• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar

Kloptdatwel?

  • Home
  • Onderwerpen
    • (Bij)Geloof
    • Columns
    • Complottheorieën
    • Factchecking
    • Gezondheid
    • Hoax
    • Humor
    • K-d-Weetjes
    • New Age
    • Paranormaal
    • Pseudowetenschap
    • Reclame Code Commissie
    • Skepticisme
    • Skeptics in the Pub
    • Skeptische TV
    • UFO
    • Wetenschap
    • Overig
  • Skeptisch Chatten
  • Werkstuk?
  • Contact
  • Over Kloptdatwel.nl
    • Activiteiten agenda
    • Colofon – (copyright info)
    • Gedragsregels van Kloptdatwel
    • Kloptdatwel in de media
    • Interessante Links
    • Over het Bol.com Partnerprogramma en andere affiliate programma’s.
    • Social media & Twitter
    • Nieuwsbrief
    • Privacybeleid
    • Skeptisch Chatten
      • Skeptisch Chatten (archief 1)
      • Skeptisch Chatten (archief 2)
      • Skeptisch Chatten (archief 3)
      • Skeptisch Chatten (archief 4)

Pepijn van Erp

Kleine groene mannetjes

12 May 2016 by Pepijn van Erp 19 Comments

Ufo-gekkies reageerden bijzonder enthousiast op een recente voordracht van de Chief of Staff van het Amerikaanse leger, generaal Mark. A. Milley:

https://www.youtube.com/watch?v=NCIow-5Av1Y

“Als een van de allerhoogste militairen van het rijkste land op de wereld, de VS, iets vertelt, dan is het goed luisteren geblazen.” aldus Coen Vermeeren. Tsja, en nu zitten wij skeptici natuurlijk met onze mond vol tanden. ‘Kleine groene mannetjes’ en dat uit de woorden van deze hoge pief. “Militairen weten over het algemeen iets meer dan burgers. En hoge militairen weer iets meer dan lagere.” Zeker meneer Vermeeren. En dan hebben we sinds kort ook nog onomstotelijk fotografisch bewijs van de herkomst van deze alien types. Van Mars natuurlijk:

marsmannetje

Kijk, daar loopt er een! Gefotografeerd door het zeer betrouwbare NASA. Ergens op dit panorama moet het terug te vinden zijn.

Goed, we kunnen er niet meer om heen. Al het gezeur dat de ‘kleine groene mannetjes’ van Generaal Milley slaan op Russische troepen die zich in groene uniformen zonder insignes of andere aanduidingen mengen in het conflict in Oekraïne is natuurlijk duidelijk een achteraf verzonnen cover-up.

Filed Under: Humor, K-d-Weetjes

Mayastad

10 May 2016 by Pepijn van Erp 48 Comments

De Canadese scholier William Gadoury heeft op satellietfoto’s een nog onbekende stad van de Maya’s ontdekt die verborgen ligt in het oerwoud op het schiereiland Yucatan. Hij vond de stad op basis van zijn idee dat de Maya’s hun steden bouwden op plekken die overeenkwamen met hun sterrenbeelden. Na een boel puzzelwerk kon hij 117 bekende steden koppelen aan sterren in die sterrenbeelden. Een sterrenbeeld waarbij op de plek van één ster nog geen bekende stad bij te plaatsen was, leidde naar een plek op de kaart waar Gadoury na bestudering van satellietfoto’s warempel aanwijzingen vond voor een nog onbekende stad.

Deze ontdekking gaat als een lopend vuurtje het internet over als een grootse ontdekking. Maar klinkt het allemaal niet een beetje te mooi om waar te zijn? Misschien ben ik wel een beetje te skeptisch, maar ik vind het toch wat vreemd dat je nergens kritische kanttekeningen in de berichtgeving aantreft bij dit verhaal. Alle berichten verwijzen uiteindelijk naar het Canadese Le Journal de Montréal als bron. Veel meer dan wat er op die site staat, kon ik niet vinden over de ontdekking, maar we hebben daarmee al best veel informatie. Ook genoeg om er wat kritische vragen bij te stellen.

Het verhaal gaat als volgt: Gadoury verbaast zich over de locatie van veel Mayasteden, die liggen volgens hem niet allemaal op logische plekken, te ver van water of niet bij vruchtbare grond. Hij vat het idee op dat de steden misschien wel volgens een sterrenkaart zijn aangelegd. Uit de Madrid Codex haalt Gadoury 22 sterrenbeelden met 142 sterren. Daarvan weet hij er na een hoop gepuzzel 117 met bekende Mayasteden te identificeren zodanig dat de onderlinge positie van de steden overeenkomt met die van de sterren in de sterrenbeelden.
Gadoury duikelt dan ergens op dat er nog een sterrenbeeld door de Maya’s gebruikt zou zijn, eentje met drie sterren. Hij zocht twee steden uit die daar wel bij zouden passen, maar op de positie van de derde ster in het sterrenbeeld was er op de kaart (nog) geen Mayastad bekend. Vervolgens ging hij speuren op die plek met de hulp van satellietbeelden.  Toevallig was het een gebied dat nog niet zo lang geleden geteisterd was door branden, dus was er op de foto’s redelijk wat detail van de bodemstructuren te zien, die anders door het dichte oerwoud aan het oog onttrokken zouden zijn. En ja, hoor:

maya-stad-sattelietfoto

Daar is de nieuwe stad (ook zelf te zien in Google Maps). Gadoury gaf hem de naam K’àak’ Chi’, (‘Mond van Vuur’). De vierkante structuur zou de basis kunnen zijn van een piramide van 86 meter hoog. En in de buurt zijn er meer structuren te zien die kunnen duiden op bebouwing. De oppervlakte waarover Gadoury aanwijzingen voor bouwsels vond, zou duiden op een stad die meteen de vijfde Mayastad is wat grootte betreft.

