• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar

Kloptdatwel?

  • Home
  • Onderwerpen
    • (Bij)Geloof
    • Columns
    • Complottheorieën
    • Factchecking
    • Gezondheid
    • Hoax
    • Humor
    • K-d-Weetjes
    • New Age
    • Paranormaal
    • Pseudowetenschap
    • Reclame Code Commissie
    • Skepticisme
    • Skeptics in the Pub
    • Skeptische TV
    • UFO
    • Wetenschap
    • Overig
  • Skeptisch Chatten
  • Werkstuk?
  • Contact
  • Over Kloptdatwel.nl
    • Activiteiten agenda
    • Colofon – (copyright info)
    • Gedragsregels van Kloptdatwel
    • Kloptdatwel in de media
    • Interessante Links
    • Over het Bol.com Partnerprogramma en andere affiliate programma’s.
    • Social media & Twitter
    • Nieuwsbrief
    • Privacybeleid
    • Skeptisch Chatten
      • Skeptisch Chatten (archief 1)
      • Skeptisch Chatten (archief 2)
      • Skeptisch Chatten (archief 3)
      • Skeptisch Chatten (archief 4)

Algemeen

Première: An Honest Liar: The Amazing Randi Story

29 September 2014 by Maarten Koller 6 Comments

Begin 2013 schreven we over het kickstart project “An Honest Liar”, de film over James Randi. Ik heb destijds ook een bedrag gestort, dus ik vind het erg leuk om aan te mogen kondigen dat de film zijn Nederlandse première krijgt op 7 oktober te Groningen.

De bezichtiging wordt georganiseerd door Studium Generale Groningen in het kader van de serie ‘Are you being fooled?‘:

Honest LiarDatum:
Dinsdag 7 oktober 2014 – 19:30 tot 22:00
Locatie:
Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen
Tickets:
Admission free

An Honest Liar is a feature documentary about the life and career of James ‘The Amazing’ Randi and his mission for truth by perpetrating a series of unparalleled investigations and elaborate hoaxes.

These grand schemes fooled scientists, the media, and a gullible public, but always with a deeper goal of demonstrating the importance of evidence and the dangers of magical thinking. But can you trust a master deceiver?
Introduction and discussion led by Psychologist Anastasios Sarampalis, University of Groningen.

De serie vervolgt op 29 oktober met een lezing van Johan Braeckman: “Critical thinking: pitfalls and possibilities“.

 

Met dank aan Alexander Pietrus-Rajman voor de tip.

Filed Under: Algemeen, Skepticisme Tagged With: documentaire, Honest Liar, james randi

Sperma naar de klote door mobiele telefonie?

18 September 2014 by Laurens Dragstra 58 Comments

Vrij laconiek berichtte de Volkskrant enige tijd terug over een nieuwe studie die een verband suggereert tussen het gebruik van mobiele telefoons en een verminderde kwaliteit van sperma. De elektromagnetische golven van de telefoons zouden de beweeglijkheid en levensvatbaarheid van zaadcellen negatief beïnvloeden en daarmee bijdragen aan verminderde vruchtbaarheid. In hetzelfde artikel sprak een hoogleraar in de humane voortplantingsbiologie geruststellende woorden. Hij wees onder meer op de matige kwaliteit van het onderzoek naar de effecten van telefoonstraling op zaadcellen. Als we kijken naar het onderzoek waarop de nieuwste studie is gebaseerd, lijkt die relativering zonder meer terecht.

De studie in kwestie is Effect of mobile telephones on sperm quality: a systematic review and meta-analysis door Adams et al., gepubliceerd in het tijdschrift Environment International (hier het volledige artikel). Achtergrond van de studie is het gegeven dat in diverse landen geconstateerd wordt dat de kwaliteit van het sperma achteruit gaat. Zo’n 14% van de stellen in geïndustrialiseerde landen ondervindt op enig moment problemen bij het zwanger worden en onvruchtbaarheid of zwak zaad van de man kan daarvoor verantwoordelijk zijn. Bijna al die mannen hebben een mobiele telefoon, dus was het volgens de onderzoekers nuttig om in een systematische keuring met meta-analyse na te gaan of de radiofrequente elektromagnetische golven van mobiele telefoons de beweeglijkheid (motility), levensvatbaarheid (viability) en concentratie van het zaad verminderen. Daarbij ging het overigens niet alleen om het dragen van een mobiele telefoon in de broekzak – zoals het Volkskrantartikel suggereert – maar in het algemeen om het effect van de telefoonstraling op het zaad. Voor hun meta-analyse verzamelden de onderzoekers eerst de relevante studies over het onderwerp die tussen 2000 en 2012 gepubliceerd waren. Uiteindelijk voldeden tien studies aan alle door de onderzoekers gestelde criteria, in totaal goed voor 1492 samples sperma. Dat betekent overigens niet dat het ook om 1492 personen ging: zaadmonsters werden in sommige onderzoeken opgedeeld in meerdere samples van dezelfde proefpersoon.

Resultaten van de meta-analyse

(foto: Mk2010, CC-licentie)
Een bedreiging voor onze vruchtbaarheid? (foto: Mk2010, CC-licentie)

Negen van de tien studies met in totaal 1448 samples keken naar de beweeglijkheid van het sperma. Zes daarvan vonden significant negatieve effecten van de elektromagnetische straling van mobiele telefoons op die beweeglijkheid. Vijf van de tien studies met in totaal 816 samples hadden mede betrekking op de levensvatbaarheid. Vier van de vijf vonden “a significant negative association between mobile phone exposure and sperm viability”. Ten slotte werd in zes van de tien studies (1376 samples) mede gekeken naar de spermaconcentratie. De resultaten waren hier dubbelzinnig en onduidelijk. De auteurs concluderen in hun artikel dat de mogelijkheid bestaat dat radiofrequente elektromagnetische straling thermische en niet-thermische effecten op cellen heeft. Die thermische effecten kunnen bijvoorbeeld optreden als de telefoon in de broekzak, dus dicht bij de testikels, wordt gedragen. Maar de auteurs geven ook toe dat andere factoren dan de straling, zoals leeftijd en roken, een rol kunnen spelen, en dat deze in de gebruikte studies lang niet altijd zijn meegenomen. Niettemin vinden zij hun resultaten dusdanig consistent dat zij die zien als bewijs voor een causaal verband tussen de elektromagnetische straling en de gemeten negatieve effecten.

