Het is weer raak op de Radboud Universiteit in Nijmegen. Was er vorig jaar ophef over een bedroevend slecht proefschrift over acupunctuur, dit jaar trakteert de universiteit ons op een promotie op andere pseudowetenschappelijk gebied, het Enneagram. Het Enneagram Model onderscheidt negen persoonlijkheidstypen en is volgens sommige beoefenaars gebaseerd op eeuwenoude soefiwijsheid. In de Verenigde Staten, maar ook in Nederland heeft het Enneagram inmiddels een plekje veroverd in het brede spectrum aan methodes voor persoonsontwikkeling, coaching en management. En dat terwijl er nauwelijks wetenschappelijk bewijs is voor de beweringen die eraan worden opgehangen.
Volgende week, op dinsdag 26 september, zal Claudia Hoekx aan de Radboud Universiteit (RU) promoveren op een proefschrift over de gebruikswaarde van het Enneagram. Wie verwacht dat haar onderzoek duidelijkheid verschaft over de (pseudo)wetenschappelijke status van het Enneagram, komt bedrogen uit, zal ik maar vast verklappen. Voor een korte uitleg over wat het Enneagram Model (EM) inhoudt en wat de ontstaansgeschiedenis is, verwijs ik de lezer naar het artikel dat Rob Nanninga in 2000 in Skepter schreef: Occulte karaktertypen – De doodzonden van het enneagram (Skepter 13.2, 2000)
Buitenpromovenda
Hoekx is aan haar onderzoek begonnen na een master Religiestudies aan de RU. Haar belangrijkste motivatie om iets met het EM te doen, lijkt te schuilen in mogelijkheid er ook spirituele zaken aan op te hangen.
Haar promotietraject verliep niet bepaald vlekkeloos. In een artikel in het universiteitsmagazine VOX van april 2016 over buitenpromovendi, wordt ‘haar geval’ naar voren gebracht. In eerste instantie was hoogleraar Peter Nissen haar promotor, maar daar raakte ze mee in conflict over de te bewandelen weg in haar onderzoek. Paul van der Velde, net als Nissen hoogleraar aan de Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen aan de RU, werd haar nieuwe promotor, en aan Nyenrode Business University werd prof. dr. Rob Blomme gevonden als tweede promotor. Van der Velde gooide echter in september 2015 de handdoek in de ring, omdat hij niet zag hoe de insteek van Hoekx ooit tot een verdedigbaar proefschrift zou leiden. In ieder geval niet onder zijn begeleiding: “vastgelopen op de alom aanwezige normativiteit van de onderzoekster” en “nog steeds geen heldere kritisch-afstandelijke vraagstelling”.
Uiteindelijk is er, nu aan de Faculteit Managementwetenschappen, dan toch iemand gevonden die Hoekx naar de eindstreep heeft weten te begeleiden: prof. dr. Willem de Nijs, hoogleraar emeritus Strategisch Personeelsmanagement. Het traject resulteerde in een lijvig proefschrift van meer dan 400 pagina’s met als titel “The usefulness of the Enneagram model in The Netherlands”.
Wetenschappelijk basis voor het Enneagram model?
In haar proefschrift inventariseert Hoekx eerst wat er al zoal aan onderzoek is verschenen op dit gebied en vindt onder andere de doctoraalscriptie van Martijn Cremers (Tilburg University, 2005). Cremers onderzocht of je het EM terug kunt vinden in een ander persoonlijkheidsmodel:
Het FFM – Five Factor Model – is een algemeen geaccepteerde indeling voor de persoonlijkheid. In essentie draait persoonlijkheid om stabiele eigenschappen aangeduid als de ‘Big Five’: Dominantie, Altruïsme, Consciëntieusheid, Neuroticisme en Openheid.
Cremers’ conclusie luidt:
De basis – negen types en drie emotiecentra – van het Enneagrammodel is niet als zodanig terug te vinden. Er zijn aanwijzingen dat er samenhang is tussen de Enneagramtypes en de bijbehorende emotiecentra. Tevens zijn er samenhangen tussen de Enneagramtypes en de FFM variabelen.
De afsluitende paragraaf van Cremers’ scriptie bevat een aangename verrassing:
In mijn voorwoord heb ik geschreven dat ik aan de ene kant de critici van het model meer helderheid en duidelijkheid over het Enneagram wil bieden en aan de andere kant het met ze eens ben dat er een wetenschappelijke basis nodig is. Ik wil me daarom tot besluit aansluiten bij de scepticus Nanninga (juni 2000, www.skepsis.nl)
“Bestudering van het Enneagram hoeft niet bij voorbaat nutteloos te zijn. Het kan ons bewust maken van bepaalde verschillen tussen mensen, het kan begrip kweken voor het gedrag van anderen, het kan een manier zijn om orde te scheppen in de chaos, of het kan ertoe bijdragen dat we beter naar onszelf gaan kijken en misschien pogingen ondernemen negatieve aspecten te veranderen. Het lijkt mij echter verstandig om zulke doelen met wat minder occulte en meer wetenschappelijke middelen na te streven.”
Hoekx negeert dit onderzoek net niet helemaal, maar wijst liever op oudere (Amerikaanse) studies die zouden laten zien dat het EM wel terug te vinden is in andere persoonlijkheidsmodellen. Ze vergeet op te merken dat de persoonlijkheidsmodellen die daarbij als referentie gebruikt werden (o.a. Myer-Briggs Type Indicator) op zichzelf ook geen beste wetenschappelijke status hebben, in tegenstelling tot het FFM wat Cremers gebruikte.
Erg grondig blijkt Hoekx overigens niet te werk gegaan bij het opsporen van die andere proefschriften. Van de oudste studie (Wagner, 1981), die naar dit aspect van het EM kijkt merkt ze op: ”The preview could not make clear to the researcher whether this study was done qualitatively or quantitatively in 1981,[..]”. Bij haar literatuurverwijzing geeft ze een ellenlange link naar waar ze dit stuk vandaan heeft en daar staat inderdaad alleen een ‘preview’ van de eerste 24 pagina’s. Ik vond echter in drie muisklikken een pdf van de hele dissertatie. Snel doorscrollen laat zien dat Wagner het kwantitatief aanpakt, maar daarbij ook nauwelijks oog heeft voor het gevaar van meervoudig toetsen bij het aanwijzen van significante verbanden.
