Het ‘Ravensburgse mazelenproces’ draaide om de vraag of Stefan Lanka de prijs die hij had uitgeloofd voor het bewijs dat het mazelenvirus bestaat, moest betalen aan zijn uitdager David Bardens. Bardens had namelijk zes artikelen aan Lanka gestuurd die dat bewijs zouden moeten zijn en eiste de honderduizend euro op die Lanka, die niet gelooft in het bestaan van ziekmakende virussen, er op had gezet.
In eerste instantie werd de zaak uitgesteld en schakelde de rechtbank een deskundige in die uitsluitsel moest geven over het ingediende bewijs. Die kwam tot de slotsom dat de zes artikelen die Bardens had ingebracht gezamenlijk voldoende bewijs leverden en de rechtbank oordeelde daarop dat Lanka moest dokken (zie Stefan Lanka verliest Ravensburger mazelenproces, maart 2015).
Lanka ging echter in hoger beroep en won dat. Niet omdat de artikelen van Bardens onvoldoende zouden zijn, maar omdat de rechtbank van mening was dat Lanka zelf de regels van zijn prijsvraag mocht bepalen en dus ook mocht beslissen of het ingediende bewijs aan zijn eisen voldeed. Bardens op zijn beurt heeft weer getracht die uitspraak herzien te krijgen, maar dat is niet gelukt. Zie Bundesgerichtshof hält sich aus Masernstreit heraus (DAZ Online).
Lanka doet nu natuurlijk net alsof de rechterlijke uitspraak betekent dat er geen bewijs is geleverd dat het mazelenvirus bestaat, maar de eerder ingeschakelde expert (Podbielski) bestrijdt dat en legt uit dat Lanka alleen maar gewonnen heeft door ‘semantische en juridische sofisterij’.