Er zijn nog enkele kaarten beschikbaar voor het European Skeptics Congres 2019 dat dit jaar van donderdag 29 augustus tot en met zondag 1 september wordt gehouden. Het thema dit jaar is the Joy of Skepticism. Het programma en meer informatie over de sprekers is te vinden op de website van het ESCO 2019.
skepticisme
Vertoning “An Honest Liar” inclusief interview James Randi op zaterdag 27 juni
Op zaterdag 27 juni om 20:00 uur zal in De Balie aan het Leidseplein in Amsterdam een vertoning zijn van de documentaire ‘An honest liar’. Deze documentaire is een biografie van James ‘The Amazing’ Randi. Voorafgaande aan de vertoning is er een discussie met Herman de Regt (wetenschapsfilosoof aan de Universiteit Tilburg), Lars Gierveld (presentator van RamBam, een onderzoeksprogramma van de Vara) en Rob Mollien (mentalist en finalist van het programma “De nieuwe Uri Geller”).
Na de vertoning is er een live interview met James Randi vanuit Amerika! Hierbij zal het mogelijk zijn om vragen te stellen aan de bekende skepticus.
De toegangsprijs voor de hele avond is slechts 10 euro. Bestel kaarten!
Meer over James Randi en de documentaire:
James ‘The Amazing’ Randi, meester-illusionist, is de oprichter van de James Randi Educational Foundation (JREF). De JREF is bekend van ‘The Million Dollar Challenge’ die 1 miljoen dollar belooft aan iedereen die kan aantonen over paranormale gaven te beschikken. Hoewel Randi zijn faam verwierf als ontsnappingsartiest en goochelaar heeft hij uiteindelijk besloten zijn kennis en kunde in te zetten om oplichters en kwakzalvers te ontmaskeren. Want wie heeft er nou meer kennis van illusie en bedrog dan een illusionist?
Randi begon aan zijn waarheidsmissie door middel van onderzoeken naar oplichters en het opzetten van hoaxes. Met deze hoaxes hield hij de media, onderzoekers en een goedgelovig publiek voor de gek, maar altijd met een hoger doel, namelijk om het belang van bewijs en het gevaar van magisch denken te demonstreren. Ook behandelt de film Randi’s privéleven en volgen we Randi en zijn partner tijdens een dramatische wending in hun leven.
De vertoning wordt mede mogelijk gemaakt door Stichting Skepsis.
Bij het overlijden van Victor Stenger
Op 27 augustus 2014 is de Amerikaanse natuurkundige, skepticus en atheïst Victor Stenger overleden. Hij is 79 jaar oud geworden. Hij polemiseerde overmoeibaar tegen Intelligent Design en andere pseudowetenschappelijke uitwassen. Met New Age magiërs die de kwantummechanica bij hun woordenbrij betrokken maakte hij korte metten. Hij was ook één van de meest vooraanstaande Nieuwe Atheïsten. Z’n dertiende boek, God and the Multiverse: Humanity’s Expanding View of the Cosmos, stond net op het punt om in september 2014 gelanceerd te worden.

Totdat hij in 2000 met emeritaat ging, deed Victor Stenger onderzoek in de fysica van de elementaire deeltjes. Hij is auteur en medeauteur van vele tientallen wetenschappelijke artikelen over gamma straling, quarks, neutrino’s, etc. Hij heeft gewerkt met onderzoeksgroepen aan CERN en aan het Kamioka Observatorium in Japan. Hij was verbonden aan de natuurkundefaculteit van de Universiteit van Hawaï.
