Isfahan is in Nederland wellicht het meest bekend van het gedicht De tuinman en de dood, maar er staat ook een ziekenhuis waar in 2012-2013 onderzoek is gedaan naar het effect van Therapeutic Touch (TT) op misselijkheid bij vrouwen die chemotherapie tegen borstkanker kregen. Bij Therapeutic Touch worden veronderstelde verstoringen in een verondersteld energieveld rondom het lichaam door de behandelaar afgetast en vervolgens wordt dit veld met strijkende bewegingen beweerdelijk geharmoniseerd. De patiënt wordt hierbij niet aangeraakt; het gaat in wezen om luchtmassages. Volgens de Iraanse onderzoekers, die hun onderzoek recentelijk in het blad Complementary Therapies in Clininal Practice publiceerden, waren de uitkomsten verbluffend. Het effect van TT op de duur, de frequentie en de intensiteit van de misselijkheid was zeer significant. De p-waarden waren bijna duizelingwekkend: driemaal p < 0,001. Te mooi om waar te zijn? Waarschijnlijk wel, want erg goed was het onderzoek niet.
Complementary Therapies in Clininal Practice is een tijdschrift uit de Elsevierstal met een impact factor van 0,00. Dat zegt natuurlijk niet alles, maar het vereist wel een uiterst kritische blik. Voor het onderzoek werden de 108 proefpersonen in drie groepen verdeeld. 36 vrouwen kregen een TT-behandeling, 36 kregen placebo-TT en nog eens 36 vormden de controlegroep, die geen enkele behandeling kreeg. Het gaat natuurlijk om de verschillen tussen de eerste twee groepen; nog een aparte controlegroep – die eigenlijk per definitie slechter zal scoren omdat ze ook geen aandacht heeft gehad – is eigenlijk overbodig.
Blindering
Bij de echte behandeling hield de behandelaar haar handen op 12-15 centimeter afstand van het lichaam, bij de schijnbehandeling op “meer dan 20 centimeter”. Het onderzoek vermeldt niet op hoeveel meer dan 20 centimeter, maar je kunt betwijfelen of op deze manier adequaat geblindeerd wordt. In plaats van een grotere afstand te nemen, wat zelfs een laagopgeleide huisvrouw uit Iran (het gros van de patiënten in deze studie) zou kunnen opvallen, zou je voor een ander onderscheid zonder uiterlijke verschillen kunnen kiezen. In een eerder onderzoek naar Reiki werd de placebo-reiki uitgevoerd door iemand die uiterlijk hetzelfde ritueel opvoerde, maar innerlijk zich niet op de patiënt focuste maar in gedachten rekensommen of een boodschappenlijstje maakte. Voor het resultaat maakte dat geen verschil. Met betrekking tot de placebo-TT merken de auteurs van dit onderzoek op dat “in fact there was no energy transfer”. Hoe weten de auteurs dat eigenlijk? Hoe hebben ze dat gemeten? (en terzijde, hoe weten ze dat “energy can pass through all their clothes”?)
Curieus
Ronduit curieus is dat zowel de echte TT als de placebo-TT werden uitgevoerd vóórdat de proefpersonen hun chemokuur kregen. Dat is zelfs vanuit het tamelijk magische TT-perspectief moeilijk te plaatsen. De gedachte is immers dat de chemotherapie het veronderstelde energieveld verstoort en misselijkheid veroorzaakt, dus waarom zou je dan een behandeling vooraf moeten uitvoeren, als er op dat moment van enige verstoring nog geen sprake kan zijn? Hooguit kun je volhouden dat je met zo’n behandeling de angstige patiënt wat kunt kalmeren voor een vervelende behandeling. Maar TT als een soort vaccin tegen naderhand optredende misselijkheid is toch wel echt absurd.
Missing data
Maar goed, zelfs absurde theorieën moeten een kans krijgen als ze consequent de data aan hun kant hebben. Helaas is de hoeveelheid data die in het artikel te vinden is werkelijk armzalig. Dat is vreemd, want de onderzoekers beweren dat ze heel veel data hebben verzameld. Duur, frequentie en intensiteit van de misselijkheid zouden zijn gemeten. Dit gebeurde aan de hand van een visual analogue scale (VAS) voor de intensiteit en een ‘chart’ voor duur en frequentie. Die laatste twee factoren werden zelfs op vier verschillende tijdstippen in kaart gebracht: in de morgen, in de middag, in de avond en gedurende de nacht.
