of instantie Y regelmatig leidt tot een nieuwe klacht van Verzoeker, maar dan over persoon of instantie Y, enzovoort.”
Waar ze het hier over hebben is een oude kwestie, die overigens helemaal opgelost is via bemiddeling. Maar daar gebeurde exact hetzelfde wat nu ook gebeurt, namelijk het in grote mate verwijzen naar elkaar of niet reageren. En daar neem ik geen genoegen mee.
Zo’n gedragspatroon is misschien hinderlijk, maar je doet daarmee nog geen uitspraak of de klacht, en de opvolgende klachten, een grond hebben of niet. LOWI doet voorkomen alsof zo’n sneeuwbal aan klachten op zichzelf al bewijst dat de klager fout zit, ongeacht waar de klacht om draait.
Dat is dus wegkijken. En dat is een heel groot probleem. Niet voor mij, maar voor hen. Zodra ze hiermee één op één geconfronteerd worden, zullen ze bakzeil moeten halen als je ze precies aanspreekt op wat ze verplicht zijn te doen volgens die gedragscodes. Daar kun je niet mee wegkomen.
Ik kan me voorstellen dat het lastig is dat je aangesproken wordt op een verantwoordelijkheid die je zelf misschien meer als een abstractie ziet. Als ik nu een directe collega heb waarvan ik zie dat die de boel flest, OK, daar moet ik wat mee. Maar als ik lid ben van een bestuur van een hoog orgaan dat een beetje kletst over wetenschappelijke integriteit en er komt iemand klagen over een studie waar al een Expression of Concern bij staat … tja, daar kun je me toch niet op aanspreken?
Zorgvuldig wordt vermeden in al die stukken om het over de inhoud te hebben, en over ons simpele verzoek om een uitspraak te doen over die ruwe data. En zorgvuldig vermijden ze zelfs maar te verwijzen naar het uitvoerige rapport dat ik verspreid heb. Dat is niet voor niks.
Los daarvan heb ik ook wel gesprekken gevoerd of e-mailcontact gehad met vertrouwenspersonen die wel weten hoe het moet werken. Echt integere mensen. Dat is helaas lang niet altijd zo. Dat komt omdat er in die hele wetenschappelijke integriteit weinig tegenspraak aanwezig is.
Als je bijvoorbeeld kijkt naar een gemeente. Zodra die besluit om een boom om te hakken, zijn er wel boze inwoners waar je rekening mee moet houden, die zijn mondig en weten de pers te vinden. Dat systeem werkt nog niet goed bij wetenschappelijke integriteit, daar is men dat nog niet gewend. Daar zie je nog veel machtsmisbruik: ‘Ik ben de grote baas, en wie ben jij wel niet? Weg met die klacht!’
Intrekken
Hoe zou deze kwestie nu nog op enigszins bevredigende manier kunnen worden afgesloten? Is intrekking de enige mogelijkheid? Zoiets lijkt alleen te gebeuren als het stuk zelf overduidelijk fout is, of als de instelling waar de frauderende auteur aan verbonden is, dat verzoekt.
Er zijn drie manieren. Er zijn goede redacties, die van de Journal of Biological Chemistry is misschien wel het beste voorbeeld. Zodra ze merken dat er iets niet klopt, dan is het ‘Beste auteurs kom op met een steekhoudende verklaring of de data.’ En als het dan vaag blijft, is het hop, weg met het artikel, retraction.
Auteurs en coauteurs kunnen zelf het initiatief nemen. Het kan goed zijn dat een coauteur niet wist dat het onderzoek deels op fraude is gebaseerd. Maar dan verwacht je dat zo iemand aan de gang gaat om zijn fouten te verbeteren zo gauw hij daarvan op de hoogte is.
Een voorbeeld daarvan is net in het nieuws gekomen. Nobelprijswinnaar Frances Arnold heeft een studie uit 2019 ingetrokken, omdat de resultaten niet reproduceerbaar bleken en de experimenten niet netjes waren vastgelegd. Arnold heeft exact gedaan wat je in zo’n kwestie moet doen. Het onderzoek moet in een labboek staan, als dat er niet is of er ontbreken data, dan heb je maar één optie.
De Saoedische tweede auteur van Al-Sheikhly(2013) is inmiddels overleden. Het is maar de vraag of hij heeft geweten wat er allemaal gebeurd is. Opvallend is ook dat de exacte naam van zijn universiteit zoals die in het artikel staat, helemaal niet bestaat in Saoedi-Arabië. Richard Porter en anderen hadden Omar Al-Sheikhly al zover gekregen om hem het artikel te laten terugtrekken. Toen stak echter de Italiaanse coauteur een stok tussen de deur, die wil dat niet.
