Als ik voor mijzelf of voor een van mijn naasten een dokter zoek, dan neem ik er het liefst een die al ruime ervaring heeft, maar tegelijkertijd niet al te oud is. Ik zou zeggen, begin vijftig, dan zijn de meeste artsen ongeveer op de top van hun kunnen. Het vak is zo ingewikkeld en veranderlijk dat het bijhouden ervan na je zestigste lastig wordt en voor de meeste artsen geldt dat 65 een mooie leeftijd is om te stoppen. Dat is in CAO’s e.d. thans ook zo geregeld en de grote meerderheid van de artsen heeft er vrede mee, dat dan de contracten ontbonden worden. Een enkele workaholic en een aantal types zonder zelfkritiek, die niet merken dat hun prestaties te wensen beginnen over te laten, spreekt van leeftijdsdiscriminatie en roept dat ze nog gemakkelijk kunnen doorgaan. Telegraaf-columnist Smalhout is een voorbeeld van die categorie en hij liet zich bij interviews nog altijd fotograferen in operatietenue, zelfs toen hij de 75 al was gepasseerd.
Deze bespiegeling kwam bij mij op toen ik deze week vernam dat de 85-jarige huisarts Cor H. uit Utrecht zijn praktijk op vrijdagmiddag 10 augustus 2012 per direct had gesloten. Ook liet hij zich ‘vrijwillig’ uitschrijven uit het BIG-register. H. deed dit naar aanleiding van de uitkomsten van de inspectiebezoeken die de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) in de afgelopen weken aan zijn praktijk heeft gebracht. De arts was voor ontucht veroordeeld, maar kon gewoon doorwerken. Het tuchtcollege hield het bij een waarschuwing. Eerder had de arts van de rechter reeds een maand voorwaardelijke gevangenisstraf gekregen, ook wegens de ontucht en het stiekem maken van foto’s tijdens gynaecologisch onderzoek. Ten slotte besloot IGZ ook onderzoek te doen en toen bleek – o, verrassing! – dat de arts verschillende zaken niet op orde had. De arts heeft toen maar besloten zijn activiteiten per direct te beëindigen en de procedure voor uitschrijving uit het BIG-register in gang te zetten.
Hoogbejaarde maar doorwerkende artsen staan natuurlijk met enige regelmaat voor de medische tuchtrechter en zoiets biedt uitgelezen kansen om aan het praktiseren van deze figuren met hun evidente gebrek aan zelfkritiek een einde te maken. De wet staat onbeperkt doorwerken toe, zelfs met een beroep op de artsentitel (niet van de huisartsentitel overigens, dat vereist periodieke herregistratie) die status geeft, maar gelukkig ook tuchtrechtelijke beoordeling mogelijk maakt. Ik vind het in dit verband uiterst merkwaardig dat Cor H. door het tuchtcollege niet meteen uit zijn ambt werd gezet en dat zulks pas geschiedde na bemoeienis van IGZ. Hetzelfde kan gezegd worden van twee artsen, die door Smalhout in De Telegraaf regelmatig in bescherming worden genomen en die nog dit en vorig jaar voor de tuchtraad stonden. De Haagse arts Sickesz (1923) kreeg slechts een voorwaardelijke schorsing en bedrijft nog steeds vrolijk haar ‘orthomanuele geneeskunde’, voor rugpijn maar ook goed voor autisme en depressie, terwijl Van der Schaar (1928) sinds jaar en dag in Leende kwakzalft met zijn chelatietherapie en eerst wel werd geschorst, maar in hoger beroep wegkwam met een berisping. De tuchtcolleges moeten bij deze drie tachtigers toch ook gezien hebben wat voor vlees zij in de kuip hadden, maar beperkten zich formalistisch tot een beoordeling van de ingediende klachten en keken verder de andere kant uit. Je vraagt je af of zij hun familieleden wel naar dergelijke disfunctionerende gekken zouden laten gaan. Ik denk het niet.