De angst voor mogelijke schade door straling van mobiele telefonie, Wi-Fi of DECT telefoons is groot genoeg dat diverse bedrijven er beschermingsmiddelen voor op de markt brengen. Die claimen doorgaans dat hun producten de werking van de apparatuur niet verhinderen, maar je wel beschermen tegen de ‘slechte’ straling. Hoe dat mogelijk zou zijn, blijft telkens een raadsel. Hier op Kloptdatwel besteedden we onlangs bijvoorbeeld aandacht aan het bedrijf Floww, dat dergelijk producten levert.
Vorige week donderdag bracht NOS op 3 een item over een nieuw bedrijfje dat een nanofolie aan ‘t ontwikkelen is om de vermeende schadelijke straling van mobiele telefoons om te zetten in ‘harmonische’, niet schadelijke straling. Dit zou mogelijk gemaakt worden door de ontdekking van mineralen, gewonnen uit klei, die dit klusje zouden kunnen klaren.
Vrij snel kwam er veel kritiek op het item en het leidde er toe dat de uitzending gerectificeerd werd, een dag later. Terecht, want de makers van het item hadden hun huiswerk niet gedaan en waren volledig afgegaan op het verhaal van Brainport Biotech Solutions.
In hun rectificatie schrijft NOS op 3 ‘dat ten onrechte de indruk gewekt werd dat bewezen is dat straling schadelijk is‘ en linkt naar een uitstekend artikel op Wetenschap24 (“Ziek van je mobieltje?“). Dat werd geschreven na aanleiding van een minstens zo eenzijdige documentaire van Zembla. Die werd echter nooit gerectificeerd (of op zijn minst genuanceerd) en zie je nu op sites van stralingsangstaanjagers aangehaald worden als ondersteuning voor hun missie.
Hoe zit het met die mieren?
Waarom klonk het verhaal van Peter van der Vleuten, directeur van Brainport Biotech Solutions, dan toch enigszins vertrouwenwekkend? De belangrijkste reden hiervoor is, denk ik, dat hij onderzoek aanhaalde dat gedaan is bij mieren. Hij stelde dat: “[Bij langere blootstelling aan GSM straling] zien we dat mieren er ernstige pijn van hebben en dat ze er zelfs aan dood gaan uiteindelijk.” Ik heb nu dat onderzoek van dr. Marie-Claire Cammaerts, onderzoeker aan de Université libre de Bruxelles, zelf maar eens bekeken. De weergave van het onderzoek in het artikel in de Standaard (waar Gert Jan van ‘t Land zich grotendeels op baseerde voor een eerder stuk op Kloptdatwel) bleek niet zo goed; ik zal proberen het beter te doen.
Het gaat om Cammaerts, M.-C., De Doncker, P., Patris, X, et al., (2012). GSM 900 MHz radiation inhibits ants’ association between food sites and encountered cues. Electromagn. Biol. Med. 31: 151-165. In eerder onderzoek had Cammaerts beschreven hoe je mieren kunt trainen met visuele stimuli en geurstimuli. De mierenkolonie (die bestaat uit een aantal glazen buisjes) leeft in een plastic bak en wordt gevoed met dode kakkerlakken. Voor de training wordt er een groene holle kubus in de bak geplaatst waarin het voedsel (vlees) wordt gestopt. Het idee is dat de mieren de groene kleur van de kubus gaan associëren met het aantrekkelijkere voedsel. Getest wordt dat door de mieren in één arm van een Y-vormig apparaat te plaatsen, waarna de mier kan kiezen uit een arm die met een groen poortje is gemarkeerd of de andere, ongemarkeerde arm. Dit doe je dan telkens voor een aantal mieren per kolonie en je kijkt hoeveel er kiezen voor de ‘groene arm’. Als de training slaagt, zie je telkens meer mieren die kant kiezen. Een zelfde soort training wordt gebruikt om de mieren te conditioneren met de geur van venkel.
Blijkbaar was gebleken dat het goed mogelijk is om de mieren op deze manier te trainen. Het idee voor de studie in kwestie was om te kijken wat voor invloed blootstelling aan een GSM-signaal zou kunnen hebben op het leervermogen van de mieren.