Al deze onderzoeken mogen dan, als we statistische onvolkomenheden even door de vingers zien, aantonen dat het EM intern consistent is, en betrouwbaar in de zin dat het EM type van personen nauwelijks verandert. Maar dat betekent nog niet dat het model ook een bruikbaar model is voor wat je er mee wilt doen. Volgens Nanninga in Skepter:
De waarde van zulke persoonlijkheidsprofielen is nogal beperkt omdat ze slechts in geringe mate correleren met het feitelijke gedrag. Dit gedrag is niet consistent en hangt in hoge mate af van de situatie. Als we weten dat iemand een ander heeft geholpen, kunnen we daaruit gewoonlijk niet afleiden dat hij onder andere omstandigheden eveneens hulp zal bieden.
Sociaal-constructivisme
Voor Hoekx lijkt de afwezigheid van zo’n wetenschappelijk fundament sowieso niet een heel belangrijke kwestie. Ze laat immers zien dat de onderzoeken die positief uitpakken voor het EM gebaseerd zijn op telkens andere invullingen van het EM, zodat het maar de vraag is of je kunt spreken van een groeiende verzameling aan bewijs dat steeds sterker wijst op de correctheid van het model. En de enige studie die in Nederlandse context is uitgevoerd, waarbij een wetenschappelijk geaccepteerd referentiemodel werd gebruikt, pakt negatief uit. En dan schrijft ze:
A topic that is raised by this, is: wat [sic] is the ground on which one decides that a model is a model in scientific research? In the discussed EM studies, this has been done mainly in a quantitative way. This method could be outdated. For example, the fact that people consider a model as a model is in socio-constructivist research sufficient to speak of a model as a model. From a social-constructivist point of view , the validity of a model is not something that is absolute, but something that users grant. However, the EM has not been investigated according to this paradigm.
Hoekx legitimeert haar onderzoek door te wijzen op het feit dat het EM in Nederland al veel wordt gebruikt, maar de vraag of dat gebruik zelf legitiem is op grond van het beschikbare wetenschappelijk bewijs voor het EM verwaarloost ze.
Over haar onderzoeksopzet:
The research design was based on social constructivism on methodological grounds because a realistic EM research design was not seen as the most realistic option. This implied that logically seen the attitude of the researcher was subjective, the epistemology relativistic, the methodology qualitative, and the research question was an open question.
Dit onderzoek bestaat naast het literatuuronderzoek wat ik kort besprak, uit het analyseren van interviews met coaches die jarenlange ervaring hebben in het gebruik van het EM, en managers die het EM toepassen in hun omgang met personeel.
Ondanks het beroerde Engels is het literatuuronderzoek nog best leesbaar. Deze status quaestionis is een cadeautje van Hoekx, en eigenlijk overbodig voor haar onderzoek. Ten eerste omdat er geen eerder EM onderzoek gedaan is in de Nederlandse context (hier negeert ze Cremers dus bewust, omdat dat geen dissertatie betreft, maar ‘slechts’ een doctoraalscriptie). En ten tweede omdat zoiets overbodig is in die sociaalconstructivistische opvatting van wetenschap bedrijven, waarin de onderzoeker vooral lekker blanco moet beginnen met zich onderdompelen in het onderzoek.
Wanneer Hoekx het heeft over de twee paradigma’s waarmee je volgens haar wetenschap kunt bedrijven, haak ik bijna voorgoed af. De ene, waar skeptici mee uit de voeten kunnen, gaat uit van een objectivistisch wereldbeeld, een realiteit die er ook is als we zelf niet kijken. In het sociaalconstructivistische paradigma komt kennis alleen tot stand middels interactie en is alles subjectief. [*] Het levert proza als dit op:
The objective in social constructivist research is not to identify the absolute truth, but to identify a phenomenon in such a way that the layering of the meaning of a construct, like the EM usefulness, is mapped although it is on forehand space-time limited. ‘Facts’ in social-constructivist research only have meaning in a network of research values. Knowledge claims are by definition context dependent and cannot be generalized. An important criterion for this kind of research is not causality as in realistic research, but the viability of knowledge. Viability implies the value the research has for science and society, for example: in enlivening a public debate or for policy making.
In other words, if the EM usefulness is examined in a social-constructivist paradigm, then research results can be seen as interpretation of interpretations that map the layering of the construct EM usefulness. The results have sense in a network of research values that are societally more or less viable.
Na het lezen van dergelijke teksten, vroeg ik me af waarom Hoekx eigenlijk zo graag wilde promoveren. Maar na even nadenken, begreep ik het wel: zo’n promotiebul kun je natuurlijk zien als een interpretatie van interpretaties die de gelaagdheid van het construct promotie aan Nederlandse universiteiten blootlegt en zo betekenis krijgt in een netwerk van onderzoekswaarden die min of meer levensvatbaar zijn gebleken in onze samenleving …
Kritiek op critici
Wat verderop in het proefschrift komen we nog een hoofdstukje ‘Criticism on the EM’ tegen waar Hoekx naast wat opmerkingen uit slechts één proefschrift (Alber, 2010) tot mijn verrassing ook nog Nanninga aanhaalt! Ik had dat eigenlijk niet meer verwacht, want een van de eerste dingen die ik deed toen ik het boekwerk in handen kreeg, was in de literatuurlijst opzoeken of zijn Skepter-artikel daar bij stond, wat niet het geval is.
Van de kritiek van Nanninga pikt ze alleen op dat de enneagramtypes “niet duidelijk [zijn] vastgelegd, zodat de auteurs niet allemaal dezelfde eigenschappen aan een type toeschrijven. Op grond van hun persoonlijke ervaringen leggen ze soms andere accenten of verbanden.” Volgens Hoekx is dat begrijpelijke kritiek, maar niet problematisch voor het EM of de toepassing ervan:
The critics formulated by Nanninga are understandable if one considers that the EM typology often is described in terms that refer to external visible behaviour while it is all about the inner drive, strategy, or worldview which underlie the outward behaviour. This inner strategy is difficult to catch directly in words, so, it has been described metaphorically. However, the metaphorical description can in various ways and that might explain the huge amount of different EM type descriptions. […]
In other words, these critics stem from the fact that the EM is entrusted to paper. Who takes orally knowledge of the EM has the possibility to feel or experience directly what kind of inner strategy is most appropriate by directly recognizing the spoken energy.
Om met de grote filosoof JC (Johan Cruijf) te spreken: “Je gaat het pas zien als je het doorhebt.” Of deze opvattingen van Hoekx nog iets met zinnige wetenschapsbeoefening te maken hebben, waag ik te betwijfelen. In plaats van te verhelderen, maakt ze steeds meer een black box van het EM, waarvan de waarde alleen maar door de beoefenaars zelf ondervonden kan worden. De critici hebben zich volgens Hoekx ook alleen maar gericht op het EM als persoonlijkheidsmodel, maar niet op EM als spiritueel model. Dat laatste is dan misschien wat Hoekx er zelf zo interessant aan vindt, maar staat nogal ver af van hoe het EM in de praktijk wordt gebruikt.
