De Stichting Nationaal Register van Chiropractoren heeft tot aan de Hoge Raad geprocedeerd om BTW-vrijstelling voor chiropractoren te bewerkstelligen. De procedure is op niets uitgelopen, behalve een veroordeling in de proceskosten. Na een opmerkelijke zege bij de kantonrechter heeft het Gerechtshof Den Haag de Stichting niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft het daartegen ingestelde beroep vorige maand verworpen. Duidelijkheid over de vrijstellingsregeling in de Wet op de omzetbelasting brengen de twee laatstgenoemde uitspraken echter helaas niet: de chiropractoren verliezen de zaak omdat ze bij de verkeerde rechter hebben geprocedeerd. Ze zijn naar de burgerlijke rechter gestapt, maar hadden bij de belastingrechter moeten klagen. Daar zal de kwestie weer van voren af aan gaan beginnen.
Zoals bekend is per 1 januari 2013 de regeling voor BTW-vrijstelling voor medische en paramedische beroepen in de Wet op de omzetbelasting gewijzigd. Dit is het gevolg van het Begrotings- of Lenteakkoord, waaruit onder meer voortvloeide dat de diensten van alternatieve artsen en andere alternatieve beroepsbeoefenaren voortaan belast zouden worden. Meer daarover op het Skepsis Blog. In de toelichting op het wetsvoorstel dat de maatregelen uit het Begrotingsakkoord in wetgeving omzette, werden de chiropractoren uitdrukkelijk genoemd. Daar was geen woord Chinees bij: “Ook voor bijvoorbeeld (…) chiropractoren die nu een vrijstelling hebben, eindigt de vrijstelling”.
De Stichting Nationaal Register van Chiropractoren was het daar fundamenteel mee oneens en dagvaardde samen met twee klinieken de Staat, in het bijzonder het ministerie van Financiën, voor de kantonrechter te Den Haag. Kort en goed was het argument van de Stichting en de klinieken dat chiropractoren ook van betaling van BTW vrijgesteld behoren te zijn, nu er geen wezenlijk verschil is tussen een behandeling door een BIG-geregistreerde fysiotherapeut en een behandeling door een chiropractor, meer in het bijzonder een chiropractor die bij de Stichting staat geregistreerd. In de dagvaarding van advocaat Van Broekhuijze lezen we zelfs dat de chiropraxie eigenlijk op een hoger niveau staat: fysiotherapie is een HBO-opleiding, maar chiropractoren werken op wetenschappelijk/universitair niveau.
De kantonrechter wees de vorderingen van de Stichting toe en verklaarde voor recht dat bij de Stichting geregistreerde chiropractoren van de BTW-plicht zijn vrijgesteld. Dit tot grote schrik van Kloptdatwel-columnist Cees Renckens. Als we echter de uitspraak – niet gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, maar uiteraard wél op de website van de Stichting – bestuderen, zien we direct waarom de vorderingen zijn gehonoreerd: de Staat heeft verzuimd verweer te voeren. Het vonnis vermeldt niet waarom dit niet gebeurd is en zelf heb ik ook geen idee. Als door de eisende partij gestelde feiten en rechten niet betwist worden, moet de burgerlijke rechter ze als vaststaand aannemen. Dat vloeit voort uit zijn lijdelijkheid, die al sinds jaar en dag is verankerd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kantonrechter kon dus niet veel anders dan de Stichting gelijk geven.
In hoger beroep werd de zaak snel rechtgezet. De uitspraak – nu eens wel gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, maar níet op de website van de Stichting – is kort maar krachtig. In de eerste plaats merkt het gerechtshof dat de kantonrechter zich nooit bevoegd had mogen verklaren, nu er sterke aanwijzingen zijn dat de vorderingen een waarde vertegenwoordigen die de 25.000 euro ver te boven gaat. Als immers alle bij de Stichting geregistreerde chiropractoren – meer dan 100 – van de BTW-plicht worden vrijgesteld, dan zal dat de Staat aanzienlijk meer dan 25.000 euro kosten. De zaak had daarom door een kamer van de sector civiel recht van de rechtbank, en niet door de kantonrechter behandeld moeten worden. Belangrijker is echter een andere overweging van het gerechtshof:
“Voor [naam 1] B.V. en [naam 2] B.V. [de twee chiropractische klinieken, LD] staat een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de belastingrechter open. Zij kunnen, teneinde hun geschil aan de belastingrechter voor te leggen, (i) wachten totdat de Inspecteur hen een naheffingsaanslag oplegt en tegen deze naheffingsaanslag bezwaar maken en nadien zo nodig beroep bij de belastingrechter instellen, dan wel (ii) de over in enig tijdvak verrichte chiropractische diensten verschuldigde omzetbelasting op aangifte voldoen en vervolgens tegen deze aangifte bezwaar maken en nadien zo nodig beroep bij de belastingrechter instellen. Deze twee beschikbare manieren om de zaak bij de belastingrechter aanhangig te maken vormen niet een onnodige of belastende omweg.”
De klinieken hadden dus bij de belastingrechter moeten procederen, en hetzelfde geldt voor de Stichting. Ze hadden ofwel een naheffingsaanslag kunnen afwachten, ofwel braaf kunnen betalen en vervolgens bezwaar kunnen maken tegen de aangifte (het hof bedoelt vermoedelijk de aanslag). Daarom zijn ze niet-ontvankelijk in hun beroep bij de burgerlijke rechter. Het is dezelfde redenering als waarmee de Artsenvereniging voor Integrale Geneeskunde (AVIG) en de Nederlandse Acupunctuur Vereniging (NAAV) het lid op de neus kregen toen zij probeerden de nieuwe regeling voor BTW-vrijstelling buiten werking gesteld te krijgen in een kort geding bij de burgerlijke rechter. Zie het reeds genoemde artikel op het Skepsis Blog en dit aanvullende artikel.
De Stichting had het erbij kunnen laten zitten, maar vond het kennelijk de moeite waard beroep in cassatie in te stellen. Daarvoor werd mr. Römelingh ingeschakeld, die we kennen als advocaat van de chiropractor “doctor” Molina en van de zaak tegen Rineke van den Berg, die zwarte zalf had verkocht. Römelingh heeft ongetwijfeld zijn best gedaan, maar de Hoge Raad vond het cassatieberoep zo kansloos, dat de zaak op 10 april jl. werd afgedaan zonder nadere motivering. De Wet op de rechterlijke organisatie zegt namelijk: “Indien de Hoge Raad oordeelt dat een aangevoerde klacht niet tot cassatie kan leiden en niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, kan hij zich bij de vermelding van de gronden van zijn beslissing beperken tot dit oordeel.” Van de in het artikel genoemde situatie was hier volgens de Hoge Raad sprake, zodat een motivering achterwege blijft. De Stichting en de klinieken worden veroordeeld in de proceskosten, bij elkaar meer dan 3.000 euro.
De conclusie kan dus zijn dat na zo’n 2,5 jaar procederen de BTW-vrijstelling voor chiropractoren nog ver weg is. Helaas is er ook nog lang geen duidelijkheid over de houdbaarheid van de huidige wettelijke vrijstellingsregeling. De Stichting zal de geregistreerde chiropractoren nu wel gaan bijstaan in individuele procedures bij de belastingrechter. Zo’n procedure is in het geval van een arts-acupuncturist al eens met – onterecht – succes gevoerd. Het wachten is nu dus op uitspraken van belastingrechters, waarbij die in hoger beroep tegen de uitspraak inzake de arts-acupuncturist wel eens zeer richtinggevend zou kunnen zijn.