Een jaar geleden was er veel media-aandacht voor een uiterst merkwaardig onderzoeksresultaat van de bekende psycholoog Daryl Bem: beslissingen van mensen kunnen worden beïnvloed door gebeurtenissen uit de toekomst. Dat schreef de emeritus hoogleraar van de bekende Amerikaanse Cornell Universiteit in een artikel in het gezaghebbende tijdschrift Journal of Personality and Social Psychology (nr. 100, pp. 407-425). Al snel werd duidelijk dat de resultaten van Bem niet konden kloppen. Andere onderzoekers probeerden de resultaten van Bem te herhalen, zonder succes. Daarover schreven we eerder op Kloptdatwel. Een artikel in het blad Skeptical Inquirer van CSI (the Committee for Scientific Investigation), de Amerikaanse zusterorganisatie van Skepsis, ontleedde de denk- en onderzoeksfouten van Daryl Bem. Andere wetenschappers kwamen met forse kritiek, zo blijkt o.a. uit dit artikel in de krant New York Times. Opnieuw is er een onderzoek dat de resultaten van Bem onderuithaalt. Bem weigert de bewijzen te accepteren en ook het Journal of Personality and Social Psychology weigert om het artikel van Bem te corrigeren. De redactie wilde het onderzoek dat de resultaten van Bem corrigeert niet publiceren.
Het was geen toeval dat het artikel van Daryl Bem een jaar geleden leidde tot wereldwijde aandacht. Het had alle ingrediënten voor gegarandeerd mediasucces: een pakkende titel (‘feeling the future’), een bekende professor van een topuniversiteit, een mysterieus onderzoeksresultaat dat het bestaan van ‘psi’ lijkt aan te tonen en de ‘magical ingredient’ sex. In één van in totaal negen experimenten moesten de deelnemers raden achter welk gordijntje op hun computerscherm zich een plaatje zou bevinden. Pas na het maken van een keuze voor een bepaald gordijntje zette de computer willekeurig een plaatje achter één van de twee gordijntjes. Als de computer een erotisch plaatje selecteerde (door Bem aangeduid als ‘explicit reinforcement for correct ‘precognitive’ guesses’) dan raadden de kandidaten het correcte gordijntje veel vaker dan wat als toeval verklaarbaar is. Aldus Bem. Maar Bems experiment zat verkeerd in elkaar en kon deze resultaten helemaal niet onderbouwen, betoogt een artikel in het blad Skeptical Inquirer. Daarvoor deugden de opzet (methodologie) van het experiment en de gebruikte statistische methoden gewoon niet. Dat bezwaar gold volgens de Skeptical Inquierer ook voor de andere 8 experimenten die Bem beschreef.
Nu zijn 3 van de 9 experimenten van Daryl Bem exact herhaald door de skeptische onderzoekers Stuart Ritchie en Richard Wiseman. Volgens deze onderzoekers leverden de experimenten geen enkele aanwijzing op voor het bestaan van precognitie. Het betreft geheugentesten: het in de toekomst oefenen van een verzameling woorden zou, geholpen door een ‘stimulus seeking statement’, volgens Bem een positieve invloed hebben op de herinnering aan deze woorden in het heden. Als het waar zou zijn zou dit een zegen zijn voor iedere student. Ritchie en Wiseman vonden echter hiervoor geen enkele aanwijzing. De abstract van hun artikel luidt:
‘Nine recently reported parapsychological experiments appear to support the existence of precognition. We describe three pre-registered independent attempts to exactly replicate one of these experiments, ‘retroactive facilitation of recall’, which examines whether performance on a memory test can be influenced by a post-test exercise. All three replication attempts failed to produce significant effects’
Ritchie en Wiseman zijn van mening dat Daryl Bems onderzoek slechts ‘experimentele artefacten’ (schijnresultaten) heeft opgeleverd.