Een probleem met de meta-analyse van Adams et al. is dat deze uitsluitend gebruik maakt van studies die op zichzelf niet zo heel veel duidelijkheid kunnen verschaffen over de relatie tussen mobiele telefonie en de kwaliteit van sperma. Idealiter wordt dat onderzocht in een RCT, waarbij een groep proefpersonen (bij voorkeur ‘normale’ personen zonder vruchtbaarheidsproblemen) at random wordt verdeeld over twee subgroepen, waarvan de ene wordt blootgesteld aan de elektromagnetische straling van een mobiele telefoon en de andere niet. De onderzoekers kunnen vooraf bepalen of het gaat om blootstelling door te bellen of door het dragen van de telefoon in de broekzak of elders. Door de randomisering zullen beide groepen ongeveer evenveel rokers, oudere mannen en mannen met overgewicht bevatten. Op vooraf bepaalde momenten kan dan de kwaliteit van het sperma worden gemeten, uiteraard liefst blind, zodat de onderzoekers niet weten of het zaad van een blootgestelde proefpersoon afkomstig is of niet. Zulke RCT’s zouden op zichzelf niet moeilijk te realiseren moeten zijn, maar de meta-analyse kon er geen gebruik van maken, want dergelijke studies zijn nog niet uitgevoerd. Het onderzoek van Adams et al. is daarom helaas op twee andere soorten onderzoek gebaseerd, namelijk in vitro-studies en observerende in vivo-studies. In de Volkskrant merkte hoogleraar Sjoerd Repping, specialist op het gebied van humane voortplantingsbiologie, hierover op:

“Vaak ondervragen onderzoekers mannen die naar een ivf-kliniek komen over hun gsm-gebruik: een methode die niet de meest betrouwbare resultaten oplevert. Vaak wordt verzuimd om verstorende factoren (Is een man te dik? Rookt hij?) mee te wegen. Soms doen wetenschappers wonderlijk onderzoek en stellen ze zaadcellen in een schaaltje bloot aan de straling van een telefoon. Maar dat geeft natuurlijk niet weer wat er in een mannentestikel gebeurt, zegt Repping.”

In vitro-studies

cellsDe studie van Adams is gebaseerd op zes in vitro-studies en vier in vivo observatiestudies. Zes studies waarbij sperma in een schaaltje wordt blootgesteld aan telefoonstraling is wel erg veel, ook al waren die zes studies met in totaal 234 samples slechts goed voor zo’n 16% van alle samples. Wat op een schaaltje gebeurt, hoeft niet representatief te zijn voor wat er in het lichaam gebeurt. De hiernaast afgebeelde cartoon geeft dat treffend weer. Als we bijvoorbeeld zaadcellen op een schaaltje blootstellen aan de warme lucht die geproduceerd wordt door een föhn, dan is het best aannemelijk dat we effecten op de kwaliteit van het zaad kunnen meten. Maar moeten we daaruit de conclusie trekken dat een man beter maar beter geen föhn kan gebruiken om zijn haar te drogen (gesteld dat hij, echte kerel dat hij is, dat wil)? Dat een mobiele telefoon boven een schaaltje zaadcellen effecten veroorzaakt, wil dus nog helemaal niet zeggen dat een telefoon in een broekzak hetzelfde effect heeft. Over mobiel bellen, waarbij de telefoon tegen het hoofd wordt gehouden, op ruime afstand van de testikels, zegt dit soort in vitro-onderzoek al helemaal weinig.

Dit zijn alle gebruikte in vitro-studies:

Agarwal et al., 2009
A. Agarwal, N.R. Desai, K. Makker, A. Varghese, R. Mouradi, E. Sabanegh, et al.
Effects of radiofrequency electromagnetic waves (RF-EMW) from cellular phones on human ejaculated semen: an in vitro pilot study
Fertil Steril, 92 (2009), pp. 1318–1325

Ahmed and Baig, 2011
L. Ahmed, N.M. Baig
Mobile phone RF-EMW exposure to human spermatozoa: an in vitro study
Pak J Zool, 43 (2011), pp. 1147–1154

De Iuliis et al., 2009
G. De Iuliis, R. Newey, B. King, R. Aitken
Mobile phone radiation induces reactive oxygen species production and DNA damage in human spermatozoa in vitro
PLoS One, 4 (7) (2009), p. e6446

Dkhil et al., 2011
M. Dkhil, M. Danfour, S. Al-Quraishy
Sperm function is affected by the electromagnetic radiation emitted by mobile phone
Afr J Microbiol Res, 5 (2011), pp. 4896–4900

Erogul et al., 2006
O. Erogul, E. Oztas, I. Yildirim, T. Kir, E. Aydur, G. Komesli, et al.
Effects of electromagnetic radiation from a cellular phone on human sperm motility: An in vitro study
Arch Med Res, 37 (2006), pp. 840–843

Falzone et al., 2008
N. Falzone, C. Huyser, F. Fourie, T. Toivo, D. Leszczynski, D. Franken
In vitro effect of pulsed 900 MHz GSM radiation on mitochondrial membrane potential and motility of human spermatozoa
Bioelectromagnetics, 29 (2008), pp. 268–276

Ik zal ze niet in detail bespreken. Dat zou saai zijn en weinig toevoegen, want we kunnen nu al vaststellen dat op basis van dit soort in vitro-onderzoeken geen harde conclusies kunnen worden getrokken over wat er in het lichaam gebeurt. Bovendien kan ik niet van alle studies de volledige tekst vinden. Maar enige opmerkingen wil ik de lezer niet onthouden. Wat direct opvalt, is dat twee van de zes onderzoeken – Ahmed and Baig en Dkhil et al. – in tamelijk obscure tijdschriften zijn gepubliceerd, namelijk het Pakistan journal of zoology en het African Journal of Microbiology Research. Beide staan niet in PubMed, al kent die databank wel twee publicaties uit het eerstgenoemde tijdschrift uit 1979 en 1980. Het African Journal of Microbiology Research is een uitgave van Academic Journals, en dat staat op de lijst van Jeffrey Beall [mirror] met dubieuze open access uitgevers. Je kunt je ook afvragen of Adams et al. deze studies, los van eventuele kwalitatieve gebreken, wel bij hun meta-analyse hadden moeten betrekken. Adams et al. richtten zich immers op vruchtbaarheidsproblemen in “in high- and middle-income countries” en je kunt je serieus afvragen of landen als Pakistan, Egypte en Libië daar wel onder te brengen zijn. In het Pakistaanse onderzoek werd overigens ook nog een beetje vitamine E aan de zaadcellen op het schaaltje toegevoegd. En jawel, dat bood enige bescherming tegen de telefoonstraling!

