Begin februari werd op de Amerikaanse tv-zender PBS de documentaire ‘The Revisionaries’ uitgezonden. In de documentaire wordt het proces gevolgd van the Texas Board of Education bij het vaststellen van de te gebruiken schoolboeken voor de komende jaren (tot 2020). Kern van het verhaal gaat over het feit dat conservatief christelijke elementen proberen het creationistische gedachtegoed in het natuurwetenschappelijke lesprogramma op te nemen. In Nederland is deze lobby eigenlijk verwaarloosbaar en gelukkig zijn er weinig mensen die hun argumenten serieus nemen. Toch is er een kleine Nederlandse lobby actief, die geïnspireerd door het relatieve succes in Amerika zijn religieuze boodschap probeert op te dringen.
In de Verenigde Staten is deze antiwetenschappelijke beweging een behoorlijk probleem. Dit resulteert niet alleen in felle discussies maar ook in rechtszaken om de lespakketten van middelbare scholieren te beïnvloeden Dit fenomeen verspreidt zich momenteel door de Verenigde Staten. Docenten in de natuurwetenschappelijke vakken proberen dit tegen te gaan, vaak in samenwerking met de National Center for Science Education, die strijdt om de natuurwetenschappelijke vakken ‘wetenschappelijk’ te houden. Voor meer achtergrond kan ik verwijzen naar een bericht van vorig jaar betreffende het World Skeptics Congress te Berlijn, daar was Eugenie Scott een van de sprekers. Zij is de Executive director van de NCSE.
In Nederland stelt dit gelukkig niet veel voor. Maar voor degenen die zich erin verdiepen is er wel degelijk een kleine lobby actief voor het creationistische gedachtegoed. Zo nu en dan is over hun activiteiten te lezen in conservatief christelijke kranten zoals bijvoorbeeld het Reformatorisch Dagblad.
Recent verscheen er een tweeluik in deze krant, een deel over de Stichting Apologica en een deel over de Stichting Oude Wereld. De eerste organiseert cursussen om (aanstaande) studenten te wapenen tegen zaken die niet in lijn zijn met een letterlijke interpretatie van de bijbel. De tweede houdt zich onder andere bezig met het promoten van het Jonge Aarde Creationisme met name om het (terug?) te krijgen in het onderwijs als ‘de andere theorie’. In dit artikel wil ik reageren op deel 1 uit het tweeluik, dit gaat over de Stichting Apologica. In een volgend artikel ga ik in op deel 2 en het concept van ‘fair science’.
De Logica van Apologica?
De Stichting Apologica heeft tot doel (in een interview met oprichter Ruben Jorritsma): „We willen christelijke studenten toerusten met kennis en apologetische vaardigheden. Hoe ga je het gesprek aan met niet-gelovigen? Hoe ga je om met vragen waarmee zij je confronteren, of waar je zelf tegenaan loopt?”
Op zichzelf heb ik geen enkele moeite met deze doelstelling, het probleem komt in het vervolg van dit artikel. Creationisten hebben vaak de neiging om veel termen door elkaar te gebruiken, die vervolgens niet of onduidelijk worden gedefinieerd. In dit interview wordt geprobeerd aan de hand van een aantal argumenten, duidelijk te maken waarom methodisch naturalisme faalt. Maar wat betekent, dat methodisch naturalisme eigenlijk? De daaropvolgende argumenten zijn veelgehoord en ik wil deze hier bespreken en met name laten zien waarom deze argumenten falen.
Eerst een citaat met betrekking op het methodisch naturalisme: “Veel aandacht besteedt hij aan het methodisch naturalisme, de filosofische vooronderstelling dat wetenschappelijke theorieën alleen mogen uitgaan van natuurlijke oorzaken; het bovennatuurlijke is niet toegestaan. „De gedachtegang is meestal als volgt: Het leven bestaat, dus het moet een keer ontstaan zijn; een bovennatuurlijke Schepper is bij voorbaat uitgesloten; dus moet het leven op natuurlijke wijze zijn ontwikkeld. Dat is de reden dat de evolutietheorie heersend is in de wetenschap.”