Uitvoering en resultaten van de studie
Mieren in zes kolonies werden eerst getraind onder continue straling van een apparaat dat een GSM-mast nabootst. Andere stralingsbronnen waren er niet. De achtergrondstraling in het laboratorium was immers zo zwak dat het bijna niet mogelijk was met een gsm-toestel te bellen … ja, dat staat er echt: ‘the electromagnetic field background in the laboratory was very weak, so weak that it was nearly impossible to phone using a GSM‘. Maar dat zegt natuurlijk alleen iets over de afscherming van een mobieltje ten opzichte van de zendmasten buiten het laboratorium. Nou ja, laten we niet meteen op elke slak zout leggen en verder kijken.
Het resultaat was heel anders dan bij de training zonder zo’n stralingsbron. Er leek geen enkel effect van de conditionering op te treden. Daarna kregen ze rust van de straling en dan wederom training, maar nu zonder straling. Het leereffect trad nu wel op, hoewel minder dan verwacht op grond van de vorige studie. Daarna weer training mét straling en verhip, het effect verdween weer.
De cijfers zijn te mooi om waar te zijn
De tabel hierboven suggereert dat er in de trainingsperiode mét GSM-straling niets geleerd werd en laat zien dat er in die 36 testen (het eerste blok getallen na ‘Control’) alleen maar waarden tussen de 8 en 11 voorkwamen. Als we ook de waarden meenemen van Tabel 1 (de geurtest) wordt dat al 72 keer keer alleen maar waarden tussen de 8 en 11. Een waarneming onder omstandigheden waarvan je aanneemt dat er geen voorkeur zou bestaan voor het kiezen van de ene Y-arm boven de andere, kun je vergelijken met het opgooien van een munt. Een cel in de tabel is dan het totaal van het aantal keer munt (als we dat even als de ‘beste’ keuze beschouwen) dat je krijgt na 20 keer gooien.
De uitkomst daarvan is gemiddeld 10, maar de spreiding is vrij groot, groter dan menigeen denkt. De kans dat er onder die 72 waarnemingen geen waarden zouden voorkomen kleiner dan 8 of groter dan 11 is nihil (ongeveer 7,7 x 10-16)! Zijn die mieren onder invloed van GSM-straling opeens in staat tot statistische wonderen? Vast niet. Ook als je de cellen bekijkt waarin de zender uitstond, moet de conclusie luiden dat de variatie in de getallen veel te klein is om geloofwaardig te zijn. Hoe kan dit?
Misschien zijn de waarnemingen toch niet zo onafhankelijk van elkaar als in eerste instantie gedacht. Er werden telkens 20 mieren uitgekozen voor een test, maar die werden getrokken uit de 20 à 30 die op dat moment aan het foerageren waren. Stel nu dat dat ongeveer het totaal aantal mieren is dat überhaupt foerageert, dan zitten er bij de tests telkens veel dezelfde mieren. En als we nu eens bedenken dat mieren (vóór conditionering) al een voorkeur hebben voor ‘groen’ of juist een afkeer daarvan, dan is het wat aannemelijker dat de spreiding zo laag is. Het effect van de GSM-straling moet dan wel heel anders geïnterpreteerd worden, misschien juist als bescherming tegen het ‘omkeren’ van de aangeboren voorkeur. Leuk idee, maar heel onwaarschijnlijk, en ook voor die suggestie is de variatie, denk ik, veel te klein. Het is dan bijvoorbeeld wel heel toevallig dat die verhouding van de voorkeuren (‘groen’-‘niet groen’ en ‘venkel’-‘niet venkel’) in alle zes kolonies zo gelijk was.
Bias?
Er blijft volgens mij (naast het compleet verzinnen van de cijfers, waar we natuurlijk niet te snel van uit moeten gaan) maar één serieuze optie over: bias bij de onderzoeker. Heeft Cammaerts de resultaten bewust of onbewust een beetje bijgestuurd? Daar zijn twee mogelijkheden voor. In de eerste plaats bij de selectie van de mieren voor iedere test. Dit zal echter niet zo’n invloed hebben omdat er telkens maar 20 à 30 mieren waren waaruit er 20 gekozen moesten worden. En de mieren werden niet gemerkt, dus hoe zou je de ‘goeden’ er uit moeten pikken?