Bem stelt in een reactie op het artikel van Ritchie en Wiseman dat het prematuur is om zijn onderzoeksresultaten te verwerpen. Hij stelt dat meer onderzoek nodig is. Verder verdedigt hij zich uiterst zwak door de bal op de man te spelen. Bem suggereert dat de resultaten van Ritchie en Wiseman mede het gevolg zijn van hun skeptische houding: ‘Ritchie, Wiseman, and French are well known as psi skeptics, whereas I and the investigators of the two successful replications are at least neutral with respect to the existence of psi’. Bem verwijst daarmee in één adem ook naar het kritische stuk dat de skepticus Chris French op 15 maart 2012 schreef in de Engelse krant The Guardian (‘Precognition studies and the curse of the failed replications’). Met deze verdediging maakt Bem zich uiterst verdacht. Bem introduceert hiermee zonder spoor van bewijs een nieuwe variabele die zijn onderzoeksresultaten zou kunnen verklaren: de welwillende of neutrale onderzoeker. Hiermee schendt Bem een aantal belangrijke wetenschappelijke uitgangspunten. Hij noemt een verklarende factor voor zijn vreemde onderzoeksresultaten die hij in zijn artikel niet heeft benoemd. Ook stelt hij de herhaalbaarheid en dus de objectiviteit van wetenschappelijk onderzoek ter discussie.
Het meest treurigmakend is misschien niet eens de reactie van Daryl Bem. Echt verdrietig is dat Ritchie en Wiseman hun artikel zonder succes aanboden aan het Journal of Personality and Social Psychology, het tijdschrift dat Bem eerder ruim baan gaf voor zijn vreemde onderzoeksresultaten. Ook twee andere toptijdschriften weigerden het artikel van de twee skeptische onderzoekers. Zijn deze tijdschriften meer geïnteresseerd in pakkende nieuwtjes dan in wetenschappelijke vooruitgang? Niet echt bemoedigend voor onderzoekers die vreemde resultaten opnieuw tegen het licht willen houden. En daarmee niet echt bevorderlijk voor het zelfreinigend vermogen van de wetenschap. Uiteindelijk bood het internet-tijdschrijft PlosOne ruimte voor het artikel van Ritchie en Wiseman.
Met dank aan dit artikel op de website whyevolutionistrue.
J W Nienhuys says
Die ‘nieuwe variabele’ is allang bekend, maar in negatieve zin. Als onderzoekers op de een of andere manier sterk gemotiveerd zijn om een specifiek resultaat te vinden, dan vinden ze dat ook vaker. Voorbeelden zijn: ideologisch vooroordeel (het sterkste voorbeeld is homeopaten die bevestiging van de homeopathie vinden, maar ook alleszins serieuze onderzoekers die erg gecharmeerd zijn van een vermoedelijk en plausibel werkingsmechanisme van een nnieuw medicament), maar ook als de onderzoeker betaald wordt door of in dienst is van een bedrijf dat een bepaald belang heeft, kan dat resultaten beïnvloeden. Die invloed werkt dan via allerlei fouten in de onderzoeksopzet. Persoonlijk denk ik dat een belangrijke fout is dat men ná het verkrijgen van resultaten nog allerlei berekeningswijzen gaat zitten proberen.
Een simpel voorbeeld is het uitproberen van een dobbelsteen, dus nagaan of die wel goed is. Men kan die dan 600 maal gooien, en men spreekt af dat als er dan meer dan 115 zessen komen, de dobbelsteen wordt afgekeurd. Dat komt overeen met p=0,05 (‘statistisch significant’). Maar als zo’n afspraak er helemaal niet is, en de onderzoeker gaat achteraf zitten kijken of misschien een van de zes mogelijke uitkomsten hetzij te veel (>115) of te weinig (<85) voorkomt en hij rapporteert dan alleen die ene uitkomst, dan geeft hij zich al ongeveer een 50/50 kans om een 'significant' resultaat te vinden.
Een andere factor is dat men al zo'n beetje weet wat de uitkomst is. Zo hoorde ik onlangs van een astronoom dat er vroeger twee scholen waren bij de bepaling van de Hubble-constante (die aangeeft hoeveel sneller sterrenstelsels zich van ons vandaan bewegen naarmate ze verder weg staan). In getallen uitgedrukt zei de ene school 50 en de andere 100. Elke nieuwe onderzoeking vond een waarde die paste bij de opvatting in de school tot welke de onderzoeker behoorde.
Pas toen er een nieuwe en veel preciezere meetmethode ontwikkeld was, bleek de waarde ongeveer 73 te zijn. Hoe kan dat? Bij ingewikkelde onderzoeken ben je een hele tijd bezig om de foutenbronnen op te sporen, de apparatuur te ijken, en dergelijke. Wanneer je dan iets vindt dat overeenkomt met je idee over wat eruit moet komen, dan hou je op naar fouten te zoeken.
