Vormen schoonheidsspecialisten tegenwoordig de gevaarlijkste kwakzalvers van Nederland? Je zou het bijna gaan denken als je kijkt naar de strafrechtelijke uitspraken van de maand mei. Eerst werd schoonheidsspecialiste Rineke van den Berg met haar zwarte zalf veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 120 uur wegens overtreding van de Geneesmiddelenwet. En enkele weken later volgde de veroordeling van schoonheidsspecialiste Emel van S. wegens onder meer (zware) mishandeling, oplichting, valsheid in geschrifte en overtreding van de Geneesmiddelenwet.
Anders dan in de zaak van Van den Berg hadden zich dit keer wel slachtoffers gemeld, in totaal veertien. Van S. had bij twee van hen de tepels en het gezicht bewerkt met een tatoeageapparaat en bij dertien van de veertien fillers ingespoten in onder meer billen, borsten en/of lippen. Dit was tamelijk gruwelijk misgegaan en leverde Van S. een gevangenisstraf van twee jaar op (waarvan acht maanden voorwaardelijk). Eén belangrijk punt kon echter niet bewezen worden: overtreding van de Wet BIG door het verrichten van voorbehouden handelingen.
De uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 27 mei 2014 leest als een horrorroman. Per slachtoffer wordt de ontvangen ‘behandeling’ uitgebreid beschreven, gevolgd door verhalen over hevige pijn, abcessen, ontstekingen, bulten, pus en in enkele gevallen niet meer geheel te herstellen letsel. Wie geen zin heeft het allemaal te lezen – het vonnis beslaat 48 pagina’s – kan de uitzending van Undercover in Nederland (vanaf ongeveer 21:30) van oktober vorig jaar terugzien, waarin medewerkers van Alberto Stegeman met de verborgen camera bij Van S. op bezoek gaan. Stegeman had parallel aan het politieonderzoek en onafhankelijk daarvan een eigen onderzoek gestart en mocht uiteindelijk bij de aanhouding aanwezig zijn.
De rechtbank stelt onder meer vast dat de schoonheidsspecialiste enkel over een economische opleiding beschikte, alleen contante betaling accepteerde en haar klanten geen factuur gaf. Ook constateert de rechtbank dat verdachte niet meer over een tatoeëervergunning beschikte. Deze is vereist op grond van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen, maar verlenging van de vergunning was geweigerd vanwege door de GGD geconstateerde wantoestanden . Verder stelt de rechtbank dat verdachte zich uitsluitend heeft laten leiden door haar eigen financiële gewin. Daarbij rekent de rechtbank het haar zwaar aan dat zij geen berouw toont over haar gedrag en – integendeel – de schuld bij de slachtoffers en hun medische behandelaars legt. Naast een gevangenisstraf legt de rechtbank Van S. als bijzondere voorwaarde op dat ze zich vijf jaar lang niet bezig mag houden met behandelingen als schoonheidsspecialiste. Voor strafvermindering vanwege de uitzending van Undercover in Nederland zag de rechtbank geen grond.
Zoals wel vaker gebeurt in zaken waarin heel veel feiten ten laste gelegd zijn, kon niet ieder afzonderlijk feit bewezen worden. Als onderdeel van het delict mishandeling was ten laste gelegd dat Van S. artikel 35 van de Wet BIG (Wet van 11 november 1993) had overtreden. Dit artikel verbiedt onbevoegden om zogenaamde voorbehouden handelingen te verrichten. Artikel 36, vijfde lid, van de wet merkt “het geven van injekties” aan als een voorbehouden handeling, maar de rechtbank acht de Wet BIG niet van toepassing op het injecteren van fillers, omdat de behandeling geen betrekking heeft op het verlenen van zorg, maar een medisch niet-noodzakelijke, cosmetische ingreep betreft:
“Het tweede gedachtestreepje bevat het verwijt dat verdachte meermalen een handeling (injecteren) heeft verricht die op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg is voorbehouden aan een geregistreerde zorgverlener. Uit de tekst van de wet en de parlementaire geschiedenis blijkt echter dat de wet slechts ziet op handelingen die er toe strekken de gezondheid van de betrokkene te bevorderen en/of te bewaken en dat de wetgever niet heeft beoogd niet medisch noodzakelijke, cosmetische ingrepen (waaronder cosmetische injecties) onder het toepassingsbereik van de wet te scharen. Minister Schippers van Volksgezondheid heeft bij brief van 21 oktober 2013 de Tweede Kamer bericht dat ook zij de wet aldus interpreteert en overigens opgemerkt dat zij in dit beperkte toepassingsbereik van de wet aanleiding heeft gezien een wetswijziging te initiëren. Gelet hierop kan ook het tweede gedachtestreepje niet bewezen worden verklaard.”