Petrischaaltje (foto: Miaow Miaow, CC-licentie)
Petrischaaltje (foto: Miaow Miaow, CC-licentie)

Wat verder opvalt, is dat de zaadcellen in het schaaltje doorgaans worden blootgesteld aan de elektromagnetische golven van een mobiele telefoon ‘in talk mode’. Daarmee is kennelijk bedoeld een mobiele telefoon die actief data verzendt en ontvangt. Nu vermoed ik dat de zaadcellen niet veel te melden hadden, maar het moge duidelijk zijn dat een mobiele telefoon die actief data verzendt naar en ontvangt van een zendmast (of meerdere zendmasten als de beller onderweg is) meer elektromagnetische straling produceert, c.q. een hogere SAR-waarde (uitgedrukt in W/kg) heeft dan een telefoon die op stand-by in de broekzak wordt gedragen. De onderzoekers van Agarwal et al., 2009 probeerden ook specifiek de situatie te benaderen van mannen die met een headset belden terwijl de mobiele telefoon zich in de broekzak bevond. Maar dat zegt dus niets over bellen met de mobiele telefoon tegen het hoofd en evenmin over het effect van een mobiele telefoon die in de stand-by stand in de broekzak zit op de testikels en het sperma. Bovendien bellen veel mensen die een oortje gebruiken met de telefoon in de hand.

De duur van de blootstelling aan de elektromagnetische golven verschilde van studie tot studie. De Turkse studie van Erogul et al. deed dat kennelijk maar vijf minuten, terwijl de meest alarmistische studie, die van De Iuliis et al., de effecten van maar liefst 16 uur blootstelling in kaart bracht. We mogen aannemen dat maar weinig mannen zo lang bellen of zoveel uur een mobiele telefoon in hun broekzak dragen. Het onderzoek van De Iuliis et al. valt sowieso uit de toon, omdat het op slechts 8 samples is gebaseerd (het onderzoek zelf stelt steeds “All results are based on 4 independent samples”; die zijn kennelijk dan gesplitst). Bovendien gebruikten de onderzoekers geen mobiele telefoons, maar een “waveguide, connected to a function generator and RF amplifier”, waarmee de cellen werden blootgesteld aan frequenties van 1,8 GHz en SAR-waarden tot wel 27,5 W/kg. Ter vergelijking, de limiet van de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP) is 2,0 W/kg, in de Verenigde Staten geldt een limiet van 1,6 W/kg en veel mobiele telefoons hebben een nog lagere SAR-limiet. Bij een Nokia Lumia 520 is die volgens de handleiding bijvoorbeeld 1,09 W/kg. Omdat tegenwoordig overal zendmasten staan, zal een mobiele telefoon bovendien lang niet altijd op maximaal vermogen hoeven te zenden en te ontvangen, zodat de SAR-waarde in de praktijk nog lager is.

In vivo-studies

Adams et al. maakten voor hun meta-analyse ook gebruik van vier in vivo-studies, die allemaal werden uitgevoerd met bezoekers van vruchtbaarheidsklinieken als proefpersonen. De in vivo-studies zijn voor de conclusies van de meta-analyse nog veel belangrijker, want zij betreffen zo’n 84% van de 1492 samples. Het zijn de volgende studies:

Agarwal et al., 2008
A. Agarwal, F. Deepinder, R.K. Sharma, G. Ranga, J. Li
Effect of cell phone usage on semen analysis in men attending infertility clinic: an observational study
Fertil Steril, 89 (2008), pp. 124–128

Feijo et al., 2011
C. Feijo, S. Verza Junior, S.C. Esteves
Lack of evidence that radiofrequency electromagnetic waves (RF-EMW) emitted by cellular phones impact semen parameters of Brazilian men (zie ook hier)
Hum Reprod, 26 (2011), pp. i139–i140

Fejes et al., 2005
I. Fejes, Z. Zavaczki, J. Szollosi, S. Koloszar, J. Daru, L. Kovacs, et al.
Is there a relationship between cell phone use and semen quality?
Arch Androl, 51 (2005), pp. 385–393

Sajeda and Al-Watter, 2011
S. Sajeda, Y. Al-Watter
Effect of mobile phone usage on semen analysis in infertile men
Tikrit J Pharm Sci, 7 (2011), pp. 77–82

Ook hier weer een paar opmerkingen. Het laatste onderzoek is wel erg curieus. De auteurs zijn verbonden aan de Universiteit van Mosul in Irak (tegenwoordig Islamitische Staat) en hun studie is gepubliceerd in het totaal onbekende Tikrit Journal of Pharmaceutical Sciences. Dat is kennelijk een Open Access tijdschrift. Je kunt de redactie mailen via een Yahoo-adres. Sajeda and Al-Watter vonden net als Agarwal et al., 2008 negatieve effecten van telefoonstraling op de kwaliteit van het sperma. Opvallend is hoe intensief het belgedrag was van de in deze studies onderzochte personen. In de Irakese studie belden 50 van de 300 proefpersonen 4 uur of meer per dag. In de studie van Agarwal et al. ging het om 114 van de 361 proefpersonen. Je kunt je afvragen of zulke beltijden realistisch zijn en de auteurs van Agarwal et al. doen dat dan ook: “We relied only on the self-perceived history of the subjects and did not validate their cell phone use.” Wie werkelijk meer dan 4 uur of meer per dag mobiel belt, heeft misschien ook te weinig tijd om voldoende te bewegen. Dat kan leiden tot overgewicht, wat mogelijk weer invloed heeft op de vruchtbaarheid van de man. Ook hiervoor konden de auteurs niet corrigeren: “Inability to analyze covariates other than age is also a limiting factor”.

Roken heeft zéker invloed op de kwaliteit van sperma (foto: Tomasz Sienicki, CC-licentie)
Roken heeft zéker invloed op de kwaliteit van sperma (foto: Tomasz Sienicki, CC-licentie)

Als je andere mogelijk verstorende factoren buiten beschouwing laat, kun je totaal verkeerde conclusies trekken. Dat is overigens bij discussies over ‘elektrosmog’ een bekend fenomeen. Alarmisten meenden lang dat een overtuigend verband tussen bovengrondse elektriciteitsleidingen en leukemie bij kinderen was aangetoond, maar later bleken benzeen bevattende uitlaatgassen van auto’s een misschien wel veel aannemelijkere boosdoener (zie Marcel Hulspas, ‘Bang voor het broodrooster’, Skepter 1993a, vol. 6 (1), p. 23-27). Interessant is dat de studie van Feijo et al. wél naar “confounding factors such as cigarette smoking, body mass index and alcohol intake” keek. De studie, gepubliceerd in het respectabele tijdschrift Human Reproduction, onderzocht 571 mannen met vruchtbaarheidsproblemen, waarvan er slechts 23 (4%) nooit een mobiele telefoon zeiden te gebruiken. Ook hier weer veel mannen die beweerden meer dan 4 uur per dag te bellen (120), maar de auteurs vonden dit keer geen negatieve effecten van de elektromagnetische golven van mobiele telefoons op beweeglijkheid, levensvatbaarheid en concentratie van het sperma:

“Sperm count, progressive motility, viability, strict sperm morphology and HOST results were not significantly different in non-users and users with daily talk-time duration of < 120 minutes, 120–240 min and > 240 min. Evaluation of confounding factors such as cigarette smoking, body mass index and alcohol intake did not alter results. (…) Among this group of Brazilian men the length of talk time was not correlated with sperm concentration, viability, progressive motility and HOST scores.”

