Is een behandeling door een chiropractor, die de zegen heeft van het UWV, “op de actuele stand van de medische wetenschap gebaseerd”? Uit een recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in het sociale zekerheidsrecht, blijkt dat deze instantie daar niet zonder meer vanuit gaat. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) mag er van de Centrale Raad ook niet ongemotiveerd vanuit gaan.
Het ging in de zaak die tot deze uitspraak leidde om een werkloze vrachtwagenchauffeur die kampte met rug- en knieklachten. Hij was daarvoor onder behandeling bij een fysiotherapeut en had tevens, zonder resultaat, een training bij OCA gevolgd. Bij het UWV ontstond in maart 2012 een geschil over de vraag voor welke uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) de man in aanmerking kwam. De man zelf meende dat dit een zogenaamde IVA-uitkering moest zijn, die bedoeld is voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Het UWV kende echter een loongerelateerde WGA-uitkering toe. WGA staat voor Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten, en de WGA-uitkering gaat er dan ook vanuit dat op den duur verbetering van de belastbaarheid van de uitkeringsgerechtigde kan ontstaan en hij weer (gedeeltelijk) aan het werk kan.
De man diende een bezwaarschrift in tegen de beslissing hem geen IVA-uitkering toe te kennen. Zijn fysiotherapeut ondersteunde hem daarbij. De fysiotherapeutische behandelingen waren in maart 2012, toen het besluit over de uitkering viel, al grotendeels afgerond en de fysiotherapeut was van mening dat de man het maximale had gedaan en bereikt wat binnen zijn mogelijkheden lag. Daaraan voegde de kritische therapeut nog wat toe:
“Tevens vermeldt de fysiotherapeut dat het OCA weliswaar heeft geadviseerd om een chiropractor te consulteren, maar dat hij zich afvraagt of het OCA nu weer hetzelfde advies gegeven zou hebben, omdat het effect van chiropraxie ter discussie staat; daarbij wijst hij erop dat chiropraxie geen reguliere geneeskunde is en valt onder de alternatieve geneeskunde.”
In de eindrapportage van OCA was inderdaad een bezoek aan een chiropractische kliniek in Utrecht geadviseerd, maar dat advies dateerde al van 10 januari 2011. Toen het besluit over de uitkering genomen werd, was het dus al meer dan een jaar oud. Het UWV verklaarde de ingediende bezwaren echter ongegrond. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die de vrachtwagenchauffeur overigens niet zelf onderzocht had, was wel degelijk verbetering van de belastbaarheid te verwachten door een gerichte training ter verbetering van de spierconditie, door het bewerkstelligen van een gezond gewicht en door de door OCA geadviseerde chiropractische behandeling. De man ging in beroep bij de rechtbank, maar trok daar aan het kortste eind. De Centrale Raad van Beroep vindt echter dat de beslissing op het bezwaarschrift onvoldoende gemotiveerd is. Specifiek ten aanzien van de geadviseerde behandeling door een chiropractor stelt hij:
“Verder heeft fysiotherapeut Steketee in zijn brief van 30 oktober 2012 met betrekking tot het advies van de (door de OCA geadviseerde) behandeling door een chiropractor opgemerkt dat een dergelijke behandeling geen reguliere geneeskunde is, maar onder de noemer alternatieve geneeskunde valt. Hierover heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep slechts opgemerkt dat de praktijk heeft uitgewezen dat deze behandelwijze bij sommige mensen wel degelijk positieve effecten sorteert. Noch daargelaten dat deze overweging van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te algemeen is en onvoldoende is toegespitst op de situatie en de te verwachten behandelresultaten van appellant, gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met haar opmerking eraan voorbij dat volgens het Beoordelingskader onder de Toelichting bij stap 2b uitgangspunt is dat verbetering van de belastbaarheid van een verzekerde moet worden verwacht op basis van een behandeling die is gebaseerd op de actuele stand van de medische wetenschap. Een motivering dat behandeling door een chiropractor – in weerwil van het door fysiotherapeut Steketee gestelde – op de actuele stand van de medische wetenschap is gebaseerd, ontbreekt.”