Waar zitten mijn twijfels? Laten we beginnen met die sterrenbeelden. Gadoury begon dus met 142 sterren in 22 sterrenbeelden. Die sterrenbeelden tekende hij op transparanten en ging toen schuiven over kaarten in Google Earth net zo lang tot hij een goede fit kreeg met de bekende Maya-steden. Maar waarom hij uitgaat van 117 steden is mij niet duidelijk, Wikipedia heeft het bijvoorbeeld over honderden bekende archeologische vindplaatsen. Ook lijkt het erop dat de onderlinge positie van de sterrenbeelden niet behouden is bij deze exercitie, het bericht in Le Journal de Montréal stelt alleen dat de posities van de steden overeenkwam met de positie van de sterren binnen zo’n sterrenbeeld. Dit geeft al meer vrijheidsgraden en maakt de gevonden overeenstemming iets minder exceptioneel. En dan weten we ook nog niet of de schaal waarop de sterrenbeelden terug te vinden waren op de kaart telkens hetzelfde is.

Verder missen we nu dus al 142 – 117 = 25 steden die niet liggen op plekken waar er eigenlijk één zou moeten liggen volgens het idee van Gadoury. Kan natuurlijk zijn dat de Maya’s nog niet helemaal klaar waren met hun stedenbouw, maar heeft hij die plekken bijvoorbeeld ook bekeken op de satellietfoto’s? Gadoury had nu in ieder geval blijkbaar wel al twee steden die nog ergens onderdak moesten krijgen. Maar hier kan ik niet helemaal volgen hoe het zit. Die twee horen dus niet bij de 117, maar uit hoeveel andere steden heeft hij deze twee dan nog gekozen?  Als dat er nog een heel stel zijn, levert dat erg veel mogelijk paren op. Waarbij dan met zo’n driehoekig sterrenbeeld nog weer verschillende mogelijkheden zijn om naar de ontbrekende ster/stad te zoeken. Volgende vraag: zijn er misschien meer bij de Maya’s bekende sterrenbeelden die niet bij deze 22 plus één horen?

En dan nog even naar die satellietfoto’s. Hoe sterk zijn nu de aanwijzingen dat de structuren die te zien zijn, wijzen op bebouwing door Maya’s? De enige experts die aan het woord komen, zijn werkzaam bij de ruimtevaartorganisaties die de foto’s leverden. Geen archeologen volgens mij. De foto’s met de vierkante structuur zeggen mij eigenlijk weinig, maar een foto van Gadoury voor een posterpresentatie van zijn vondst laat allerlei rondjes en rechthoeken zien op andere satellietfoto’s, die misschien bij elkaar wel een overtuigend bewijs vormen.

William Goudry voor een posterpresentatie van zijn onderzoek
William Gadoury voor een posterpresentatie van zijn onderzoek

Er wordt nu druk gespeculeerd over het organiseren van een expeditie naar deze plek in het oerwoud om vast te stellen of er inderdaad een vergeten Mayastad ligt. Het zou natuurlijk mooi zijn als die er echt ligt. Maar of daarmee ook een bewijs wordt geleverd voor het idee van Gadoury dat al die Mayasteden volgens een sterrenkaart gebouwd zijn? Daar heb ik vooralsnog zo mijn twijfels bij. Het lijkt mij teveel op het creatief gereken aan piramides en ik zou graag de ‘ontdekking’ van deze jongeman eerst eens netjes opgeschreven nalezen.

Update 23:26 uur: volgens professor David Stuart (o.a. directeur van het Mesoamerica Center aan de University of Texas, dus die mogen we wel als expert beschouwen) is het vierkant op de satellietbeelden wel door mensen gemaakt, maar is het geen stad, maar een oud maïsveld.

Update 11-5-2016 8:50 uur: intussen duiken wat meer sceptische geluiden door in de berichtgeving, o.a. bij Wired en Gizmodo. Op Reddit verscheen eerder al een bericht, waarin iemand aardig overtuigend uitlegt dat er van de vondst van een grote stad op die plek geen sprake kan zijn. Het Mayagebied was ook zo dichtbevolkt dat bijna overal waar je gaat kijken je wel een redelijke kans hebt om resten van bewoning aan te treffen. De theorie met de sterrenbeelden neemt ook nog geen expert serieus.

Filed Under: Factchecking Tagged With: maya, satellietfoto, William Goudry

Medische fouten doodsoorzaak nr. 3 in VS?

9 May 2016 by Pepijn van Erp 9 Comments

“Ruim 250.000 doden in de Verenigde Staten jaarlijks, kunnen mogelijk verklaard worden door medische fouten. Het zou na hartziekten en kanker, de derde meest voorkomende doodsoorzaak zijn.” aldus een bericht van 4 mei op nu.nl. Dat lijkt schrikbarend veel en het roept natuurlijk ook de vraag op of het in onze ziekenhuizen zoveel beter gesteld is.