Het was aan het eind van de jaren 80 dat Stenger is gaan schrijven voor een breder publiek. Al z’n boeken zijn verschenen bij de door Paul Kurtz in 1969 opgerichte uitgeverij Prometheus Books. Stengers tweede boek, Physics and Psychics: The Search for a World Beyond the Senses (1990), leidde tot een rel. Stenger had z’n bronnen fout geïnterpreteerd en schreef over Uri Geller: “He began his career as a stage magician in Israel where he was once arrested for claiming his feats were performed with psychic power.” In werkelijkheid was Geller toen gedaagd in een civielrechtelijke procedure. De fout werd gecorrigeerd. Niettemin spande Geller rechtszaken aan tegen Stenger en Prometheus op drie plaatsen tegelijk: in Miami, op Hawaï en in London. Geller eiste vier miljoen dollar schadevergoeding. Hij verlangde verder dat z’n naam overal uit het boek verwijderd zou worden en dat er paginagrote rectificaties in kranten zouden verschijnen. Echter, de rechter in Miami achtte de zaak niet ontvankelijk en vond de eis belachelijk. Geller moest uiteindelijk van het gerecht 50.000 dollar betalen aan Stenger en Prometheus als tegemoetkoming in de gemaakte juridische kosten. De zaak in London lag moeilijker. De wetten op smaad en laster zijn stricter in het Verenigd Koninkrijk dan dat ze in de Verenigde Staten zijn. Maar uiteindelijk is de zaak nooit voorgekomen nadat er een brede schikking werd getroffen tussen Geller en het Committee for the Scientific Investigation of Claims of the Paranormal (CSICOP, tegenwoordig heet het CSI, Committee for Skeptical Inquiry). De zaak van Geller tegen James Randi maakte deel uit van dezelfde schikking. Geen van Gellers eisen werd ingewilligd.
Het emeritaat van Victor Stenger is waarschijnlijk één van de meest actieve en productieve ooit geweest. Hij gaf aan de lopende band interviews, verscheen in panels en gaf overal ter wereld lezingen. Hij schreef essays en was columnist bij de Huffington Post. In de afgelopen paar jaar publiceerde hij zo ongeveer één boek per jaar.
Amerikanen geloven vrij algemeen dat je van godsdienst een beter en moreler mens wordt. Op de elfde september van 2001 werd het op heel pijnlijke manier duidelijk dat dit niet altijd het geval hoeft te zijn. De elfde september werd het beginsein van het “Nieuwe Atheïsme.” Het atheïsme kwam uit het verdomhoekje, werd assertief en zelfs enigszins respectabel. Een aantal begaafde essayisten richtte hun pijlen op God, kerk, bijbel en clerus. Stenger werd een vooraanstaand vertegenwoordiger van de beweging. Daar waar Richard Dawkins, Sam Harris en Daniel Dennett vooral schreven over biologie, evolutie en bewustzijn, daar schreef Stenger over de geschiedenis en structuur van de kosmos en over de oorsprong van de meest elementaire natuurwetten. Hij werd veel geprezen om een heldere schrijfstijl en om de manier waarop hij complexe natuurkundige zaken op een begrijpelijke manier aan een groot lekenpubliek wist te presenteren. In z’n essays, lezingen en boeken pleitte hij ook vurig en onomwonden voor “freedom from religion,” i.e. het recht om in het openbare leven niet geconfronteerd te worden met door de overheid gesanctioneerde religieuze uitingen. Een van z’n meest bekende quotes is uit het boek The New Atheism: Taking a Stand for Science and Reason (2009): “Science flies you to the moon. Religion flies you into buildings.”

Stengers bekendste boek is “God: The Failed Hypothesis: How Science Shows that God Does Not Exist” (2007). Velen hadden reeds betoogd dat er geen bewijs is voor het bestaan van God. Victor Stenger ging een stap verder in dit boek en stelde dat er bewijs is tegen het bestaan van God. In het boek behandelt hij het bestaan van een judeo-christelijke-islamitische God als een hypothese. De God van het Oude en Nieuwe Testament bemoeit zich heel intensief met wat er in de wereld gebeurt. Als zo’n God de kosmos en het leven heeft geschapen, dan zouden er sporen moeten zijn van al die goddelijke activiteit. Er zouden empirische aanwijzingen gevonden moeten worden van al die bovenatuurlijke bedrijvigheid, vooral nu wetenschappers de realiteit bestuderen en doorgronden op de schaal van femtometers (1 femtometer =10-15 meter) tot aan de schaal van miljarden lichtjaren. Maar dit blijkt niet het geval te zijn. Zoals Stenger meerdere malen zegt: “… we conclude beyond a reasonable doubt that the universe and life look exactly as they can be expected to look if there is no God.” In maart 2007 haalde het boek de New York Times bestseller list. Een Nederlandse vertaling van de hand van Jan Willem Nienhuys is verkrijgbaar via bol.com. [red: zie ook het Skepsis-blog: ‘God bestaat niet‘]
Victor Stenger polemiseerde ook heel doeltreffend tegen het zogenaamde fine-tuning argument.