En wat is het EM dan eigenlijk als spiritueel model? Hoekx beschrijft dat je aan de negen punten waarden kunt hangen, maar met de verbindingslijnen in het schema kun je volgens haar vervolgens niets, want dat zou een hiërarchie veronderstellen tussen die waarden. De meeste lezers zullen in zo’n spiritueel EM dan ook niet meer zien dan een lijstje woorden waarbij misschien gemediteerd kan worden, het plaatje van het Enneagram is compleet uit beeld verdwenen. Maar ja, zoals Hoekx eerder aangaf, het is voldoende als de gebruikers het zelf als model opvatten om het model als model te bestuderen …
Hoekx besteedt ook nog wat pagina’s aan wiskundig gefröbel met de getallen en vormen in het Enneagram. Het paadje dat gevormd wordt door de getallen 1-4-2-8-5-7 spreekt tot de verbeelding, je kunt het terugzien in de decimale ontwikkeling van de breuk 1/7 = 0,142857142857… Als je dit vermenigvuldigt met 1, 2, 3, 4, 5 of 6 blijf je dezelfde getallenreeks tegenkomen. En dan komt een zinnetje waarbij ik zowat van de bank viel toen ik het las: “Furthermore these numbers are listed in the constant pi (π=3.142857).” Au.
Een pagina eerder poneert ze “The property of the recurring fracture occurs only in the decimal number system” wat onbegrijpelijk is (recurring fracture is geen wiskundige maar een medische term). Als er bedoeld is dat repeterende breuken alleen in het decimale systeem voorkomen is het onwaar. Voorts dateert ze de ontdekking van het decimale systeem in de 15de eeuw, waarmee ze er ongeveer een millenium naast zit. En de directe voorloper van de schrijfwijze met decimalen achter de komma zoals wij die nu gebruiken, is eind zestiende eeuw bedacht door Simon Stevin. Au, Au. Een pagina verderop blijkt ze ook al niet te weten dat het idee van een magisch vierkant is dat je het moet vullen met allemaal verschillende getallen. Driewerf au.
Nog even kort over die interviews die Hoekx afnam en analyseerde. Ze gebruikte daarvoor de Grounded Theory Approach, die als ik het goed begrijp neerkomt op het gaandeweg identificeren van begrippen en categorieën in de beschikbare kwalitatieve gegevens (zoals deze interviews) net zo lang tot je niets nieuws meer tegenkomt: er treedt saturatie op. Vervolgens kun je dan de onderlinge relaties van die gevonden begrippen verder analyseren. [*]
Wat Hoekx opviel was dat die saturatie niet op leek te treden bij de interviews met de coaches met minstens 15 jaar ervaring. Zij besloot dat het na 12 gesprekken wel welletjes was, een tamelijk willekeurig punt om haar onderzoek af te kappen. Je zou je natuurlijk ook af kunnen vragen of het uitblijven van die saturatie niet een heel sterk signaal is dat je werkelijk alles wat je maar wil aan het EM kunt ophangen (en dat dat in de praktijk ook gebeurt), en dat daarmee het model zo ‘open’ is dat het volstrekt nietszeggend is.
Promotieplechtigheid
De promotiecommissie bestaat zoals gebruikelijk aan de RU uit de (co)promotoren en nog minstens vijf personen, waaronder de leden van de manuscriptcommissie. In dit geval zit er ook niemand anders in. Alle leden van de promotiecommisie hebben dus als promotor of als lid van de manuscriptcommissie eigenlijk al hun fiat aan dit proefschrift gegeven. Er zijn blijkbaar ook geen andere experts op dit vakgebied aangezocht voor de oppositie en niemand heeft zich daar zelf voor aangemeld. De promotieplechtigheid belooft dus een gezellig onderonsje te worden. We zullen zien of er nog wat spannends gebeurt en daarover later berichten.
Twee personen uit de manuscriptcommissie komen overigens ook voor in een ander artikel dat Rob Nanninga in Skepter schreef: Spiritualiteit voor managers – Go with the flow naar Nyenrode (Skepter 20.2, 2007), het gaat om de inmiddels 93 jarige ‘honorair’ hoogleraar Paul de Chavigny de Blot en Sharda Nandram, associate professor Entrepeneurship and Spirituality, beiden aan Nyenrode Business University.
Verder hebben we dan nog prof. dr. Hans Doorewaard (hoogleraar emeritus Organisatieontwikkeling aan de RU), prof. dr. Herman van den Bosch (hoogleraar Management Education aan de Open Universiteit) en prof. dr. Teun Hardjono (hoogleraar emeritus Quality Management aan de Erasmus Universiteit). De betrokkenheid van Hardjono is enigszins opmerkelijk te noemen. Hij kwam een paar jaar terug in opspraak toen een promovendus van hem op plagiaat werd betrapt. Een van de maatregelen die de Erasmus Universiteit Hardjono oplegde, was dat hij aan die instelling geen promovendi meer mocht begeleiden en ook geen lid meer mocht zijn van een promotiecommissie. Aan de Radboud Universiteit mag hij zo’n rol blijkbaar nog wel vervullen.
Zie het verslag van de promotie:
* Voor bepaalde onderzoeken kan ik me nog wel indenken dat je het sociaal-constructivisme een zinnige aanpak is (al dan niet met die Grounded Theory Approach), maar om daarmee zaken te onderzoeken waarover in de wetenschap toch aardige consensus bestaat dat het om pseudowetenschap gaat, lijkt me erg onverstandig. Maarten Boudry en Filip Buekens lieten al eens zien dat als je sociaal-constructivisme gewoon toepast, je daarmee uitstekend bewijs kunt leveren voor de Freudiaanse psychoanalyse, wat wel aantoont dat er dan iets goed misgaat 😉
m_te_waar says
Archimedes zijn bewijs dat pi < 22/7 wordt 2300 jaar later op Nyenrode weerlegd!
Edit: die 2300 is wel een benadering.
Jan Willem Nienhuys says
Ter vergoeielijking kan worden aangevoerd dat Hoekx het waarschijnlijk heeft overgeschreven uit een boek van Don Riso en Hudson: “Enneagram basisboek” (Becht, 2000).
Althans, wanneer iemand dat zou opmerken tijdens de promotieplechtigheid, zou ze zich er zo vanaf kunnen maken.
De fout is natuurlijk dat ze beweringen van enneagrammers allemaal gelooft, en de opvatting van de enige criticus terzijde schuift die opmerkt dat al die indelingen van persoonlijkheden in types lood om oud ijzer zijn en dat de enneagrammers het niet eens onderling eens kunnen worden over wat die 1 tot en met 9 betekenen.