In de voorgaande quote heb ik een tweetal zinnen onderstreept waar ik wat verder op in wil gaan. Er zit in deze zinnen namelijk een nuancering. Het citaat ademt een soort verbod uit opgelegd door het methodisch naturalisme. Dit is enigszins misleidend, het is niet zozeer het niet mogen uitgaan van natuurlijke oorzaken, het is meer een kwestie van het alleen kunnen uitgaan van natuurlijke oorzaken. Hetzelfde geldt voor de uitspraak dat een bovennatuurlijke schepper bij voorbaat is uitgesloten. Er is niets uitgesloten, het methodisch naturalisme kan geen uitspraken doen over iets dat bovennatuurlijk is. Dit kan alleen als creationisten (of Intelligent Designers) met een raamwerk komen om een godsconcept te kunnen vaststellen.
Ten slotte is het gebruik van de term methodisch naturalisme onduidelijk. Onderstaand citaat komt van de website The Panda’s Thumb over de mogelijke oorsprong van de term methodisch naturalisme. Het is daarbij aardig om te weten dat Wheaton College een evangelische universiteit is. Maar het meest interessante punt is naar mijn idee dat ook hier staat dat de term methodisch naturalisme niets verbiedt of ontkent, het doet simpelweg geen uitspraken over (een) god.
“The phrase “methodological naturalism” seems to have been coined by the philosopher Paul de Vries, then at Wheaton College, who introduced it at a conference in 1983 in a paper subsequently published as “Naturalism in the Natural Sciences,” Christian Scholar’s Review, 15(1986), 388-396. De Vries distinguished between what he called “methodological naturalism,” a disciplinary method that says nothing about God’s existence, and “metaphysical naturalism,” which “denies the existence of a transcendent God.”(p. 320 of: Ronald L. Numbers, 2003. “Science without God: Natural Laws and Christian Beliefs.” In: When Science and Christianity Meet, edited by David C. Lindberg, Ronald L. Numbers. Chicago: University Of Chicago Press, pp. 265-285.)
Tijdens de rechtzaak over Intelligent Design in de Verenigde Staten kwam de rechter John Jones III eveneens tot een soortgelijke conclusie: “While supernatural explanations may be important and have merit, they are not part of science. (3:103 (Miller); 9:19-20 (Haught)). This self-imposed convention of science, which limits inquiry to testable, natural explanations about the natural world, is referred to by philosophers as “methodological naturalism” and is sometimes known as the scientific method. (5:23, 29-30 (Pennock)). Methodological naturalism is a “ground rule” of science today which requires scientists to seek explanations in the world around us based upon what we can observe, test, replicate, and verify. (1:59-64, 2:41-43 (Miller); 5:8, 23-30 (Pennock)).”
Bijzondere Argumenten
Vervolgens komt er een gedachte-experiment om aan te tonen dat methodisch naturalisme faalt, deze verloopt als volgt: “Twee robots discussiëren met elkaar over hun ontstaan. De eerste robot zegt: Een intelligent wezen heeft mij gemaakt. De ander ontkent dat; hij stelt dat het ontstaan van robotten moet worden verklaard met processen die zich nu in hen afspelen: bits, bytes en elektrische signalen hebben hen gevormd. Je ziet direct dat de tweede robot ongelijk heeft; hoe hij nu functioneert, is niet de manier waarop hij is ontstaan.”
De gemiddelde klopdatwel-lezer zal direct onderkennen dat dit gedachte-experiment zeer problematisch is. Niettemin is het naar mijn mening zinvol om deze nog eens even uit werken, want er is zoveel mis met dit gedachte-experiment; de eerste vraag is bijna ‘waar zal ik beginnen?’