De meer voor de hand liggende mogelijkheid ligt bij het vastleggen van de keuze van een mier voor de ene of andere arm van het Y-vormige apparaat. Die keuze is namelijk niet gedefinieerd als de arm waar de mier uiteindelijk in uitkomt, maar als de ‘eerste’ keuze. Dus als een mier in eerste instantie een stukje de ‘groene’ arm inloopt, zich dan bedenkt, terugloopt en de andere arm kiest, telt Cammaerts die toch als een succes. Deze manier van scoren maakt het wel erg makkelijk om de ‘gewenste’ resultaten te verkrijgen. Ook omdat er volstrekt niet geblindeerd is en alle testmieren van één kolonie na elkaar aan de beurt komen. Waarom ik de mogelijke bias zo stellig bij Cammaerts neerleg en niet ook bij haar co-auteurs ? Dat komt omdat ze zelf in het artikel het volgende schrijft:
Note that the observations were made by the first author for avoiding, to the co-authors, healthy [sic] problems caused by the exposure.
Eh, dus Cammaerts deed alle metingen in haar eentje, zodat haar mede auteurs niet te hoefden te worden blootgesteld aan … ja, aan wat eigenlijk? Als de omstandigheden zo vergelijkbaar waren met de straling van GSM-masten in de echte wereld, dan was die zorg toch een beetje overbodig? Of zouden die co-auteurs buiten het lab constant in kooitjes van Faraday rondlopen? Of slaat de genoemde blootstelling op iets heel anders? Het risico van gebeten worden door de mieren, ofzo?
Publicatie van het artikel
Kortom: een studie die veel vragen oproept over de uitvoering en het verbaast me niet dat die eerst door twee tijdschriften werd afgewezen. Je kunt daarin natuurlijk ook een complot zien van de gevestigde wetenschap, die dit soort onwelkome studies buiten de deur zou willen houden, maar het lijkt me eerder dat de editor en reviewers van Electromagnetic Biology and Medicine niet zo hebben zitten opletten. Anders hadden ze het volgende stijlbloempje er ook wel uitgevist voor publicatie (gele arcering door mij):
Er staat nog een stuk in het artikel over de toestand van de zes mierenkolonies ná alle tests. Die was niet best: veel dode mieren en ongebruikelijk gedrag. Dat in vergelijking met andere kolonies in het lab die nooit waren blootgesteld aan straling (die was in het lab immers heel laag, weet u nog?). Hier duidt Van der Vleuten waarschijnlijk op in zijn geciteerde uitspraak. Maar dit zou natuurlijk ook iets te maken kunnen hebben met de vindplaats van deze zes kolonies, of iets anders in dit experiment dat deze kolonies onderscheidt (de ventilator misschien toch?). De auteurs trekken al te gemakkelijk de conclusie dat de invloed van de straling overduidelijk was. Het was niet in de opzet van het onderzoek opgenomen, maar had natuurlijk makkelijk alsnog getest kunnen worden (ook zonder al dat conditioneren en testen).
Nieuwe mierenstudie
Maar het verhaal van Van der Vleuten lijkt ook gebaseerd op een nieuw onderzoek van Cammaerts, dat nog gepubliceerd moet worden (Cammaerts M.-C., Rachidi Z., Bellens F &. De Doncker P. 2012. Responses to pheromones and food collection in an ant species under the influence of electromagnetic waves. Electromagnetic Biology and Medicine. In press.) Desondanks kunnen we uit de presentatie die op de website van Brainport Biotech Solutions staat toch een idee krijgen waar dat onderzoek om draait. De beweeglijkheid van de mieren wordt gemeten onder verschillende omstandigheden en dat levert dan tabellen als de volgende op:
Hoe ze precies aan die cijfers komen, kan je hier niet aan zien. Daarvoor moeten we waarschijnlijk wachten op de publicatie. Maar het is volgens mij een poging om weer te geven hoe ‘chaotisch’ de mieren lopen. Hieronder staan afbeeldingen die een indicatie geven van hoe verschillend die wandelingetjes er uit zien onder de verschillende testsituaties.
In het ‘minst erge’ geval lijken de getekende paden het minst gekruld of verward. Met een GSM die belt, lijkt het alsof de mieren de hele tijd draaien en de koers kwijt zijn. Ze komen uiteindelijk minder ver (zou dat slaan op die lagere ‘linear speed’?) en slalommen meer (is dat dan die hogere ‘sinuosity’? Normaal gesproken is Sinuosity echter een dimensieloos getal, dat de verhouding aangeeft tussen de afgelegde weg en de kortst mogelijke weg).
