• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar

Kloptdatwel?

  • Home
  • Onderwerpen
    • (Bij)Geloof
    • Columns
    • Complottheorieën
    • Factchecking
    • Gezondheid
    • Hoax
    • Humor
    • K-d-Weetjes
    • New Age
    • Paranormaal
    • Pseudowetenschap
    • Reclame Code Commissie
    • Skepticisme
    • Skeptics in the Pub
    • Skeptische TV
    • UFO
    • Wetenschap
    • Overig
  • Skeptisch Chatten
  • Werkstuk?
  • Contact
  • Over Kloptdatwel.nl
    • Activiteiten agenda
    • Colofon – (copyright info)
    • Gedragsregels van Kloptdatwel
    • Kloptdatwel in de media
    • Interessante Links
    • Over het Bol.com Partnerprogramma en andere affiliate programma’s.
    • Social media & Twitter
    • Nieuwsbrief
    • Privacybeleid
    • Skeptisch Chatten
      • Skeptisch Chatten (archief 1)
      • Skeptisch Chatten (archief 2)
      • Skeptisch Chatten (archief 3)
      • Skeptisch Chatten (archief 4)

Uit het nieuws

BREKEND: “Groente net zo kankerverwekkend als uitlaatgassen”

3 November 2015 by Laurens Dragstra 21 Comments

De "Health Hunk"
De “Health Hunk”

Gezondheidsactivist Paul Kramer, alias de Health Hunk, luidt de noodklok: volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn ingemaakte groenten net zo kankerverwekkend als de uitlaatgassen van benzineauto’s. Omdat niemand dat lijkt te weten, roept hij op tot actie.

Bang dat mensen hem voor gek verklaren, is Kramer niet. Op zijn bureau ligt het keiharde bewijs: “De WHO heeft al in 1993 besloten ingemaakte groenten in categorie 2B, mogelijk kankerverwekkend, te plaatsen. Daarmee vallen ze in dezelfde categorie als uitlaatgassen van auto’s die op benzine rijden. Ze zijn dus net zo gevaarlijk!”

De gezondheidsactivist wijst erop dat er nog meer dubieuze stoffen in dezelfde categorie als ingemaakte groenten vallen: onder meer chemicaliën als naftaleen, lood en nikkel staan als 2B gecategoriseerd, maar ook levensgevaarlijke producten als kava-extracten, aloë vera-extracten, poeder van de Canadese geelwortel (Hydrastis canadensis) en koffie.

Volgens Kramer probeert de agrarische industrie het vernietigende oordeel over groente onder de pet te houden. “Er zijn natuurlijk grote commerciële belangen mee gemoeid”, zo stelt hij, “En ik heb ze al horen betogen dat er toch ook heel veel goede stoffen in groente zitten, en dat Nederlanders toch al niet zo veel groente eten, maar ik denk dat we uiterst voorzichtig moeten zijn.”

WHOToch wil Kramer de bevindingen van de WHO wel enigszins relativeren. “Er zijn veel gevaarlijker voedingsmiddelen. Peren, appels en bananen bijvoorbeeld. Daar zit formaldehyde in, en dat is zeker kankerverwekkend volgens de WHO (categorie 1). Homeopathische drankjes moet je ook beslist vermijden, en niet alleen vanwege het risico op autisme. Die drankjes zitten tjokvol alcohol/ethanol, en ook dat is al jaren als kankerverwekkend gecategoriseerd. Homeopathie is net zo gevaarlijk als roken, plutonium en asbest!”

Op de vraag wat we dan nog wel veilig kunnen eten, antwoordt Kramer vol overtuiging: “Caprolactam. Dat is volgens de WHO de enige stof ter wereld die waarschijnlijk niet kankerverwekkend is. Ik zie dus een grote toekomst voor caprolactam als voedingsmiddel. Er komt een dag dat we allemaal caprolactariër zijn”

Noot van de redactie: bovenstaand gebazel is uiteraard een parodie op de berichtgeving over bewerkt en rood vlees van afgelopen week. Daartussen zaten nogal wat slecht gekozen koppen, en wat nu precies de implicaties van de IARC/WHO-analyses zijn, werd ook niet altijd even geslaagd uitgelegd. Voor goede analyses leze men de stukken van Aliëtte Jonkers, Martijn Katan of Ed Yong over de kracht van bewijs, risico’s en het brengen van wetenschapsnieuws. En het eten van caprolactam raden we beslist af…

Update: Hans van Maanen laat weten dat er in de komende Skepter (december) een stuk komt over het werkelijke risico van het eten van vlees en hoe je dat netjes uitrekent.

Filed Under: Humor, Uit het nieuws, Wetenschap Tagged With: groenten, health hunk, kanker, paul kramer, WHO

KvK weigert kerk van het vliegend spaghettimonster

29 October 2015 by Björn 24 Comments

spaghettimonster

De Nederlandse “afdeling” van de kerk van het vliegend spaghettimonster is door de Kamer van Koophandel in Groningen geweigerd als kerkgenootschap. Dit meldt de website van de kerk. Als reden geeft de KvK op dat de kerk volgens de huidige maatschappelijke opvattingen geen religieus karakter heeft (zie brief van de KvK).

De kerk heeft aangegeven een bezwaarschrift in te dienen tegen het besluit. Leden die zich eveneens benadeeld voelen, kunnen zich melden als belanghebbende derde partij.

De kerk geeft aan meer leden nodig te hebben voor het oprichten van de kerk. Lid (pastafarian) worden is kosteloos mogelijk via de website.

Filed Under: (Bij)Geloof, Humor, K-d-Weetjes, Uit het nieuws Tagged With: Flying Spaghetti Monster, kerk van het vliegend spaghettimonster

BTW-feuilleton deel 329: ook in hoger beroep BTW-vrijstelling voor arts-acupuncturist

23 September 2015 by Laurens Dragstra 26 Comments

In navolging van eerder de rechtbank heeft nu ook het Gerechtshof Den Bosch bepaald dat een arts-acupuncturist is vrijgesteld van de verplichting BTW af te dragen. De argumentatie van het hof is enigszins anders dan die van de rechtbank, maar niet per se beter. Hoewel cassatie nog mogelijk is, zijn er ook tekenen dat de Belastingdienst de handdoek in de ring gooit, mede in het licht van andere uitspraken van rechters over chiropractoren en paranormale therapeuten.

BTW-feuilleton deel 329: ook in hoger beroep BTW-vrijstelling voor arts-acupuncturist 1

De bedoeling van de nogal ingewikkeld geformuleerde vrijstellingsbepaling in de Wet op de omzetbelasting leek duidelijk: artsen die homeopathie, acupunctuur of aanverwante alternatieve diensten leveren, dienen over díe diensten BTW af te dragen. Vrijgesteld zijn sinds 1 januari 2013 alleen “de diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op dit beroep gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor zover deze diensten tot het gebied van deskundigheid van dit beroep behoren en onderdeel vormen van bedoelde opleiding”. In september vorig jaar oordeelde de Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat een arts-acupuncturist een beroep kon doen op deze bepaling. Dat oordeel is nu door het Gerechtshof Den Bosch bevestigd in een lang arrest. Veel woorden zorgen echter niet automatisch voor een betere motivering. Ik bespreek enkele opvallende onderdelen van de hofuitspraak.