Merkwaardig genoeg staat deze studie in de meta-analyse van Adams et al. vermeld met een sample size van slechts 343, terwijl er als gezegd 571 deelnemers waren. De tabel uit het abstract van Feijo et al. geeft echter 497 proefpersonen aan. Hoe dat allemaal kan, is helaas niet vast te stellen, nu de volledige tekst van het onderzoek van Feijo et al. niet vrij beschikbaar is. Het onderzoek staat ook niet in PubMed, terwijl meer dan 13.000 artikelen uit Human Reproduction daar wél in staan. Hoe dit ook zij, uit de meta-analyse van Adams et al. blijkt wel duidelijk dat het voor de uitkomsten van hun studie veel uitmaakt of ze het onderzoek van Feijo et al. wel of niet buiten beschouwing laten. Buiten beschouwing laten levert veel dramatischer conclusies op.

Vergelijk overigens eens de tabel uit Feijo et al. eens met die uit Agarwal et al., 2008 en die uit Sajeda and Al-Watter (Fejes et al. zit achter een betaalmuur). Dan vallen twee zaken op: de grote verschillen tussen de tabellen en binnen de tabellen. Met name bij de concentratie (sperm count) is de standaard deviatie heel hoog. Hier hebben de respectieve onderzoekers blijkbaar zeer variabele waarden gemeten, waarbij we overigens niet moeten vergeten dat alles vanaf ca. 15 miljoen zaadcellen als ‘normaal’ wordt beschouwd, al is het gemiddelde volgens Sjoerd Repping 50-100 miljoen (zie hierna; andere bronnen noemen 20-40 miljoen in de westerse wereld). Kijken we naar de verschillen tussen de tabellen, dan zien we dat niet-bellende Irakezen veel minder zaadcellen produceerden dan Brazilianen die meer dan vier uur belden! Geen wonder dat Adams et al. met hun wiskundige modellen niet tot eenduidige conclusies konden komen ten aanzien van de concentratie. Braziliaanse mannen die mobiel belden kregen iets beweeglijker zaad dat gemiddeld ook nog 4-7,6% meer levensvatbaar was. Maar bij Agarwal gingen beweeglijkheid en levensvatbaarheid juist tot meer dan 20% achteruit naarmate er meer gebeld werd. In beide gevallen overigens weer aanzienlijke standaard deviaties, vooral bij Feijo.

Tabel uit Agarwal et al. 2008
Tabel uit Agarwal et al. 2008
Tabel uit Feijo et al.
Tabel uit Feijo et al.
Sajeda and Al-Watter (group 1 : 4 h / day ; group 2 : 3 h / day ; group 3 : 2 h / day; group 4 : no use)
Sajeda and Al-Watter (group 1 : 4 h / day ; group 2 : 3 h / day ; group 3 : 2 h / day; group 4 : no use)

Besluit

Adams et al. geven toe dat hun meta-analyse beperkingen kent. Niettemin menen zij, zoals aan het begin van deze bijdrage al opgemerkt, dat hun resultaten bewijs leveren voor de stelling dat elektromagnetische straling van mobiele telefoons een negatieve impact heeft op sperma. Gelet op het voorgaande en de kritiek van een hoogleraar als Repping kun je daar best vraagtekens bij plaatsen. Het in vitro-onderzoek is maar van beperkte waarde, terwijl op basis van het observerende in vivo-onderzoek ook geen harde, eenduidige conclusies getrokken kunnen worden. Nergens in hun meta-analyse doen Adams et al. een poging de tien gebruikte studies te beoordelen op kwaliteit. Dat is bij meta-analyses wel gebruikelijk, zodat studies van mindere kwaliteit kunnen worden buitengesloten.

Om een voorbeeld te geven: de deskundigen die in de studie van Agarwal et al. (2008) de zaadmonsters onderzochten, waren geblindeerd, terwijl die in de Irakese studie dat vermoedelijk niet waren (het staat nergens vermeld). Als dan bij het meten van bijvoorbeeld de beweeglijkheid van de zaadcellen subjectieve factoren een rol kunnen spelen, dan maakt het nogal uit of de onderzoekers weten of het zaadmonster van een proefpersoon is die veel of weinig belt. Adams et al. pleiten aan het slot van hun artikel voor een RCT, uitgevoerd buiten de muren van een vruchtbaarheidskliniek. Maar misschien hadden ze die beter zelf kunnen uitvoeren in plaats van studies uit alle delen van de wereld te verzamelen, waarvan een groot aantal methodologisch zwak of in obscure tijdschriften gepubliceerd, en daar een weinig zeggende meta-analyse van te maken.

Mannen die na het lezen van de studie van Adams et al. vrezen voor hun vruchtbaarheid, kunnen gerustgesteld zijn: de studie rechtvaardigt geen conclusies over een causaal verband tussen mobiel bellen en verminderde kwaliteit van sperma. Wie toch nog enigszins vrees koestert, kan zijn telefoon voortaan in de binnenzak in plaats van de broekzak meenemen. En voor wie dan nog steeds in een paniekstemming verkeert, komen deze relativerende woorden van Repping wellicht van pas:

“De onderzoeksresultaten laten nu ook weer niet zien dat het sperma van mobiele telefoongebruikers dramatisch verslechtert. Per zaadlozing komen gemiddeld 50- tot 100 miljoen zaadcellen vrij, zegt Repping, en al zouden dat er 5 miljoen minder zijn, die iets langzamer zwemmen, dan maakt dat niets uit voor de vruchtbaarheid. ‘Bij problemen met de voortplanting is de kwaliteit van het sperma van ondergeschikt belang. Beter sperma geeft wel een iets hogere kans op zwangerschap, maar veruit de belangrijkste factor is de leeftijd van de vrouw. Mannen doen er pas echt toe als ze helemaal geen zaadcellen hebben.'”

Titelafbeelding via Flickr

Filed Under: Algemeen, Buitenland, Gezondheid, Wetenschap Tagged With: elektromagnetische straling, gsm, meta-analyse, sperma, stralingsangst, telefoonstraling, zaadcellen

Skepsis congres 2014: Crisis in de wetenschap

11 September 2014 by Pepijn van Erp 7 Comments

Op zaterdag 8 november 2014 organiseert de stichting Skepsis haar jaarlijkse congres. Dit jaar onder de titel: ‘Crisis in de wetenschap’. De volgende sprekers zullen een presentatie verzorgen:

Frank Israel en Jan Willem Nienhuys

Sprekers zijn respectievelijk voorzitter en secretaris van Skepsis.

