In april vorig jaar publiceerde ZonMw een omstreden rapport waarin de onderzoeksorganisatie pleit voor meer onderzoek naar complementaire zorg. Vooral aanhangers van alternatieve zorg zagen hierin een steun in de rug voor hun ‘integratieve’ agenda. Laurens Dragstra liet in zijn uitvoerige bespreking ‘Niets nieuws onder de ZonMw‘ zien dat de hardcore alterneuten als homeopaten, acupuncturisten en chiropractors eigenlijk niets te verwachten hebben van dit rapportje. Het is niet meer dan een pleidooi voor nader onderzoek naar ‘complementaire’ zaken die nog niet zo uitgebreid onderzocht zijn en waar misschien nog wél iets in zit. Als eerste vervolg op het ZonMw rapport heeft een werkgroep nu de ‘Eerste Nederlandse Inventarisatie’ op het gebied van complementaire zorg gedaan. Conclusie: “Bijna alle ziekenhuizen bieden complementaire zorg.” Maar die conclusie is misleidend.
De inventarisatie bestond uit screening van ziekenhuiswebsites en een vragenlijst voor zorgprofessionals. Daarnaast werden drie zorginstellingen uitgekozen waar groepsgesprekken met bestuurders, managers, artsen en verpleegkundigen plaatsvonden. Het rapport is uitgevoerd door het Van Praag Instituut en het Louis Bolk Instituut, waar het op de website gevonden kan worden inclusief ronkend persbericht. Daaruit de volgende conclusie:
Ontspanningsoefeningen, creatieve therapie en mindfulness zijn populair in Nederlandse zorginstellingen. Ruim 90% van alle ziekenhuizen biedt deze en andere complementaire behandelingen aan. Vijf academische ziekenhuizen halen de Top-10 van de complementaire ziekenhuislijst.
Zo ogenschijnlijk lijkt complementaire zorg dus de normaalste gang van zaken en als het ook in de academische ziekenhuizen wordt toegepast zal het wel niet zo onwetenschappelijk zijn, toch? Maar als je het rapport goed leest, blijkt het voornamelijk een definitiekwestie te zijn. Waar denkt een gemiddeld persoon aan bij ‘complementaire zorg’? Waarschijnlijk toch in eerste instantie aan zweveritis als homeopathie, natuurgeneeswijzen, acupunctuur, reiki – kortom, therapieën zonder bewijs van effectiviteit. Om de ziekenhuizen te kunnen aansmeren dat ze ook aan complementaire zorg doen, moet je die term op veel meer laten slaan. Dan laat je er ook zaken als ontspanningsoefeningen, massage en creatieve therapie onder vallen, waarvoor best wel bewijs van effectiviteit is te vinden, of die niet eens als zorg bedoeld zijn, maar eerder als wellness.
Uit het rapport (pdf):
In ziekenhuizen worden 16 verschillende typen interventies aangeboden: acupunctuur, aromazorg, babymassage, creatieve therapie, geleide visualisatie, haptonomie, hypnotherapie,massage, mindfulness, muziektherapie, ontspanningsoefeningen, osteopathie, therapeutic touch, voetreflexmassage, warmte/koude en yoga. Opmerkelijk is dat de traditionele CZ-systemen zoals homeopathie, antroposofische zorg en natuurgeneeskunde helemaal niet gemeld worden.
Ook is het opvallend dat de ziekenhuizen zelf zelden de term complementaire zorg gebruiken. De interventies zijn meestal onder hun specifieke naam terug te vinden, zoals ‘mindfulness’, ‘yoga’ of ‘ontspanningsoefeningen’, en worden niet benoemd als complementaire zorg.
De auteurs van het rapport benoemen dus eerst een hele diverse groep van handelingen als complementaire zorg en vinden dat die term als zodanig niet door de zorginstellingen voor die handelingen wordt gebruikt. Zou je je dan niet eerst eens moeten afvragen waarom die zorginstellingen die term complementaire zorg niet gebruiken voor je er driftig met je eigen etiketje overheen gaat zitten plakken? Ik vermoed dat veel van de instellingen er juist bezwaar tegen maken dat iets als babymassage als complementaire zorg wordt neergezet. Het is geen zorg, maar waarschijnlijk voorziet het wel in een behoefte van patiënten. Net als de kapper in het ziekenhuis.