Lange citaten

Ooracupuncturisten zien een omgekeerde foetus in de oorschelp. Klachten elders in het lichaam corresponderen met punten op de oorschelp. (afbeelding van http://www.acuwatch.org
Ooracupuncturisten zien een omgekeerde foetus in de oorschelp. Klachten elders in het lichaam corresponderen met punten op de oorschelp. (afbeelding van http://www.acuwatch.org)

Het hof citeert uitvoerig uit een informatiefolder van de arts in kwestie (r.o. 2.3). Die folder heeft een hoog “andere dokters zijn dom”-gehalte. Déze dokter behandelt geen klachten, maar mensen met klachten en legt accenten “op gebieden die bij andere dokters waar [sic] niet meer vanzelfsprekend aan bod komen, zoals aandacht voor (gezonde) voeding, leefstijl en gewoonten, de sociale context, medische voorgeschiedenis enzovoort.” We lezen dat de arts meent dat op de oorschelp “punten te vinden [zijn] die in relatie staan met andere delen van het lichaam” en dat je ooracupunctuur kunt inzetten als hulp bij stoppen met roken. Zijn belangrijkste behandelwijzen zijn ooracupunctuur en ‘gewone’ acupunctuur. Preparaten, waaronder homeopathische middeltjes, kunnen hierbij ook toegepast worden. Een disclaimer bevat de folder ook: de door deze arts toegepaste behandelwijzen zijn “(nog) niet algemeen wetenschappelijk aanvaard”. Gevolgd door de bekende klacht dat Nederland op dit gebied erg achterloopt bij andere landen. De relevantie van het citeren van deze lappen tekst wordt lang niet altijd duidelijk. Wel wordt duidelijk wat voor nonsens allemaal onder de vrijstelling valt.

Ook de wetsgeschiedenis wordt ruimhartig geciteerd (r.o. 4.5-4.6). Dat is in die zin behulpzaam dat nog eens goed duidelijk wordt dat de wetgever beoogde de vrijstellingsregeling voor alternatief werkende artsen te laten vervallen. Misschien heeft hij het niet duidelijk en zorgvuldig genoeg opgeschreven, de intentie was zonneklaar.

Procesorde

De rechtbank krijgt een kleine tik op de vingers van het hof. Zij blijkt op eigen houtje te hebben vastgesteld dat er aan de Universiteit Utrecht een keuzevak over complementaire zienswijzen in de zorg wordt gegeven. Nu mogen rechters in het bestuursrecht ambtshalve de feiten aanvullen, maar ze moeten partijen wel de gelegenheid geven op deze feiten te reageren. De rechtbank heeft dat niet gedaan en daarmee de goede procesorde geschonden, aldus het hof. Die constatering heeft verder geen gevolgen voor de uitkomst van de zaak, maar het blijft raadselachtig waarom de rechtbank zo overijverig te werk is gegaan. De aanwezigheid van het genoemde keuzevak in Utrecht speelde een belangrijke rol bij het oordeel van de rechtbank dat acupunctuur onderdeel is, althans kan zijn van de opleiding tot arts. En dat is weer een wettelijke voorwaarde voor BTW-vrijstelling.

Deskundigheidsgebied

Van belang voor de BTW-vrijstelling is dat de verrichte diensten tot het gebied van deskundigheid van een arts behoren. Volgens het hof is dat bij acupunctuur het geval. Hierbij maakt het hof het minder bont dan eerder de rechtbank, die er het nogal magere ZonMw-rapport over complementaire zorg en een vreemde resolutie van de Amerikaanse senaat over natuurgeneeskunde bijsleepte. Het hof knoopt aan bij de tekst van de Wet BIG: die zegt dat tot het deskundigheidsgebied van een arts behoort “het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst”. En daaronder vallen volgens diezelfde wet weer “alle verrichtingen – het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen -, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen”.

Ac_chart_300pxAls je dit letterlijk neemt, en dat doet het hof dus, valt onder het deskundigheidsgebied van een arts dus álles wat maar de strekking heeft een patiënt te genezen, voor ziekte te behoeden of de diagnosticeren. Dus ook een behandeling bestaande uit aderlaten in combinatie met bidden, homeopathisch immuniseren of het stellen van een diagnose met elektroacupunctuur volgens Voll. Allemaal gericht op het genezen of het voorkomen van ziekte, dan wel het stellen van een diagnose. Maar tegelijkertijd gespeend van enige wetenschappelijk onderbouwing. Is dat bezwaarlijk? Volgens het hof niet als het om acupunctuur gaat:

“4.10. De omstandigheid dat de wetenschappelijke waarde en effectiviteit van acupunctuur niet algemeen aanvaard zijn, zoals belanghebbende in zijn onder 2.3 geciteerde informatiefolder ook vermeldt, doet aan het vorenstaande niet af. Enerzijds kan uit de onder 2.9 vermelde notitie van de KNMG worden afgeleid dat niet-reguliere behandelwijzen, zoals acupunctuur, zo raken aan het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst dat het nodig was hiervoor aan artsen gedragsregels te geven. Anderzijds kan uit de onder 2.9 vermelde notitie van de KNMG worden afgeleid dat niet-reguliere behandelwijzen niet dermate ver verwijderd zijn van hetgeen een arts doet of dermate ongeschikt zijn voor genezing of preventie van een ziekte of beoordeling van de gezondheidstoestand van de patiënt dat het een arts zou zijn verboden dergelijke behandelwijzen toe te passen, hetgeen wordt bevestigd door het onder 2.6 vermelde feit dat acupunctuurbehandelingen door 70% van de zorgverzekeraars worden vergoed (afhankelijk van de voorwaarden van de (aanvullende) zorgverzekering).”

Wat staat er echter in deze KNMG-notitie? Dit:

“Met reguliere behandelwijzen wordt in dit standpunt gedoeld op methoden van diagnostiek, preventie en behandeling die gebaseerd zijn op de kennis, vaardigheden en ervaring die nodig zijn om de artsentitel te behalen en te behouden, die algemeen door de beroepsgroep worden aanvaard en deel uitmaken van de professionele standaard. Niet-reguliere behandelwijzen zijn methoden van diagnostiek en behandeling die buiten deze omschrijving vallen.”

Met andere woorden, behandelingen als acupunctuur vallen niet onder de methoden van behandeling gebaseerd op kennis, vaardigheden en ervaring die nodig zijn om de artsentitel te behalen en te behouden, worden niet algemeen door de beroepsgroep aanvaard en maken geen deel uit van de professionele standaard. Dan is het vreemd om mede op basis van deze notitie te concluderen dat acupunctuur tot het deskundigheidsgebied van een arts behoort. Lezing van de rest van de geciteerde KNMG-notitie leidt eerder tot de conclusie dat alternatieve behandelingen alleen in een strak gereguleerde context mogen plaatsvinden en dat ze dus eerder buiten het deskundigheidsgebied van een arts vallen, ook al worden ze toegepast door artsen.

Onderdeel van de opleiding

Een tweede eis voor BTW-vrijstelling is dat de diensten onderdeel vormen van een Wet BIG-opleiding. Net als de rechtbank concludeert het hof dat het curriculum van de artsenopleiding niet bij of krachtens de Wet BIG geregeld is. Invulling van dat curriculum is aan de universiteiten overgelaten. De rechtbank concludeerde vervolgens aan de hand van twee keuzevakken in Utrecht en Groningen over complementaire en alternatieve geneeswijzen dat acupunctuurbehandelingen onderdeel konden vormen van de artsenopleiding. Dat was om meerdere redenen een merkwaardige overweging, al was het alleen maar omdat iets leren over acupunctuur iets heel anders is dan leren hoe je acupunctuur moet toepassen. Het hof gebruikt de keuzevakken niet als argument, althans niet hier. Het concludeert slechts dat in de Wet BIG of de daarop gebaseerde lagere regelgeving geen antwoord kan worden gevonden op de vraag welke specifieke handelingen deel uitmaken van de artsenopleiding.