Het fine-tuning argument vormt de natuurkundeafdeling van de Intelligent Design en gaat als volgt. De natuurkunde maakt veelvuldig gebruikt van een aantal universele constanten, i.e. constanten die altijd en overal dezelfde waarde hebben. De lichtsnelheid in vacuüm (c = 300.000 km/s) en de gravitatieconstante (G = 6,67 × 10-11 m3/kg s2) zijn voorbeelden van zulke universele constanten. De waarden van deze constanten kunnen worden gemeten, maar kunnen verder niet als consequentie van een theorie worden afgeleid. Ze zijn in wezen “toevallig.” Er zijn ongeveer 25 van zulke constanten. Een kleine verandering in de waarde van elk van deze constanten leidt tot een heelal dat er heel anders uit ziet. Een iets grotere gravitatieconstante G leidt bijvoorbeeld tot een heelal dat kort na de Big Bang weer instort. Bij een iets kleinere waarde van G vormt de materie na de Big Bang nooit de clusters die leiden tot ontwikkeling van sterren. De aanhangers van het fine-tuning argument stellen dat het God zelf is geweest die, aan het begin der tijden, de natuurconstanten expres zodanig heeft afgesteld. Hierbij zou Hij ons, het toekomstig mensdom, in gedachten hebben gehad. Met het fine-tuning argument zou de wetenschap God gevonden hebben. Francis Collins, de directeur van het Amerikaanse National Institutes of Health, is bijvoorbeeld een vurig pleitbezorger van de fine tuning.
Een van Stengers boeken, The Fallacy of Fine-Tuning: Why the Universe Is Not Designed for Us (2011), is volledig gewijd aan de weerlegging van het fine-tuning argument. Hij wijst in eerste instantie op het volgende. Als je van kilo’s naar ponden gaat, dan wordt het gewicht van een auto aangegeven met een ander getal zonder dat er iets aan die auto verandert. Voor wezenlijke zaken, zoals dat een Fiat Panda 1,7 maal zo zwaar is als een Lelijk Eendje, maakt het uiteindelijk niet uit of je nu in ponden of in kilo’s werkt. Op dezelfde manier kun je de lichtsnelheid, de gravitatieconstante en andere natuurconstanten van numerieke waarde veranderen door je gewichtsmaat, lengtemaat, tijdseenheid, etc. te veranderen. Hierbij verandert er echter niets aan wat er in het heelal gebeurt. Als je dit feit in ogenschouw neemt, dan kun je de natuurconstanten terugbrengen tot een kleiner maar fundamenteel aantal. Stenger laat vervolgens zien dat de waarde van sommige natuurconstanten niet veel kan verschillen van wat ze is zonder de logica geweld aan te doen. Z’n volgende stap bestaat uit het aantonen d.m.v. computersimulaties dat je wel degelijk langlevende en levensvriendelijke universums kunt creëeren door twee of meer natuurconstanten tegelijk te veranderen. In dat geval kunnen de veranderingen elkaar min of meer compenseren. Als we ons er daarbij ook van bewust zijn dat leven niet noodzakelijkerwijs gebaseerd hoeft te zijn op koolstofverbindingen en waterige oplossingen, dan vinden we een vrij groot gebied voor de waarden van de natuurconstanten waarbinnen de ontwikkeling van leven mogelijk moet zijn. Tenslotte wijst Stenger er op dat het overgrote deel van het heelal een heel onvriendelijke omgeving vormt voor menselijk leven. Eigenlijk is het alleen een klein stukje aardoppervlak waar we redelijk goed uit de voeten kunnen. Daarbuiten is ons vooralsnog geen andere geschikte leefomgeving bekend.

Net als Einstein en Feynman werd Stenger gedreven door een gevoel dat de natuurkunde van de kosmos en de elementaire deeltjes uiteindelijk simpel, logisch en elegant in elkaar moet zitten. Dit gevoel was de motivatie achter Stengers activiteiten en vormt een rode draad in z’n omvangrijk oeuvre.