Het verontrustende nieuws is gebaseerd op een artikel van professor Martin A. Makary en research fellow Michael Daniel in het British Medical Journal: Medical error—the third leading cause of death in the US en werd al door heel wat sites opgepikt. Een reden om wat beter te kijken naar deze vermijdbare sterfgevallen is dat ze niet voorkomen in de standaardlijst met meest voorkomende doodsoorzaken. Daardoor krijgt het werken aan oplossingen misschien wel te weinig prioriteit. De reden voor het ontbreken in die lijst is tamelijk banaal: er is geen code voor gereserveerd in de International Classification of Disease. Maar helemaal verwonderlijk is het ook weer niet, het is vaak helemaal niet makkelijk om vast te stellen of iemand is overleden door een mogelijk vermijdbare medische fout.

In hun artikel schrijven de auteurs het volgende over wat een medische fout allemaal kan zijn, het is meer dan een dokter die een verkeerde dosis voorschrijft of een chirurg die uitschiet met zijn scalpel:

Medical error has been defined as an unintended act (either of omission or commission) or one that does not achieve its intended outcome, the failure of a planned action to be completed as intended (an error of execution), the use of a wrong plan to achieve an aim (an error of planning), or a deviation from the process of care that may or may not cause harm to the patient. Patient harm from medical error can occur at the individual orsystem level.

Er zijn al eerder pogingen gedaan om een schatting te geven van het aantal vermijdbare doden door medische fouten, ook in andere landen, maar die kwamen veel lager uit dan de cijfers van Makary en Daniel. Zij gebruikten onderzoeken van na 1999, die niet meegenomen konden zijn in een veel geciteerd rapport van het Institute of Medicine dat in dat jaar tot een veel lagere schatting van 44.000-98.000 vermijdbare sterfgevallen kwam per jaar. Nog steeds een hoog aantal natuurlijk, maar toch van andere orde dan het kwart miljoen dat nu komt bovendrijven.

Hieronder in een tabel wat de vier nieuwere onderzoeken lieten zien:

tabel-doden-door-medische-fouten
Tabel 1: overzicht van de gebruikte studies en de berekening van de schatting

Het eerste onderzoek (Health Grades) is een vreemde eend in de bijt. Het is gereken aan een registratie van 20 indicatoren die met patiëntveiligheid te maken hebben (Patient Safety Indicators). Hier hebben geen medici de dossiers bekeken met het doel om vast te stellen of er bij de sterfgevallen misschien een vermijdbare medische fout is gemaakt. Men is afgegaan op een database die gevuld is met gegevens die om andere doelstellingen worden verzameld en dan moet je wel heel erg goed uitkijken met andere interpretaties. Dat valt meteen op als je ziet wat de belangrijkste medische fouten zijn die hier opduiken bij de sterfgevallen: Failure to rescue (dwz. een te laat stellen van een diagnose of inzetten van behandeling) en Death in Low Mortality Diagnostic Related Groups (onverwachte dood bij een ziekenhuisverblijf vanwege een diagnose met laag risico op overlijden). Bij de eerste categorie is het niet duidelijk of het om vermijdbare fouten gaat. Van de tweede indicator is het eigenlijk helemaal niet duidelijk waar die goed voor gebruikt kan worden. Een review uit 2010 merkt op dat deze misschien alleen geschikt is om dossiers op te zoeken die nader onderzocht moeten worden.
De auteurs van het Health Grades rapport spreken zelf  ook van overlijdens die potentially attributable zijn aan die fouten. Makary en Daniel lijken de bevindingen ook nogal slordig over te nemen in hun tabel, want ze schrijven: “A 2004 report of inpatient deaths associated with the Agency for Healthcare Quality and Research Patient Safety Indicators in the Medicare population estimated that 575 000 deaths were caused by medical error between 2000 and 2002, which is about 195 000 deaths a year”; in de tabel staat toch echt wat anders.

De andere drie onderzoeken, waarbij wel echt dossieronderzoek heeft plaatsgevonden, slaan in totaal op maar 35 sterfgevallen die mogelijk voorkomen hadden kunnen worden. Dit gebruiken voor een extrapolatie naar ruim een kwart miljoen vermijdbare sterfgevallen per jaar voor de hele Verenigde Staten lijkt mij nogal onverantwoord. En dan geven ze nog niet eens een betrouwbaarheidsinterval. Ook is de schatting voor de kans op een dergelijke misser (0,71 procent) nogal kort door de bocht berekend, ze namen gewoon het ongewogen gemiddelde van de gevonden kansen in de onderzoeken. Dat percentage is in de regel van het onderzoek van Health Grades toevallig(?) precies hetzelfde, maar we zagen al dat daar waarschijnlijk iets moet zijn misgegaan.