Is dit nu overtuigend? Een andere redenering was ook mogelijk geweest. De vrijstellingsbepaling van de Wet op de omzetbelasting gebruikt het woord ‘opleiding’ twee keer. Een beroepsbeoefenaar moet een “opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg” en de verrichte diensten moeten “onderdeel vormen van bedoelde opleiding”. Voor de artsenopleiding zijn regels gesteld in het Besluit opleidingseisen arts. Die zijn gericht op bepaalde, ook door het hof genoemde competenties, die in de bijlage bij het Besluit tamelijk uitgebreid worden beschreven. Daar staat bijvoorbeeld dat de arts de bekwaamheid heeft “het therapeutisch arsenaal – eenvoudige chirurgische en farmaco therapeutische behandelingen – van het vakgebied toe te passen” en “basale eerste hulp te geven” (onder 1.2). Over energie weer laten stromen met behulp van naalden is niets opgenomen. Wel moet de arts als academicus de principes van kritisch denken kunnen toepassen op bronnen van medische informatie (6.3) en waar mogelijk besluiten nemen op basis van evidence based medicine (6.4), wat er nu niet bepaalt op wijst dat (oor)acupunctuur onderdeel is of zou moeten zijn van de opleiding.

Het hof leest de vrijstellingsbepaling kennelijk zo dat het hele curriculum in de wet of het Besluit opleidingseisen arts moet zijn geregeld. Dat is een heel strakke interpretatie, die niet noodzakelijkerwijs voortvloeit uit de tekst van de vrijstellingsbepaling en ook niet past in het Nederlandse systeem van onderwijswetgeving, waar wettelijke doelen en competenties vaak gecombineerd worden met de vrijheid van instellingen om het curriculum te bepalen. Dat is juist bij de opleiding tot arts het geval. Om te beoordelen of acupunctuurbehandelingen onderdeel uitmaken van de artsenopleiding moet je dan ook niet alleen kijken of die behandelingen in de Wet BIG of het Besluit opleidingseisen arts genoemd worden, maar juist naar wat de universiteiten in hun curricula hebben opgenomen. Dan is evident dat acupunctuur geen onderdeel van de opleiding tot arts vormt, een constatering waaraan het bestaan van keuzevakken voor een handjevol studenten aan twee universiteiten niet af kan doen.

BTW-richtlijn

Flag_of_Europe.svgBij deze door het hof geconstateerde stand van zaken moet het nagaan of een richtlijnconforme uitleg van de Wet omzetbelasting – dat wil zeggen een uitleg in het licht van de tekst en strekking van de Europese BTW-richtlijn – meebrengt dat ook een arts-acupuncturist recht op vrijstelling heeft. Hier speelt het fiscale neutraliteitsbeginsel een rol. Dat neutraliteitsbeginsel wordt geschonden als reguliere behandelingen zijn vrijgesteld van BTW-betaling en die van de arts-acupuncturist niet, terwijl diens behandelingen voor de patiënt een gelijkwaardig kwaliteitsniveau hebben. Hier gaat het hof mijns inziens veel te kort door de bocht:

“4.22 In het onderhavige geval staat het volgende vast:

– belanghebbende is arts;

– belanghebbende heeft de postacademische acupunctuuropleiding van de NAAV voltooid;

– belanghebbendes acupunctuurbehandelingen worden door 70% van de zorgverzekeraars vergoed, afhankelijk van de voorwaarden van de (aanvullende) zorgverzekering;

– belanghebbende is, evenals alle andere artsen, gebonden aan de onder 2.9 vermelde gedragsregels van de KNMG;

– belanghebbende is als arts onderworpen aan het medisch tuchtrecht; en

– in het kader van de artsenopleiding aan de universiteiten van Groningen en Utrecht kan een keuzevak worden gevolgd in complementaire geneeswijzen.

Gelet op het vorenstaande is het Hof van oordeel, dat het kwaliteitsniveau van belanghebbendes acupunctuurbehandelingen wordt bepaald door zijn hoedanigheid als arts. Belanghebbende dient zijn diagnose te stellen vanuit zijn expertise als arts en hij moet ervoor waken dat zijn acupunctuurbehandelingen niet in de weg staan aan door artsen toegepaste reguliere behandelwijzen. Belanghebbendes acupunctuurbehandelingen zijn aanvullend op de (voor de omzetbelasting vrijgestelde) reguliere behandelwijzen van artsen, hij dient zich rekenschap te geven van de voor- en nadelen van acupunctuur ten opzichte van de door artsen regulier toegepaste behandelwijzen en hij dient de patiënt daaromtrent te informeren. Aldus is gewaarborgd dat belanghebbendes acupunctuurbehandelingen van (minstens) een gelijk niveau zijn als de door de artsen verleende diensten, die zijn vrijgesteld voor de omzetbelasting.”

Het hof is hier wel heel goed van vertrouwen. “Postacademische acupunctuuropleiding” is wel erg veel eer voor een interne opleiding van de NAAV. Deze is natuurlijk niet geaccrediteerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), de organisatie die bijvoorbeeld ook de kwaliteit van het hoger beroepsonderwijs en universitaire opleidingen bewaakt. Cees Renckens citeerde enkele jaren terug uit een NAAV-scriptie. Ancestrale energie, karmische invloeden, qi en chakra’s vlogen je om de oren. Reden genoeg dus om aan de kwaliteit van deze “postacademische opleiding” te twijfelen. Maar het is niet heel verrassend dat het hof dat niet doet. Ditzelfde hof nam namelijk de opleiding tot paranormaal therapeut aan het Johan Borgman College[1] te Amsterdam volstrekt serieus en meende dat die opleiding van HBO-niveau was. De Hoge Raad vond dat niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd (zie het naschrift bij dit stuk).

Dat vergoeding door zorgverzekeraars niets zegt over de kwaliteit van de behandelingen, aangezien zorgverzekeraars hun (aanvullende) pakketten voornamelijk op basis van economische motieven vaststellen (en dus ook wel eens acupunctuur schrappen!), is een punt dat al zo vaak gemaakt is, dat ik het bij deze constatering laat. De KNMG-notitie is hiervoor reeds genoemd, en het is opvallend dat het woord ‘kwaliteit’ of woorden van gelijke strekking totaal afwezig zijn in de door het hof geciteerde gedeelten van de notitie. Het woord “schade” – breed op te vatten volgens de notitie – staat er daarentegen vier keer in. Dat lijkt ook de belangrijkste drijfveer van de notitie te zijn: voorkomen dat artsen zozeer van reguliere behandelwijzen wegdrijven dat patiënten valse hoop geboden wordt en zij worden weggehouden van mogelijk effectieve conventionele behandelingen. Met de kwaliteit van de niet-reguliere behandelingen heeft dat niet veel te maken.

Ook de opmerking over het tuchtrecht is niet echt overtuigend. Enigszins cynisch zou je kunnen stellen dat er inderdaad wel eens een arts-acupuncturist door een tuchtcollege is doorgehaald in het BIG-register, maar dat de patiënt toen al overleden was. Belangrijker is dat tuchtcolleges geen volledige kwaliteitstoets verrichten. In maart van dit jaar moest het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam bijvoorbeeld oordelen over het handelen van een integraal natuurarts (lid van de AVIG). De arts kreeg een schorsing wegens een slecht begrensde arts-patiëntrelatie, maar:

“Over de geneeskundige behandeling van verweerster heeft het college geen tuchtrechtelijke aanmerkingen: Verweerster is werkzaam als integraal natuurarts en niet (meer) werkzaam als allopathisch of regulier arts. Daarbij past een andere wijze van behandeling van patiënten, die in Nederland voor basisartsen niet ongeoorloofd is.”

Gevolgd door de nodige overwegingen waaruit blijkt dat het tuchtcollege enigszins marginaal toetst. Klager kreeg ook nog tegengeworpen dat hij “bewust heeft gekozen voor deze integrale (natuur)geneeskunde, zoals door verweerster ook wordt uitgeoefend”. Dan moet je dus kennelijk niet zeuren als de kwaliteit van de behandelingen je niet bevalt. Ook daarom denk ik dat het tuchtrecht hooguit als een halve kwaliteitswaarborg functioneert.

