Hebben teksten van ongeveer 2500 jaar geleden nog relevantie voor de moderne skepticus? In dit stukje over de filosoof Plato en zijn oeuvre betoog ik van wel. Ik sta kort stil bij wat onderwerpen en werken van Plato die in mijn ogen nog relevant zijn voor de moderne onderzoeker van pseudowetenschappelijke – en paranormale beweringen.
Om te beginnen neem ik een duidelijk skeptisch onderwerp wat tamelijk concreet is in tegenstelling tot het abstracte karakter van filosofie. Wie zich namelijk bezighoudt met Atlantis kan niet om Plato’s werken van de Kritias en Timiaos heen. Deze werken zijn namelijk de bron voor de mythe van Atlantis (Marcel Hulspas en Rob van Gent, Skepter 2.1, maart 1989, p. 33-37). Voor wie meer over Atlantis wilt weten, dit jaar is er een aardig boekje over Atlantis en Plato’s rol daarin uitgekomen van Klaas Vansteenhuyse in de boekenreeks van Skepp.

Het volgende onderwerp gaat over de onsterfelijkheid van de ziel, en reïncarnatie is ook een onderwerp bij Plato. In de Phaedo wordt er een onderzoeksgesprek gehouden over de al dan niet onsterfelijkheid van de menselijke ziel. De plaats waar het gesprek plaatsvindt: in Socrates’ cel waar hij verblijft tot op het einde van de dag dat zijn doodvonnis volstrokken zal worden. Dualisme, het idee dat lichaam en ziel van elkaar gescheiden zijn, waar vooral René Descartes bekend omstaat, komen we dus al tegen in Plato en dat maakt het een mooi vertrekpunt voor wie dieper op deze onderwerpen in wilt gaan (Plato, 1987, p. 277).
Een abstracter onderwerp waar Plato zich mee bezighield is de verdediging tegen relativisme – waarheid is afhankelijk van perspectief – en het oude scepticisme – we kunnen niets weten – (Herrick, 2015, p.136-137). Beide ideologieën verhinderen kritisch denken en zouden moderne skeptici zorgen moeten baren. Het relativisme en zijn implicaties worden o.a. besproken in de dialoog de Theaethetus. Andere dialogen zijn de Protagoras, het eerste boek van de Politeia en de Sofist. Het scepticisme wordt behandeld in de Gorgias. Beide ideologieën komen in deze dialogen tot absurde conclusies. En Socrates’ weerwoord wordt nog steeds als belangrijke verdediging gezien tegen deze aanvallen op kritisch denken.
Dit waren in vogelvlucht enkele onderwerpen waar Plato zich mee bezighield en waar skeptici zich nog steeds mee bezig kunnen houden. Maar waarom zou een skepticus dan het werk van Plato zelf lezen? Daarvoor is het belangrijk om wat te zeggen over de aard van Plato’s dialogen. Deze ontstonden in de klassieke oudheid en worden gezien als een pedagogisch werk (Sugrue, 1998). Dit omdat in de werken een zekere afstand hebben tot Plato, hijzelf komt namelijk niet voor in de dialogen. Daarnaast zijn de meeste dialogen in dialoogvorm geschreven. Deze vorm maakt dat er verschillende posities tegenover elkaar komen te staan. Plato geeft niet zijn eigen mening over welke positie de juiste is. Sterker nog, in de vroege dialogen eindigt zo’n dialoog vaak met de conclusie dat er meer onderzoek nodig is. Het effect hiervan is dat je je bij elke bewering kunt afvragen: “klopt dit wel? En wat zou Plato’s bedoeling hiermee geweest zijn?” Oftewel, je gaat kritisch nadenken over wat er gezegd wordt, wie het zegt en waarom het gezegd word. Plato dwingt zo geen meningen op, maar presenteert standpunten en onderbouwingen die je zelf kunt overdenken.