Maar er zijn ook al veel inhoudelijke bezwaren geuit tegen dit te simplistisch ogende cijferwerk. Zie daarvoor bijvoorbeeld de rapid responses bij het artikel. Een veel voorkomende doodsoorzaak is bijvoorbeeld longontsteking. Normaal gesproken een goed behandelbare aandoening, maar als complicatie bij een patiënt die al een verlaagde weerstand heeft vanwege een andere aandoening ligt dat anders. Als zo’n patiënt overlijdt, was het dan een vermijdbare medische fout, omdat longontsteking in beginsel te behandelen is? En de praktische vermijdbaarheid van fouten hangt ook af van de tijdsdruk waaronder beslissingen genomen moeten worden. Elk sterfgeval vergt zo nogal wat gedetailleerde analyse om tot een oordeel te komen.

Als je er wat langer over nadenkt, geeft het artikel maar irritant weinig inzicht. Om wat voor patiënten gaat het eigenlijk die zo ‘vermijdbaar’ overlijden? Om wat voor aandoeningen gaat het? Een van de drie studies die zijn gebruikt (Classen et al.) geeft mij de indruk dat er puur is gekeken naar correlaties en dat er geen enkele conclusie uit getrokken kan worden dat alle sterfgevallen in die studie ook voorkomen hadden kunnen worden. Die auteurs zeggen zelf ook: “our study used a broader definition of adverse events and did not require that these events either be judged preventable or lead to major disability, as in prior studies”.

Het artikel in BMJ blijkt niet peer reviewed en met de onduidelijkheid over wat er nu precies geteld is in de onderliggende studies is de titel eigenlijk onverantwoord – clickbait in een serieus medisch tijdschrift? Natuurlijk is het belangrijk dat er aandacht is voor het voorkomen van medische fouten, en nog meer aandacht daarvoor is wellicht nodig. Je kunt er helaas ook vergif op innemen dat dit artikel misbruikt zal worden door aanhangers van allerhande kwakzalverij die zullen zeggen dat skeptici hun aandacht beter kunnen richten op de misstanden in de reguliere zorg dan te zeuren over hun praktijken. Of erger.

medical-error-statistics-3

Zie ook: Are there really 250,000 preventable deaths per year in US hospitals?, een blog van een chirurg via wiens Twitter-account ik oppikte dat de extrapolatie van Makary en Daniel eigenlijk berust op maar 35 gevallen.

Filed Under: Factchecking, Gezondheid Tagged With: dood, doodsoorzaak, medische fouten

Waaspraat over bijna-doodervaringen en Fibonacci

3 May 2016 by Pepijn van Erp 98 Comments

De (bijna-)dood ontrafeld_cover

Over bijna-doodervaringen is al heel wat afgesteggeld tussen skeptici en gelovigen. De laatste jaren ging het vooral over de ideeën van Pim van Lommel, die stelt dat de bijna-doodervaringen duiden op een leven na de dood, een voorbestaan als non-lokaal, niet lichaamsgebonden bewustzijn. Of zoiets. Geesteswetenschapper Maureen Venselaar schreef in 2011 een boek dat weer een heel andere visie op het fenomeen geeft, volgens haar zonder een beroep te doen op dit soort bovennatuurlijke zaken: De (bijna-)dood ontrafeld – in het licht van de Fibonacci-code.

Het boek biedt: “een compleet nieuwe visie op de (bijna-)doodervaring op basis van de vijf-fasen-theorie© en de menselijke en universele natuur, via (astro)fysica. Het beschrijft álle kenmerken (in tegenstelling tot de neurologische en bovennatuurlijke verklaring) en bevat tevens 10 nieuwe kenmerken© en tal van bijzondere overeenkomsten met wereldbeschouwingen. De nieuwe theorie kan bevestigd worden door honderden bijna-doodervaringen.” Tsjongejongejonge.

Venselaar schrijft op haar website dat ze op haar theorie had willen promoveren, maar dat vijf aangeschreven universiteiten geen mogelijkheid tot begeleiding van deze interdisciplinaire studie zagen en dat het mede daardoor niet doorging. Wie echter even op haar website rondneust, zal het vermoeden krijgen dat die universiteiten snel doorhadden wat voor onzin Venselaar zoal vertelt en het eerste het beste formele smoesje hebben gebruikt om haar vriendelijk af te poeieren.

Misschien is het aardig om te kijken wat anderen van haar theorie vinden, zoals Titus Rivas, die actief is bij het Netwerk Nabij-de-Doodervaring (voorheen Stichting Merkawah). Rivas schrijft:

De auteur kan in ieder geval aardig schrijven en geeft blijk van een zeer grondige literatuurstudie. Bovendien legt zij hoe dan ook een grote vindingrijkheid en originaliteit aan de dag. Zo meent ze in alle ernst dat we pas een fijnstoffelijk “astraal” lichaam krijgen tijdens een hartstilstand en dat de vorm hiervan samenhangt met de hoeveelheid vrijkomende fotonen (sic). Volgens mij is er geen overtuigend bewijsmateriaal voor deze voorstelling van zaken, maar de gedachte is zeker origineel. Tot mijn verbazing blijkt ook de verwijzing naar de zogeheten Fibonacci-code niet slechts nageprate onzin, omdat er BDE’s zijn waarin een trechtervormig verschijnsel wordt genoemd dat hiermee (enigszins) lijkt samen te hangen.

en:

De auteur hanteert het bekende hermetische correspondentie-principe uit de esoterische traditie dat men voor elk fenomeen in de mens (microkosmos) een parallel zou kunnen vinden in het universum (macrokosmos). Dit principe heeft echter geen rationele fundering en stamt in feite uit een tijdperk waarin men de mens als middelpunt van de schepping beschouwde. Het is daarom nogal gewaagd om er in 2011 nog zomaar van uit te gaan. Helaas is het grootste deel van het boek op deze dubieuze denktrant gestoeld. Allerlei conclusies berusten niet op rationele gevolgtrekkingen maar op veronderstelde, zuiver speculatieve analogieën die alleen van belang zijn als men gelooft in een feilloze hermetische correspondentie. Een absurde consequentie hiervan is dat Venselaar praktisch in alle gevallen de voorkeur geeft aan een letterlijke interpretatie van aspecten van BDE’s en symbolische interpretaties systematisch negeert.