Het is eigenlijk een soort astrologie met negen mogelijkheden in plaats van twaalf, zoals Hans van Maanen ook opmerkt in een Volkskrant column – die ze zelfs citeert.
RV says
These critics? Is “these criticisms” niet beter?
Jan Willem Nienhuys says
Ik vind dat Pepijn nog veel te mild is over het gebrekkige Engels. Tenenknerpend Engels is beter. Op bijna elke pagina staan wel kromme en rare zinnen. In de citaten hierboven zie je al staan dat Hoekx denkt dat ‘kritiek’ in het Engels ‘critic’ is. Maar een critic is iemand die kritiek (criticism) heeft. Zo schrijft ze elders:
“The critics, that were expressed, were rather formulated ‘of a desk’, which suggests that the person in question probably did not experienced personally the EM.” (p. 156)
Als u denkt dat ik hier tikfouten heb gemaakt: nee, wat er tussen aanhalingstekens staat is letter voor letter overgenomen.
Ook is Hoekx dol op ‘forehand’, zoals in:
“it is on forehand space-time limited” (p. 126, in het citaat hierboven).
“That is the reason that on forehand conceptions of value were studied.” (p.135)
“The result is the dissertation on forehand.” (p. 28)
Vaak is van toepassing: “it becomes not clear the scientific status of the sentence”. (p. 128)
Keer op keer schrijft Hoekx “most times” als ze “meestal” bedoelt, en als ze dan een keer het woord mostly gebruikt, gaat het weer ergens anders mis:
“The EM dissertations resembled mostly to the research that had to set up.” (p. 80)
Eveneens wordt ‘onderzoek naar’ vele malen plompverloren weergegeven als “research to”. Zelfs met Google Translate krijg je niet zulk krakkemikkig Engels.
Ik moest denken aan Het Evangelie van O. Dapper Dapper (1973) door Willem Frederik Hermans die op p. 73 verslag doet van de promotie van Doctorandus Kruck:
“The Rising Question heette zijn proefschrift. Hij had het zelf in gebrekkig Engels geschreven, zodat bijna niemand Nederland zou kunnen zeggen dat hij slecht schreef en in Engeland of Amerika helemaal niemand, want ten eerste […] en ten tweede stelde het slechte Engels van het proefschrift de enkele Engelstalige lezer die er vol goede moed aan begon voor onoplosbare raadsels, omdat het Engels van de doctorandus totaal onbegrijpelijk was voor elkeen die goed Engels kende.”
Misschien kent Hoekx dit citaat ook, hoewel ze pas zes was toen het verscheen. Een “rising question” is een vraag die opstijgt. Maar van de weeromstuit doet ze het dan weer ergens anders fout:
“… the amount of Dutch EM books arose to circa one-hundred book titles.” (p. 27)
Af en toe komen Hoekx’ pretenties om de hoek kijken. Als ze bedoelt: “ik vind” of “volgens mij”, gebruikt ze telkens “in my researcher’s view” of woorden van soortgelijke strekking, waarmee ze voortdurend lijkt te benadrukken dat ze hier ‘als onderzoeker’ spreekt en niet, laten we zeggen, als kwebbeltante.
Pepijns verslag maakt duidelijk dat Hoekx niets moet hebben van het idee dat er objectieve waarheden bestaan. Naar aanleiding van Feuerbachs mening hierover poneert ze:
“the realism proved methodologically to be run out of time” (p. 68)
Sommige zinnen zijn zelfs met kennis van Nederlands niet te doorgronden:
“Islamic youth which has an average idea of violence is not that informative as the bandwidth of violence visions of Islamic youth in the case of safety policy by the government.” (p. 131)
Hier zit achter dat Hoekx’ benul van statistiek vergelijkbaar is met de stand van de wetenschap ten tijde van het verschijnen van Quetelets boek in 1835 over de “homme moyen”. Ze denkt dat kwantitatief onderzoek neerkomt op bepaling van een gemiddelde, en dat kwalitatief onderzoek ook let op de spreiding. Maar letten op spreiding is echter in de statistiek al veel meer dan een eeuw gebruikelijk. En bandbreedte (“bandwidth”) betekent zoiets als capaciteit van een informatiekanaal, en niet spreiding. Hoekx’ statistisch onbenul piept ook om de hoek op p. 102, waar ze kennelijk meent dat het gebruik van “T-test”, “Chi-square analysis” en “carry out an Anova” bepaalde onderzoekmethodieken zijn, vergelijkbaar met een longitudinaal onderzoek.
Ook, op dezelfde pagina, boezemt de frase
“… RHETI and NEO PI-R declare each other in variance respectively 62,5% and 91,5%.”
weinig vertrouwen in. Zou ze wel snappen wat het “verklaren” van varianties inhoudt?
Op p. 10 zien we al staan “what is the EM standing for” en die vraag wordt herhaald op p. 123.
Het hele hoofdstuk IV wordt gewijd aan de “blood groups in EM”. Nu associëren we bloedgroepen als metafoor in Nederland met de verschillende stromingen in het CDA, en algemener verschillende groepen geestverwanten binnen een groter geheel, maar in het Engels is deze metaforische betekenis volgens mij onbekend. De Engelse lezer zal zich verbijsterd afvragen of het hier misschien gaat over het Japanse idee dat bloedgroepen iets met de persoonlijkheid te maken hebben.
Hoekx heeft ene Frits Benoist ondervraagd over wat die van het enneagram vond. Op p. 149 en p. 150 zien we dat ‘To take the leading” een kenmerk is van enneagramtype 1 en 8. In het tabelletje op p. 149 dat aangeeft welke types horen bij de vijf types van Jung, vinden we (ik schrijf het letterlijk over)
7 – Sociability, nothing-to-the-hand show, not a setback, no suffering
9 – Geniality, no conflict! Remaining it harmoniously and pleasant
Als u echt gaat proberen hier een touw aan vast te knopen, moet u wel masochistisch zijn, en dat klopt precies want dit zijn kenmerken van het masochistische type van Jung.
En dan:
1 – Taking the leading, to be examplary
Hoekx lijkt de gebruikelijke betekenis van woorden niet te kennen:
“Dutch EM courses vary in intensity and longing.” (p. 219)
Nee Claudia, lengte (length) is iets anders dan verlangen (longing).
Enige van de meest hilarische teksten:
“Moreover, this type of research might bomb the researcher into the position of a ‘voyeur of the company kitchen’ (p. 62 en p. 70)
Misschien moeten we blij zijn dat er voyeur staat in plaats van “looker in the potty”. Maar wie weet stond dat er wel voor een Engels deskundige het grootste deel van het kromme Engels verwijderde!