Bij het vernemen van Victors overlijden moest ik onwillekeurig denken aan een uitspraak van hem uit hetzelfde boek dat de heibel met Uri Geller veroorzaakte: “Selling eternal life is an unbeatable business, with no customers ever asking for their money back after the goods are not delivered.” Victor was een effectief polemist. Z’n uitspraken prijken op T-shirts en op stadsbussen. Het is heel ironisch dat hij juist in z’n strijd tegen de grossiers in eeuwig leven een zekere mate van onvergankelijkheid voor zichzelf heeft gecreëerd.
Geïnteresseerd in één van de genoemde boeken? Bestel ze via onderstaande link bij Bol.com en steun daarmee Kloptdatwel!
De bewijslast
In iedere discussie is het van belang te beseffen dat degene die een bewering doet de bewijslast heeft, d.w.z. de plicht om je bewering te onderbouwen met bewijs. Wie de bewijslast niet op zich neemt, hoeft door de skepticus niet serieus genomen te worden en bovendien hoeft de skepticus niet het tegendeel te bewijzen van wat er beweerd wordt. In deze video legt QualiaSoup uit hoe het werkt (Nederlandse ondertiteling door mij).
Op verzoek het volgende addendum:
De bewijslast – door QualiaSoup.
Stel dat iemand je vertelt dat onder het oppervlak van Pluto een kleine walrus hem iedere middernacht telepathische boodschappen stuurt… terwijl hij met schedels jongleert op een indigo sokkel. Je vraagt om bewijs, maar hij reageert met: “Je kunt het niet weerleggen!” Deze claim onderzoeken zou de grenzen van de huidige technologie overschrijden. Maar betekent dat dan dat we daarom een goede reden hebben om de claim van deze persoon serieus te nemen?
Wat als we deze benadering altijd zouden nemen als we een feitelijke claim willen onderzoeken? We zouden ons hele leven talloze fantastische claims kunnen bedenken die niet praktisch te onderzoeken zijn en ieder
skepticisme afwijzen met als gedachteloos refrein: “Je kunt het niet weerleggen!” Wat als encyclopedieën vol zaten met lijsten van claims die een feitelijke status waren gegeven louter omdat, hoewel er geen bewijs was geleverd om ze te onderbouwen niemand ze kon weerleggen? Natuurlijk stellen we zulk soort boeken niet samen. We zijn niet verplicht om alle onweerlegbare claims te aanvaarden of serieus te nemen.
Iets wat ons helpt om tijd en energie te besparen met claims zonder enige grond is de bewijslast. Als iemand een feitelijke claim doet, heeft hij de plicht om zijn claim te onderbouwen; de skepticus heeft niet
de plicht om de claim te weerleggen.
Velen die beweren dat er iets bovennatuurlijks bestaat proberen deze basale eerste stap om hun bewering te staven te omzeilen. Bijvoorbeeld, toen pastor Douglas Wilson op de Amerikaanse televisie werd gevraagd om
zijn zaak vóór God te bepleiten, ontkende hij zijn bewijslast. Op de vraag “Wie denk je dat de bewijslast draagt?” antwoordde Wilson, “Volgens mij degene die het vanzelfsprekende feit dat God bestaat ontkent.” Maar dit antwoord is zo fout dat het onsamenhangend is. Als iedereen het eens was dat Wilsons god vanzelfsprekend bestond, dan zou niemand het ontkennen! Gods bestaan is precies datgene wat omstreden is en het bewijs ervoor moet Wilson nog leveren. Hij kan ons niet dwingen precies datgene wat hij moet bewijzen te aanvaarden door het gewoon ‘vanzelfsprekend’ te verklaren. Wilson beweert als feit dat er een god bestaat en door deze daad van beweren zadelt hij zichzelf met de bewijslast op.
Het is veelzeggend dat Wilson in deze uitwisseling zei dat veel van het debat over goddelijk bestaan te maken heeft met wat hij bestempelde als “een wedstrijdje om wie er nou eigenlijk bewijs moet leveren”. Wilson ervaart het wellicht als een wedstrijdje, maar in feite is de zaak glashelder. Als Wilson ervoor kiest de boude bewering te doen dat er een god bestaat, dan moet *hij* dat bewijzen. Hij kan zijn bewijslast niet naar zijn tegenstander verschuiven.