Dus Bem heeft wel gelijk, maar in de volgende zin: omdat hij bevoordeeld is ten opzichte van 'psy', vindt hij iets, bijvoorbeeld door blind te worden voor eigen fouten op het ogenblik van de gewenste ontdekking, of door de verwerpelijke methode van achteraf 'iets' in de data proberen te ontdekken, alsof de data een soort van wolk zijn waarin je een bekende vorm probeert te zien.
Hugo says
Van Wiseman is de uitspraak: “I agree that by the standards of any other area of science, remote viewing is proven, but begs the question: do we need higher standards of evidence when we study the paranormal? I think we do.”
Dus, Wiseman erkent dat volgens de regels van het wetenschappelijke spel “psi” is bewezen, maar wenst de spelregels daarom veranderd te zien.
Het bekende “extra ordinary evidence” geneuzel.
Kijk, zo kennen we de ware skepticus weer: het kan me niet schelen wat je allemaal bewijst, maar je blijft van mijn vooroordelen af.
Is het een wonder dat een serieus wetenschappelijk tijdschrift voor de weerlegging van “wetenschappers” als Wiseman c.s., vriendelijk bedankt?
Ach, wie lacht niet, die de skepticus beziet?
J W Nienhuys says
Wiseman formuleert kennelijk wat Randi op een wat aansprekelijker manier zei: als jij beweert dat je een geit in de tuin hebt, dan is dat niet zo bijzonder, en dan ga je al gauw af op wat zo iemand beweert, of een vluchtige inspectie. Als jij echter beweert dat je een eenhoorn in je achtertuin hebt, dan moet er toch echt beter gekeken worden.
In de gebruikelijke wetenschap bouwt men voort op het werk van anderen, en vindt dan iets wat niet heel erg afwijkt van de verwachting. Soms ook niet, maar dan moeten de aanwijzingen bijzonder sterk zijn. De allereerste aanzet tot de rare en tegenintuïtieve kwantummechanica kwam van een poging om een heel precieze formule te verklaren die goed klopte met de metingen aan warmtestraling. Daarna kwam de verklaring van het foto-elektrisch effect, en nog duurde het wel een decennium voor de natuurkunde eraan wou.
Ik meen me te herinneren dat meteen al na de publicatie van Bem er ernstige kritiek was op zijn methoden. Een redactie kan misschien denken dat hernieuwde kritiek gewoon meer van hetzelfde is. Maar in de wetenschap gebeurt het wel vaker dat ontkrachtingen niet de aandacht krijgen die ze verdienen.
Hugo says
Het verband tussen Randi en de wetenschap ontgaat me (gelukkig) volkomen.
Als je een tweederangs goochelaar nodig hebt om je argumenten kracht bij te zetten moet ik helaas passen.
“Psi”, of hoe je het ook wilt noemen, is geen buitengewoon, maar een gewoon verschijnsel.
Het past alleen niet in een materialistisch wereldbeeld.
En dan heb je natuurlijk de poppen aan het dansen, want HET MAG NIET WAAR ZIJN!
Ondanks het feit dat het sinds de jaren veertig van de vorige eeuw in honderden experimenten overtuigend is aangetoond.
Maar ja, die experimenten vertonen vanzelfsprekend allemaal ernstige “flaws” zoals wij skeptici dat deftig noemen.
De vraag is, hoe lang blijf je geloven in je eigen geloofwaardigheid door alles tot onzin te bestempelen.
Of, is dat te veel gevraagd?
.
J W Nienhuys says
Ik hoopte het met deze metafoor wat duidelijker te maken, uiteraard door degene te noemen die hem volgens mij bedacht heeft. Een andere versie is de van Carl Sagan:
http://godlessgeeks.com/LINKS/Dragon.htm
Maar je kunt het ook anders bekijken. Voor je iets begint te onderzoeken, heeft de uitkomst van je onderzoek al een zekere plausibiliteit. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek neemt die plausibiliteit toe of af.
Laten we eens een onderzoek nemen dat ‘statistisch significant’ uitkomt. Met andere woorden er zijn twee mogelijkheden
A. het onderzochte effect bestaat; in dit geval is, laten we zeggen, de kans dat het een dergelijk onderzoek wat oplevert dicht bij 100%, maar zeker toch wel meer dan 50%
B. het onderzochte effect bestaat niet; in dit geval is de kans dat een dergelijk onderzoek toch door stom toeval iets oplevert ongeveer 5%.