Ten eerste is het gedachte-experiment erg onduidelijk, enige randvoorwaardelijke en contextuele informatie was zeker op z’n plaats geweest.
- Zo gaan we er van uit dat deze robots schijnbaar een vorm van bewustzijn hebben, waardoor ze dit soort vragen gaan stellen? Dat is een aanname waar ik in principe geen moeite mee heb.
- De tweede vraag is in hoeverre de intelligente designers nog fysiek aanwezig zijn? Met andere woorden interacteren deze robots nog dagelijks met hun designers?
- Vervolgens is het de vraag als er geen designers zijn, waar komen nieuwe robots vandaan? Indien er überhaupt nog steeds nieuwe robots bijkomen? Worden die dan gemaakt door andere robots? Waar komen de onderdelen vandaan? Worden die gemaakt door andere robots?
Zoals u ziet, vragen die eerst beantwoord moeten worden om überhaupt iets zinnigs over de oorsprong te kunnen zeggen.
Het aantal vragen is uiteraard nog lang niet compleet, maar het geeft aan hoe problematisch het gedachte-experiment is. Het laatste probleem is echter misschien wel het belangrijkste: in dit experiment zit een valse analogie besloten. Namelijk het idee, dat als robots ontworpen zijn, de mens dat ook wel moet zijn. Creationisten willen altijd ‘mechanische’ ontwerpen gelijk trekken aan biologische systemen, maar daarvoor moeten er wel voldoende karakteristieken zijn om een valide vergelijking te maken. De analogie waarbij we robots vervangen door honden zou meer overeenkomende karakteristieken geven, waarbij je vervolgens ziet dat de conclusie niet meer houdbaar is.
Het volgende argument is er eentje uit de oude doos, het kosmologisch argument:
”Een ander argument tegen het naturalisme ontleent Jorritsma aan het kosmologisch godsbewijs: alles wat een begin heeft, heeft een oorzaak; het heelal heeft een begin; het heelal heeft dus een oorzaak. „Er is iets geks aan de hand met de oorsprongsvraag. Hoe je ook redeneert, er moet ergens een niet veroorzaakte eerste oorzaak zijn. Het naturalisme kan die niet verklaren.”
Deze opmerking is eveneens problematisch, het begint al met de foute formulering. Het gaat hier namelijk om het kosmologisch argument, niet het kosmologisch godsbewijs, en een argument is wat anders dan een bewijs. Dit argument gaat al vele eeuwen terug en relateert aan een zogenaamde primaire oorzaak (zie Aristoteles). Een variant van dit argument wordt tegenwoordig nog gebezigd door William Lane Craig, die recentelijk nog is vernoemd in een artikel.
Het kosmologisch argument heeft een rijke geschiedenis, waarvan hier een hele aardige samenvatting te lezen is. Het kosmologisch argument heeft in de geschiedenis ook vele tegenwerpingen gehad, en die tegenwerpingen zijn ook zeker niet allemaal van atheïsten geweest. Hier volgen een aantal filosofen die tegenwerpingen hebben geboden, naar mijn idee niet de minsten in hun vak. Dit zijn respectievelijk David Hume, Immanuel Kant en Bertrand Russell. Van deze drie is alleen de laatste een uitgesproken atheïst. Ik zal proberen de tegenwerpingen hieronder zo kort mogelijk te beschrijven (en ik realiseer mij daarmee terdege dat ik de complexe filosofische argumentaties daarmee enig geweld aandoe).
Wat was ook al weer het kosmologisch argument (ook dit is de meest simplistische vorm van dit argument):
- Alles wat begint heeft een oorzaak
- Het heelal heeft een begin
- Het heelal heeft dus een oorzaak
- De oorzaak is (een) god
De vierde is mijn eigen toevoeging, en is vaak de volgende stap van gelovigen om aan te tonen dat een god bestaat.