Nu is Rivas geen onbekende van Skepsis (met Rob Nanninga lag hij bijvoorbeeld in de clinch over diens bespreking van Rivas’ boek waarin hij herinneringen aan ‘vorige levens’ als bewijs voor reïncarnatie opvoert), maar hier zegt hij wel wat zinnige dingen. Rivas gaat in zijn recensie echter nauwelijks in op haar pseudowetenschappelijke teksten met natuurkundig termen als:

Belangrijk is te weten dat atomen in ons lichaam instabiel kunnen raken, want door diezelfde instabiliteit komen er namelijk fotonen vrij (fotonen=lichtenergie). Juist dit verschijnsel van vrijkomen van zo’n soort licht/fotonen leidt waarschijnlijk tot de vorming van ons astrale (ziels)lichaam, bij onze (bijna)dood. Ons fysieke lichaam zal bij onze (bijna)dood op (sub)atomair niveau instabiel worden. Dit zal aanvoelen als kleine explosies en trillingen…. Het ziet ernaar uit dat deze diep fysische verschijnselen gekoppeld kunnen worden aan de wetenschappelijke onderzoeksresultaten van prof. A. Gurwitsch en prof. F-A. Popp.

Voor de ideeën over biofotonen van Fritz-Albrecht Popp verwijs ik de lezer naar wat Marcel Hulspas en Jan Willem Nienhuys daarover in Tussen Waarheid en Waanzin: een encyclopedie der pseudo-wetenschappen schreven (Venselaar noemde Popp op haar website eerst nog als Nobelprijswinnaar, maar dat heeft ze inmiddels bijna overal gewijzigd). De samenvatting van haar boek geeft de indruk dat ze echt van alles en nog wat aan elkaar plakt: zwart gaten (groot en klein), wormgaten, torussen en vortices, snaartheorie, dopplereffect, magnetisme.

Maar hoe past de Fibonacci-reeks in dit verhaal? Iets met die trechtervorm als we op Rivas zijn bespreking mogen afgaan. De stukjes tekst uit het boek, die op haar website staan, geven hier nauwelijks een aanknopingspunt voor. En een boek met zoveel nonsens aanschaffen voor het bevredigen van een nieuwsgierig vraagje, gaat mij ook wat ver. Er staat echter een lezing van haar online. Die hield ze in 2014, waar anders dan bij het Studium Generale van de TU Delft onder leiding van Coen Vermeeren. Redelijk aan het einde van haar presentatie, dat bestaat uit het opmerken van ogenschijnlijk volstrekt willekeurig verbanden, komt de Fibonacci-reeks aan de orde.

fibonacci-venselaar
Klik op de afbeelding om naar de lezing te gaan. Het stukje over Fibonacci start vanaf 1:15:00.

Die Fibonacci-spiraal is gebaseerd op de bekende Fibonacci-reeks. Dat is een getallenrij die begint met twee énen en je vindt de volgende getallen in de rij door telkens de twee voorgaande op te tellen: 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89, enz. Hoe je verder in de rij kijkt, hoe beter de verhouding van twee opeenvolgende getallen de Gulden Snede benadert. Die verhouding wordt aangeduid met de Griekse letter φ en is ongeveer 1,618. Die Fibonaccigetallen kom je nogal eens tegen in de natuur en het veel mensen denken dat je de Gulden Snede ook tegenkomt in oude bouwwerken en schilderijen, maar dat is grotendeels onzin (zie Tien mythes over de Gulden Snede).

Je kunt er een grappige kromme mee maken door vierkantjes aan elkaar te plakken met zijdes die oplopen met de getallen in de reeks en er vervolgens kwart cirkels in te tekenen:

De Fibonacci-spriaal
De Fibonacci-spiraal

Venselaar suggereert dat hier een driedimensionale spiraal van kunt maken die in een kegel past door de oorsprong van de spiraal als het ware omhoog te trekken uit het vlak. Dat mag ze toch een keer wiskundig laten zien, want dat werkt niet echt. De Fibonacci-spiraal is namelijk helemaal niet zo’n nette curve, omdat het aan elkaar geplakte cirkelboogjes met verschillende straal zijn. Er is wel een logaritmische spiraal met groeifactor φ, waarvoor de Fibonacci-spiraal een aardige benadering is, maar ook die past niet op de kegel op een manier die lijkt op de titelafbeelding van haar boek, waarbij het beeld van een trechter naar voren treedt. Je kunt natuurlijk elke afbeelding in het platte vlak wel projecteren op een kegel, maar in met deze spiralen gaat het er echt anders uitzien dan zo’n trechter met windingen die op regelmatige afstand van elkaar staan.