Als je kijkt naar wat er nog aan echte kwakzalverij bedreven wordt (dus onzinnige handelingen met duidelijke therapeutische pretenties) dan is dat dus echt minimaal te noemen. En de instellingen waar dat nog gebeurt, liggen daarvoor regelmatig onder vuur. Acupunctuur wordt bijvoorbeeld alleen nog in het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem beoefend en in het Vlietlandziekenhuis in Schiedam. Maar die laatste zou er eigenlijk al niet op moeten staan, want in september liet het ziekenhuis weten dat het verouderde informatie betrof. Slordigheidje van de auteurs of hebben ze vaker vertrouwd op informatie van websites van instellingen die achterhaald is?
Dat de auteurs het opmerkelijk vinden dat “de traditionele CZ-systemen zoals homeopathie, antroposofische zorg en natuurgeneeskunde helemaal niet gemeld worden” is op zich opmerkelijk. Wat hadden ze dan gedacht? Dat ziekenhuizen in Nederland nog massaal dat soort onzin zouden toepassen? Blijkbaar lopen de zorginstellingen in Nederland mijlen ver voor op de auteurs van het rapport wat het gebruik van gezond verstand en Evidence Based Medicine betreft. Is het ook niet opmerkelijk dat ZonMw dit rapport juist liet schrijven door onder andere Erik Baars en Martine Busch, aanhangers van antroposofische zorg respectievelijk Therapeutic Touch? Zaken die dus door de zorginstellingen bijna volkomen genegeerd worden (en terecht!). Wat is hun relevante expertise eigenlijk nog? Busch leidde duizenden cursisten op in Therapeutic Touch en dan blijkt er nu maar een tweetal ziekenhuizen te zijn, waar minstens één persoon nog aan dat placebohandwapperen doet. Dat zou haar toch eens aan het denken moeten zetten, niet? En Erik Baars kennen we hier op Kloptdatwel van het rekenwerk met oogkleppen op aan databases van zorgverzekeraars waaruit zou blijken dat patiënten bij alternatieve huisartsen hun zorgverzekeraar minder kosten. De laatste auteur tenslotte, Miek Jong, is ook projectleider van het volstrekt idiote onderzoek naar toepassing van homeopathie bij het premenstrueel syndroom.
En hoezo is dit eigenlijk de ‘Eerste Nederlandse Inventarisatie’ op dit gebied? In 2011 verscheen bijvoorbeeld Complementaire en alternatieve zorg in de Nederlandse ziekenhuizen van Ruud van der Ven, dat door professor Michiel Hengeveld in Skepter 24.2 kritisch werd besproken. Probleem met het boek van Van der Ven zou zijn dat het teveel vanuit Bijbels perspectief geschreven zou zijn, maar een reactie in die trant van een medewerker van het Van Praag Instituut op Twitter werd korte tijd later weer verwijderd. En dan nog, waarom zou je het bestaan ervan min of meer ontkennen door zelf te claimen de ‘eerste’ inventarisatie te hebben gedaan?
Uit de bespreking van Hengeveld komt dat christelijke perspectief overigens niet naar voren als opvallend probleem. Sterker, eigenlijk is de kritiek van Hengeveld op de inventarisatie van Van der Ven bijna naadloos over te zetten op deze nieuwe inventarisatie. Ook hij valt over de definitiekwestie (bij Van der Ven heet het nog ‘complementaire en alternatieve zorg’): “Een allegaartje van activiteiten, waarvan een deel alleen bedoeld is om het verblijf van patiënten te veraangenamen, terwijl een ander deel therapeutische pretenties heeft.” Weer ‘niets nieuws onder de ZonMw’ kunnen we dus vaststellen.
Op basis van deze inventarisatie kun je dus concluderen dat de Nederlandse zorginstellingen over het algemeen uitstekend in staat zijn gebleken om weg te blijven van onzin als homeopathie, antroposofische geneeswijze, acupunctuur en Therapeutic Touch. De vraag is of ze voor een kritische analyse van wat er verder door de auteurs van dit rapport onder complementaire zorg wordt gerekend, de hulp nodig hebben van personen als Martine Busch, Erik Baars en Miek Jong, die zelf die stap nog niet hebben gezet.