Dit wordt versterkt door het punt dat de latere dialogen ook kritiek of andere visies hebben op beweringen uit eerdere dialogen. Plato wordt nogal eens vereenzelvigd met de ideeën-/vormenleer, de gedachte dat er buiten onze werkelijkheid volmaakte vormen bestaan waar de ons bekende realiteit van afgeleid is. Deze leer komt onder andere voor in Plato’s dialoog Politeia. Interessant is dan ook om te weten dat Plato zelf kritiek had op die leer in zijn latere leven. Wie het begin van de dialoog Parmenides leest komt dit tegen. Ook wordt er in de Wetten (het laatste werk van Plato) een andere staatsvorming weergegeven dan in de Politeia. Welke is dan de beste?
Voor een skepticus is het belangrijk om argumenten te beoordelen. Om dit te oefenen, bijvoorbeeld argumentaties herkennen en beoordelen, kunt je ook Plato lezen en analyseren. Dan kom je erachter dat Socrates zijn gesprekken prima weer te geven zijn in een argumentatieschema. Bijvoorbeeld in de dialoog Meno (De Jong, 2005, p.51). Ook als propositie logica zijn de argumenten weer te geven, kijk voor voorbeelden in de al genoemde Politeia (Brakas, 2011, p.102-105 & Weinstein, 2011, p.203-207), Parmenides (Brakas, 2011, p.109-110) en Euthyphroon (Baggett, 2011, p.49-51).
Wie de argumenten analyseert van de verschillende karakters in de verschillende dialogen stuit zo ook op drogredenen. Drogredenen herkennen is natuurlijk een ander belangrijke vaardigheid voor de hedendaagse skepticus. In de Euthydemus komen we drogredenen tegen als meerzinnigheid en ambifolie (Sprague, 1962, p.6-7). Zelfs Socrates maakt gebruik van deze drogredenen in de Theaethetus, wat illustreert dat je zelf moet blijven nadenken en kritisch moet zijn als je de dialogen leest.
Tot zover de voorbeelden van het oefenen van kritisch lezen, denken en argumentatie. Een ander punt waar de dialogen voor gebruikt kunnen worden is als voorbeeld voor het in gesprek treden met complotdenkers (Decoene, 2016, p.60-64), pseudowetenschappers, wetenschapsontkenners of gewoon mensen die anders denken. Zo is de gespreksvorm street epistemology ook geïnspireerd door Plato’s weergave van Socrates. In de Theaethetus komen we tegen hoe een onderzoeksgesprek of dialoog goed kan verlopen. Het gaat om het uitwisselen van vragen en antwoorden waarbij geen lange betogen worden gehouden. Socrates introduceert dit door ironisch te stellen dat zijn geheugen niet zo goed is en er hoeft niet meer gezegd te worden dan nodig.
De vragen die Socrates stelt zijn ook nog relevant voor vandaag de dag. Definitievragen: “Wat bedoel je met …?” en vragen naar de onderbouwing: “Wat is je bewijs daarvoor?” (Herrick, 2015, p.57). Zo kun je goed begrijpen waar de ander het over heeft en evalueren of zijn bewijs voldoende is. Een onderzoekende houding naar de waarheid en de wil om zich intellectueel in te spannen zijn ook benodigdheden. Niet alle dialogen hebben karakters die deze eigenschappen bezitten waardoor je, net als in het echte leven, ziet dat gesprekken stuk lopen zoals in de Meno en Euthydemus. De meeste gesprekken zullen om een verkeerde houding van de gesprekspartners niet slagen.
En wat je kunt doen als het gesprek stukloopt is proberen te verleiden met beeldspraak of mythen. Plato erkend de kracht van beeldspraak en mythen. In de Politeia waarschuwt Socrates er dan ook voor. Toch gebruikt Plato dit in zijn dialogen wel, vooral als het onderzoeksgesprek vastloopt. Het lijkt een beetje als vuur met vuur bestrijden. Hoewel er nog discussie is over het gebruik en belang van de mythen vind je bij Plato ook het idee dat mythen over het algemeen fout zijn, hoogstens bezit het een beetje waarheid. Voor de skepticus die anderen wil overtuigen kan het handig zijn om na te denken over de retorische krachten van mythen en of we eigen mythen kunnen toepassen of niet.
De beeldspraak kan ook inspireren om op een bepaalde manier na te denken over een onderwerp. Zo gebruikte filosoof Mario van Veen de allegorie van Plato’s grot om over complotdenken na te denken.

Zo bekeken kan Plato dus nog steeds relevant zijn voor de moderne skeptici. Door zijn behandeling van onderwerpen, het gebruiken van zijn werken voor het trainen van vaardigheden als kritisch denken, argumentatieleer en het voeren van gesprekken, en ter inspiratie voor het gebruik van beeldspraak en mythen bij onderwerpen en gesprekken die skeptici bezighouden.
Literatuur:
Baggett, D. 2011. The Euthyphro Dilemma. Hoofdstuk 11 in: Just the Arguments 100 of the Most Important Arguments in Western Philosophy. P.49-51. Geredigeerd door Michael Bruce en Steven Barbone. Wiley-Blackwell.
Brakas, J. G. 2011. The Existence of Forms: Plato’s Argument from the Possibility of Knowledge. Hoofdstuk 26 in: Just the Arguments 100 of the Most Important Arguments in Western Philosophy. P.102-105. Geredigeerd door Michael Bruce en Steven Barbone. Wiley-Blackwell.
Brakas, J. G. 2011. Plato, Aristotle, and the third Man Argument. Hoofdstuk 27 in: Just the Arguments 100 of the Most Important Arguments in Western Philosophy. P.106-110. Geredigeerd door Michael Bruce en Steven Barbone. Wiley-Blackwell.
Decoene, B. 2016. Achterdocht tussen feit en fictie: kritisch omgaan met complottheorieën. VUBPRESS.
Herrick, P. 2015. Think with Socrates: an introduction to critical thinking. Oxford University Press.
Hulspas, M., Gent, R van. 1989. Vuur en IJs deel 2. Skepter 2.1, maart 1989, p. 33-37.
Plato. 2012. Verzameld werk. Vertaald door Mario Molengraaf en Hans Warren. Bert Bakker uitgeverij. (Vele nederlandstalige dialogen van Plato zijn te vinden op: https://www.arsfloreat.nl/plato-pdf-downloads/ )
Plato. 1987. Plato the Percursor. Hoofdstuk 26 in: Readings in the philosophical problems of Parapsychology. Edited by Antony Flew. Prometheus Books.
Sprague, R. K. 2013[1962]. Plato’s use of Fallacy. A Study of the Euthydemus and Some Other Dialogues. Routledge. Ebook.
Sugrue, M. 1998. Plato, Socrates, and the Dialogues. The Great Courses.
Vansteenhuyse, K. 2025. De Mythe van Atlantis: Waarom het legendarische eilandrijk niets meer is dan een hardnekkige fantasie. Borgerhoff & Lamberigts nv.
Weinstein, J. I. 2011. Justice Brings Happiness in Plato’s Republic. Hoofdstuk 51 in: Just the Arguments 100 of the Most Important Arguments in Western Philosophy. P.106-110. Geredigeerd door Michael Bruce en Steven Barbone. Wiley-Blackwell.

Leave a Reply
You must be logged in to post a comment.