Ten slotte: daar zijn ze weer, de keuzevakken in Utrecht en Groningen. Waarom het hof ze nog noemt, is onduidelijk. De arts in kwestie heeft die vakken niet gevolgd: hij heeft blijkens de uitspraak in Maastricht gestudeerd.

Slot

Vrouwe Justitia (foto: Marion Golsteijn, CC BY-SA 4.0-licentie via Wikimedia Commons)
Vrouwe Justitia (foto: Marion Golsteijn, CC BY-SA 4.0-licentie via Wikimedia Commons)

Vrouwe Justitia heeft met deze uitspraak de blinddoek wellicht iets te ver over haar ogen getrokken. De hofuitspraak kan niet overtuigen, maar voorlopig moeten we het er mee doen. Er is nog cassatie tegen de uitspraak mogelijk, maar het is onduidelijk of de belastinginspecteur daar nog trek in heeft. De uitspraak van de Hoge Raad over de paranormaal therapeut is hem natuurlijk ook bekend. Ook al gaat deze uitspraak over het oude recht – d.w.z. de situatie vóór 1 januari 2013 – de uitspraak werkt kennelijk door in het huidige recht. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft hem immers al gebruikt om chiropractoren aan vrijstelling te helpen en de Belastingdienst is daar kennelijk in mee. Eerder nog kondigde de belastinginspecteur aan in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak inzake de chiropractoren, maar de vraag is of dat nog wordt doorgezet.

Een andere vraag is hoeveel procedures er nog gaan volgen. Zie ik het goed, dan zijn bijvoorbeeld lekenacupuncturisten nog niet vrijgesteld. De argumentatie van het hof ziet uitsluitend op BIG-geregistreerde artsen. Ook lekenhomeopaten hoeven nog niet direct op een milde behandeling van de Belastingdienst te rekenen. Zelfs de paranormaal therapeut die de zaak bij de Hoge Raad won, moet in principe gewoon BTW betalen (hij is immers niet BIG-geregistreerd), tenzij de rechter anders oordeelt.

Niettemin is het wellicht goed als ‘de politiek’ nu eens van zich laat horen. In 2012 is wetgeving aangenomen door beide Kamers, die nu al driemaal door rechters anders wordt uitgelegd. De maatregel moest 65 miljoen euro opleveren. Zelfs als de genoemde lekenbehandelaars belastingplichtig blijven, omdat ze niet kunnen aantonen dat hun behandelingen van gelijkwaardig niveau zijn als die van (alternatieve) artsen, zal er maar een fractie van dat bedrag overblijven. Neemt de wetgever dat verlies of neemt hij nieuwe, betere, uitgebreidere en vooral: principiëlere wetgeving aan? We wachten het af.

[1] Johan Borgman (1889-1976) was een bekende paranormaal genezer. Hij eindigde op de derde plaats van de meest notoire genezers van de twintigste eeuw.

Filed Under: Gezondheid, Pseudowetenschap, Uit het nieuws Tagged With: acupunctuur, btw, rechtspraak

Is magneetstimulatie effectief tegen bedplassen?

15 September 2015 by Laurens Dragstra 2 Comments

Een onderzoek van het Egyptische Assiut University Hospital naar het effect van magnetische stimulatie bij bedplassende kinderen haalde zowel nu.nl als de website van RTL Nieuws. De koppen logen er niet om: “Magnetische stimulatie kan bedplassen bij kinderen voorkomen” respectievelijk “Magneten kunnen bedplassen bij kinderen voorkomen”. Wie het onderzoek zelf erbij pakt, komt waarschijnlijk tot wat genuanceerdere conclusies. Het onderzoek had nogal wat beperkingen, zag niet op alleen magnetische stimulatie en leverde ook geen eenduidige resultaten op.

Kop van het bericht op de website van RTL Nieuws.
Kop van het bericht op de website van RTL Nieuws.

Bron van de beide Nederlandstalige artikelen was een artikel op de website Science Daily, dat op zijn beurt weer gebaseerd was op een persbericht van IOS Press. Via dat persbericht komen we bij het onderzoek zelf terecht, gepubliceerd in het tijdschrift  Restorative Neurology and Neuroscience. Uiteraard gaat het uiteindelijk om dat onderzoek zelf, niet om wat daarover opgeschreven wordt in pers- en nieuwsberichten.

Het onderzoek

Aan het onderzoek namen 44 patiënten deel die leden aan nachtelijk bedplassen (Enuresis nocturna). Zij werden verdeeld in twee groepen, waarbij de eerste groep (de ‘real’ groep) een echte behandeling met magnetische stimulatie onderging en de tweede groep een nepbehandeling kreeg (de ‘sham’ groep). In deze laatste groep waren er drie uitvallers, zodat uiteindelijk 41 patiënten het onderzoek voltooiden. De gemiddelde leeftijd was 13,6 jaar, waaruit je zou kunnen afleiden dat het om de ernstigere gevallen ging en niet om de typische zesjarigen die nog wel eens nachtelijke ongelukjes hebben. De ‘real’ groep kreeg zogenaamde Repetitive Sacral root Magnetic Stimulation (rSMS) met een magneetspoel die ter hoogte van het heiligbeen werd geplaatst, zo’n 5 cm boven de bilspleet. In totaal ondergingen de kinderen 10 sessies gedurende twee weken, vijf per week gevolgd door twee ‘rustdagen’. Bij de kinderen in de ‘sham’ groep moest een geloofwaardige nepbehandeling worden gevonden. Ik citeer even de auteurs:

“The control group received sham rSMS using the same coil, the same session frequency, in the same setting, but the coil was tilted by 90 degree so, that little magnetic field could reach the underlying neural tissue.”

Ik kom hier nog op terug. De primaire resultaten van het onderzoek waren als volgt: het aantal natte nachten in de ‘real’ groep daalde na de eerste week van gemiddeld 5,7 naar 0,9. In de ‘sham’ groep was sprake van een daling van 6,5 nachten naar 3,3. Na de sessies van de tweede week bleek dat de daling zich had voortgezet. Er was nu sprake van 0,3 natte nachten in de ‘real’ groep en 1,8 natte nachten in de ‘sham’ groep. Een maand na het beëindigen van de behandelingen werd het aantal natte nachten nogmaals geturfd. Dat was nu gemiddeld 1 in de ‘real’ groep en gemiddeld 5,2 in de ‘sham’ groep. De onderzoekers concluderen dat in beide groepen sprake was van verbetering van symptomen, maar dat de verbetering in de ‘real’ groep geprononceerder was en langer aanhield. De ‘sham’ groep was daarentegen bijna weer terug bij af. Ook de secundaire uitkomsten op de zogenaamde visual analogue scale (VAS) en aan de hand van een korte enquête – de SF-36v2 Health Survey – waren volgens de onderzoekers positief.

Mogen we nu concluderen dat men bij het Assiut University Hospital dé oplossing tegen bedplassen heeft gevonden en dat alle ellende voor ouders en kinderen die daarbij komt kijken “mogelijk voor een groot deel verleden tijd” is, zoals de Nationale Zorggids poneerde? Die conclusie is waarschijnlijk te optimistisch. Ik noem vijf punten van kritiek.

  1. Het betrof een kleine studie.

41 kinderen is niet heel veel. De onderzoekers zijn zich daar terdege van bewust en concluderen helemaal aan het einde van hun artikel:

“The small number of studied sample and the short duration of the follow up, were major limitations of this study.”