Ook hier is het grote gevaar weer dat de waarnemer, die niet blind is voor de omstandigheden, de paden op een bepaalde manier overtrekt en de mieren niet echt willekeurig kiest. Dit zou wel opgelost kunnen worden door videobeelden te maken, de selectie van de mieren echt te randomiseren en de paden te laten tekenen door iemand die niet weet onder welke omstandigheden de videobeelden zijn gemaakt. Maar of dat gebeurd is, vraag ik me af.
Nog even terug naar die nanofolie
Het verhaal van die mieren is één ding, maar of je daaruit überhaupt conclusies zou kunnen trekken voor de mogelijke schadelijkheid van straling voor mensen is een andere. Waarom die nanofolie hierbij van dienst zou kunnen zijn , is weer een heel andere vraag: wat moet die eigenlijk doen? Brainport Biotech Solutions vat het zo samen:
Wij hebben, met behulp van nanotechnologie, een materiaal ontwikkeld dat willekeurige straling omzet in coherente straling van relevante frequenties. De door dit materiaal uitgezonden golven herstellen de coherente kwantum resonanties van gestructureerde watermoleculen in het organisme. Dit werkt zeer effectief, daar 99% van ons lichaam uit watermoleculen bestaat.
Die (ogenschijnlijke) willekeurigheid in de GSM-straling is volgens mij juist de informatie die overgestuurd wordt. Als je die straling dus al ‘glad’ zou kunnen strijken tot ‘mooie harmonieuze coherente’ straling, verlies je dus de mogelijkheid van informatieoverdracht, waar het bij bellen natuurlijk allemaal om te doen is.
Links:
- Afbeeldingen en tabellen uit de presentatie “Summary Effects of electromagnetic waves on movement of ants” (downloadlink) van Brainport Biotech Solutions.
- Het NOS op 3 item is terug te zien via http://nos.nl/uitzendingen/6432-nos-op-3-2-januari-2013.html vanaf 5:27. Op de site van Brainport Biotech Solutions staat het item ook, zonder verwijzing naar de rectificatie
- De rectificatie van NOS op 3 Rectificatie: item over nano-filter te kort door de bocht
Willem-Jan says
Hmm, volgens klopt het rekensommetje 22/7 = 3.1416 niet helemaal! Zit wel een gedachte achter, maar hij had op z’n minst een ‘is ongeveer’ tekentje moeten gebruiken. Zie verder ook hier: http://en.wikipedia.org/wiki/Proof_that_22/7_exceeds_π
Shan-Hwei Nienhuys-Cheng says
[Mod edit: deze reactie is geschreven door Jan Willen Nienhuys]
De maker van het folie zal wel gedacht hebben coherent = harmonisch = mooi.
Maar harmonisch in ‘harmonische trilling’ betekent dat de grafiek van de trilling een sinuskromme is, en dat er dus maar 1 frequentie in het signaal zit. Als de grafiek wel periodiek is, maar geen sinuskromme, dan bestaat het signaal uit een harmonische grondtoon plus een aantal (in principe zelfs een zeer groot aantal) zogenaamde harmonische boventonen, dus tonen waarvan de frequentie 2, 3, 4, 5 enz. maal de grondtoon is, eventueel nog met faseverschuivingen die per boventoon verschillend kunnen zijn.
In de altogenezerij heb je bioresonantie en MORA-therapie en aanverwanten, daar heeft ‘harmonisch’ ook ongeveer die betekenis: het signaal dat met slechte kwaliteit apparatuur wordt afgeleid van de ‘patiënt’ bestaat uit een tamelijk sterk signaal van de velden van de het elektriciteitsnet (50 trillingen per seconde) plus allerlei ruis. Dat 50 hertz-signaal is dan ‘harmonisch’ (= de grafiek is een nette golflijn oftewel een sinus) en ruis is in grafiekvorm een volkomen onregelmatige vorm.
coherent betekent dat alle golfjes gelijk opgaan, en in termen van denkbeeldige grafieken van het golfverschijnsel: de golf is heel precies een sinusvorm en wel vele miljoenen golfjes achter elkaar.
In termen van geluid in plaats van elektromagnetische golven: het geluid van een orkest of misschien een roezemoezende menigte wordt omgezet in het zuivere geluid van een stemvork. Dat kan toch niet?
Zoiets kan wel als je maar algemeen genoeg denkt. Dat is namelijk wat er in een laser gebeurt: de ruimte waar de laserstraal gevormd wordt, ontvangt intense straling of andere vormen van energie, de atomen of moleculen worden aangeslagen, en raken vervolgens hun energie weer kwijt. Ik denk dat de hoeveelheid energie die ingestraald wordt veel en veel meer is dan de energie van de uittredende bundel coherente straling. In elk geval is een laser een ingewikkeld apparaatm niet zomaar een plaat
materiaal waar je aan de ene kant incoherent licht tegenaan schijnt dat er dan coherent aan de andere kant uitkomt.