“… Dutch EM experts, who were trained by US EM experts by whom [=bij wie] the history of the EM was part of the training, have swallowed this as ‘sweet cake’ … ” (p. 167)
“… the EM symbol rather can be viewed as the flag on a ship that does not cover the cargo” (p. 284)
“These jobs … led to a personal need for further flooring.” (p. 424)
Ik kan me nauwelijks voorstellen dat Hoekx behoefte had om vaker tegen de grond geslagen te worden. Ze geeft er kennelijk niet om dat haar Engels “would raise eyebrows of professors rather than improving a concrete thing.” (p. 118)
Nu, genoeg van dit “make that the cat wise”-Engels.
Hier is een aanbeveling voor de Radboud Universiteit:
Het taalgebruik van in proefschriften die niet in het Nederlands geschreven zijn behoeft, voor zover het geen teksten betreft die al in een peer reviewed tijdschrift hebben gestaan, de goedkeuring van een door de RU aangewezen deskundige op het gebied van de desbetreffende taal.
Dat is natuurlijk wel een verzwaring van de promotie-eisen, want voor een proefschrift zoals dit gaat het correctiewerk natuurlijk flink in de papieren lopen. En als het dan uiteindelijk prachtig Engels is, heb je een ‘flag on a mud barge’.
Renate1 says
Tot zo ver dus het pleidooi om meer onderwijs in het Engels te geven.
RV says
You too en me three. Give me the five. 🙂
Constantia Oomen says
Eigenlijk moet ze dankbaar zijn voor jouw en jullie inhoudelijke analyse en taalanalyse. Wat jij hier doet, is in haar investeren, je zou dat zelfs in geldwaarde kunnen vertalen. Misschien moet je haar een rekening sturen?
😉
Maar het ergste zie ik je niet uitdrukkelijk benoemen: dat door dit Engels het promotiestuk in feite onleesbaar en daarmee onbegrijpelijk wordt, waardoor je je kunt afvragen of haar promotoren wel begrijpen wat ze bedoelt. En hoe kan ze dan vervolgens promoveren?
Ik ben het niet met je eens wat betreft Google translate, maar dat behoeft wel een (waardevolle) nuancering. Ik heb ontdekt dat Google Translate werkelijk uitstekend (!) werkt mits je ingevoerde zin Nederlands helemaal deugt, van A-Z. Als je slechte vertalingen krijgt, komt dat meestal omdat de ingevoerde zin al niet erg deugde of te multi-interpretabel was. Ook moet de te vertalen zin niet al te lang zijn.
Ze had een corrector moeten inzetten, desnoods betalen uit eigen zak. Dat moet dan wel een slimme zijn, een soort genie die er, samen met haar, uitkomt wat ze bedoelt. Tja, of dat wel haalbaar was. Misschien is zo iemand vindbaar via het enneagram. 😉
RV says
Aan Constantia
Haar begeleidende docenten hadden haar moeten wijzen op haar incorrect Engels. Daarnaast had ze moeten zorgen voor kritische meelezers. Had ze geen tante die gaarne Engelse romans las zoals die van Jane Austen?
Het social constructivism is deels schatplichtig aan Kant, vermoed ik. Maar zijn meesterwerk heet in het Engels: Critique of Pure Reason. Niet: Critic of …
Constantia Oomen says
😅 Nou, nou, JW.
Alle gekheid op een stokje, “All madness on a stick!”, als er iemand haar Engels had verbeterd, was de zaak inhoudelijk misschien ook wel wat verbeterd. Een zeer heldere, goede taal kan inhoudelijke problemen beter blootleggen. Een slechte taal “bedekt” inhoudelijke problemen. Waarmee ik nogmaals terugkom op de vraag of haar promotoren het werk wel goed hebben kunnen beoordelen.
Jan Willem Nienhuys says
Er deugt inhoudelijk ook niks van.
Op p. 70 schrijft Hoekx: “The EM has a flowering significance.” Ze legt dan eerst uit “The EM research makes possible to blow in new life to old theories”. Kreun. Daarna merkt ze op dat EM geen enkele universitaire ondersteuning heeft.
Dat is niks vreemds voor kwakzalverij. Homeopathie wordt ook niet universitair ondersteund, toch zijn er ver over de honderd homeopathische artsen in Nederland (enkele tientallen jaren geleden waren het er nog 400) en de website van de KVHN heeft 531 leken-homeopaten. Voor andere kwakzalverijen vind je ook flinke aantallen. Zo kwam ik onlangs voor bioresonantie op bijna 300 therapeuten voor iets dat volslagen onzin is.
Maar Hoekx vindt het heel belangrijk, ze spreekt over “the curious phenomenon why nonscientific models can have so much influence in Dutch society.” en ze concludeert: “So, the significance of this research is like a whistleblower for Dutch universities.”
Ergens schemert er wel besef bij haar dat het allemaal gebakken lucht is:
“The EM might be a trendy blown over New Age model right out of the US.”
Wat ze hier bedoelt is niet duidelijk. Zou ze bedoelen “overgewaaid”? Of is het “opgeblazen” (dus in de war met “overblown”)?
Constantia Oomen says
Jan Willem,
het grenst en graast aan wartaal. Het is hilarisch, exemplarisch voor interferentie. Het zou als voorbeeld kunnen gelden, en als wijze les, voor universitaire studenten, hoe het dus niet moet.
Ik kan me niet voorstellen dat ze haar proefschrift met succes verdedigt. De promotoren zouden zichzelf goed te kijk zetten. Ik weet dat zo’n gebeurtenis als de promotiedag en je proefschrift “moeten” verdedigen in feite zo goed als pro forma is, en de champagne in de achterkamer al klaar staat, maar misschien moeten de kurken in dit geval maar (beter nog) niet knallen? 🍾
Heb jij dat ook, dat je door zulke slechte taal bijna aangezet wordt zelf ook raar te gaan schrijven? Een vergelijkbaar effect wordt aangeduid in het spreekwoord: “Wie met honden slaapt, zal met vlooien opstaan” (er zijn allerlei taalvariaties op dit spreekwoord).
Ik denk dat hier interpunctie mist (in combinatie met interferentie inderdaad), dus: The EM might be a trendy, blown-over model, right out of the US.”
Ik las het volgende in Pepijns artikel en ik denk dat hij hier ironisch formuleert, klopt dat, Pepijn?: (😃)
RV says
Pure ironie.