Het moge duidelijk zijn dat op grond van een onderzoek dat volgens de onderzoekers zelf grote beperkingen heeft geen al te verstrekkende conclusies getrokken kunnen worden. In het citaat is meteen het tweede kritiekpunt te vinden, namelijk:

  1. De duur van de follow-up was beperkt.

Na twee weken van behandelingen werden de klachten van de kinderen nog één keer bekeken, en wel een maand later. Om fermere conclusies te kunnen trekken, heb je toch wel meer data nodig, zodat een completer plaatje ontstaat. Hoe was de situatie twee maanden later, drie maanden later, een jaar later? Was in de ‘real’ groep toen nog steeds sprake van een significant lager aantal natte nachten dan in de ‘sham’ groep? Of was het resultaat een maand na de behandelingen eerder een toevalstreffer? Het is eigenlijk vreemd dat de onderzoekers voor zo’n beperkte follow-up hebben gekozen, want dat strookt niet met het door henzelf omschreven doel van de studie:

“Purpose of this study was to evaluate the long term efficacy of repetitive sacral root magnetic stimulation (rSMS) in patients with monosymptomatic nocturnal enuresis (MNE).”

Met dit doel in het achterhoofd zou je zelfs kunnen concluderen dat de studie mislukt is.

  1. Het ging niet alléén om magnetische stimulatie.
De chemische structuur van imipramine (Jynto/Public Domain).
De chemische structuur van imipramine (Jynto/Public Domain).

Alle deelnemende kinderen slikten ook het middel imipramine, een antidepressivum. Dat middel schijnt wel iets te doen bij bedplassen, maar heel indrukwekkend zijn de resultaten niet: volgens een Cochrane Review uit 2003 zou het gebruik van een middel als imipramine een meerwaarde van “a reduction of about one wet night per week while on treatment” opleveren vergeleken met een placebomiddel. Na het stoppen met het middel volgt in de meeste gevallen een terugval en het gebruik van antidepressiva is natuurlijk ook niet zonder risico’s. Imipramine is dus duidelijk geen wondermiddel. Waarom bleven de kinderen in dit onderzoek het middel dan toch gebruiken, en werd er niet getest of alleen magnetische stimulatie resultaat zou opleveren? Eigenlijk wordt dat niet duidelijk in het artikel. De onderzoekers schrijven:

“All patients had been taking the tricyclic antidepressant drug imipramine (25 mg once at night /day) for at least 3 months without satisfactory results and they continued taking their usual drugs throughout the study.”

Waarom zou je doorgaan met het slikken van een medicijn als er sprake is van onbevredigende resultaten? Wat betekent ‘onbevredigend’ in dit verband? Belangrijker is dat het met zo’n meervoudige therapie veel moeilijker is om de resultaten te duiden. Er is sprake van een afname van het aantal natten nachten, maar welk deel daarvan is veroorzaakt door de imipramine, welk deel eventueel door de magnetische stimulatie en welk deel door placebo-effecten? Ook deze beperking wordt door de auteurs toegegeven:

“Since we did not study a group of patients who were untreated with tricyclic anti-depressants, we cannot say whether rSMS alone would improve symptoms.”

  1. De resultaten waren niet bepaald eenduidig
Figuur 2a uit het onderzoek.
Figuur 2a uit het onderzoek.

De belangrijkste uitkomstmaat van het onderzoek is de reductie in het aantal natte nachten. Als gezegd was na één week behandelen in de ‘real’ groep sprake van een afname van 5,7 naar 0,9. In de ‘sham’ groep was dat een afname van 6,5 naar 3,3. Uit figuur 2a. blijkt echter dat dit resultaat net niet statistisch significant is (p =0,055). Na twee weken is de ‘real’ groep verder gezakt naar 0,3 en de ‘sham’ groep naar 1,8. Dat resultaat is duidelijk niet statistisch significant (p = 0,327). Op zichzelf hoeft dat nog niet zoveel te betekenen. Het zou zo kunnen zijn dat de werking van de magnetische stimulatie – volgens de onderzoekers een mogelijk effect op controle over de blaas – met enige vertraging plaatsvindt, maar dan moet je juist in de weken die volgen op het stoppen met de magneetbehandelingen zoveel mogelijk data verzamelen. Dat hebben de onderzoekers dus niet gedaan. Ze hebben de kinderen één maand later nog één keer gezien en dat was het. Het resultaat dat ze toen noteerden (1 natte nacht vs. 5,2 natte nachten) was weliswaar zeer significant (p = 0,0001), maar weer te geïsoleerd om echte conclusies op te baseren. Hoe was de situatie na twee maanden, na drie maanden of na een half jaar? Dat is onbekend. De beste conclusie die je dan kunt trekken is dat de resultaten ‘inconclusive’ zijn.

Figuur 2b uit het onderzoek.
Figuur 2b uit het onderzoek.

Ook over de relevantie van de overige, secundaire resultaten kun je twisten. Ik weet niet veel van de visual analogue scale (VAS), maar het is mij ook niet geheel duidelijk wat de onderzoekers ons met de resultaten van deze schaal duidelijk proberen te maken. Als je afgaat op figuur 2b. dan zou je zeggen dat ze de kinderen naar hun pijnbeleving hebben gevraagd. Bij de y-as staat namelijk duidelijk visual analogue scale for pain te lezen. Dat lijkt geen bijster relevante vraag bij bedplassende kinderen. Pijn zal daar niet het voornaamste probleem zijn. Bovendien laten de resultaten van de ingevulde enquête, de SF-36v2 Health Survey, helemaal geen verschil tussen beide groepen zien als het gaat om ‘bodily pain’. De resultaten lijken elkaar dus tegen te spreken.

Met die SF-36v2 Health Survey is nog wel wat geks aan de hand. De onderzoekers schrijven bij figuur 3 – waar ze het trouwens abusievelijk over ‘Quality of lie‘  hebben – dat:

“There were significant improvement in the score of Mental health domains including Social Functioning (SF), Vitality (VT), Mental Health (MH) and Component Mental Health Summation (CMHS) in real group versus sham group.”

Dat is juist, maar wat zegt het? De onderzoekers noemen hier alleen de 4 categorieën waar het resultaat significant beter was, maar de enquête leverde in totaal 11 resultaten op en de ‘real’ groep noteerde in 7 van de 11 categorieën geen betere uitslag dan de ‘sham’ groep (er waren geen statistisch significante verschillen). Daar komt nog bij dat de SF-36v2 Health Survey eigenlijk helemaal niet bedoeld is voor kinderen, maar voor volwassenen. Nu was de gemiddelde leeftijd van de deelnemers met 13,6 jaar tamelijk hoog – zelfs 14,5 jaar in de ‘real’ groep – maar voor de jongste deelnemers waren de vragen wellicht te hoog gegrepen. Patiënten tussen de 8 en 25 (!) jaar konden aan het onderzoek meedoen en het zou best interessant zijn om te zien of er relevante verschillen optraden tussen de verschillende leeftijdscategorieën. Maar u raadt het al: dat hebben de auteurs helaas niet onderzocht.

  1. Hoe goed was de blindering eigenlijk?
De Double 70mm Alpha Coil van Magstim (www.magstim.com) in de vorm van een 8. Dit is niet de in het onderzoek gebruikte coil.
De Double 70mm Alpha Coil van Magstim (www.magstim.com) in de vorm van een 8. Dit is niet de in het onderzoek gebruikte coil.

De onderzoekers gebruikten voor deze studie een Magstim Super Rapid stimulator met als magneetspoel een 120-mm outer diameter figure-of-8 air film cooling coil. Het belang van goede blindering is onomstreden, dus voor de ‘sham’ groep moest een geloofwaardige schijnbehandeling bedacht worden. Het is niet helemaal duidelijk of dat gelukt is. Het onderzoek zelf meldt dat de stimulator wel aan stond, maar – zie het citaat aan het begin – dat de spoel 90 graden gedraaid werd. Als dat fysiek bedoeld is, kun je je afvragen of een patiënt dat niet gewoon merkt. Als met ‘figure of 8’ wordt gedoeld op een spoel in de vorm van een ‘8’ dan lijkt dat welhaast onvermijdelijk. De behandelaar merkt het natuurlijk sowieso: die is dan niet geblindeerd. Merkwaardig genoeg meldt het persbericht dat ” the stimulator was internally adjusted”, iets wat in het onderzoek zelf niet terugkomt. Het wordt dus niet helemaal duidelijk hoe adequaat de blindering precies was. In elk geval blijkt het bedrijf Magstim ook heuse ‘sham coils’ te verkopen (“looks, sounds and feels the same as an active coil”) waarmee perfect dubbelblinde onderzoeken kunnen worden gedaan. Die hebben de onderzoekers zeer zeker niet gebruikt.