Het folie is natuurlijk nep.
AAtsouPier says
En ik maar denken : Wat leuk dat mevrouw Nienhuys ook meedoet !
Hans1263 says
Dat over mw. Nienhuijs dacht ik ook en ik schoot ervan in de lach.
Iets anders: ik weet weinig over mieren, maar zouden die niet een geurspoor nalaten? Dat zou natuurlijk behoorlijk van invloed kunnen zijn als je het Y- stukje meermalen gebruikt in plaats van steeds weer een nieuw Y-stukje per individuele mier. De proefopzet ziet er nogal armetierig uit. Ik lees hierboven niets over steeds weer nieuwe Y-stukjes. Maar misschien vermeldt het originele artikel dat wel?
Pepijn van Erp says
In het artikel staat dat telkens als een mier de test had gedaan, de bodem van het Y-geval opnieuw met talk werd bestrooid en willekeurig het poortje (of de geur) in de linker of rechterarm werd aangebracht.
Hans1263 says
Misschien is dat voldoende, misschien ook niet. Talk is in zuivere vorm volstrekt reukloos; waarom werd er eigenljk talk aangebracht? Kunnen mieren na het aanbrengen van talk niet meer hun voorgangers ruiken? Ik geloof het niet zonder meer. En als willekeurig het ene poortje of het andere wordt betalkt, dan blijft er toch geur over in het andere poortje? Kortom, een nogal amateuristisch aandoend proefje dat mogelijk meer vragen oproept dan het beantwoordt. Ik was er aan de universiteit niet mee weggekomen tijdens mijn opleiding.
Ragnar764 says
De post die Mw Nienhuys hier namens haar echtgenoot heeft geschreven is voor een leek toch niet te volgen. Of ligt dat nu aan mij.
Renate1 says
Welnee, het is best te volgen hoor en op m’n eind-examen mavo had ik maar een 6 voor natuurkunde.
Ragnar764 says
Daar was ik al bang voor, dan moet ik maar wat lessen bij JW gaan volgen. 🙂
Verbazingwekkend dat je mieren kunt trainen, conditioneren?, de voorkeur of afkeer van mieren voor groen?, hoe pik je de goede mieren eruit?
Dan nog het verhaal dat willekeurige straling omgezet wordt in coherente straling van relevante frequenties, klinkt geweldig trouwens, wat door PvE ontkracht wordt met het gegeven dat de informatieoverdracht onmogelijk wordt gemaakt met coherente straling maar daar heeft de gemiddelde beller toch helemaal geen enkel benul van.
ik heb thuis een DECT telefoon en stuitte nu weer op deze link, let wel, het basisstation blijft continue vrolijk doorzenden, daar wist ik helemaal niets van, ik had em gekocht omdat ik niet afgeluisterd wilde worden, vandaar waarschijnlijk dat ik de laatste tijd af en toe wat last heb van oorsuizingen.
http://www.stopumts.nl/doc.php/Veel%20gestelde%20vragen/99/redir
Maar een dergelijk verhaal zoals vermeld in bovenstaande column zal wel weer zeer veel mensen over de streep trekken, jammergenoeg, goede zaak dat Skepsis inzake deze dubieuze praktijken flink aan de weg timmert, maar het zou misschien wat meer in Jip en Janneke taal moeten, zodat mensen die niet zo natuurkundig onderlegd zijn ook het ook enigszins begrijpen en er niet snel overheen gaan lezen, dat zou qua voorlichting en preventie veel meer effect sorteren. .
regenworm says
Op de plaatjes (Figure 4, A, B) zie je overal in de lab-schalen zwarte puntjes. Zijn er echt zo vele mieren uit de test-apparatuur ontsnapt? Wat een rommel. Of hadden ze die schalen ervoor voor muizen-experimenten gebruikt? (-;
Pepijn van Erp says
Die mieren lopen gewoon rond in die bak. Bij het testen wordt er telkens één uitgepikt en in de Y gestopt en dan gaat ie tijdelijk in een doorzichtige bekertje totdat er 20 zijn geweest.