Die verhouding 50%:5% oftewel 10:1 (voor mijn part neem je 100%:5%, is 20:1) is een soort factor waarmee de plausibiliteit van het effect toeneemt. Als de plausibiliteit op echte kansen gebaseerd was, dan ging het om de verhouding van de kansen (bestaat):(bestaat niet).
Als je rommelig onderzoek doet, dan is het goed mogelijk dat er weliswaar 5% (“statistisch significant’) staat in het onderzoeksverslag, maar dat het in werkelijkheid 80% is.
Als je goed onderzoek doet, is zo’n factor 10:1 ook niet zo veel. Maar als verschillende onderzoekers telkens met ongeveer dezelfde opzet telkens zo’n factor bijdragen, dan maken ze of allemaal dezelfde fout, of er is zo’n effect met grote waarschijnlijkheid.
Maar wat als je ‘psi’ gaat onderzoeken? De natuurwetenschap van de afgelopen 300 jaar heeft het heel onaannemelijk gemaakt dat er zoiets als psi bestaat. Dit nog afgezien van het feit dat ‘psi’ niet een enkel ding is, maar een verzamelwoord is voor telekinese, telepathie, en allerhande voorspellende gaven. Een ‘bewijs’ dat iemand aan een foto kan zien of de betrokkene nog leeft, zegt niets over het vermogen om de gedachten van een baby te raden, met doden te spreken, voorspellende dromen te hebben, buiten het lichaam te kunnen treden, te kunnen zweven, op twee plaatsen tegelijk worden gezien, al dan niet met terugwerkende kracht het vallen van een dobbelsteen kunnen voorspellen, de dood van een geliefde ver weg kunnen aanvoelen, terwijl de telefoon gaat weten wie je opbelt, de starende blik van een ander kunnen voelen, genezing door ‘magnetiseren’ of reiki of gezondbidden, enzovoorts enzovoorts.
Elk resultaat dat alweer de consistentie en onderlinge samenhang van de natuurwetenschappen bevestigde was als het ware weer een resultaat dat de plausibiliteit van het ‘geen-psi’-wereldbeeld groter maakte.
Bovendien hebben resultaten uit de psychologie de feilbaarheid van hetr menselijk kenvermogen en de grote hoeveelheid valkuilen voor het denken duidelijk gemaakt. Al die natuurwetenschappers zijn dan ook niet over één nacht ijs gegaan. En meer recent onderzoek heeft aangetoond dat gecompliceerd onderzoek met statistische uitkomsten (dus veel medisch onderzoek) nogal gevoelig is voor ‘vooroordelen’ van de onderzoeker. Met ‘vooroordelen’ bedoel ik ook die van de opdrachtgever. Maar een religieus of quasireligieus geloof is natuurlijk ook een vooroordeel.
Zelfs met alles wat ‘psi’ tegen heeft, is het denkbaar dat een of ander effect toch bewezen kan worden. Zo heeft men ‘bidden voor genezing’ onderzocht, maar daar kwam niks uit. De hele geschiedenis van het psi-onderzoek bestaat uit een opvolging van ideeën om iets te onderzoeken, maar telkens kwam daar steeds minder uit naarmate men de zaken grondiger aanpakte. En dan begin men weer met het volgende idee. Dat heeft ook iemand als Susan Blackmore ertoe gebracht er helemaal mee te stoppen, en uiteindelijk zelfs al haar materiaal over zulke onderzoeken allemaal met het oud papier mee te geven.
En wie het argument gelooft dat iets niet serieus genomen hoeft te worden omdat een goochelaar het zegt, zou eens de bijdrage kunnen lezen van Skepsis-donateur en lid van het Comité van Aanbeveling van Skepsis, Nobelprijswinnaar ‘t Hooft. Die zegt hetzelfde op weer een andere manier:
http://www.skepsis.nl/thooft.html
Gert Jan van 't Land says
Het is natuurlijk jammer dat Hugo aan de weigering van het tijdschrift om het onderzoek van Ritchie en Wiseman te publiceren de conclusie verbindt dat dit een extra reden is om aan geloofwaardigheid van Wiseman te twijfelen.