Tot slot

De berichtgeving op nu.nl en de website van RTL Nieuws was weinig genuanceerd. De beperkingen van het onderzoek waren niet opgemerkt en dat de onderzochte kinderen ook antidepressiva gebruikten was niemand opgevallen. De resultaten van het onderzoek waren niet eenduidig en of de blindering adequaat was, is moeilijk vast te stellen. In elk geval zou het sterk overdreven zijn de resultaten van dit onderzoek als een potentiële doorbraak te omschrijven. Daarvoor was het aantal deelnemers te beperkt en de follow-up te kort, terwijl onduidelijk is wat de imipramine heeft gedaan en de resultaten ook niet duidelijk één richting op wijzen. Er zijn best interessante toepassingen voor magneten te bedenken in de geneeskunde, maar er is ook een hoop (potentiële) onzin. Laten de Egyptische onderzoekers hun onderzoek eerst maar eens herhalen met grotere aantallen deelnemers die gedurende een langere periode gevolgd worden. Dan zien we wel weer verder.

Filed Under: Gezondheid, Uit het nieuws, Wetenschap Tagged With: bedplassen, magneet, magneetstimulatie, magnetisch veld

Afkicken met ibogaïne

25 November 2014 by Laurens Dragstra 121 Comments

De Rechtbank Midden-Nederland heeft recentelijk een natuurgenezeres veroordeeld tot een gevangenisstraf van 141 dagen. De vrouw behandelde verslaafden met het middel ibogaïne, een plantenextract dat de behoefte om drugs te gebruiken zou verminderen. In één geval liep de behandeling fataal af, in een ander geval kon het leven van de patiënt gered worden, maar raakte hij wel blind. Dat de straf voor de “heks van Kockengen” tamelijk laag uitviel, is deels te verklaren door het feit dat de rechtbank lang niet alle ten laste gelegde feiten bewezen achtte. De rechtbank schiep wel duidelijkheid over de status van het middel ibogaïne: dat is een geneesmiddel, zodat de verbodsbepalingen uit de Geneesmiddelenwet van toepassing zijn. Die constatering maakt het wellicht gemakkelijker voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) om eventuele andere ibogaïnebehandelaars in Nederland aan te pakken. De uitspraak bevat verder een mooi college van de neuroloog professor Wolters over de werking en gevaren van ibogaïne.

Ibogaïne

Tabernanthe iboga
Tabernanthe iboga

Ibogaïne is een geestverruimend middel dat wordt gewonnen uit de Afrikaanse plant Tabernanthe iboga, die vooral in Gabon voorkomt. Daar worden preparaten met iboga onder meer voor rituele doeleinden ingezet. Dat ibogaïne ook gebruikt kan worden voor de behandeling van verslaafden, is in de westerse wereld vooral gepropageerd door de Amerikaan Howard Lotsof (1943-2010). Lotsof beweerde dat hij als negentienjarige dankzij ibogaïne van zijn heroïneverslaving was afgekickt en heeft zich de rest van zijn leven ingezet voor wetenschappelijk onderzoek naar en gebruik van de stof voor de behandeling van andere verslaafden. Ook publiceerde hij in tijdschriften over ibogaïne, meestal in samenwerking met anderen, want Lotsof had alleen een graad in de filmwetenschappen. Het is waarschijnlijk niet overdreven te stellen dat hij een grote naam was in de wereld van de ibogaïne, want artikelen waarbij hij (mede)auteur was worden meerdere malen genoemd in het wat gekleurde Wikipedia-artikel over de stof ibogaïne. Dat artikel verwijst bijvoorbeeld tweemaal naar een artikel uit 1999 dat Lotsof samen met onder meer de controversiële Nederlandse psychiater Jan Bastiaans schreef. Ook Bastiaans experimenteerde met ibogaïne als afkickmiddel en begin jaren ’90 stierf bij een van zijn sessies een vrouw.

Inname van ibogaïne zou volgens voorstanders van gebruik de behoefte aan drugs verminderen en ontwenningsverschijnselen verzachten. In een artikel van eind 2009 in het Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij heeft Catherine de Jong, de huidige voorzitter van de Vereniging tegen de Kwakzalverij, die bewering bestreden. De Jong schreef onder meer dat haar geen groot en deugdelijk onderzoek naar de veiligheid en effectiviteit van ibogaïne bij mensen, uitgevoerd door een gerenommeerd instituut, bekend was. Ze vermoedde dat de werking van het middel er simpelweg op neerkwam dat de verslaafde door de toediening van een aanzienlijke hoeveelheid ibogaïne langdurig in een roes wordt gebracht en daardoor enige tijd fysiek niet in staat is naar de slijter of dealer te lopen. Een recent Braziliaans onderzoek uit 2014 was positiever: het concludeerde dat “the use of ibogaine supervised by a physician and accompanied by psychotherapy can facilitate prolonged periods of abstinence”. Het artikel – of beter: het abstract ervan; het artikel zelf is niet vrij toegankelijk – maakt echter niet duidelijk waarom ibogaïne verkozen zou moeten worden boven de middelen die in reguliere verslavingsklinieken worden aangeboden. Bovendien is niet duidelijk of met psychotherapie alleen een soortgelijk resultaat geboekt kan worden. Het onderzoek betrof een terugblik (retrospective study) en er was dus geen controlegroep. Een grote doorbraak is deze studie derhalve waarschijnlijk niet.

En dan zijn er natuurlijk nog de risico’s. In het vonnis van de rechtbank tegen de natuurgenezeres worden deze risico’s meermaals benadrukt. De rechtbank wijst op basis van een deskundigenrapport van de neuroloog en hoogleraar Erik Wolters op “ernstige of levensbedreigende bijwerkingen zoals cardiotoxiteit en/of neurotoxiciteit”. Interessant is dat de rechtbank veel informatie uit het deskundigenrapport over werking en bijwerkingen van ibogaïne heeft opgenomen in het vonnis zelf. Ik citeer maar even integraal:

Professor dr. E.Ch. Wolters (hierna: Wolters) heeft in zijn rapport de fasen beschreven die optreden na inname van ibogaïne. Deze fasen zien er als volgt uit:

– Visuele fase: In deze fase worden (vooral met dichte ogen) uiterst gedetailleerde, soms beangstigende, visioenen waargenomen. Daarnaast worden (vooral met open ogen) herhaaldelijk lichtflitsen waargenomen. Tijdens deze fase is er sprake van een significant afgenomen handelingsbekwaamheid bij een patiënt, vooral wanneer de reality testing in het geding is. Deze fase vangt aan enkele uren na inname van ibogaïne en houdt doorgaans 4-6 uur aan.

– Introspectieve fase: Deze fase gaat gepaard met eufore kalmte met een enorme intellectuele en emotionele helderheid. In deze fase treedt vaak misselijkheid en braken alsook slapeloosheid en het gevoel het voortdurend koud te hebben op.

– Rest fase: In deze fase is sprake van een geleidelijk aan verminderde opwindingstoestand met een sterk verminderde slaapbehoefte, gevolgd door uitputting.

Een behandeling met ibogaïne dient, aldus Wolters, afgeraden te worden in (onder meer) de volgende gevallen:

– In geval van pre-existente cardiale problematiek (gezien de hierbij toegenomen kans op het optreden van hartritmestoornissen en een acute hartdood)

– In het geval van pre-existente psychiatrische problematiek, met name psychotische toestandsbeelden (gezien de hierbij toegenomen kans op het optreden van gedragsstoornissen en acute stress bij hallucinaties).