Dennis says
Iemand zou het experiment gewoon eens over moeten doen. Met *zulke* duidelijke resultaten is het gemakkelijk genoeg onderuit te halen door een fatsoenlijke test opstelling. Het lijkt me een stuk overtuigender dan een artikel wat toch in feite al uitgaat van “de uitkomst kan niet waar zijn, en hier zijn wat theorieen”. Ik ben het van harte eens met die eerste zin, en het leest heerlijk weg, maar argumentatie is het toch echt niet.
Pepijn van Erp says
Ik hoop niet dat mijn stuk zo overkomt dat ik er bij voorbaat al van uitging dat het mierenonderzoek ‘niet waar’ kon zijn, ongeacht wat ik zou aantreffen. Pas toen ik dit stuk al grotendeels geschreven had, drong het tot me door dat de genoteerde aantallen een statistisch mirakel zouden inhouden, als je de hypothese en de gedachtegang van de auteurs volgt en er van uitgaat dat alles precies zo is gegaan als opgeschreven in het artikel. Die andere ‘theorieën’ zijn een poging (die mijns inziens niet voldoet) om een verklaring te bedenken voor die cijfers zonder uit te gaan van denkfouten, blunders of erger. Ik houd me aanbevolen voor een verklaring die wel voldoet.
frankeren says
Hoe vaak wordt een onderzoek (door een ander) herhaald om de resultaten te reproduceren? Met andere woorden hoeveel “wetenschap” is eigenlijk nooit bevestigd? Hoeveel false positieven zitten daartussen?
Waren de onderzoeken van Stapel eigenlijk ooit overgedaan?
Of wordt dat alleen gedaan als er zeer grote economische belangen bestaan, zoals bij de koude fusie destijds? Ik snap wel dat het prijzig is maar het zou wel leerzaam zijn als elke student eens een bestaand onderzoek via analyse moet proberen onderuit te halen of fysiek over te doen.
Hans1263 says
@Frankweten: In bèta- studies is het heel gewoon eindeloos allerlei proeven ‘over te doen’. Alleen op die manier krijg je het in de vingers.
Dennis says
Nee hoor, je stuk komt prima over. Beter had ik zelf meer nadruk gelegd op hoe heerlijk het weg leest.
Ik wilde vooral opmerken dat uiteindelijk een poging to reproduceren de beste manier zou zijn dit onderuit te halen. Jouw verhaal blijft ook dan nog relevant. Na zo’n experiment komen dezelfde vragen weer bovendrijven: Waar komt die bizarre uitslag van het originele experiment dan vandaan?Bedankt voor je artikel!
Pepijn van Erp says
Ok 🙂 ik moet wel bekennen dat ik me er even overheen moest zetten om het artikel echt goed te bekijken nadat ik stuitte op dat ‘Pius =22/7’ . Maar ik bedacht me dat niet echt iets zei over het experiment, meer over de zorgvuldigheid van de onderzoekers en/of reviewers en editor.
Het ‘resultaat’ dat ons zou moeten verontrusten , is de observatie dat de 6 kolonies het na de testen veel slechter leken te doen dan niet blootgestelde kolonies. Dát zou ik dan gaan onderzoeken en dat lijkt me heel simpel. Waarom ga je dan met die ‘kringelpaadjes’ aan de gang, als het zou moeten gaan om tellen van dode mieren? Ik vermoed dat de verschillen bij ‘herhaling’ van die simpele test niet aantoonbaar bleken met dat simpele lijkentellen en dat er toen gezocht is naar een ander criterium om een verschil te vinden. Maar echt kan ik dat natuurlijk pas beoordelen, mocht het artikel gepubliceerd worden.
Mopje says
“Waarom ga je dan met die ‘kringelpaadjes’ aan de gang, als het zou moeten gaan om tellen van dode mieren?”
Dat intrigeert mij juist mateloos. Ik hoop ook dat er video van komt dat is er voor uitgevonden. Ik vraag me af waarmee ze die mieren overzetten, een waterpomptang of iets dergelijks?
Dennis says
Bij die plaatjes van de mieren “sporen” moet ik eventjes vluchtig aan Emoto denken. Ook zo’n geval waar een bijna esthetisch oordeel toegeschreven wordt aan iets wat onmogelijk een oorzakelijk verband kan hebben met het ontstaan van het beoordeelde. Hopelijk is men zich bij deze aankomende publicatie voldoende bewust van die valkuilen…
frankeren says
Proeven overdoen heb ik ook gedaan, maar dat zijn van die platgetreden paden waarbij je de uitkomst allang weet. De echte uitdaging is een nieuwe onderzoeksuitkomst te beproeven.