“Ja maar als God het heelal niet schiep, wat dan wel?” Zulke vragen zijn voorbeelden van een andere vaak voorkomende vorm van bewijslastverschuiving. De onderliggende implicatie is dat als de skepticus niet precies kan verklaren hoe ons heelal is ontstaan, dat dan het idee dat een god het schiep blijkbaar standaard wint. Maar zo werkt het niet. Antwoorden met bovennatuurlijke wezens krijgen geen vrijbrief. Zij moeten onderbouwd worden net als ieder ander mogelijk antwoord.
En zelfs áls goddelijke antwoorden op deze vraag acceptabel waren zou het monotheïsme moeten worstelen met een mogelijk grenzenloze verscheidenheid aan polytheïsmen. De hele notie dat zo’n complexe en moeilijke vraag een standaardantwoord heeft (behalve “Ik weet het niet”) is ondoordacht. Ons heelal ontdekken kost tijd en zorgvuldig werk, dus eisen dat alles NU een verklaring moet hebben is een onhoudbaar standpunt en het invoegen van bovennatuurlijke wezens in de onvermijdelijke gaten in onze huidige kennis is het begaan van een argumentum ad ignorantiam.
Voorts, genoeg alledaagse voorbeelden tonen aan dat indien we geen specifiek antwoord weten dit ons niet belet om alternatieven te elimineren. Eén reden waarom we bovennatuurlijke antwoorden elimineren is hun
gebrek aan verklaringskracht. Zeggen dat een god ons heelal schiep legt niet uit *hoe* het werd geschapen. En poëtische metaforen verhelderen het niet beter. Zeggen dat een god bijvoorbeeld dingen ‘sprekend’ tot
schepping brengt, verklaart nog niet hoe goddelijke spraak in schepping resulteert. Goden en poëzie brengen ons niet dichterbij het proces waarin we eigenlijk geïnteresseerd zijn. Ze verleggen de vraag alleen maar terwijl het eigenlijke proces onbekend blijft. En dat is uiteindelijk wat zogenaamde goddelijke verklaringen ons geven: “Ik weet het niet” verborgen in een bovennatuurlijke verpakking. Verwijderen we de verpakking, dan krijgen we een eerlijk antwoord.
Het afwijzen van ontoereikende antwoorden verplicht ons niet automatisch om het echte antwoord te weten. Het afwijzen van goddelijke pseudoverklaringen betekent niet dat we alles van het heelal moeten weten.
Sommigen houden vol dat zeggen dat je geen geloof hebt in een god vanwege de afwezigheid van bewijs niet goed genoeg is – je moet een argument leveren voor goddelijk niet-bestaan. Of sterker nog: “Als je geen
argumenten voor niet-bestaan kunt leveren, heb je het debat eigenlijk al verloren van degene die tenminste een paar argumenten, hoe zwak ook, geeft voor goddelijk bestaan.” Maar we kunnen eenvoudig aantonen dat dat niet waar is.
Stel je dat debat eens voor. A geeft enkele argumenten voor de stelling dat er een god bestaat. Opponent B geeft geen argumenten voor goddelijk niet-bestaan. Echter, wat B doet tijdens het debat is aantonen dat al A’s argumenten ongeldig zijn. Wat is de uitkomst van deze uitwisseling? Verre van zich al gewonnen te geven, heeft B laten zien dat A geen zaak heeft. Het significante resultaat is dat we geen reden meer hebben om te geloven dat A’s god bestaat. Essentieel is dat aan het debateinde B geen reden heeft om van standpunt te veranderen, maar A, zonder geldige verantwoording, wel.
De skepticus is de stellingnemer geen argumenten voor niet-bestaan verschuldigd. De last ligt bij de stellingnemer om een goede zaak te bepleiten. Falen ze daarin, dan faalt hun claim. Het kan de skepticus zeker voordeel opleveren om een goed beredeneerd standpunt te hebben. Door bijvoorbeeld alle standaard godsbewijzen te verkennen, vergaart men handige illustraties van foutief redeneren als men enkele valkuilen
wil leren te vermijden bij het opzetten van geldige argumenten. Maar de skepticus hoeft haar tijd niet te verdoen met het voorbereiden van niet-bestaansargumenten voor iedere bovennatuurlijke claim die zij tegen
zou kunnen komen. De monotheïst kan zodanig in zijn geloof zitten dat hij niet begrijpt hoe bizar dat van buitenaf kan lijken. Maar voor de ongelovige is de bewering van een goddelijke schepper vaak slechts één van een mogelijk grenzenloze mikmak van ideeën waarvoor we geen enkele reden hebben om er geloof aan te hechten.