Voorts heeft Wolters in zijn rapport beschreven dat (vooral hogere) doseringen ibogaïne bijwerkingen met zich brengen, waaronder een daling van de bloeddruk en de hartslag. Tijdens de terechtzitting heeft Wolters verklaard dat doseringen van 25 mg/kg lichaamsgewicht en hoger gepaard kunnen gaan met een hogere toxiciteit. Wolters schrijft in zijn rapport dat er gevallen bekend zijn waarbij mensen binnen enkele dagen na inname van ibogaïne zijn overleden. In zijn rapport verwijst hij naar een onderzoek van N. Sandberg, waarin deze Sandberg tot de conclusie komt dat het aantal behandeling c.q. toepassingen van ibogaïne met fatale afloop 1 op de 300 bedraagt. Ter terechtzitting heeft Wolters verklaard dat bij gevallen van een dodelijke afloop de dosering boven 20 mg/kg lag.

Wolters en E. Fromberg (hierna: Fromberg) hebben in hun rapporten beiden een aantal – min of meer gelijkluidende – voorwaarden geformuleerd voor een veilige behandeling met ibogaïne. Het gaat hier niet om wettelijke voorschriften nu immers geen sprake is van een erkende, reguliere behandeling. Wolters en ook Fromberg hebben daarnaast beiden verklaard dat er nagenoeg geen wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de werking van ibogaïne en dat hetgeen zij in hun rapportages stellen hoofdzakelijk gebaseerd is op literatuurstudie.

Kortom, ibogaïne heeft fysiologische werking en er zijn negatieve effecten en bijwerkingen als hallucinaties, misselijkheid, braken, uitputting, verlaagde bloeddruk en hartritmestoornissen. Sterfgevallen zijn niet uitzonderlijk en als de genoemde verhouding van 1 sterfgeval op 300 behandelingen correct is, is het middel gewoon heel riskant. Ik kan uit de geciteerde passage niet afleiden of de stof daadwerkelijk de behoefte aan verslavende middelen vermindert. Uit het gedeelte over “nagenoeg geen wetenschappelijk onderzoek” leid ik echter af dat ook Wolters c.s. menen dat daar geen deugdelijk bewijs voor is.

De casus

Vermalen schors van de ibogaplant (foto: Kgjerstad, CC-licentie)
Vermalen schors van de ibogaplant (foto: Kgjerstad, CC-licentie)

Het eerste slachtoffer van de natuurgenezeres was een Zwitser die naar Nederland was gekomen om af te kicken van zijn codeïne- en alcoholverslaving. Volgens de verdachte verliep de behandeling met ibogaïne aanvankelijk goed. Later werd het slachtoffer echter agressief en had hij het idee dat hij achtervolgd werd. De man verzocht de natuurgenezeres hem naar een hotel te brengen. Zij bracht hem er met de auto heen en liet hem daar achter. Enkele uren later verliet het slachtoffer het hotel weer. Hij liep de snelweg op en werd doodgereden door een vrachtwagen. De rechtbank acht bewezen dat de natuurgenezeres het slachtoffer in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten. Zij had de man nooit zonder toezicht in het ziekenhuis mogen achterlaten. De rechtbank kan echter niet met zekerheid vaststellen dat er een causaal verband bestaat tussen het achterlaten en de dood van het slachtoffer. Voor de rechtbank is niet voldoende duidelijk of het slachtoffer toen hij de snelweg opliep nog hallucineerde als gevolg van de ibogaïnebehandeling. Hoewel zij zelfmoord niet aannemelijk acht, kan volgens de rechtbank niet worden uitgesloten dat bij de aanrijding sprake was van een noodlottig ongeval. Dat het causaal verband niet bewezen kan worden, heeft grote gevolgen voor het strafmaximum. Op verlating van een hulpbehoevende staat ten hoogste twee jaar gevangenisstraf (artikel 255 Wetboek van Strafrecht), maar als het achterlaten de dood ten gevolge heeft, is de straf ten hoogste negen jaar (artikel 257, tweede lid, Wetboek van Strafrecht). Nogal een verschil dus.

Het tweede slachtoffer was een Belg die door middel van een ibogaïnebehandeling van zijn verlegenheid af wilde komen. Nu heeft verlegenheid natuurlijk niets met verslaving te maken, maar kennelijk had het slachtoffer er alle vertrouwen in dat de ibogaïne ook dit probleem kon verhelpen. Hij had dan ook al eerder met het middel geëxperimenteerd. Het liep echter compleet anders. Het slachtoffer kreeg na de toediening van de ibogaïne een hartstilstand en raakte niet zijn verlegenheid kwijt, maar wel zijn gezichtsvermogen. De natuurgenezeres verliet het slachtoffer nu eens niet, maar belde direct de hulpdiensten en begon met reanimeren. Dit alles stemt de rechtbank kennelijk mild. Zij acht niet bewezen dat de natuurgenezeres de man in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten. Ook van opzettelijke benadeling van de gezondheid is geen sprake. Het slachtoffer had enige tijd voor de behandeling een cardioloog geraadpleegd en die had geen hartafwijking geconstateerd. Mede daarom vindt de rechtbank dat de verdachte ook niet roekeloos heeft gehandeld. Er volgt vrijspraak.

In het vervolg van de uitspraak wordt nog een aantal andere zaken bewezen verklaard. De rechtbank constateert overtreding van de Opiumwet omdat bij de natuurgenezeres thuis hennep, MDMA, methadon en morfine waren aangetroffen. Het bezit van vijftien flessen medicinale zuurstof levert een overtreding van de Geneesmiddelenwet op. Met betrekking tot de gevonden drugs merkt de rechtbank overigens op dat het goed mogelijk is dat die zijn achtergelaten door verslaafde cliënten die bij verdachte in behandeling waren. De advocaat van de natuurgenezers had verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met “het feit dat verdachte in de media en op straat is uitgemaakt voor heks en kwakzalver”. Daardoor zou ze aan lager wal zijn geraakt. Het is mij niet geheel duidelijk geworden in hoeverre de rechtbank dit betoog heeft meegewogen bij het bepalen van de strafmaat. De volgende overwegingen:

Alhoewel uit het dossier niet volgt dat de zaak tegen verdachte de nodige media-aandacht heeft gehad, is de rechtbank er ambtshalve van op de hoogte dat verdachte onder meer in de media is afgeschilderd als ‘de heks van Kockengen’ en dat op internet naar haar verwezen wordt als ‘The Ibogaïne Witch’. Naar het oordeel van de rechtbank is het in het algemeen aanvaardbaar dat strafzaken, gelet op hun aard en inhoud, een zekere vorm van media-aandacht met zich brengen. In onderhavige zaak is gebleken dat verdachte in de media op zodanige wijze is neergezet, dat zij daardoor in haar persoon lijkt geschaad.

doen echter vermoeden dat de rechters wel enigszins gevoelig waren voor de beweerde misère van de verdachte. De uiteindelijke straf is 141 dagen celstraf, precies gelijk aan de periode die de natuurgenezeres in voorarrest heeft doorgebracht.