Daarom vraag ik me af hoeveel onderzoek nooit wordt gereproduceerd. Wie durft de onderzoeken van de fameuze Stapel te reproduceren zonder het verwijt te krijgen dat je openlijk twijfelt aan de integriteit van Stapel? Als reproduceren/analyseren van net verschenen onderzoek een verplicht onderdeel van de studie is, vervalt de beschuldiging van twijfel aan de integriteit van de fameuze Stapel.
Jan Willem Nienhuys says
Wie zich voor raadselen gesteld ziet bij de term sinusgolf of iets dergelijks, moet
maar even kijken op http://nl.wikipedia.org/wiki/Sinuso%C3%AFde .
Op het tweede plaatje aldaar zie je een groene en een rode golflijn. Die zien er eender uit,
behalve dat je de een uit de andere kunt krijgen door te verschuiven, in dit geval: de groene lijn
krijg je uit de rode lijn door de rode lijn naar links te schuiven over een afstand van een half pi.
Als je de rode grafiek over een willekeurige afstand verschuift, noemen we de verschuivingsafstand
de fase (ik doe nou maar even niet moeilijk over min-getallen; wie die niet snapt moet het maar
vragen).
Als je van allerlei eenvoudige trillende systemen (een massa die hangt aan een spiraalveer, of een gewone slinger met een kleine uitwijking) de uitwijking als functie van de tijd in grafiek brengt, krijg je een dergelijke grafiek. De eenheid op de horizontale as is dan natuurlijk niet 1 maar de trillingstijd gedeeld door twee pi.
Bij een gewone slinger klopt het niet exact (de trillingstijd hangt ook nog af van de uitwijking) en onze landgenoot Christiaan Huygens, dezelfde die het slingeruurwerk uitvond, heeft daar een trucje op bedacht. Dus als je snapt wat het verband is tussen zo’n golflijn en trillingen, dan weet je al bijna net zoveel als de wis- en natuurkundigen van de 17de eeuw.
Dat is natuurlijk heel geavanceerd.
Ragnar764 says
Zich het kennisniveau aanmeten van de wis- en natuurkundigen van de 17de eeuw, afijn, het is in ieder geval een eerste stap. 🙂
Dennis says
“Nieuwsbericht”: GSM straling stimuleert mieren tot werken.
Onderzoekers ontdekten dat mieren zonder straling langer apathisch voor zich uitstaarden tijdens het wandelen, terwijl zij zich bij toevoeging van de GSM straling vol passie storten op hun taak: het systematisch afzoeken van de bodem naar voedsel ten bate van de hele kolonie.
“Nieuwsbericht”: GSM straling is muziek voor mieren.
Onderzoekers hebben eindelijk ontdekt op welke manier mieren van muziek kunnen genieten. Vol overgave probeerden de mieren te dansen op de voor hen ongetwijfeld prachtige muziek die de GSM straling veroorzaakte.
“Nieuwsbericht”: GSM straling dwingt wetenschappers tot onzinnige conclusies.
Gebleken is dat bepaalde wetenschappers zodra experimenten met GSM straling plaats vinden, plotseling, zonder dat verder ergens op te baseren, conclusies proberen te trekken uit eigenschappen die op veel te veel onbekende factoren gebaseerd kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld het het aantal rondjes dat door een mier gelopen wordt.
Tot zover de berichtgeving vandaag.
Boris van Etteren says
Ik denk niet dat het onderzoek goed is uitgevoerd. Ik denk dat de mieren nog enigszins de voorgangers konden ruiken. De talk zal waarschijnlijk niet overal evengoed aangebracht zijn. Zo’n proef moet meerdere malen herhaald worden om echt conclusies te kunnen trekken. Bij nieuwe mobiele telefoons zal het bovendien weer net wat anders gaan als die op 4G gaan werken.
Maarten Koller says
Ik vraag me ook af of er ooit onderzoek naar gedaan is of het aanbrengen van talk een goede methode is om de geursporen van mieren uit te wissen.
2013/1/25 Disqus
Pepijn van Erp says
Dat zou niet moeten uitmaken als het gebeurd is zoals in het artikel beschreven: het groene poortje (of de geur) werd telkens na het testen van één mier opnieuw willekeurig geplaatst.