De onderzoekers hebben niets anders gedaan dan het onderzoek van Bem herhalen en: er kwam niets uit. Dit zou voor het tijdschrift belangrijk nieuws moeten zijn. Door niet te plaatsen zijn is het tijdschrift in mijn ogen medeverantwoordelijk voor de reactie van Hugo. Het is erg jammer dat Hugo zich niet concentreert op de feiten, maar op de persoon. Maar dit is wel hoe het in de praktijk gaat. Een duidelijke positiebepaling van het tijdschrift slaat Hugo het argument uit handen.
De werkelijke reden dat het tijdschrift de resultaten niet wil plaatsen is dat tijdschriften iha weinig belangstelling hebben in negatieve uitkomsten of herhalingen van eerder onderzoek. Hierover heeft Kloptdatwel eerder geschreven: http://www.kloptdatwel.nl/2011/06/29/wetenschap-heeft-geen-auto-correct-knop/ . Het is in mijn ogen een groot probleem voor het zelfreinigend vermogen van de wetenschap.
Hugo says
Heb je mijn reactie wel goed gelezen, Gert Jan?
Je beweert namelijk dingen die ik niet heb gezegd.
Goed, kritisch lezen, is onontbeerlijk voor een onbevooroordeeld wetenschapper.
Maar misschien is dat teveel gevraagd van iemand die een stukje plaatst met de titel: “Bewijs voor “psi” opnieuw onderuit gehaald”?
Dit is niet tendentieus meer, dit is gewoon niet waar.
Nu weet ik wel dat veel skeptici (met een “k”) volledig opgesloten zitten in hun eigen gelijk, maar het moet niet te gek worden.
Gun jezelf een breder blikveld, sluit geen zaken op voorhand uit en dicht de ander geen motieven toe die je zelf heb bedacht.
Succes!
Gert Jan van 't Land says
Ik lees altijd naar het best van mijn kunnen. Maar liever heb ik het niet over mezelf maar over de feiten. Hugo schrijft:
“Bewijs voor “psi” opnieuw onderuit gehaald”?Dit is niet tendentieus meer, dit is gewoon niet waar.
In mijn artikel staat een link naar het artikel van Ritchie en Wiseman. Welk onderdeel daarvan is niet waar? Waarom klopt de conclusie niet dat het onderzoek van Ritchie en Wiseman het ‘psi-bewijs’ van Bem onderuithaalt?
J W Nienhuys says
De ‘vingerwijzing’ die dit soort onderzoeken leveren wijzen allemaal inderdaad één kant uit: vooroordeel van de onderzoeker.
Dat is ook de reden dat elke ‘onderzoekslijn’ na verloop van tijd doodbloedt in dit vak. In de serieuze wetenschap wordt een nieuw en onverwacht effect opgepikt door anderen die ook geen proberen of ze het kunnen, en vervolgens om de resutaten te verfijnen, en daarna om er op voort te bouwen, numerieke voorspellingen te doen enzovoorts. Maar bij ‘paranormale’ verschijnselen zie je dat men telkens weer met wat anders begint. Eerst waren het geesten die communiceerden met klopsignalen, daarna kregen we de seances. Die verdwenen toen de zaklantaren gemeengoed werd. Ondertussen hebben we de voorspellende dromen gehad. Je had de geestenfotografie, dat bleek ook fraude. Toen kwamen allerlei proeven met dobbelstenen en kaarten. We hebben nog ‘remote viewing’ gehad. Daarna allerlei variaties op ‘ganzfeld’, maar ook die leverden minder op naarmate er strenger werd gecontroleerd.
In het VK heb je Sheldrake die zich te buiten gaat aan proeven met staren, en telepathische hondjes en het laatste waar hij reclame mee maakt is met voorspelling van ‘wie is er bezig op te bellen’.
De cijfers en de precieze gang van zaken bij zijn proef weet ik niet. Maar een proefopzet zou
ongever als volgt kunnen zijn. Met persoon X en vier goede kennissen van X, namelijk A, B, C, D, wordt afgesproken dat ze gedurende een periode van een uur (of twee uur) beschikbaar zijn. Ten huize van X zijn twee experimentators: P en Q. P belt (mobiel) op random tijdstippen random gekozen A, B, C, D op, die vervolgens meteen X belt. Terwijl de telefoon gaat moet X
zeggen tegen Q wie er bezig is te bellen. Dit schrijft Q op, en vervolgens neemt X op en vraagt wie er aan de telefoon is. Na afloop worden de bellijst van P (die in een andere kamer zit en het kansproces beheert) vergeleken met de uitkomstenlijst van X. Eventueel kan de beller (dus A,B,C of D) van P een woord of een getal te horen krijgen dat deze moet herhalen in het gesprek met X.