Crisis in Skepsis

De betekenis van Rob Nanninga voor Skepsis, een overzicht van de stand van zaken van Skepsis nu – met jaarverslag – en een vooruitblik op de toekomst van Skepsis.

Ruud Abma

dr. R. Abma is universitair docent Algemene Sociale Wetenschappen in Utrecht en publiceerde in 2013 De publicatiefabriek. Hij heeft ook een blog daarover.

Beterschap gewenst: de oorzaken van slodderwetenschap

Wie wetenschap bedrijft wil weten hoe iets werkt of hoe iets zit. Dat is het oude idee. Het nieuwe is: wie wetenschap wil bedrijven moet productief zijn. De maat daarvoor is: veel publicaties genereren. Dat is goed voor de rankings, maar slecht voor de kwaliteit van de wetenschap.

Gustaaf Cornelis

dr. G.C. Cornelis is hoofddocent wetenschapsfilosofie aan de Vrije
Universiteit Brussel en de Universiteit Antwerpen.
In 2013 publiceerde hij Eerlijke wetenschap.

Universitaire onwetenschap: een échte nachtmerrie

Het stinkt in de tuin van akademos. Absurd hoge werkdruk en een kille administratie leiden tot oneerlijke wetenschap, onbetrouwbare resultaten en onzinnige kennis. De schade die deze onwetenschap aan ons wereldbeeld toebrengt, doet het maatschappelijke effect van de kolderieke pseudowetenschap verbleken.

Yvo Smulders

Prof. dr. Y.M. Smulders
is hoogleraar algemene inwendige geneeskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij schreef onder meer ‘De rol van epidemiologisch bewijs in de zorg voor individuele patiënten’ in het NtvG (2010); zie ook zijn lezing hier.

Leren van kwakzalvers

Wetenschappelijk gezien kunnen de alternatieven veel meer van ons leren dan andersom. Maar geneeskunde bestaat uit meer dan hard science. Wij betalen de rekening – en de alternatieven plukken de vruchten – van het gebrek aan aandacht daarvoor binnen de reguliere geneeskunde.

 

Het congres vindt plaats in de Jaarbeurs, Utrecht. Meer details over het programma en uitleg hoe je je voor het congres kunt aanmelden (vóór 2 november!), zie de website van Skepsis over het congres. Op de Facebook-pagina kun je ook laten weten aan anderen dat je van plan bent te gaan.

Filed Under: Algemeen, Skepticisme, Wetenschap Tagged With: Frank Israel, Gustaaf Cornelis, Jan Willem Nienhuys, Ruud Abma, skepsis congres, Yvo Smulders

DNA-bewijs identiteit Jack the Ripper niet afdoende

9 September 2014 by Pepijn van Erp 101 Comments

Klaar is Kees. Mysterie opgelost na 126 jaar. Eindelijk weten we wie Jack the Ripper was. Dat claimt tenminste Russel Edwards aan de hand van geanalyseerde DNA-fragmenten die zitten op een sjaal, aangetroffen bij één van de slachtoffers. Bloedspetters van  de vermoorde Catherine Eddowes én sperma van één van de personen die altijd al op het verdachtenlijstje had gestaan: de Poolse immigrant Aaron Kosminski. ‘Ladies and gentleman, we got him!’

Jack the Ripper is misschien wel de meest tot de verbeelding sprekende seriemoordenaar. Talloze boeken en films verschenen over de gruwelijke moorden op prostituees die in 1888 in Londen plaatsvonden. En talloze wilde en minder wilde theorieën over de identiteit van the Ripper doen de ronde. Is nu het laatste woord erover gezegd?

Edwards mocht zijn verhaal uitgebreid doen in de Mail. Kort samengevat: alles draait om de sjaal die gevonden zou zijn bij het lichaam van Eddowes. Omdat de politie er in die tijd niet echt iets mee kon doen, kon het zomaar gebeuren dat een politieman hem mee naar huis nam om aan zijn vrouw te geven. Uiteindelijk kwam de sjaal bij het Crime Museum terecht, maar omdat de herkomst niet met zekerheid kon worden vastgesteld, lag die daar alleen maar in de opslag. In 2007 werd het stuk zijde op een veiling aangeboden.
Op grond van een wat vergezochte associaties had Edwards het idee, dat de sjaal toch wel eens authentiek zou kunnen zijn en kocht hem daarom op die veiling. Hij wist vervolgens dr. Jari Louhelainen, expert op het gebied van de analyse van genetisch materiaal verkregen bij dit soort oude misdaden, zo ver te krijgen om de vlekken op de sjaal te analyseren. DNA dat daarin werd aangetroffen bleek overeen te komen met DNA van nazaten van (familieleden van) slachtoffer Eddowes en verdachte Kosminski. Daarmee zou aangetoond zijn dat de sjaal authentiek is en zeer sterk wijzen op Aaron Kosminski als dader.

Whitehall_murder_school_illustrationIn de New Statesman plaatst Ian Steadman toch wat kanttekeningen bij dit verhaal. Allereerst is het gevaarlijk al te zeer op Edwards verhaal alleen te leunen, die verdient immers zijn geld met het Jack the Ripper verhaal via een souvenirwinkel en georganiseerde wandeltours. Het boek over ‘zijn oplossing’ kan natuurlijk ook wel publiciteit gebruiken en dat doe je niet door heel genuanceerd de beperkingen van je analyse aan te wijzen.
En die nuanceringen zijn wel op zijn plaats zoals Steadman schrijft. De herkomst van de sjaal is nog een stuk minder zeker dan Edwards in de Mail doet voorkomen. Het verhaal van de agent die de sjaal mee naar huis nam, klopt volstrekt niet met de officiële verslagen. De enige ‘harde’ link met Eddowes zijn feitelijk die aangetroffen DNA fragmenten. Mitochondriaal DNA (mtDNA) is echter veel minder specifiek dan DNA uit de celkern, je erft het over in vrouwelijke lijn. Er zijn dus veel personen met hetzelfde materiaal. De analyse gebeurde met een polymerasekettingreactie, een methode waarmee je heel weinig materiaal kan vermenigvuldigen tot er genoeg is voor verdere analyse. Maar het is ook een methode die heel gevoelig is voor besmetting met andere DNA. Als je weet dat nazaten van Eddowes aanwezig zouden zijn geweest bij die veiling in 2007, is een recente besmetting met hun genetisch materiaal bijvoorbeeld niet uitgesloten. Ook heeft Edwards het over zes DNA profielen die Louhelainen aantrof, waarvan er één (?) overeenkwam met Eddowes. Hoe zit het eigenlijk met de rest? De DNA-analyse is niet in een wetenschappelijk artikel gepubliceerd, over de precieze methoden die gebruikt zijn, valt dus nog niet zoveel te zeggen.