Het bedoelde Beoordelingskader is het Beoordelingskader duurzaamheid arbeidsbeperkingen, een interne richtlijn van het UWV. Dat heeft als uitgangspunt dat een “op de actuele stand van de medische wetenschap gebaseerde behandeling, die niet louter is gericht op stabilisatie, in beginsel de verwachting rechtvaardigt van een redelijke of goede verbetering van de belastbaarheid”. De Centrale Raad leidt hieruit – mijns inziens terecht – af dat het aan het UWV is te motiveren dat een bepaalde behandeling evidence based is, in elk geval wanneer dat – zoals in dit geval – bestreden wordt. De nu namens het UWV gegeven motivering dat sommige mensen in de praktijk baat blijken te hebben bij chiropraxie, is ook wel erg mager. Het UWV heeft van de Centrale Raad de opdracht gekregen alsnog zorg te dragen voor een deugdelijke motivering, maar het is zeer de vraag of het – in dit geval of in het algemeen – hard kan maken dat een al uitgebreid door een fysiotherapeut behandelde uitkeringsgerechtigde nog verbetering van zijn belastbaarheid mag verwachten als hij naar een chiropractor gaat. Er is immers geen overtuigend bewijs dat chiropraxie effectiever is dan bijvoorbeeld oefentherapie of een goede massage.
Het UWV heeft zich in het verleden trouwens wel eens kritischer opgesteld ten aanzien van de waarde van de chiropraxie. In een andere op dit blog besproken zaak hebben we gezien dat een “diagnose” van een chiropractor terzijde geschoven werd toen deze verschilde van die van een anesthesioloog-pijnbestrijder (een arts dus). Dat had toen de zegen van de rechter. Voor het niet naar een chiropractor sturen van een arbeidsongeschikte vrachtwagenchauffeur zal ongetwijfeld hetzelfde gelden.
Update 7 oktober 2015:
Het UWV heeft volgens de Centrale Raad van Beroep de mogelijkheid om alsnog een concrete en deugdelijke motivering te geven verknald. De motivering dat met chiropraxie “functiebehoud en een goede beweeglijkheid van het gehele bewegingsapparaat” kan worden gerealiseerd, is onvoldoende volgens de Centrale Raad, die zich in tamelijk harde bewoordingen uitlaat:
“In de tussenuitspraak is uitdrukkelijk opdracht gegeven het bestreden besluit te voorzien van een concrete en deugdelijke motivering die betrekking heeft op de situatie van appellant op de datum in geding. Het Uwv heeft met de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 januari 2015 en 14 april 2015 niet toereikend gemotiveerd dat de arbeidsbeperkingen van appellant op de datum in geding niet duurzaam zijn. Het Uwv heeft na de tussenuitspraak in essentie volstaan met een herhaling van wat al eerder naar voren is gebracht. Voorts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep wederom niet gemotiveerd dat een behandeling door een chiropractor een behandeling is die is gebaseerd op de actuele stand van de medische wetenschap. Desgevraagd heeft het Uwv ook op de zitting van 21 augustus 2015 geen nadere toelichting kunnen geven. Geconcludeerd moet dan ook worden dat het Uwv niet heeft voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Nu het Uwv ook na daartoe uitdrukkelijk te zijn uitgenodigd andermaal niet in staat is gebleken het bestreden besluit te voorzien van een concrete en deugdelijke motivering, is de conclusie gerechtvaardigd dat het Uwv kennelijk niet in staat is het bestreden besluit van een toereikende motivering te voorzien. De Raad verwijst daarbij naar zijn terzake gevormde jurisprudentie, zoals onder meer is neergelegd in zijn uitspraak van 20 mei 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BI5280).”
Waarna de Centrale Raad zelf in de zaak voorziet en bepaalt dat de vrachtwagenchauffeur recht heeft op een IVA-uitkering.