Onlangs las ik een proefschrift (?) van een dame die het geregeld had over “primo facie”. Het moet zijn: prima facie. Vertaling: op het eerste gezicht. Het mooie was dat die dame een linguïste was. Een domme fout, primo facie. Desalniettemin leek het mij een redelijk proefschrift. Ze bewees, niet via woordjes maar via grammaticale constructies, dat het oude Fries zeer nauw verwant was aan het oude Engels. En het mooie is dat haar linguïstische these ondersteund wordt door algemeen erkende archeologische bevindingen. In het kort: de oude (nieuwe vroegmiddeleeuwse) Friezen waren Angelen, die deels verder trokken naar Engeland.
Ceterum censeo Coenum Vermeerum in communo pseudoscienticum est. (dit potjeslatijn mag je lek schieten. 🙂 ) Vertaling: voor de rest ben ik van mening dat Coen Vermeeren gewoon een pseudowetenschapper is.
Constantia Oomen says
Er mist een aanhalingsteken in mijn zin:
Ik denk dat hier interpunctie mist (in combinatie met interferentie inderdaad), dus: “The EM might be a trendy, blown-over model, right out of the US.”
Puntjes op de i zetten…
Ze bedoelt of suggereert gewoon dat het EM misschien overgewaaid is van de US als zijnde iets hips.
Jan Willem Nienhuys says
Ik heb het goed overgeschreven, precies zoals het op p. 67 staat. Op p. 373 staat trouwens ook:
“The research result that the EM can communicate the spirituality of Western Europe since 1960 was surprisingly. As a result, the model can be seen as more than a blown over US management trend.”
Dat ze kennelijk niet weet wanneer een woord een bijvogelijk naamwoord of een bijwoord is, wordt op tal van plaatsen duidelijk.
In sectie 1.0 gaat het al mis:
“Therefore the situation seemed to be quite paradoxically.” (p. 27)
en:
“In my researcher’s view, research to new created ethical business models […], is warm welcomed.” (p. 46) en dan weer op p. 68:
“the research attitude of the researcher had to be subjectively”.
Constantia Oomen says
Jan Willem,
hoe meer je citeert, hoe verbaasder ik ben. Dit kan toch geen promotiestuk zijn?
Jouw suggestie aan de Radboud is meer dan terecht, eerder bijna een vanzelfsprekendheid:
Toen ik mijn scriptie in het Duits schreef, werd ik daarbij voortdurend op de hielen gezeten door een van mijn twee begeleiders: Helmut Lethen.
Jan Willem Nienhuys says
Ik voeg helemaal onderaan nog een aanvulling toe op mijn taalbespreking.
hskep says
Yes, the English is not so best..
RV says
Begin citaat:
Einde citaat.
http://www.pvanoyen.nl/about/
Nog een citaat:
< Claudia Hoekx
december 20, 2016 Reply
Geachte heer Paul van Oyen,
Mijn naam is Claudia Hoekx en ik doe promotieonderzoek naar het Enneagrammodel in Nederland. Ik heb verschillende Enneagramcoaches en managers geïnterviewd. Een van de interviewees wees mij op u, (natuurlijk WJvdW). Graag wil ik een kopje thee komen drinken om u te interviewen. De dissertatie is wel al zo goed als klaar, maar het lijkt me op een of ander manier een must niet aan u voorbij te gaan als Enneagram deskundige. Lijkt u dit ook een geweldig leuk plan en bovenal geweldig initiatief? Ik woon in Nijmegen, kom met de trein en mijn voorkeur gaat daarom uit naar een tijdstip vanaf het begin van de middag. Graag hoor ik van u of u instemt met dit voorstel.
Hartelijke groet,
Claudia Hoekx <
http://www.pvanoyen.nl/contact/
Enneagramdeskundige? Ja, even deskundig in het enneagram als in godsdienstwetenschap. Jezus' studiejaren in India???
RV says
Het eerste citaat is niet geplaatst. Maar men kan zelf de tekst lezen op de eerste opgegeven internetpage.
Renate1 says
Als ik de eerste link volg, zie ik een tekst die er vooral op wijst dat de heer van Oyen een zweefkees is.
Jan Willem Nienhuys says
De eerste 300 pagina’s van het proefschrift zijn eigenlijk een lange opsomming van wat allerlei personen in binnen- en buitenland over de enneagrammethode vinden. Omdat in het enneagram elk van de negen types nog twee flankerende types heeft en via de lijntjes nog eens verbonden is met twee andere types, zijn er heel veel mogelijkheden om iemand in te delen. Als het niet zo goed past, kun je altijd nog bij de vier buurtypes kijken.
Maar mensen beoordelen op kenmerken wordt al gauw onzin. Ik moest alsmaar denken aan de heksenvervolgingen in (ruwweg) de periode 1400-1700. Daar waren ook allemaal ‘deskundigen’ en handleidingen voor het herkennen van heksen. Ze werden gesteund door het hoogste gezag.
Je kunt tegenwerpen dat dat heel wat anders is. Het ‘herkennen’ van enneagramtypes gaat op basis van vragenlijsten, dus er komt alleen maar uit wat mensen van zichzelf vinden. Met heksen ging dat wel anders. Maar in beide gevallen is het enige ‘bewijs’ dat het geen onzin is afkomstig van ‘deskundigen’ die evenmin als homeopaten, chiropractors, astrologen, bioresonantietherapeuten, kankerkwakzalvers, acupuncturisten over objectieve gegevens beschikken.
De homeopaten hebben ook classificaties van mensen, namelijk in constitutietypes. Die zijn genoemd naar middelen. Zo is er het pulsatillatype (huilerige blonde vrouwen die van frisse lucht, zoetigheid en lauwe thee houden) en nog veel meer. Je kunt natuurlijk daar een dik boek over schrijven waarin je citeert wat diverse homeopaten (‘experts’) van die types vinden, en dan interviews doen met een aantal. Maar dan blijft het onzin.
Dat die enneagramtypes onzin zijn, wordt gesuggereerd door de verbazingwekkende veelheid van invullingen. De zeven deugden en hun tegenpolen de zeven hoofdzonden, het Onze Vader, de zaligsprekingen uit de Bergrede, en natuurlijk allerlei ‘persoonlijkheden’, het kan allemaal in het enneagram gepast worden.
RV says
Nou, Jan Willem, voor jou een enneagramonderzoek. Welk type ben jij?
http://www.enneagramacademie.com/enneagramtest/
We zijn benieuwd. 🙂
Ik kan dat kreng niet invullen. Want ik heb vele gelijkwaardige kernkwaliteiten en vele gelijkwaardige valkuilen. Mijn innerlijk leven is pluriform en zelfs her en der paradoxaal en wordt nauwelijks gekenmerkt door een hiërarchie. Dus wat moeten de enneagramgelovigen met mij? Op het procustesbed leggen?