Aaron Kosminski
Aaron Kosminski

Die Kosminski zou altijd al op het lijstje verdachten hebben gestaan als verdachte, maar dat was in zijn geval slechts een aantekening van een rechercheur betrokken bij de zaak (zonder voornaam of nadere aanduiding). Van die Kosminski schreven politieagenten ook op dat hij kort na opname in een gesticht zou zijn overleden. Toen latere onderzoekers gingen zoeken in de archieven van het gesticht naar Kosminksi kwamen ze bij Aaron Kosminski uit, maar die overleed pas in 1919. Zo sterk wijst dat dus allemaal niet naar de verdachte Kosminski.
Maar zelfs als we aannemen dat het aangetroffen materiaal inderdaad van Catherine Eddowes en Kosminski (of een van zijn twee broers) is, weet je niet veel meer dan dat die beiden op een bepaald moment in aanraking zijn geweest met de lap stof. Daar kun je allerlei scenario’s voor bedenken, die misschien net zo waarschijnlijk zijn als dat de moordenaar van Eddowes zijn zijden sjaal, waar hij eerder zijn zaad op had geknoeid, bij zich had tijdens de moord en daar besmeurde met haar bloed en vervolgens vergat mee te nemen. Bewijs van schuld van Aaron Kosminski aan de moord op Eddowes is het zeker niet.

Het verhaal van Edwards is dus niet zo sterk als hij doet voorkomen. Het berust op aannames waarop allemaal wel wat valt aan te merken en daarmee wordt het een sterk staaltje tunnelvisie. En zelfs als Aaron Kosminski Catherine Eddowes ombracht, is hij dan Jack the Ripper? Van april 1888 tot februari 1891 werden elf vrouwen omgebracht in Whitechapel die als één zaak onderzocht werden. Vijf daarvan worden nu als de moorden van Jack the Ripper gezien, maar er is geen zekerheid dat die vijf door één en dezelfde persoon werden begaan. Jack the Ripper bestaat misschien niet eens.

[via Peter Burger]

 

 

Filed Under: Algemeen, Overig Tagged With: Aaron Kosminski, bewijs, dna, Jack the Ripper

Het kind van de koning

26 August 2014 by Laurens Dragstra 12 Comments

In zijn vorig jaar verschenen biografie van koning Willem III (1817-1890) bespreekt neerlandicus en biograaf Dik van der Meulen ook het gerucht dat deze tegenwoordig weinig tot de verbeelding sprekende vorst helemaal niet de vader van de latere koningin Wilhelmina (1880-1962) was. De echte vader zou de particulier secretaris van de koning zijn geweest, of anders een liberale politicus. Van der Meulen schrijft dat het gerucht sinds eind negentiende eeuw regelmatig opduikt en een heuse hype op het internet heeft veroorzaakt. Dat kan goed kloppen. Eerder dit jaar kreeg voormalig lijsttrekker van de SOPN Johan Oldenkamp ruimte op de site van de Volkskrant om het gerucht daar rond te toeteren. Lezing van de fraaie biografie van Van der Meulen leert evenwel dat er voor het gerucht geen bewijs is. Of dat mensen als Oldenkamp op andere gedachten zal brengen, valt echter te betwijfelen.

Biografie van koning Willem III door Dik van der Meulen
Biografie van koning Willem III door Dik van der Meulen

Ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van het Koninkrijk der Nederlanden verschenen vorig jaar vuistdikke biografieën van de eerste drie Oranjekoningen, Willem I, II en III. Het zijn bijzonder gedetailleerdere, maar toch goed leesbare historische werken, met uitgebreide notenapparaten en literatuurlijsten. De auteurs hebben voor hun onderzoek toegang gekregen tot de archieven van de drie koningen in het Koninklijk Huisarchief, hetgeen veel nieuwe informatie (o.a. persoonlijke correspondentie) heeft opgeleverd. Van der Meulen schetst in zijn biografie over Willem III een genuanceerd beeld van de man die 41 jaar op de Nederlandse troon heeft gezeten (1849-1890). Aan de ene kant is dat beeld weinig positief: veel van de geruchten over zijn omgang met andere vrouwen zijn waar. De koning was bepaald geen intellectueel, militaire zaken en jagen hadden zijn voorkeur, de koning lokte een onnodige oorlog met Atjeh uit, misdroeg zich in Zwitserland, kon bijzonder opvliegend en sadistisch zijn en was voor zijn zonen bepaald geen liefhebbende vader. Aan de andere kant was de koning gedurende een groot deel van zijn regering wel tamelijk populair bij de bevolking, vooral vanwege zijn ‘vaderlijke’ optreden bij rampen als de Watersnood van 1855 en soortgelijke watersnoden in 1861.

Uit het eerste huwelijk van Willem III met Sophie van Württemberg (1818-1877) werden drie zonen geboren. Het huwelijk was desondanks slecht en de echtelieden leefden vanaf 1855 gescheiden van tafel en bed. Na het overlijden van Sophie op 3 juni 1877 hertrouwde de koning op 7 januari 1879 met een prinses uit het tamelijk onbeduidende Duitse vorstendom Waldeck-Pyrmont, Emma geheten. Emma (1858-1934) was op het moment van het huwelijk nog maar 20 jaar oud, terwijl de koning al de – zeker voor die tijd – respectabele leeftijd van 61 jaar had bereikt. Op 31 augustus 1880 werd hun dochter Wilhelmina geboren. Op zichzelf is het heel goed mogelijk dat een man van dik in de zestig nog kinderen weet te verwekken bij een vrouw van begin twintig. Daar hebben we in Nederland recent nog een kras voorbeeld van gezien. In het geval van Wilhelmina zijn er echter kennelijk vragen gerezen over het vaderschap van Willem III. In plaats van de grijze koning wordt wel diens particulier secretaris Sebastiaan de Ranitz als werkelijke vader aangewezen, of anders de liberale politicus Joan Roëll, die na het overlijden van de koning nog een naar hem genoemd kabinet (1894-1897) zou formeren. Ik heb al aangegeven dat Van der Meulen geen bewijzen voor het gerucht heeft gevonden, maar laten we eens kijken welke argumenten Johan Oldenkamp aanvoert voor de stelling dat het gerucht waar is.