En wat vinden we daarvan terug in de tabellen en statistieken? Vrijwel niets. De meest uitgebreide data vinden we in tabel 1, waaruit blijkt dat de proefpersonen doorgaans huisvrouwen zonder inkomen waren, maar erg interessant zijn die data natuurlijk niet. Tabel 2 gaat over de duur van de misselijkheid in uren, maar daar wordt alleen een gemiddelde gegeven en niet gedifferentieerd naar het tijdstip. Als je separaat data over de ochtend, middag, avond en nacht verzamelt, moet je ze ook vermelden. “Incomplete reporting of study results” is een tamelijk ernstige tekortkoming. Ook wordt niet duidelijk hoe die uren gemeten zijn. Met een stopwatch in de hand? Door af en toe op de klok te kijken? Op basis van een inschatting achteraf? In alle drie de groepen was ongeveer een kwart van de vrouwen analfabeet. Zijn VAS en ‘charts’ dan niet veel te ingewikkeld?
Nog opmerkelijker is Tabel 3. Die zou volgens de onderzoekers over frequentie en intensiteit van de misselijkheid moeten gaan (p. 66), maar gaat volgens het bijschrift alleen over frequentie. Intensiteit komt in geen enkele tabel voor, dus hoe de onderzoekers hiervoor een p-waarde van minder dan 0,001 tevoorschijn weten te toveren is bijzonder onduidelijk. Het wordt nog gekker als we de cijfers voor frequentie bekijken. Placebo-TT lijkt hier met een lagere score van 31.44 toch aanzienlijk beter te scoren dan echte TT, met de veel hogere score van 50.44. Wat de onderzoekers hier precies hebben gemeten, c.q. wat de proefpersonen precies hebben geturfd, is niet geheel duidelijk, maar het behoeft toch geen betoog dat een lagere score duidt op minder episodes van misselijkheid (de controlegroep is met 81.76 weer veel hoger). De onderzoekers schrijven echter rustig op dat de frequentie significant lager was in de TT-groep, met wederom p < 0,001. Misschien hebben ze alleen naar het verschil met de niet-behandelde controlegroep gekeken, en daardoor de olifant in de kamer gemist.
Eigenlijk leveren de gecombineerde Tabellen 2 en 3 een heel interessant beeld op: kennelijk waren de proefpersonen in de placebogroep minder vaak misselijk, maar wel veel langer (bijvoorbeeld een keer per dag tien uur). En de vrouwen die echte TT kregen, waren veel korter misselijk, maar wel vaker (bijvoorbeeld vijf keer per dag een uur). Hoe verklaren de onderzoekers deze intrigerende resultaten? Het antwoord: niet, want ze hebben ze niet opgemerkt. De redactie van Complementary Therapies in Clininal Practice duidelijk ook niet.
Beperkingen
Aan het einde van het artikel vinden we nog een tamelijk grote beperking, die de onderzoekers zelf ronduit toegeven:
“Since most of the patients were referred from the surrounding cities to Isfahan and received only one medication dose, there was no possibility of intervention for several days in a row; as a result, there was no possibility of measuring the nausea intensity in the delayed phase (delayed Chemotherapy-Induced Nausea and Vomiting, which occurs more than 24 h after chemotherapy) and it was the limitation of our study.”
Kortom, de onderzoekers hebben maar één keer gegevens verzameld na één dosis chemotherapie, en dan ook niet meer dan één dag na de chemokuur (de ‘acute phase’). Bij borstkanker moet je echter denken aan zes tot acht chemokuren. De misselijkheid kan ook langer dan 24 uur na de behandeling optreden. Tussen de chemokuren zitten een of meerdere weken om te herstellen, afhankelijk van de intensiteit van de behandeling. Als de onderzoekers hun TT-onderzoek echt serieus hadden willen aanpakken, hadden ze kunnen kiezen voor een studie die de vrouwen gedurende hun gehele behandeling gedurende meerdere maanden volgde.