Essentieel is natuurlijk dat als je eenmaal aan de proef begonnen bent met X je ook een bepaalde tijd of een bepaald aantal gesprekken moet doorgaan. Bovendien moet de mogelijkheid zijn uitgesloten dat men wegens teleurstellende resultaten ophoudt. In diverse proeven van Sheldrake laat hij ‘het publiek’ of vrijwilligers zulke proeven doen en dan riskeer je onderraportage van teleurstellende uitkomsten.
Ik vermoed dat er helemaal niks uit zulke proeven komt, en ik weet nu al wat de tegenwerping dan zal zijn. ‘Voorspellende gaven’ in verband met rinkelende telefoons zullen alleen werken als de beller spontaan op het idee komt te bellen, zal men zeggen. En waarschijnlijk is het ook nodig dat de opgebelde persoon nooit iets opschrijft bij een gedachte als ‘zou dat B zijn?’
Hoe dan ook lijkt het mij een pref die je makkelijk in een club als Skepsis kunt uitvoeren. Het belangrijkste probleem is hoe je aan personen X komt.
In elk geval ging het zo bij de astrotest. Astrologen beweren dat hun astrologisch inzicht alleen werkt als er iemand met een serieuze hulpvraag naar de astroloog gaat. Natuurlijk zijn er tal van bekende astrologen die de horoscopen duiden van Bekende Personen zonder dat ze moeite hebben met het feit dat de betrokkene niet om een consult gevraagd heeft.
J W Nienhuys says
Hugo schreef:
Maar hij schreef in elk geval
Wat hij daarmee bedoelde vermeldde hij er niet bij, maar hij doelde op ‘extraordinary claims require extraordinary evidence’, wat teruggaat op een kleine aanpassing door Sagan van iets dat Marcello Truzzi schreef (zie : http://en.wikipedia.org/wiki/Marcello_Truzzi ), maar dat in feite al teruggaat op Laplace en Hume.
Door dit te betitelen met geneuzel, geeft de schrijver aan dat hij het onzin vindt. Waarom? Beveelt hij lichtgelovigheid aan als onderzoeksmethode? Of bedoelt hij dat het niet gaat om ‘extraordinary claims’? Misschien dat laatste, want hij noemt ‘honderden onderzoeken’. Zou hij om te beginnen er eens eentje kunnen noemen? Titel, tijdschrift, jaargang of volume en paginanummers en de abstract volstaan.
Hugo says
Noem eens één onderzoek.
Ik zou ze allemaal kunnen noemen maar dat doe ik niet omdat elk positief experiment een furieuze tegenversie of een min of meer gefundeerde kritiek kent. Het behoort tot de huidige wetenschappelijke mores deze onderzoeken onmiddellijk en radicaal onderuit te halen omdat zij een bedreiging vormen voor het zo mooi opgebouwde wetenschappelijke bouwwerk.
Ik zei het al: HET MAG NIET WAAR ZIJN!
Kom ik met onderzoek A, dan krijg ik de al klaar liggende kritiek op A voorgeschoteld, dus dat heeft allemaal geen zin.
Ik heb trouwens grote bewondering voor de moed van degenen die onderzoek naar “psi” verrichten want hun carriere binnen de gevestigde wetenschap is naar de haaien.
Dat is, neem ik aan, het zelfreinigende vermogen wat Gerrt Jan bedoelt.
Het zijn zeker geen lichtgelovige mensen (en dat beveel ik ook niet aan), maar oprecht nieuwsgierige wetenschappers die het fenomeen onbevooroordeeld willen onderzoeken.
Echte wetenschappers dus, die helaas door diezelfde wetenschap op elke verkeerde komma in het onderzoekverslag genadeloos worden afgerekend en het gehele onderzoek daardoor in de prullemand zien verdwijnen.
Ja ja, zo zijn onze manieren, maar is het ook Wetenschap?
Waarin je naar hartelust kunt Diederik Stapelen en Roos Vonken en daarmee, zoals in het laatste geval, nog vrolijk wegkomt ook?