Debatten over goddelijk bestaan zijn wel omschreven als “een spel met twee verschillende regels” met de klacht dat “theïsme bekritiseerd kan worden terwijl ongeloof onverslaanbaar blijft”. Maar in feite is er maar één regel: als je ervoor kiest om in debat een bewering te doen, geef je jezelf een bewijslast. Als je beweert dat er een god bestaat, maar je die last te zwaar vindt, heb je altijd de optie om je bewering in te trekken. Maar suggereren dat er een dubbele standaard is omdat jouw bewering nou eenmaal kritiek uitlokt van mensen die er geen bewijs voor zien, is het slachtoffer spelen. De echte dubbele standaard is van iemand die geen bewering heeft gedaan verwachten dat hij jouw bewijslast draagt. Degenen die gefrustreerd zijn dat theïstische argumenten falen kunnen zich beter afvragen *waarom* ze falen.
Wellicht één van de meest transparante pogingen om de bewijslast te verschuiven komt van theïsten die in debat hun standpunt herformuleren naar ‘gebrek aan geloof in het niet-bestaan van goden’. Pogen van een
claim een non-claim te maken door het standpunt van de skepticus na te apen verlost een omstreden concept niet plots van de noodzaak van verantwoording. Bij de theïst die zo ver gaat om de bewijslast te omzeilen
kan men zich afvragen hoe sterk zijn overtuiging eigenlijk is. Als er juiste, stevige redenen zijn om in bovennatuurlijke wezens te geloven waarom legt men die redenen dan niet voor in plaats van tijd te verspillen met deze rare ontkenningsdans?
Als een wetenschapper op een congres klaagde over de oneerlijkheid van de plicht om bewijs voor je beweringen te tonen, zou de zaal leeglopen. Maar als het om bovennatuurlijke claims gaat, komen we voortdurend mensen tegen die weifelend of zelfs verontwaardigd zijn als men hen aan hun bewijslast herinnert. Om veel redenen is dat niet verbazend. De verwachting van bewijs is de achilleshiel voor beweringen die gedegen onderbouwing ontberen.
Mensen die beweren een medium te zijn hebben een arsenaal aan rookgordijnen ontwikkeld om kritische vragen af te weren. Eeuwenlang hebben bepaalde religies besloten om vragen te demoniseren en zodoende een
verwrongen zelfgenoegzaamheid ontwikkeld door ze niet te beantwoorden. Maar heden begrijpen we steeds beter dat er geen geldige grond is om bovennatuurlijke claims aan verantwoording te laten ontkomen en we doorzien instituties die vragen verbieden of ontwijken en zichzelf onaansprakelijk verklaren. We zijn terecht kritisch over hen en we verwachten en eisen beter. Als sommige groepen in de loop der eeuwen eraan gewend zijn geraakt hun beweringen niet onderbouwen zodat ze zelfs de suggestie al brutaal vinden, lossen we dat niet op door hen de bewijslast te laten blijven negeren, maar hen erop te wijzen dat ze er überhaupt
verkeerd aan deden om er zo gewend aan te raken.
Bovennatuurlijke beweringen die het in de geschiedenis goed deden door zich in mysterie te dompelen worden er nu meer dan ooit in het informatietijdperk uitgevist en blootgelegd in het licht van rigoreus onderzoek. En ze lijden in hun nieuwe, vreemde omgeving. Hun oude trucjes zijn niet zo effectief meer op de meer kritische moderne geest. Luide dreigementen dwingen ons niet meer tot gehoorzaamheid zoals vroeger. Wij weten maar al te goed wat er achter de schermen gebeurt. In steeds grotere aantallen overgroeien we de lange intellectuele stagnatie van de bijgelovige adolescentie van de mensheid en we ontmaskeren bovennatuurlijke beweringen die door bluf en intimidatie een positie van onverdiend respect hebben verworven. Ze verdienen geen ontzag en hoeven niet met meer ceremonie worden aangepakt dan welke andere claim dan ook.