Syfilis

Portret van koning Willem III door Nicolaas Pieneman (foto via Wikimedia Commons)
Portret van koning Willem III door Nicolaas Pieneman (foto via Wikimedia Commons)

In het al genoemde interview met de Volkskrant stelt Oldenkamp dat het ‘algemeen bekend’ is dat Willem III twee jaar voor de geboorte van Wilhelmina syfilis opliep en daardoor geen kinderen meer kon krijgen met Emma. Het leek hem ‘goed als dat een keer wordt gemeld in de media’. Kennelijk vond hij deze boodschap nog niet genoeg, want een dag later publiceerde hij een uitgebreider artikel op zijn eigen website. Daarin herhaalt hij nog maar eens het verhaal over de vermeende syfilis van de koning, als gevolg van zijn uitbundige seksleven. Nu kan met betrekking tot dat laatste met recht gezegd worden dat Willem vele affaires met vrouwen heeft gehad, maar voor het syfilisverhaal (of voor welke andere geslachtsziekte ook) lijkt geen spat bewijs te bestaan. Van der Meulen heeft voor zijn boek diverse ziekteverslagen van de koning bestudeerd. Die kwalificeert hij als ‘weinig verhullend’, maar aanwijzingen voor syfilis of andere geslachtsziekten heeft hij er niet in gevonden (p. 594). Daarnaast analyseerde Van der Meulen uit het Koninklijk Huisarchief opgediepte correspondentie van een hofarts van de koning aan een collega-arts. Daarin schreef de hofarts over de medicatie die de koning gebruikte. Hij noemde laxeermiddelen als bitterwater, aqua laxativa viennensis en senna, en daarnaast kalmerende middelen als scopolamine en broomkalium. Geen van deze middelen, zo schrijft Van der Meulen, werd destijds ingezet tegen geslachtsziekten.

Dat de auteur niet over één nacht ijs is gegaan, bewijst het notenapparaat. In een eindnoot legt hij uit dat hij de haastig en in afkorting genoteerde medicijnen uit de correspondentie liet ontcijferen door twee deskundigen, waaronder Toine Pieters. Als dat deze Toine Pieters is, betreft het een bijzonder hoogleraar op het gebied van de geschiedenis van de farmacie. Een deskundige bij uitstek, lijkt me. Wat stelt iemand als Oldenkamp daar tegenover? Voor de mogelijkheid van het vaderschap van De Ranitz of Roëll – en, naar ik aanneem, de onvruchtbaarheid van de koning – beroept hij zich in zijn artikel op “de feiten uit het boek ‘De nachtwaker; het koningscomplot’ van Thomas Ross”. Ross is een thrillerschrijver, geen historicus en zijn boeken zijn romans, geen geschiedkundige onderzoeken. Het plot in zijn boeken is doorgaans wel op feiten gebaseerd, maar altijd vermengd met fictie (‘faction’). Ik beken dat ik het door Oldenkamp genoemde boek niet heb gelezen, maar blijkens deze recensie gaat het om een thriller speciaal geschreven ter gelegenheid van de heropening van het Rijksmuseum. In het boek komt blijkens de recensie ook een fictieve dichter Klaas van Os voor. Zou die nu volgens Oldenkamp echt bestaan hebben? Voor hem betekent ‘Wholly Science’, de kreet waaronder hij zegt wetenschap te bedrijven, kennelijk zoiets als ‘alles is wetenschap’. Daaronder vallen dan blijkbaar ook romans.

DNA

Maar Oldenkamp heeft meer pijlen op zijn boog. Hij beweert tevens dat prinses Juliana altijd zou hebben geweigerd mee te werken aan een DNA-onderzoek. Datzelfde zou gelden voor haar dochter Beatrix, door Oldenkamp ooit omschreven als een ‘inhalige, machtsgeile, dictatoriale, tirannieke en parasitaire topcrimineel’. Hij licht niet nader toe om welk DNA-onderzoek het zou gaan en wie daarom gevraagd zou hebben, maar Van der Meulen noemt (p. 593-594) het verhaal dat Russische onderzoekers in de jaren negentig van de 20e eeuw om het DNA van prinses Juliana zouden hebben gevraagd om vast te kunnen stellen of in 1991 opgegraven beenderen toebehoorden aan de in 1918 vermoorde tsaar Nicolaas II van Rusland en leden van zijn gezin. Juliana zou het verzoek geweigerd hebben, maar Van der Meulen schrijft stellig dat een dergelijk verzoek nooit is ingediend. In een eindnoot wijdt hij hier verder over uit door te verwijzen naar een verklaring uit 1998 van de leider van het gerechtelijk onderzoek naar de moord op de Romanovs tegenover een Nederlandse journalist. Deze Vladimir Solovjov verklaarde geen verzoek te hebben gedaan. De echtheid van de botten stond al vast door vergelijking met DNA-materiaal van een broer van de tsaar en van de Britse prins Philip, een achterneef van tsarina Alexandra Fjodorovna. Ook het DNA-verhaal snijdt dus geen hout.

Toondoof

Koning Willem III en zijn tweede vrouw, Emma van Waldeck-Pyrmont (foto via Wikimedia Commons)
Koning Willem III en zijn tweede vrouw, Emma van Waldeck-Pyrmont (foto via Wikimedia Commons)

Van der Meulen noemt nog een derde argument dat wordt aangevoerd om te bewijzen dat Willem III niet de vader van Wilhelmina was. De genoemde Sebastiaan de Ranitz zou toondoof zijn geweest, wat wil zeggen dat hij geen tonen kon onderscheiden. Deze aandoening treft zo’n 4% van de bevolking en is erfelijk. Ook Wilhelmina zou eraan lijden, maar Willem III en Emma niet, hetgeen zou pleiten voor het vaderschap van De Ranitz. Van der Meulen is hierover kort (p. 593): “Een bron hiervoor is niet bekend”, waarmee hij kennelijk wil zeggen dat er geen (betrouwbare) bron is die de stelling ondersteunt dat Wilhelmina daadwerkelijk toondoof was. Jammer genoeg wijst de auteur er in de voetnoot slechts op dat de vermeende toondoofheid bijvoorbeeld helemaal niet genoemd wordt in de Wilhelmina-biografie van Cees Fasseur. Uit andere eindnoten blijkt dat Fasseur wel ingaat op de relatie tussen De Ranitz en Wilhelmina (hij werd in 1894 haar kamerheer), dus het had voor de hand gelegen dat hij het verhaal over hun beider toondoofheid had vermeld als hij daar concrete aanwijzingen voor had. Nu staan de kwaliteiten van Fasseur buiten kijf, maar omdat hem nog wel eens verweten wordt wat al te Oranje-vriendelijk te zijn, is het jammer dat Van der Meulen de kwestie van de toondoofheid niet iets verder heeft uitgezocht (wat overigens ook geldt voor de vele ano- en pseudoniemen die het ‘feit’ zonder nadere onderbouwing op internetfora en blogs melden). Dat neemt niet weg dat het natuurlijk aan degenen die het verhaal geloven is daar ook een geloofwaardige bron voor te tonen. Johan Oldenkamp heeft die niet – hij noemt het verhaal niet eens – dus wie doet het beter?