Roze bril
Het gebrek aan scientific rigour hoeft echter niet te verbazen. De auteurs zijn duidelijk verguld van de mogelijkheden van TT en hebben hun roze bril niet af kunnen zetten. Zo jubelen ze tot tweemaal toe dat TT de genezing van wonden bevordert, terwijl de meest recente Cochrane Review (2014) concludeert dat “there is no robust evidence that TT promotes healing of acute wounds”. De onderzoekers lijken hun referenties bij voorkeur uit de meest schimmige blaadjes te halen. Dat TT effectief is “in a wide range of symptoms” wordt bijvoorbeeld geschreven op gezag van het International Journal of Aromatherapy, ook al zo’n tijdschrift met een impact factor van 0,00. Erg consequent kun je de auteurs helaas ook niet noemen. In hun introductie staat over TT bijvoorbeeld dat “it has no contraindications”, maar in het kader met uitleg over TT schrijven de onderzoekers weer dat de TT-behandelaar in de tweede fase op zoek gaat naar “TT contraindication (head trauma, pregnancy and psychosis)”. Dat kan niet allebei waar zijn.
Déjà vu
Helaas is dit nog niet alles. Het meest beschamende vind ik eigenlijk wel dat dit onderzoek feitelijk twee keer is gepubliceerd. Voordat het in Complementary Therapies in Clininal Practice verscheen, werd er namelijk ook al een artikel over geschreven in het Journal of Education and Health Promotion. Dat is een schimmig online tijdschrift met een hoofdredacteur die – oh toeval! – net als drie van de zes auteurs verbonden is aan de University of Medical Sciences te Isfahan. Het is beslist hetzelfde onderzoek, want beide artikelen noemen hetzelfde nummer waaronder het onderzoek is geregistreerd (2013080311136N2). Van beide artikelen zijn vijf van de zes auteurs hetzelfde. Twee keer een artikel over hetzelfde onderzoek publiceren, met dezelfde insteek en dezelfde uitkomsten is natuurlijk niet netjes en eigenlijk ook in strijd met de wetenschappelijke integriteit.
Het artikel in het Journal of Education and Health Promotion is wel iets uitgebreider. Curieus is dat het woord ‘intensiteit van de misselijkheid’ helemaal niet valt in dit artikel, terwijl in het artikel in Complementary Therapies in Clininal Practice juist de loftrompet werd gestoken over het effect van TT op die intensiteit. Het uitgebreidere artikel maakt ook duidelijk dat er geen uitvallers waren: alle 108 vrouwen leverden uiteindelijk hun papieren in, al dan niet ingevuld door familieleden die wel konden lezen en schrijven. Voor dat inleveren hadden ze wel een maand de tijd. Een hele maand, terwijl het in het onderzoek om de eerste 24 uur na de chemokuur ging!
Het uitgebreidere artikel maakt ook duidelijk dat personen die de patiënten vergezelden gewoon bij de TT- of placebobehandeling aanwezig mochten zijn. Bij de placebo-TT gold dat “the hands were placed around the body as a gesture, with more distance from the body, and were moved without a certain order”. Dat laatste klinkt toch verdacht veel als: de TT-behandelaar deed maar wat. Dan is de kans toch groot dat of de patiënt of haar metgezel doorheeft dat er maar een showtje wordt opgevoerd.
Ten slotte staat er een veelzeggend zinnetje in het uitgebreidere artikel: “This article is derived from master thesis of nursing.” Een van de onderzoekers blijkt een student te zijn, die voor het onderzoek wat TT heeft geleerd en vervolgens proefpersonen is gaan behandelen en data heeft verzameld. Het verklaart veel van de kreupele indruk die het onderzoek maakt.
Conclusie
Al met al is dit een heel povere studie die het hele TT-gebeuren geen greintje aannemelijker heeft gemaakt. Naar aanleiding van een eerder onderzoek naar de effecten van Therapeutic Touch schreef oud-hoogleraar complementaire geneeskunde Edzard Ernst al eens een vernietigende blog. De titel van die bijdrage – “Therapeutic Touch – time to stop taking such rubbish seriously!” – zou ook moeiteloos van toepassing kunnen zijn op dit onderzoek uit Iran.