Ibogaïne als geneesmiddel

Lijntjes cocaïne
Lijntjes cocaïne

De relatief lage straf die de rechtbank oplegde zal door menigeen als onrechtvaardig worden gezien. Er is immers een dode gevallen en iemand zwaar gehandicapt geraakt na een behandeling door een ondeskundig iemand met een gevaarlijk middel. Een kleine vorm van compensatie is wellicht dat de rechtbank zich ondubbelzinnig uitlaat over de status van iboga en ibogaïne. De rechtbank stelt vast dat het middel op websites als het inmiddels niet meer actieve www.ibogafoundation.com wordt aanbevolen voor de behandeling van verslavingen en daarmee wordt gepresenteerd als zijnde geschikt voor het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens. “Iboga beïnvloedt meerdere neurotransmitters in de hersenen en heeft zowel een stimulerende als hallucinogene eigenschappen”, aldus de rechtbank, die uit het voorgaande een heldere conclusie trekt:

Blijkens de bewijsmiddelen voldoet iboga aan de vereisten zoals opgenomen onder 1° en 3° [van artikel 1 onder b Geneesmiddelenwet, het artikel waarin de definitie van “geneesmiddel” is vastgelegd, LD]. Iboga is derhalve een geneesmiddel in de zin van artikel 1 van de Geneesmiddelenwet. Iboga bevat ibogaïne. De rechtbank hecht eraan op te merken dat dit niet betekent dat ibogaïne een toegestaan geneesmiddel betreft.

Waarom zou de rechtbank eraan hechten dit op te merken? Ik vermoed omdat in sommige media is opgemerkt of gesuggereerd dat het middel legaal is. Ook de advocaat van de natuurgenezeres had aangevoerd dat iboga geen verboden middel is.

Als ik het goed zie, blijft van die beweringen als gevolg van de uitspraak van de rechtbank weinig over. De rechtbank lijkt zowel iboga als de stof ibogaïne als geneesmiddel aan te merken. Dus zowel de plant en de onderdelen daarvan (bladeren, schors, wortels) als de werkzame stof. Dat heeft nogal wat gevolgen, want een flink aantal verbodsbepalingen uit de Geneesmiddelenwet is nu van toepassing. Zo is het ingevolge artikel 18 Geneesmiddelenwet verboden zonder vergunning iboga/ibogaïne te bereiden, in te voeren, af te leveren of uit te voeren dan wel een groothandel te drijven. Omdat voor iboga/ibogaïne geen handelsvergunning is verleend, is het ook verboden deze middelen in voorraad te hebben, te verkopen, af te leveren, ter hand te stellen, in te voeren of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied te brengen, aldus artikel 40, tweede lid, Geneesmiddelenwet. De rechtbank achtte overtreding van beide genoemde bepalingen bewezen. Zie ik het goed, dan is er weinig legaals meer mogelijk met ibogaïne. Ook het maken van reclame voor behandelingen met iboga/ibogaïne lijkt me verboden zolang voor deze middelen geen handelsvergunning is verleend (artikel 84 Geneesmiddelenwet).

Al de genoemde artikelen – 18, 40 en 84 – kunnen worden gehandhaafd door middel van bestuursrechtelijke sancties. Artikel 101 Geneesmiddelenwet bepaalt dat de minister van VWS – in de praktijk de IGZ – een bestuurlijke boete van maximaal 450.000 euro kan opleggen bij geconstateerde overtredingen. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat ibogaïne een geneesmiddel is, zullen zich hier niet de problemen voordoen waardoor de juridische aanpak van HCG als afslankmiddel stokte (de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat HCG geen geneesmiddel is). Waar strafrechtelijke procedures zoals die tegen de “heks van Kockengen” doorgaans lang duren en pas worden gestart als het kalf al verdronken is, kunnen bestuursrechtelijke boetes direct worden ingezet. Constatering van overtreding van een artikel in de Geneesmiddelenwet is voldoende om op te kunnen treden en lastige bewijsproblemen met betrekking tot opzet of causale verbanden doen zich niet of veel minder voor. Wie meent dat er nog muziek zit in de behandeling van verslaafden met ibogaïne, kan de minister verzoeken om een vergunning om het spul voor onderzoek te bereiden. Voorlopig lijkt het me verstandig zulke behandelingen zoveel mogelijk achterwege te laten, zeker als ze worden uitgevoerd door filmwetenschappers, omstreden psychiaters en medisch ongeschoolde natuurgenezeressen.

Filed Under: (Bij)Geloof, Alternatieve schade, Gezondheid, Uit het nieuws Tagged With: geneesmiddel, gevangenisstraf, iboga, ibogaïne, kruiden, kruidengeneesmiddelen, verslaafden, verslaving, verslavingszorg

  • « Go to Previous Page
  • Page 1
  • Page 2
  • Page 3
  • Page 4
  • Page 5
  • Page 6
  • Interim pages omitted …
  • Page 57
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Steun ons via:
Een aankoopbol.com Partner (meer info)
Of een donatie

Schrijf je in voor de nieuwsbrief!

Skeptic RSS feed

  • Skepsis
  • Error
  • SBM
Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter?
9 May 2025 - Ward van Beek
Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter?

.Het vorige congres ligt nog vers in ons geheugen, maar omdat ontwikkelingen steeds sneller gaan zijn wij alweer druk bezig met het Skepsiscongres 2025, op zaterdag 1 november a.s.  De maatschappij bekeken met een skeptische bril Je hoort het vaak:…Lees meer Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter? › [...]

Graancirkels op European Skeptics Congress 2024
7 May 2025 - SkepsisSiteBeheerder
Graancirkels op European Skeptics Congress 2024

Voordracht van Francesco Grassi op ESC2024 in Lyon.Lees meer Graancirkels op European Skeptics Congress 2024 › [...]

SKEPP wordt 35… en dat vieren ze!
27 April 2025 - SkepsisSiteBeheerder
SKEPP wordt 35… en dat vieren ze!

Onze Belgische zusterorganisatie SKEPP bestaat dit jaar 35 jaar. Op zaterdag 10 mei vieren ze dat met een mooi programma. Hoofdgast is de bekende skepticus en emeritus hoogleraar psychologie Chris French die onlangs ook tot erelid van SKEPP werd benoemd.…Lees meer SKEPP wordt 35… en dat vieren ze! › [...]

RSS Error: A feed could not be found at `https://skepp.be/feed`; the status code is `404` and content-type is `text/html; charset=UTF-8`

David Geier, Mail Order Pharmacist
10 May 2025 - Kathleen Seidel

David Geier was in the drug business. What was he selling before the FDA stepped in? The post David Geier, Mail Order Pharmacist first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Dr. Vinay Prasad is Now the Medical Establishment. It’s His Job to Run RCTs, and It’s Our Job to Call Him a Lying Piece of $#!& if He Fails.
9 May 2025 - Jonathan Howard

"I wish Vinay all the best for his new role. It's a whole new state of play when the buck stops with you." The post Dr. Vinay Prasad is Now the Medical Establishment. It’s His Job to Run RCTs, and It’s Our Job to Call Him a Lying Piece of $#!& if He Fails. first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Breathing Easy: Treating Allergic Rhinitis
8 May 2025 - Scott Gavura

Spring is a miserable season for those with seasonal allergies. There are effective drug- and non-drug measures that can control most symptoms effectively. The post Breathing Easy: Treating Allergic Rhinitis first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Recente reacties

  • Klaas van Dijk on Bedenkingen bij het rapport over oversterfte van Ronald Meester en Marc JacobsOp https://archive.is/1Exnu staat een gearchiveerde versie van een recente posting van Ronald Meester op LinkedIn. In deze posting verwijst
  • Klaas van Dijk on Bedenkingen bij het rapport over oversterfte van Ronald Meester en Marc JacobsEen verbeterde versie van Hoofdstuk 6 van dit rapport van Ronald Meester en Marc Jacobs is op 22 april 2025
  • Hans1263 on Volgens Maurice de Hond beschikt hij over telepathische gavenHet filmpje waarin hij een trucje met Jeroen Pauw uithaalt, bewijst natuurlijk helemaal niets, ja misschien het denkniveau van De
  • Renate1 on De linke weekendbijlage (17-2025)En de paashaas is er snel vandoor gegaan,
  • Hans1263 on De linke weekendbijlage (17-2025)@Renate1 Nee, de paashaas heeft het in een mandje op zijn rug. 😅😅😅

Archief Kloptdatwel.nl

Copyright © 2025 · Metro Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in