David Hume
Humes tegenwerpingen zijn niet bedoeld om het bestaan van een god te ontkennen, maar om aan te tonen dat de argumentatie problematisch is. Humes belangrijkste tegenwerpingen:
- Waarom zou alles een oorzaak moeten hebben?
- Het feit dat wij oorzaak-gevolg voor vele dingen waarnemen, betekent niet noodzakelijkerwijs dat dit geldt voor ‘alles’, dit wordt ook wel de ‘fallacy of composition’ genoemd.
- Waarom zou er geen oneindige keten van oorzaak en gevolg kunnen zijn?
Immanuel Kant
Kants kritiek op het kosmologisch argument betreft in essentie dat het een ontologisch godsbewijs betreft en het ontologisch godsbewijs is volgens Kant per definitie ‘verdacht’. Het ontologische godsbewijs zijn argumenten voor het bestaan van (een) god. Kant redeneert dat een god buiten het concept van ervaring of natuur valt, waardoor we het bestaan van een god nooit kunnen vaststellen.
Bertrand Russell
Russell vraagt zich in ‘Why I am not a Christian’ af, “wat heeft God veroorzaakt?” En indien er geen oorzaak is voor God, waarom zou dat dan niet kunnen gelden voor de wereld (hier kan men uiteraard ook invullen materie en/of energie).
Kortom, het kosmologisch argument is nog niet zo indrukwekkend als gelovigen graag willen doen voorkomen.
Vervolgens komt het argument van ‘Fine tuning’:
“Ten slotte wijst de Wageninger [Jorritsma] op de bijzonder fijne afstemming van natuurconstanten in het heelal waardoor leven mogelijk is. „Een naturalistische verklaring voldoet niet. Sommige wetenschappers proberen zich eruit te redden en stellen dat er talloze heelallen bestaan, elk met zijn eigen natuurconstanten; wij leven in het universum dat geschikt is voor leven. Dit is echter metafysica: parallelle heelallen zijn net zo min wetenschappelijk te onderzoeken als God.”
Voor een aardige tegenwerping van het ‘fine tuning’ argument laat ik me graag ondersteunen door YouTube. Een bijdrage van een YouTuber genaamd AndromedasWake:
http://www.youtube.com/watch?v=7Dmc_a_E5w0
En Neil DeGrasse Tyson:
Het laatste argument is ook interessant:
Er is echter nog meer aan te voeren tegen het naturalisme. „Wetenschappers moeten een hele reeks axioma’s of basisprincipes aannemen om überhaupt wetenschap te kunnen bedrijven. Terwijl ze geen enkel bewijs hebben dat die aannames kloppen. Denk bijvoorbeeld aan de betrouwbaarheid van de zintuigen en van de logica.” Wat Jorritsma betreft kan een wetenschapper met evenveel recht de Bijbel als axioma gebruiken. „Waarom zou je een Bijbelse schepping bij voorbaat moeten uitsluiten?”
Uiteraard is wetenschap ook gestoeld op aannames, maar dat zijn wel onderbouwde aannames. Binnen de geologie is dat bijvoorbeeld het uniformiteitsprincipe, dat betekent kort gezegd dat men aanneemt dat de huidige geologische processen in essentie altijd zo hebben gewerkt. Overigens is catastrofisme ook een bekend proces, alleen meer tijdelijk en plaatselijk dan de creationistische opvatting over een wereldwijde vloed. Dit zijn gewoon zeer valide aannames die worden onderbouwd met observaties. Om vervolgens te zeggen dat de Bijbel eveneens een goede aanname kan zijn, is alleen logisch voor een creationist. Augustinus zag al de problemen die een letterlijk interpretatie van de bijbel met zich meebrengt.
Het laatste deel van het interview, laat naar mijn idee precies zien waarom we nooit van deze onzin verlost zullen zijn. Ik zou willen zeggen, lees het zelf maar…
Binnenkort deel 2 over ‘Fair’ Science.