Ook een universiteit kan om intrekking verzoeken. In de Nederlandse situatie geldt dat als er een affiliatie van een universiteit staat bij een artikel, dat die universiteit daarvoor verantwoordelijk is en dat blijft in principe voor altijd zo. Wij hebben die weg proberen te bewandelen bij de universiteit van Pisa, waar die Italiaanse onderzoeker aan verbonden is. Maar zelfs met collega’s als tussenpersoon wilde hij niet reageren. Ik heb in 2017 een klacht ingediend, heel netjes, mooi formeel. Geen reactie.
Recht op klagen
De aanleiding voor dit gesprek is het verslag van dat symposium. Daaruit haal je als lezer uit dat jouw strijd een voorbeeld is van hoe je het klachtrecht niet zou moeten gebruiken, dat het een malafide klacht zou zijn.
Dat is machtsmisbruik. Je kunt niet zomaar eenzijdig besluiten iemand het recht ontnemen om dit soort dingen aan de kaak te stellen. Dat hebben ze gedaan. Ik zit daar niet zo erg mee. Het laatste woord is er nog niet over gezegd.
Het enige voorbeeld dat de deelnemers van de workshop naar voren weten te brengen, is jouw casus. Alsof die zou draaien om het belemmeren van onderzoek.
Al die dingen zouden opgelost zijn als al die mensen eens rustig dat rapport hadden doorgelezen en hadden gereageerd met ‘ja inderdaad, ik weet er weliswaar niet veel van, ben geen ornitholoog, maar die ruwe data is een probleem en het ziet er toch wel heel erg naar uit dat dit op fraude is gebaseerd.’ Dan was er niets aan de hand geweest, maar dat doen ze niet.
Dat COPE, zegt u, blijkt toch een wassen neus. Het is natuurlijk prima als uitgevers samen een orgaan opstarten om over integriteitskwesties te overleggen, maar er is geen onafhankelijke instantie daarnaast waar je echt kunt aankloppen?
Het is prima dat ze richtlijnen maken. Ze hebben principes, maar ze worden boos als je ze op die principes wijst. Dat komt toch weer voort uit het grote machtsverschil.
In Nederland hebben we het voorbeeld van het stikstofdossier. Daar werden op politiek niveau enorme machtspelletjes gespeeld. Het moest en zou op een bepaalde manier erdoor gedrukt worden. Dat lukte. Maar er was één persoon, die gewoon gebruik maakt van zijn wettelijke mogelijkheden binnen het klachtrecht. Die beste man heeft niets meer gezegd dan ‘In de wet staat A en volgens mij doen jullie B. Meneer de rechter, kunt u er even naar kijken?’
Dat lijkt wel enigszins vergelijkbaar. Alleen is er in die stikstofkwestie een onafhankelijke rechter die een bindende uitspraak kon doen. In de wetenschap is die er niet.
Ik heb er lang over nagedacht en weet inmiddels ook wel waarom dat niet zo is. Kijk eens naar het medisch tuchtrecht. Als een arts een ernstige fout maakt, dan wordt dat niet onder het tafel gemoffeld. Dat staat meteen in de krant. Dan komt er een klacht en als het ziekenhuis dat niet goed oppakt, dan ga je naar het medisch tuchtcollege en daar is dan een openbare hoorzitting. Daar mag iedereen heen.
Een probleem van het klachtensysteem rondom wetenschappelijke integriteit is, dat het allemaal geheim is. Geheimhouding. Ik heb mails gekregen waar de honden geen brood van lusten. ‘Als jij dit doet, gaan we de zaak onmiddellijk stopzetten!’ Dat slaat helemaal nergens op. Je kunt er alleen uitkomen door het openbaar te doen.
En daar zijn goede argumenten voor, want in bijna alle gevallen gaat het om wetenschappers die volledig door de overheid betaald worden. Dan heeft toch iedereen het recht om te zien hoe ze zich verdedigen tegen redelijke argumenten dat ze zich niet netjes aan de regels hebben gehouden?
Het tegenargument is altijd dat zo iemands carrière beschadigd zou worden. Maar dat geldt precies hetzelfde voor artsen. En je hebt altijd nog de wetgeving op smaad en laster. Als jij echt een kwaadaardige klacht indient, dan valt dat onder smaad en laster. Toch?
In het symposiumverslag wordt gesproken over ‘diep door het slijk halen’ en zelfs stalking, maar volgens mij hebben ze je daarvoor niet daadwerkelijk aangeklaagd. Is er sprake van overdrijving? Want zo lijkt dít haast op laster.
De journalist heeft niets bij mij gecheckt! Er staat in dat artikel bijvoorbeeld een hele concrete uitspraak van Yvonne Erkens, de voorzitter van Leidse commissie voor wetenschappelijke integriteit, dat ik wel vijftig e-mails op een dag gestuurd zou hebben. Ik heb de journalist gevraagd om dat te bewijzen, kom maar op met die mails. Geen reactie.