Natuurlijk zou bewijs eisen voor iedere gedane uitspraak interactie onmogelijk maken. Maar degenen die boude bovennatuurlijke beweringen doen, dienen te wennen aan het dragen van hun bewijslast. In de wetenschap is je bewijslast dragen routine, want wie wetenschappelijke principes naleeft weet dat beweringen verantwoording nodig hebben. Het wordt van auteurs van wetenschappelijke artikelen verwacht dat zij hun redenering en bewijsmateriaal uitleggen. En het is normaal om dat niet met tegenzin maar vol enthousiasme te doen.
Als we graag verantwoorde opvattingen willen hebben, is het uitzoeken welke claims geldige onderbouwing hebben en welke niet iets om te omhelzen, niet ontwijken. Juist als we ons ego, hoop of identiteit aan specifieke claims koppelen, creëren we onnodige problemen omdat alles wat de claim bedreigt dan ook ons bedreigt. De bewijslast wordt dreigend, omdat we door het verantwoorden van de claim riskeren te ontdekken
dat we dat niet kunnen. Op die manier wordt onze kunde om de claim te behandelen fataal ondermijnd door een persoonlijke noodzaak om het waar te laten zijn, of er nou wel of geen geldige onderbouwing voor is. Als we echter onszelf niet toewijden aan specifieke claims, maar aan het verfijnen van kennis, kunnen we zien of claims onderbouwing krijgen of omvallen, zonder dat de bewijslast een persoonlijke dreiging vormt.
Aan de bewijslast voldoen is niet altijd makkelijk, maar zonder dit mechanisme, zonder dat er mensen vrijwillig roepen: “Dit is mijn nieuwe idee en het bewijs om het te staven”, zou ons onderwijs tot stilstand komen. Gelukkig is een lange geschiedenis van echte bijdragers aan het onderwijs niet zo terughoudend geweest. Bovennatuurlijke stellingnemers die denken dat ze blijkbaar uitgezonderd zijn van de normen die gelden voor andere stellingnemers hebben het mis, en in een steeds beter onderwezen wereld zal hun speciale pleiten hen slechts achterlaten in de duisternis van de voorbije onwetendheid waar veel van hun claims ontstonden.
Uitzonderlijke claims hebben een onontkoombare bewijslast. Wanneer degenen die uitzonderlijke claims doen om wat voor reden dan ook hun bewijslast niet serieus nemen ontheffen ze ons van de last om hun CLAIM
serieus te nemen.
Jamy Ian Swiss over skepticisme op TAM 2012
Op The Amazing Meeting die onlangs in Las Vegas werd gehouden, hield Jamy Ian Swiss een boeiend betoog over wat skepticisme eigenlijk inhoudt. Er komen een aantal interessante thema’s aan bod, die ik regelmatig terug zie komen in discussies tussen skeptici en anders gestemden. Bijvoorbeeld het verschil tussen skeptisch activisme en het atheïstisch activisme van de zogenaamde ‘New Atheists’ als Dawkins en Hitchens. Ook bespreekt hij het nut van de bemoeienis van skeptici met zaken als paranormale claims. Waarom zouden wetenschappers dat niet kunnen doen? Dat kan wel, maar ‘gewone’ wetenschappers ontberen vaak de specialistische kennis van nonsens.
Als een belangrijke motivatie om pseudowetenschap aan de kaak te stellen, voert Swiss ook aan dat er gewoon heel veel geld en energie mee verspild wordt. Mensen die er intrappen wordt eigenlijk de gelegenheid ontnomen om er iets mee te doen dat ons allen wel iets verder zou kunnen helpen. In die zin is skepticisme ook een vorm van consumentenbescherming.
Ik kan me in ieder geval erg goed vinden in het betoog van Swiss en ik kom op andere skeptische sites veel bijval tegen voor zijn verhaal (zie o.a . Skepticism and Ethics en Respectful Insolence). Hij komt op na de inleiding van de man met de gitaar:
[update 31/1/2015: video vervangen door een versie met Nederlandse ondertiteling]