Een spiraal waarmee je wel kunt doen wat Venselaar wil, is de Archimedische spiraal, maar daar hangen verder niet zoveel zweverige praatjes omheen te vertellen – elk voordeel heb z’n nadeel.

2000px-Archimedean_spiral_polar.svg
De oranje lijn is de Archimedische spiraal. Met een beetje goede wil zie je hier al een bovenaanzicht van een kegel in die lijkt op de afbeelding die voorop het boek van Venselaar staat.

Toch is het best knap om meteen met de subtitel en de cover van je boek de wiskunde geweld aan te doen. Maar ach, eigenlijk was toch ook weer geen kegel, want even verderop (1:26:00) in haar presentatie blijkt die zandloper (2 kegels op elkaar) het ‘klokhuis’ van een torus te zijn:

torus-tao-Venselaar

O, tuurlijk: een stabiele vorm met ‘stromen naar binnen en naar buiten’ die ook nog onderdeel zijn van de chaostheorie … Misschien moet je eerst een heel stel bijna-doodervaringen hebben meegemaakt om dit allemaal nog te vatten.

Filed Under: Pseudowetenschap Tagged With: bijna-doodervaring, fibonacci, Maureen Venselaar, spiraal

Homeopathie en placebo

29 April 2016 by Pepijn van Erp 81 Comments

Homeopathische middelen werken niet beter dan een placebo. De wetenschap is daar eigenlijk al lang over uit, maar homeopaten houden vol dat dat niet het geval is. Toch kunnen ook zij er moeilijk omheen dat placebo-effecten een rol spelen in hun praktijk. Niet zo verwonderlijk dat sommige homeopaten ook geïnteresseerd zijn in wat die placebo-effecten nu eigenlijk zijn en wat die kunnen bewerkstelligen. Marieke Diemeer studeerde in december 2015 af aan de ‘Hogeschool’ Hippocrates als klassiek homeopaat en schreef daarvoor een scriptie over dit onderwerp.

homeopathie-placebo-scriptie-Marieke-DiemeerHaar begeleider, homeopathisch farmaceut Martin Dicke, zette de scriptie op de website van zijn Hahnemann Apotheek. De scriptie is helemaal niet onaardig en geeft best een goed beeld van wat er allemaal speelt rondom placebo-effecten. De volgende zinnen uit de scriptie geven volgens mij in het kort weer hoe ze in de homeopathie tegen het placebo-effect aankijken. Eigenlijk is het hetzelfde, maar toch net anders.

Het resultaat van de stimulatie van de lichaamseigen apotheek (ofwel het in gang gezette zelfgenezend vermogen), is het placebo-effect. Homeopathie stimuleert ook het zelfgenezend vermogen, maar doet dit op een andere manier, namelijk met een energetische prikkel. (p. 43)

En dan het ‘stofzuigersnoerprincipe’, een metafoor bedacht door Roel van Wijk:

Van Wijk legt dat uit we allemaal de handige vinding kennen dat als we het snoer van een stofzuiger hebben uitgetrokken, we er een klein rukje aan moeten geven om het weer op te laten winden. Dit staat model voor het zelfherstel: als het oprollen stagneert, dan moet je niet het snoer in de stofzuiger willen duwen, maar juist het snoer een klein rukje in de verkeerde richting geven, zodat het zichzelf weer oprolt. Met homeopathie geef je dit kleine rukje en hiermee wordt het zelfgenezend vermogen in gang gezet. Het placebo-effect is ook zo’n in gang gezet oprolmechanisme, alleen wordt het rukje niet gegeven door een homeopathisch geneesmiddel, maar door de factoren die het placebo-effect versterken. (p. 44)

De conclusie van de scriptie is niet eens zo verwonderend:

Concluderend kan gesteld worden, dat men in de homeopathische praktijk dus nog beter gebruik kan maken van het placebo-effect door:
– de verwachting en het vertrouwen van de patiënt te vergroten;
– overtuigd te zijn van de eigen behandeling;
– een warme, empathische benadering te hanteren;
– aandacht te hebben voor de uiterlijke kenmerken van het homeopathisch geneesmiddel. (p. 53)

Dit geldt voor reguliere zorg ook, we hoeven alleen de woordjes ‘homeopathische’ en ‘homeopathisch’ te schrappen. Lees ook Schijn doet wonderen – De geneeskracht van placebo’s van Rob Nanninga uit Skepter 15.4 (2002).

Anders dan placebo-effect?

Waarom denken homeopaten dat de effecten van (het voorschrijven van) hun remedies (gedeeltelijk) los staan van deze algemene placebo-effecten, dat ze dus een toegevoegde waarde hebben? Die vraag komt in de scriptie ook aan de orde. In het hoofdstuk Discussie geeft Diemeer eerst met een voorbeeld aan waarom het voor homeopaten van belang zou moeten zijn om over placebo-effecten na te denken:

Want stel, dat een patiënt tijdens het vervolgconsult een aantal kleine verbeteringen zou aangeven, dan zou een homeopaat die rekening houdt met het placebo-effect kunnen concluderen dat de verbeteringen het gevolg zijn van het placebo-effect en niet van het homeopathisch geneesmiddel; hij/zij zou dan derhalve een ander homeopathisch geneesmiddel voorschrijven. Een homeopaat die niet het placebo-effect in zijn of haar achterhoofd houdt, zou de verbeteringen kunnen duiden als gevolg van het homeopathisch geneesmiddel en daarom bij datzelfde homeopathisch geneesmiddel blijven. Mogelijk leidt onderschatting van het placebo-effect tot een overschatting van het effect van het homeopathische geneesmiddel. (p. 55-56)