De rechtbank is hier iets te stellig. In de genoemde brief stelt de minister dat cosmetische ingrepen in strikte zin geen zorg zijn, en dat het daarom onduidelijk is of de Wet BIG van toepassing is. De minister:
“Een derde knelpunt is het feit dat in een enkel geval injecties met fillers uitgevoerd worden door schoonheidsspecialisten. Injecteren is weliswaar een voorbehouden handeling conform de Wet BIG, maar deze wet is gericht op handelingen met een gezondheidskundig doel. Bij strikte interpretatie van de Wet BIG zou het verbod op het uitvoeren van voorbehouden handelingen niet gelden voor cosmetische ingrepen. Dit is echter niet wenselijk vanuit het doel van de Wet BIG, namelijk bescherming tegen ondeskundig handelen.”
(…)
“De onduidelijkheid in de Wet BIG, of het verbod op het verrichten van voorbehouden handelingen door onbevoegden ook geldt voor handelingen die niet met een gezondheidskundig doel verricht worden, blijft hiermee bestaan. De Wkkgz stelt immers eisen aan zorgaanbieders, maar gaat niet over specifieke handelingen. Ik wil dat er geen twijfel over bestaat dat bepaalde risicovolle handelingen alleen door bevoegden verricht mogen worden. Ik zal daarom de Wet BIG zodanig aanpassen dat deze handelingen alleen nog door bevoegden (zoals omschreven in de Wet BIG) verricht kunnen worden. Bij risicovolle handelingen denk ik in ieder geval aan het injecteren van fillers, daarnaast overweeg ik laseren als voorbehouden handeling aan te merken.”
Er is inderdaad wel reden voor twijfel. Artikel 1 van de Wet BIG spreekt in het eerste lid bijvoorbeeld van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg “ertoe strekkende diens gezondheid te bevorderen of te bewaken”, terwijl het tweede lid een reeks “handelingen op het gebied van de geneeskunst” opsomt waar puur cosmetische ingrepen moeilijk in te plaatsen zijn. Als sprake is van een onduidelijke wet, dient een verdachte het voordeel van de twijfel te krijgen en moet vrijspraak volgen. De uitspraak van de rechtbank is op dat punt correct. Overigens heeft Emel van S. er niet veel aan, want de rechtbank overweegt nog expliciet dat “het feit dat het injecteren formeel geen voorbehouden handeling in de zin van de Wet BIG betreft, niet met zich brengt dat een ieder straffeloos over kan gaan tot het geven van injecties”. Van mishandeling in de zin van het Wetboek van Strafrecht is nog steeds sprake.
De uitspraak heeft wel tot gevolg dat ook de andere in artikel 36 van de Wet BIG genoemde voorbehouden handelingen gewoon door schoonheidsspecialisten (en andere niet-artsen) verricht mogen worden als ze louter met een cosmetisch doel worden uitgevoerd. Bij de meeste van de in het artikel genoemde verrichtingen is het nauwelijks denkbaar dat zoiets zou gebeuren (endoscopieën, katheterisaties), maar bijvoorbeeld wel bij cosmetische operaties die onder “heelkundige handelingen” in artikel 36, eerste lid, vallen. Een cosmetische reconstructie bij een slachtoffer met brandwonden of bij iemand die een borstamputatie heeft moeten ondergaan mag alleen door een voldoende bekwame arts uitgevoerd worden, want er is ten minste deels sprake van bevordering van de gezondheid (zie ook de brief van de minister), maar in theorie zou een schoonheidsspecialiste een puur cosmetische ooglid- of schaamlipcorrectie, dan wel een puur cosmetische borstvergroting of een penisverlenging mogen uitvoeren. Althans, de Wet BIG verzet zich daar niet tegen (het levert zeer waarschijnlijk wel weer – zware – mishandeling op). Je moet er toch niet aan denken dat dit echt gebeurt.
De kans daarop is gelukkig extreem klein. Minister Schippers heeft tegelijk met haar brief van 21 oktober 2013 een rapport aan de Tweede Kamer aangeboden waarin de cosmetische sector in Nederland in kaart wordt gebracht. Daaruit blijkt dat operatieve ingrepen uitsluitend door artsen (van diverse pluimage) worden uitgevoerd. Ook met betrekking tot het inspuiten van fillers lijkt de casus van Emel van S. (gelukkig) tamelijk uitzonderlijk te zijn geweest. Het rapport concludeerde dat het injecteren van stoffen als hyaluronzuur en botox slechts “in een enkel geval” door een schoonheidsspecialist gebeurt. Voor de minister is dit niettemin aanleiding een wetswijziging te initiëren zodat in de toekomst ook voor de cosmetische sector het injecteren als een voorbehouden handeling geldt. Eind maart van dit jaar heeft de minister bovendien de Tweede Kamer geschreven dat zij definitief besloten heeft ook behandelingen met een laser, bijvoorbeeld voor het verwijderen van tatoeages, als voorbehouden handelingen aan te merken. Het wachten is nu op een wetsvoorstel en dan is het parlement aan zet. Na de wetswijziging heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg meer mogelijkheden voor toezicht op risicovolle cosmetische ingrepen. Bovendien geldt dat wie dan nog als onbevoegde schoonspecialist fillers injecteert een bestuurlijke boete opgelegd kan krijgen als bedoeld in artikel 100 van de Wet BIG.