P.S. Ik kan het toch niet laten : begin eens met Rhine en ga door tot Radin.
.
J W Nienhuys says
Rhine: Hij was erg trots op de ‘odds’ van 1 tegen 298.023.223.876.953.125 (= 5 tot de macht 25, namelijk de kans dat zijn proefpersoon Hubert Pearce toevallig alle 25 kaarten in een Zener-pak in de goede volgorde geraden had ), maar voor een kritiek op het werk van Rhine kun je bijvoorbeeld de bespreking “ESP: A Scientific Evaluation” lezen, geschreven door Martin Gardner in de New York Review of Books van 26 mei 1966, herdrukt in Science: Good, Bad and Bogus, New York, 1981, p. 217-231 lezen. De titel van de recensie is die van een boek door C.E.M Hansel, dat sindsdien in een nieuwe versie is verschenen.
Ik citeer: “Hansel did visit Rhine’s laboratory, and stayed until he was asked to leave. Every major series of tests that he investrigated turned out to have gigantic loopholes, hitherto unnoticed (or unmentioned) by Rhine, that permitted skulduggery of the most elementary sort.”
Dat is heus geen gezeur over een foute komma. Rhine was de eerste parapsycholoog die met de methode van statistische proeven begon, maar bijna niemand, in elk geval parapsychologen niet, neemt zijn resultaten nog serieus. De methode van kaarten laten raden als methode van onderzoek wordt volgens mij ook niet meer toegepast.
Ook in het boek van Rob Nanninga, Parariteiten, wordt ruim aandacht aan Rhine besteed.
Hugo says
Bewust, maar waarschijnlijker onbewust, debatteer je niet zuiver.
Elk onderzoek in de menswetenschappen kun je onderuit halen.
Een individueel onderzoek levert nooit bewijs, slechts een vingerwijzing.
Als er inmiddels honderden vingers dezelfde kant uit wijzen, kun je je afvragen of er misschien iets aan de hand is.
Je kunt natuurlijk ook elke vinger systematisch en wetenschappelijk verantwoord afhakken, dan ben je van die vraagstelling verlost.
Maar behoren vragen stellen, nieuwsgierig zijn en twijfelen niet tot de kernwaarden van een zichzelf respecterende wetenschap?
Door op voorhand de mogelijkheid van “psi” te ontkennen, ondanks de vele hardnekkige anecdotes, vingerwijzingen en subjectieve ervaringen van mensen,
zet je jezelf in mijn optiek oogkleppen op.
Dat mag, want niet veel mensen (ook op dit forum) kunnen op een volwassen
manier omgaan met cognitieve dissonantie, maar het duidt niet op enige gehechtheid aan waarheidsvinding.
En is dat nu juist niet waar het om gaat?
Helaas krijg ik op dit forum de indruk dat het wedstrijdje “Wie krijgt er gelijk” veel belangrijker wordt gevonden.
Ik betreur dat en laat het hierbij.
Gert Jan van 't Land says
Het zelfreinigend vermogen van de wetenschap is het vermogen om de werkelijkheid correct te beschrijven en verklaringen te formuleren die juist zijn. Zo weten we nu dat de aarde niet plat is en dat de zon niet om de aarde draait maar andersom. Het mooie is dat iedereen daaraan een bijdrage kan leveren, immers, aan het einde van de dag tellen alleen de feiten. Hugo kan aan dit proces een bijdrage leveren door zijn kritiek op Ritchie en Wiseman te onderbouwen met feiten. Ik herhaal mijn vraag:
In mijn artikel staat een link naar het artikel van Ritchie en Wiseman. Welk onderdeel van het artikel is niet waar? Waarom klopt de conclusie niet dat het onderzoek van Ritchie en Wiseman het ‘psi-bewijs’ van Bem onderuithaalt?
Als Hugo daartoe overtuigend in staat is, heeft hij een bijdrage aan de wetenschap geleverd en bijgedragen aan het zelfreinigend vermogen van de wetenschap.
Ik ben benieuwd.
Hugo says
Nuts!
Je weet wat dat betekent, hoop ik?
Ik geef één vingerwijzing: Bastogne.
Voor mijn inhoudelijke reactie op deze arrogante ballotage verwijs ik naar mijn eerst bijdrage aan deze discussie.
Heb je kennelijk toch niet goed gelezen!