In een enquête stelde Diemeer echter vast dat nog geen derde van de klassieke homeopaten regelmatig stilstaat bij dit soort vragen en een ruime meerderheid ziet ook niets in nascholing op dit terrein. Daarna komt ze toe aan de vraag waarop critici van homeopathie graag een helder antwoord zouden vernemen van homeopaten:

De vraag die hierbij rijst, is of we überhaupt een onderscheid kunnen maken tussen het placebo-effect en het effect van het homeopathisch geneesmiddel. Beide zijn inmiddels [sic,  immers?] het in gang gezette zelfgenezend vermogen, alleen de manier waarop dit zelfgenezend vermogen is aangestuurd is anders. Vithoulkas stelt dat genezingen door het homeopathische geneesmiddel zich onderscheiden van het placebo-effect door middel van diverse parameters, zoals het terugkeren van oude symptomen. Maar is dit waar? Is het terugkeren van oude symptomen kenmerkend voor de homeopathie, of is het een teken van zelfherstel en zien we dit vaak in de homeopathie, omdat deze geneeswijze bij uitstek geschikt is het zelfgenezend vermogen aan te zetten?
Dezelfde vraag kun je stellen over de beginverergering. Is dit een kenmerk van de homeopathische genezing, of past het bij het in gang gezette zelfgenezend vermogen en kun je het dus ook waarnemen bij het placebo-effect? Allemaal vragen waar we nog geen antwoord op hebben, maar die zeer de moeite waard zijn om te onderzoeken, omdat het ons meer kan leren over wat genezing nu eigenlijk is. Een mogelijkheid om dit te onderzoeken is door na te gaan of andere geneeswijzen die het zelfgenezend vermogen stimuleren, ook gepaard gaan met de terugkeer van oude symptomen en het optreden van een beginverergering. (p.56)

Uitgebreider komt dit aan de orde in Hoofdstuk 5. Daarin beschouwt ze de opvattingen van een aantal bekende homeopaten over het placebo-effect in relatie tot homeopathie. Maar daar komt eigenlijk verrassend weinig uit naar voren, zoals Diemeer constateert.

Bekende homeopaten over het placebo-effect

De grondlegger van de homeopathie, Hahnemann, blijkt zelf regelmatige placebo’s te hebben voorgeschreven. Een reden om dat te doen, was dat veel patiënten gewend waren om regelmatig medicijnen in te nemen, dagelijks of zelfs ieder uur. Als die wens niet paste in het homeopatisch voorschrift, dan werd die behoefte dus bevredigd met placebo’s die tussendoor genomen werden. Ook gaf Hahnemann wel een placebo als hij bij het veranderen van een remedie – omdat een eerder voorgeschreven middel niet het gewenste effect bleek te hebben – er nog niet uit was welk dan het meest geschikt was. Diemeer verwijst hiervoor naar een artikel van Robert Jütte in Homeopathy (2014).

Vithoulkas is een andere belangrijke homeopaat. In zijn boek The Science of Homeopathy trof Diemeer niets aan over placebo’s. Wel kon zij wat halen uit een aantal interviews die Vithoulkas heeft gegeven. Zo had hij ooit gesteld: ‘The mechanism of action of both the “placebo effect” and the “homeopathic similimum” are the same’ en werd daar later op bevraagd. Het mechanisme is dan wel hetzelfde, maar volgens Vithoulkas is de uitwerking toch net wat anders. Naast een placebo zou ook geloof in God wel zelfheling in gang kunnen zetten in bijzonder omstandigheden, maar het werkt niet altijd. En als er dan toch terugval optreedt, zou er niets meer aan te doen zijn. Met homeopathie zou je dat risico niet lopen. Een genezing door homeopathie zou zich onderscheiden van zelfgenezing bij placebo door het ‘terugkeren van oude symptomen’. Hoe we dat precies moeten zien, wordt helaas niet uitgelegd in deze scriptie.
Die interviews met Vithoulkas zijn overigens het lezen waard, hij neemt daarin duidelijk afstand van ‘moderne’ homeopaten die ook met profylactische homeopathie werken en middelen die gemaakt worden door woorden op papiertjes te schrijven en die onder een glas water te leggen. Van remedy-makers zal hij ook wel niets moeten hebben. Op Kloptdatwel? kennen we hem van het toekennen van zijn prijs voor het beste artikel aan de biggenstudie uit Wageningen.

Tenslotte de Indiase homeopaat Sankaran. Die komt volgens Diemeer eigenlijk niet verder dan de retorische vraag: ‘Is het mogelijk om een placebo-effect bij dieren te hebben?’. Die vraag zullen homeopaten waarschijnlijk het liefst als vanzelfsprekend met ‘nee’ beantwoord zien. Maar dat is gewoon niet zo. De schrijfster van deze scriptie geeft hier geen expliciet oordeel over de vraag van Sankaran, maar eerder in haar scriptie (paragraaf 2.1.2.1) beschrijft ze dat die placebo-effecten bij dieren o.a. kunnen optreden door conditionering. Observer bias laat ze voor zover ik kon nagaan nog buiten beschouwing.