De roode duivel en Koning Gorilla

Van der Meulen traceert het gerucht dat Willem III niet de vader van Wilhelmina was tot het satirische en antimonarchistische weekblad De roode duivel, dat tussen 1 augustus 1892 en 13 december 1897 verscheen. Hoofdredacteur van het blad was Louis Maximiliaan Hermans (1861-1943), die later politicus voor de SDAP zou worden. In het blad konden de avonturen gevolgd worden van koning Gorilla III (ook wel Billem III genoemd), diens vrouw koningin Emmer (Koningin van Kikkerland) en hun dochter Heintje. Ook ene Raspie komt in de verhalen voor. Lezers herkenden in deze figuren gemakkelijk koning Willem III, diens vrouw Emma, dochter Wilhelmina en jonkheer De Ranitz. Van der Meulen citeert een aantal versjes uit het blad waarin wordt gesteld dat Heintje het kind ‘van een partikulier sjikkeretaris’ is en dat de koning ‘die zelfs zijn keukenmeid vol wellust haalde in zijn bed’ door zijn gestoei met vrouwen ‘aan lager wal’ was geraakt, waardoor ‘er toch niets van kwam’ toen hij de liefde bedreef met zijn wettige echtgenote. Raspie zou de echte vader van Heintje zijn. In de geciteerde versjes wordt het woord syfilis niet gebruikt, maar dat was kennelijk de eerste geslachtsziekte waaraan tijdgenoten dachten als het ging om onvruchtbare, overspelige mannen.

Standbeeld van koningin Wilhelmina voor de Grote Kerk te Apeldoorn.
Standbeeld van koningin Wilhelmina voor de Grote Kerk te Apeldoorn.

Van der Meulen noemt het gerucht over de onvruchtbaarheid van koning Willem III ‘een vrolijk bedenksel’ van hoofdredacteur Hermans. Het paste goed bij het zowel antimonarchistische als satirische karakter van het tijdschrift. Daar kan ik aan toevoegen dat De Ranitz pas op 1 oktober 1881 ‘partikulier sjikkeretaris’ van de koning werd, ruim een jaar na de geboorte van Wilhelmina. Van der Meulen merkt ten slotte op dat het opmerkelijk is dat het gerucht niet wordt vermeld in het pamflet Uit het leven van Koning Gorilla, een schotschrift uit 1887 van de hand van de publicist Sicco Roorda van Eysinga(1825-1887). In het stuk staan veel boude beweringen, waaronder de beschuldiging dat prins Gorilla (i.e. Willem toen hij nog Prins van Oranje was) zijn vader had doodgeslagen met een ploertendoder om de troon te verwerven (in werkelijkheid bevond de prins zich op het moment van overlijden van zijn vader in Schotland). Verhalen over onvruchtbaarheid en een andere vader voor Wilhelmina komen er niet in voor. Dat dit bedenksels waren van een allesbehalve koningsgezinde satiricus als Hermans lijkt inderdaad de meest voor de hand liggende verklaring te zijn. Wie bewijs voor het tegendeel wil leveren, is natuurlijk welkom. Ik vermoed echter dat het bij het recyclen van het gerucht via internet zal blijven.

Filed Under: Algemeen, Overig Tagged With: dna, geschiedenis, johan oldenkamp, koningshuis, syfilis, toondoof, Willem III

  • « Go to Previous Page
  • Page 1
  • Interim pages omitted …
  • Page 106
  • Page 107
  • Page 108
  • Page 109
  • Page 110
  • Interim pages omitted …
  • Page 146
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Steun ons via:
Een aankoopbol.com Partner (meer info)
Of een donatie

Schrijf je in voor de nieuwsbrief!

Skeptic RSS feed

  • Skepsis
  • Error
  • SBM
Polarisatie juist goed voor democratie?
5 June 2025 - Ward van Beek
Polarisatie juist goed voor democratie?

.Soms lijkt het wel alsof we elkaar de hele dag de tent uit vechten. Op social media, bij verjaardagsfeestjes en in talkshows zijn we het oneens over vaccins, over Gaza, over vrouwenrechten. Dat blijkt ook uit onderzoek van het Sociaal…Lees meer Polarisatie juist goed voor democratie? › [...]

Ype & Ionica zijn Skeptisch
5 June 2025 - Ward van Beek
Ype & Ionica zijn Skeptisch

Zier hier de hele strip!  [...]

Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter?
9 May 2025 - Ward van Beek
Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter?

.Het vorige congres ligt nog vers in ons geheugen, maar omdat ontwikkelingen steeds sneller gaan zijn wij alweer druk bezig met het Skepsiscongres 2025, op zaterdag 1 november a.s.  De maatschappij bekeken met een skeptische bril Je hoort het vaak:…Lees meer Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter? › [...]

RSS Error: A feed could not be found at `https://skepp.be/feed`; the status code is `404` and content-type is `text/html; charset=UTF-8`

Our Medical Establishment is Flailing
6 June 2025 - Jonathan Howard

It's impossible to keep track of it all. The post Our Medical Establishment is Flailing first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Should You Take Vitamin K With Your Vitamin D?
5 June 2025 - Scott Gavura

Vitamin K is increasingly marketed with Vitamin D. But is this combination evidence-based? The post Should You Take Vitamin K With Your Vitamin D? first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Seed Oils Are Not Bad For You
4 June 2025 - Steven Novella

So-called “health influencers” – self-appointed health gurus spreading their unvetted opinions about health through social media, have apparently decided that seed oils are bad for you. Our chief health guru, RFK Jr, even blames seed oils for the obesity epidemic (based on the flimsiest of evidence and logic, which is his MO). I’m not exactly sure where this demonizing of seed oils […] The post Seed Oils Are Not Bad For You first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Recente reacties

  • Klaas van Dijk on De linke weekendbijlage (22-2025)@Hans1263, daarom heb ik vandaag bij de handhaver / toezichthouder IGJ een nieuwe klacht ingediend tegen de Radboud UMC arts
  • Klaas van Dijk on De linke weekendbijlage (22-2025)@Renate1, enerzijds lijkt het erop dat Jona Walk ergens tijdens het begin van de coronapandemie de weg kwijtgeraakt is. Anderzijds
  • Hans1263 on De linke weekendbijlage (22-2025)In normaal Nederlands noemen we dit gedrag liegen, bedriegen, draaien, manipuleren etc. Artsen die dit gedrag vertonen zijn ook niet
  • Renate1 on De linke weekendbijlage (22-2025)Barracuda besteedde onlangs ook weer aandacht aan dit warhoofd. https://barracudanls.blogspot.com/2025/06/oversterfte.html Hoe kan deze dame
  • Klaas van Dijk on De linke weekendbijlage (22-2025)@Hans1263, Jona Walk heeft al geruime tijd (nagenoeg uitsluitend) omgang met zulke lieden. In deze recente opname van De Nieuwe

Archief Kloptdatwel.nl

Copyright © 2025 · Metro Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in