Het wiki-artikel lijkt mij daarentegen nog niet zo gek.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Enneagram
Jan Willem Nienhuys says
Ik kom op 1 uit. Al bij de algemene beschrijving van 1 zie je dat de enen de figuren zijn waaraan de zweefkezen de meeste hekel hebben.
Maar ik deel de opvatting dat in elk zo’n lijst voor elk der 9 dingen zelfs moelijk is om te bedenken of dat ‘het minst’ of ‘het meest’ is.
Renate1 says
Ik ben een 5, maar als ik de beschrijving van de 1 zie, zou dat ook kunnen. Het is inderdaad vaak moeilijk om te bepalen wat ‘het minst’, of ‘het meest’ is.
Constantia Oomen says
Misschien kan iemand een promotie doen over de kruisverbanden tussen het enneagram en de homeopathie. Een lijvig werk van 800 pagina’s tenminste. En dan het boek versnipperen en oneindig verdunnen en als medicijn uitdelen tegen de ambitie doctor te worden in vaagheden.
RV says
Je vergeet het schudden.
Maar wijze mensen zoals jij en ik (nou ja, soms dan) schudden vaak hun hoofd.
Kortom, je kunt het schudden.
🙂
RV says
Enneagram is psychologie van de koude grond.
https://www.mt.nl/management-team/enneagram-is-psychologie-van-de-koude-grond/789
Jan Willem Nienhuys says
In een vorige bijdrage heb ik maar een deel van Hoekx’ boek besproken. Vanaf ongeveer pagina 300 gaat het over wat ze zelf heeft gedaan, te weten 21 mensen geïnterviewd en de interviews helemaal uitgetikt en gecodeerd, wat dat ook mag inhouden. Het waren allemaal lieden die dolenthousiast waren dat ze nou eindelijk eens serieus genomen werden door de wetenschap. Nou, dan krijg je natuurlijk heel wetenschappelijke informatie. Het proefschrift gaat over het nut van het enneagram en dat blijkt er vooral in te bestaan dat de ondervraagden vinden dat leven zoveel beter is geworden. Hun blik is breder geworden, en zelfs hun gezinsleven ging erop vooruit. Als je mensen volgens het enneagram probeert in te delen word je natuurlijk met je neus op het feit gedrukt dat mensen heel verschillend zijn. Dat is voor coaches en managers natuurlijk wel belangrijk, maar als ze daar via een soort astrologie achter moesten komen roept dat toch vragen op.
Maar ook het Engels in dit deel is verschrikkelijk.
p. 301
The respondent, who expanded more than an hour …
p. 305
The concept of usefulness was spitted out on forehand …
Ik heb niet kunnen raden wat het uitspietsen van een concept is, en dan nog wel op de voorhand.
p. 306
… if a person must type out an interview which he/she not participated, implies a massive flattening.
… he verbatim was a massive flattening of the actual conversation.
However, the behold of interviews makes possible to reheard the interviews.
Hoekx was erg onder de indruk van haar eigen tik-inspanningen:
p. 307
Nevertheless, this typing out procedure was a true ‘‘what a task’, said the sparrow’ project.
Hier staat een voetnoot bij: er is bedoeld ‘‘Wat een klus’, zei de mus’, kennelijk een spreekwoord in de sociale omgeving van Hoekx, want zoeken met Google heeft mij geen enkele andere gebruiker van deze zegswijze opgeleverd. Zo ken ik er nog wel een paar: wat een gezever, zei de bever; wat een gezeik, zei de eik; wat een gezweef, zei de teef; wat een onzin, zei de spin; wat een kletskoek, zei de roek; wat een gezwam, zei de ram; wat een larie, zei de kanarie; wat een gedaas, zei de haas; wat een gebral, zei de kwal; o wat slecht, zei de specht, o wat rot, zei de mot; wat een geklad, zei de pad; wat een doctor, zei de boktor. Enzovoorts.
Heeft de manuscriptcommissie zitten suffen, of was men al verdoofd op pagina 300?
Op p. 312 bedenkt Hoekx een nieuwe Engelse naam voor het CBS. Ze is te lui om even op te zoeken hoe het CBS zichzelf in het Engels noemt (Statistics Netherlands) en ze maakt ervan: Central Desk of Statistics.
p. 320:
The EM was … also a thread through the conscious path
p. 321
… it cannot solute the struggles of the own ego …
p. 327
… someone goes from the frying pan into the ditch…
Is dit soms grappig bedoeld door ‘van de wal in de sloot’ te contamineren met ‘from the frying pan into the fire’?
p. 339
… employees who jammed into the organisation to behold integration.
p. 356
… the bearing surface [draagvlak?] of the EMAs was enlarged
p. 359
… employees who felt by the wayside due to illness
U denkt misschien dat het onaardig is om te vallen over een tikfout (felt voor fell), maar deze fout komt meerdere malen voor.
Ik stop nu maar met het hilarische Engels.
In de appendix staat een van de vele uitwerkingen van de negen types van het enneagram. Het blijkt dat mensen typisch op zoek zijn naar óf idealen óf macht óf goedkeuring wat me nogal een versimpeling lijkt. Dat zijn drie gelijkzijdige driehoeken in het enneagram: (1,4,7), (8,5,2) en (3,9,6). Elk groepje van drie is weer onderverdeeld in achtereenvolgens óf agressief óf teruggetrokken óf omarmend (in de gegeven volgordes). Maar de beschrijvingen lijken allemaal op horoscoopduidingen, met Barnum-beweringen (U bent een onafhankelijk denker…) en enerzijds-anderszijds uitspraken (uiterlijk zelfverzekerd maar innerlijk onzeker).
Constantia Oomen says
Ongelooflijk, echt. Zo bont heb ik het nog niemand ooit zien maken.
“Wat een doctor, zei de boktor” 😂
JW, ik bekijk je met nieuwe ogen. Er schuilt een dichter in je!
Maar wat je bijvoorbeeld zegt over die frying pan/ditch. Dat gaat zelfs zo ver dat ik me afvraag of de promovendus wel… enfin. Ik stop mezelf, want… vul zelf maar in.
Ik weet dat je als promovendus met iets nieuws moet komen, iets dat wetenschappelijk gezien (voor toekomstig onderzoek, veel beter begrip) de moeite waard is. Dat is dus ook niet het geval?
Renate1 says
Misschien heeft ze een nieuwe vorm van Engels geproduceerd?
Constantia Oomen says
Ja, ik dacht ook net in die richting. Maar ik had nooit gedacht dat iemand zo zou kunnen promoveren. Ik had daar een heel hoge pet van op.