Iemand die wat objectiever tegen de verzamelde literatuur en ander gegevens aankijkt, zou op grond daarvan waarschijnlijk concluderen dat homeopaten bepaald geen overtuigend verhaal hebben wanneer ze stellen dat effecten van de toediening van homeopathische middelen anders zijn dan die je kunt verwachten van het voorschrijven van placebo’s. Het is echter niet zo verrassend dat iemand die wil gaan werken als klassiek homeopaat die logische conclusie omzeilt door te stellen dat het gaat om ‘Allemaal vragen waar we nog geen antwoord op hebben’.

Marieke Diemeer werkt intussen als zelfstandig klassiek homeopaat naast een baan als verpleegkundige in een ziekenhuis.

Eerder besprak ik een andere scriptie van iemand die de opleiding tot klassiek homeopaat afrondde. Die betrof een geneesmiddelproef met vuurkoraal. 

Filed Under: Gezondheid Tagged With: homeopathie, Marieke Diemeer, Martin Dicke, placebo, placebo effect, scriptie

  • « Go to Previous Page
  • Page 1
  • Interim pages omitted …
  • Page 128
  • Page 129
  • Page 130
  • Page 131
  • Page 132
  • Interim pages omitted …
  • Page 187
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Steun ons via:
Een aankoopbol.com Partner (meer info)
Of een donatie

Schrijf je in voor de nieuwsbrief!

Skeptic RSS feed

  • Skepsis
  • Error
  • SBM
Fluoride-angst?
30 June 2025 - Ward van Beek
Fluoride-angst?

Raad eens’, vraagt Cor van Loveren: ‘Het is begin jaren zeventig. Hoeveel gaatjes denk je dat een kind van vijf gemiddeld had?’ Het antwoord: achttien. ‘In haast elke tand zat wel een gat.’ Gemiddeld genomen dan. Er waren ook tanden…Lees meer Fluoride-angst? › [...]

James Randi test wichelroedelopers in Australië
11 June 2025 - SkepsisSiteBeheerder
James Randi test wichelroedelopers in Australië

In 1980 bezocht James Randi Australië op uitnodiging van Dick Smith om daar een test uit te voeren met wichelroedelopers.Lees meer James Randi test wichelroedelopers in Australië › [...]

Polarisatie juist goed voor democratie?
5 June 2025 - Ward van Beek
Polarisatie juist goed voor democratie?

.Soms lijkt het wel alsof we elkaar de hele dag de tent uit vechten. Op social media, bij verjaardagsfeestjes en in talkshows zijn we het oneens over vaccins, over Gaza, over vrouwenrechten. Dat blijkt ook uit onderzoek van het Sociaal…Lees meer Polarisatie juist goed voor democratie? › [...]

RSS Error: A feed could not be found at `https://skepp.be/feed`; the status code is `404` and content-type is `text/html; charset=UTF-8`

Wearables and Wellness Populism: How Smart Watches Got MAHA’d
3 July 2025 - Scott Gavura

Fifteen years ago, then-contributor Peter Lipson wrote a short post on this blog that I’ve reflected on many times since. Titled Your Disease, Your Fault, Peter described a central theme that runs through nearly every variant of alternative medicine: That illness is preventable, and therefore, your fault. According to this worldview, disease isn’t a product of biology, inequity, or chance. It is […] The post Wearables and Wellness Populism: How Smart Watches Got MAHA’d first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Standards in Behavioral Science
2 July 2025 - Steven Novella

How can we decrease the amount of shoddy science and improve the rigor of research in the behavioral sciences? The post Standards in Behavioral Science first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Big Trouble in Little Pharma
2 July 2025 - Kathleen Seidel
Big Trouble in Little Pharma

The Excruciating Inspection of David Geier’s DAP Pharmaceuticals The post Big Trouble in Little Pharma first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Recente reacties

  • O misterioso vídeo do disco voador em Mingachevir, no Azerbaijão - Portal Vigília on UFO’s – waar komen ze vandaan?[…] e produtiva, principalmente entre céticos. Um grupo de trabalho da iniciativa internacional “Skepsis”, começou
  • Klaas van Dijk on Bedenkingen bij het rapport over oversterfte van Ronald Meester en Marc JacobsNaar aanleiding van reacties op X van Bram Bakker aka @bramkoers_tweet heeft Jaime Borjas meerdere malen opnieuw gereageerd op problemen
  • Klaas van Dijk on Bedenkingen bij het rapport over oversterfte van Ronald Meester en Marc Jacobs@Hans1263, bedankt voor je bemoedigende woorden. Ik ben er behoorlijk zeker van dat mensen als Ronald Meester, Jona Walk en
  • Klaas van Dijk on Bedenkingen bij het ‘retraction paper’ voor de Corman-Drosten PCR-testOndertussen is er een uitspraak van de zaak tegen huisarts Berber Pieksma, 1 van de vele co-auteurs van dit broddelwerk
  • Hans1263 on De linke weekendbijlage (24-2025)Benieuwd naar het resultaat. Vaak is de klokkeluider de kwaaie pier.

Archief Kloptdatwel.nl

Copyright © 2025 · Metro Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in