Op 29 maart 2014 was het tweehonderd jaar geleden dat Nederland, dat zich kort te voren ontworsteld had aan de Franse bezetting, zijn Grondwet kreeg en een monarchie werd onder koning Willem I. Talrijk waren de kranten-artikelen over deze heuglijke geschiedenis en ook op de vaderlandse televisie is er veel aandacht geweest voor deze historie. Veelvuldig kwam daarbij ook Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834) in beeld.
Deze ‘raadspensionaris’ was de ontwerper van de grondwet, waarbij aangetekend moet worden dat de jonge Willem I ook een aanzienlijke invloed op het eindresultaat heeft gehad. De uit een aanzienlijk regentengeslacht voortgekomen Van Hogendorp studeerde rechten in Berlijn en Leiden en werd sterk beïnvloed door denkers als Voltaire, Rousseau en Hume. Op aanbeveling van niemand minder dan Benjamin Franklin reisde hij in 1783 ook door de VS en hij ontmoette daar o.a. Thomas Jefferson en George Washington. Hij bestudeerde er de Amerikaanse Constitutie, welke hem inspireerde tot de Grondwet die hij voor ons land in gedachten had. In de vele beschouwingen rond dit eeuwfeest wordt Van Hogendorp bejubeld en wordt zijn latere val en onmin met Willem I uitgebreid besproken. Overal in Nederland zijn straten naar hem genoemd.
Nergens las ik dat de carrière van de jonge en briljante staatsrechtgeleerde in de periode 1791 tot 1793 om onduidelijke redenen stagneerde. Hij was nog ‘slechts’ tweede pensionaris van de stad Rotterdam en hij was zeer ambitieus. Toch werd hij in 1793 gepasseerd voor de posten van thesaurier-generaal en die van secretaris van de Raad van State. De verklaring daarvoor, aldus documenten uit die tijd, bestond uit zijn arrogantie, neerbuigendheid en een superioriteitsgevoel, dat in die periode leek samen te hangen met zijn geloof in het ‘dierlijk magnetisme’, dat toen net vanuit Frankrijk in Rotterdam werd geïntroduceerd.
Van Hogendorp was daarin zeer geïnteresseerd, bezocht demonstraties en werd door deze nieuwe geneeswijze van zijn hypochondrische klachten afgeholpen, waar eerder geen medicus dat gelukt was. Hij raakte diep geïnvolveerd in het magnetiseren en ging de kunst ook zelf beoefenen, overigens niet in het openbaar. Hij was onder de indruk van de prestaties van de somnambules (‘slaapsters’) Antje en Janny, die vaak samenwerkten met magnetiseurs. Hij vroeg hen om advies in medische en persoonlijke zaken.
Onder de artsen uit die tijd waren er enkele aanhangers, sommigen twijfelden en er waren direct al felle tegenstanders als Voltelen en Bake, die zich erover verwonderden dat vakbroeders en zovele hooggeplaatste figuren zich lieten meeslepen door dit ‘verregaand bedrog’. Eerst toen Van Hogendorp er vanaf eind 1793 verder het zwijgen toe deed over het ‘Mesmeriaans bedrog’, toen kon zijn staatsrechtelijke carrière haar tempo weer hernemen en zo bracht hij het nog tot vicepresident van de Raad van State en minister van staat. Beide functies werden hem later door de koning ontnomen, waarna hij Kamerlid werd. Ook Thorbecke liet zich bij de grondwetsherziening van 1848 leiden door de ideeën van Van Hogendorp.
Ik laat het aan de lezer over of hij bij deze geschiedenis parallellen ziet met de opkomst van meer hedendaagse kwakzalverijen, hoewel helaas geconstateerd moet worden dat we van de paranormale geneeskunde nog steeds niet verlost zijn. Er wordt les in gegeven op het Van Praag Instituut in Utrecht en heet tegenwoordig ‘therapeutic touch’. Van geloof in paranormale geneeswijzen door politici is thans nog maar erg weinig over. Uitzonderingen zijn GroenLinks, dat erg pro alternatieve geneeswijzen blijft, terwijl ik zelf een voormalig wethoudster ken, die helderziende gaven heeft. Zij is lid van een ‘lokale partij’, laat zich op haar gave niet voorstaan en zal Den Haag wel niet gaan halen.
Literatuur: Joost Vijselaar – De Magnetische Geest. Het Dierlijk Magnetisme 1770-1830. Uitg. SUN,
2001.