FVerweven says
Kun je de promotiecommissie een Nederlandse versie of Nederlandse samenvatting geven voorafgaand aan de promotie? Anders zou je toch zeggen dat eenieder dit leest dat niet gepubliceerd wil zien met de naam Radboud Universiteit er op?
En ik kan me indenken dat een buitenlander denkt als deze Nederlandse universiteit dit steenkolenengels de wereld in kan sturen, hoe staat het dan met het algemene universitaire niveau in The Netherlands?
Ik denk trouwens dat een Engelse corrector een stuk duurder is dan een vertaler Engels die vanuit correct Nederlands kan starten in plaats vanuit verkracht Engels, waarbij je steeds de schrijfster moet vragen wat ze nu eigenlijk bedoelt.
RV says
Al het persoonlijke moet in het voorwoord of in het nawoord maar niet in de tekst van het onderzoek zelf. Ook ik ken de uitdrukking “Wat een klus, zei de mus” niet. Maar die uitdrukking zal wel een volks creatief gevolg zijn van het liedje van Jules de Corte.
https://www.youtube.com/watch?v=IxlHK3ecSdw
Met mijn broer maakte ik ooit de uitdrukking: “Wat een wip, zei de kip.” En gisteren toen ik met vrouwlief gezellig naar Breaking Bad keek, kwamen we op het liedje van Paul Simon, Fifty Ways etc. Hop on the bus, Gus. Gus is een boef in BB. But who killed poor Cock Robin?
https://www.youtube.com/watch?v=t6PywLMa78w
Maar dit gezever van mij hoort niet thuis in een proefschrift tenzij men zulk gezever analytisch wil fileren.
Constantia Oomen says
Maar dat ze zelfs een taalkundige voetnoot van de mus maakt. 🐦
Ik had een beeld van een proefschrift dat gewichtige, inhoudelijke voetnoten heeft. Geen trippelpootjes (hoe schattig ook).
Ik hád een beeld.
Jan Willem Nienhuys says
De theorie van het enneagram brengt een zekere ordening aan in een stuk of 300 dingen die je van een persoon zou kunnen zeggen, om diens gedrag te beschrijven.
Maar door die 300 dingen in negen groepen te verdelen, geef je als je mening dat
(a) wat bij elkaar zit in een groep ook samen voorkomt.
(b) wat niet bij elkaar zit komt voor minder vaak samen voor.
Het effect is dat als iemand na uitvoerige gesprekken is ingedeeld in een bepaalde groep X, hij daarmee krijgt aangepraat dat de zwakke punten van X nu eenmaal bij hem of haar horen. Die moet hij leren accepteren. En de sterke punten van X (ook als hij die niet heeft) zijn dingen die hij ook heeft, al weet-ie het niet.
Ik vermoed dat als je goed kijkt iedereen een min of meer random selectie uit die 300 eigenschappen heeft, en misschien nog wel andere die er helemaal niet in staan. Bovendien zijn die eigenschappen vaak nog situatie-afhankelijk.
Het enneagram heeft zich al ingedekt tegen deze mogelijkheid doordat elk punt van het enneagram verbonden is met twee buren op de cirkel, en ook nog met twee niet-buren. Dus als het niet helemaal klopt, heb je de helft van de overgebleven types als buurtypes.
Dit allemaal wordt niet in de dissertatie besproken.
In de dissertatie worden wel veel andere dissertaties besproken, maar nogal wat zijn van theologische opleidingen, het California Institue of Integral Studies, Institute of Transpersonal Psychology. Ik vraag me af of dat wel serieuze wetenschappelijke instellingen zijn.
Agno says
This is toes-curving bad…
Hier nog een (redelijk kritisch) interview met mevrouw Hoekx.
http://www.pressreader.com/netherlands/de-telegraaf/20170923/282544428488422
Een betere titel was geweest: “Kwijt de kluts, zei de muts”…
…of voor de liefhebbers van correct Wheel-brave University academic English:
“Lost the clutch, said the cap”
Constantia Oomen says
Op grond van dit artikel en Jan Willems bijdragen stel ik voor dat Pepijn en Jan Willem een ieder die een beetje een dik boekwerk bij elkaar schrijft de promovendus titel verlenen.
🎓
🎓
🎓
Renate1 says
Mevrouw Hoekx promoveert als religiewetenschapper. Tja, dan kun je misschien onzin verwachten.
https://www.mt.nl/leiderschap/rel-rond-promotie-pseudowetenschappelijk-enneagram/543275
Het volgende citaat vind ik wel aardig:
Dus als je mensen deze onzin niet schriftelijk, maar mondeling brengt, dan geloven ze het ineens wel?
Jan Willem Nienhuys says
Het lijkt een beetje op het argument van
– homeopaten, die zeggen dat je het zelf moet ervaren om het te begrijpen
– grafologen die zich inleven in het karakter van de onderzochte persoon door met een luciferhoutje de letters na te trekken.
– psychoanalytici die eerst door een gevorderde psychoanalytiscus moeten zijn geanalyseerd voor ze het snappen.
In tal van kennisgebieden speelt praktische oefening een rol, en uiteraard leren kinderen hun moedertaal ook zonder dat ze die uit een boekje kunnen leren, maar in serieuze kennisgebieden valt de inhoud uitstekend schriftelijk vast te leggen.
Pepijn van Erp says
Jan Willem Nienhuys en ik waren vandaag bij de promotie, zal er hopelijk morgen tijd voor hebben om er een verslagje van te schrijven. Intussen kunt u het doen met een stukje in VOX: ‘Noem mij één proefschrift dat helemaal perfect is’.
Mijn artikel was in ieder geval niet opgemerkt gebleven aan de Radboud Universiteit. Het was aanleiding om nog eens goed te kijken naar de positie van prof. Hardjono als lid van de promotiecommissie en die is kort voor de promotiezitting nog vervangen door dr. Inge Bleijenbergh.
Renate1 says
Nu zit er natuurlijk wel een verschil tussen een proefschrift dat niet helemaal perfect is en een broddelwerk in een geheel nieuwe variant van het Engels.
Constantia Oomen says
Wat een eer! Als ik haar was geweest, was ik meteen op jullie afgestapt en had ik gezegd: “Dag, meneer Pepijn, EM typetje 8?, dag meneer JW, EM type 1!, ik wil mijn EM niet verraden hoor, hihi (maar ondertussen ben ik typetje 2, sssst, niet verder vertellen), wat leuk dat jullie er zijn, kom we gaan hier weg, mijn promotie is toch niets waard, we nemen er een biertje op!”
Maar wel pijnlijk. Heb je haar nog gesproken? Of JW? Zou je durven, face to face, eye to eye?