Nederlandse ziekenhuizen bieden geen antroposofische zorg aan, zo stelden onderzoekers van het Van Praag Instituut en het Louis Bolk Instituut recentelijk vast. De deels antroposofisch georiënteerde onderzoekers vonden dat nogal opmerkelijk. Wie echter de bijzonder zweverige antroposofische geneesmiddelenleer bestudeert, komt waarschijnlijk al snel tot de conclusie dat de antroposofie weinig te zoeken heeft in Nederlandse ziekenhuizen. In Nederland is bovendien maar een dozijn antroposofische geneesmiddelen geregistreerd bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en van geen enkele daarvan is de werking ooit aangetoond.
Bram de Boer schreef in 2003 voor Skepter 16.3 een artikel over de antroposofische geneesmiddelenleer. De Boer vatte die samen als “een samenraapsel van alchemie, humorenleer en astrologie waarbij de homeopathie nog rationeel afsteekt”. Dat het echt zo erg is, blijkt wel uit de voorbeelden in het artikel. Zo hield een antroposofische arts vol dat oogdruppels op basis van kwikchloride een werking hebben via de planeet Mercurius, die zowel de ogen als het metaal kwik zou beheersen (de snelle god Mercurius, de Romeinse equivalent van Hermes, werd met kwik geassocieerd – het Engelse woord voor kwik is overigens mercury). Pyriet (ijzerdisulfide) zou volgens Rudolf Steiner werken, omdat het ijzer de bloedcirculatie stimuleert en zwavel bemiddelt tussen bloedcirculatie en ademhaling. Kortom: een geschikt middel tegen luchtwegaandoeningen als tracheïtis en bronchitis. Althans, volgens antroposofen, want wetenschappelijk bewijs voor werkzaamheid is afwezig. Wat niet helpt, is dat antroposofische middelen, net als hun homeopathische verwanten, doorgaans worden gepotentieerd. Ze worden dus stapsgewijs verdund en ritmisch geschud. De krachten uit het heelal zorgen vervolgens voor de werking. Wederom: volgens antroposofen.
Geregistreerde antroposofica en etikettenruil
Aansluitend bij de gedachten over kwik en pyriet: bij het CBG is een middel van de antroposofische firma Weleda geregistreerd met de naam Weleda Pyrit/Zinnober. De werkzame stoffen zouden Cinnabarit D20 en Pyrit D2 zijn, oftewel kwiksulfide verdund met een factor 100.000.000.000.000.000.000 en pyriet verdund met (slechts) een factor 100. Er is ook nog een middel Cinnabarit (Zinnober) van dezelfde firma geregistreerd, waarbij je kennelijk kunt kiezen tussen de varianten D6 en D20. Of we deze middelen vanwege het feit dat er vele verdunningen geleden een klein beetje kwiksulfide in heeft gezeten moeten gebruiken bij oogklachten, al dan niet gepaard gaand met luchtwegaandoeningen, is uit de bijsluiters niet op te maken.
Dat is ook niet zo vreemd, want beide middelen zijn geregistreerd als homeopathische geneesmiddelen. Dat geldt voor alle antroposofische middelen van de firma’s Weleda en Wala die ik in de geneesmiddeleninformatiebank van het CBG heb aangetroffen. In totaal gaat het om zes middelen voor elk van de beide bedrijven. De keuze voor registratie als homeopathica ligt voor de hand: voor gewone geneesmiddelen (ter herkennen aan een RVG-nummer) geldt de wettelijke eis dat de fabrikant moet bewijzen dat het middel de gestelde therapeutische werking heeft. Voor homeopathische middelen (ter herkennen aan een RVH-nummer) zou die eis betekenen dat er geen enkel middel meer op de markt gebracht kan worden. Zij krijgen van de Geneesmiddelenwet dan ook – helaas – een andere behandeling. Kort gezegd komt die erop neer dat de fabrikant geen bewijs van werkzaamheid hoeft te leveren, maar dan ook geen indicatie op de verpakking mag zetten en in de bijsluiter mag opnemen. Het resultaat is bekend: voor een paar duizend homeopathische geneesmiddelen is een handelsvergunning afgegeven (de teller stond op 1 juli 2010 op 3.798) en voor geen enkele daarvan is ooit de werkzaamheid aangetoond. Er worden derhalve geen homeopathische middelen met indicatie meer verkocht.
Ook de 12 antroposofische middelen worden dus, zijnde onderworpen aan het regiem voor homeopathica van de Geneesmiddelenwet, verkocht als “homeopathisch geneesmiddel zonder specifieke therapeutische indicaties”. Soms kom je nog andere formuleringen tegen. De Arnica doekjes van Wala (verbandgaas) worden bijvoorbeeld verkocht als “homeopathisch geneesmiddel voor uitwendig gebruik zonder specifieke therapeutische indicaties, toegepast in overeenstemming met de principes van de antroposofische geneeswijze”. Rosmarinus, oleum aethereum 10% van dezelfde firma is een badadditief en tevens “een antroposofisch geneesmiddel zonder specifieke therapeutische indicaties, toegepast in overeenstemming met de principes van de antroposofische geneeswijze”. Zulke spreuken kunnen inderdaad tot verwarring bij consumenten leiden, maar de conclusie zou dan toch moeten zijn dat de homeopathische en antroposofische middeltjes niet meer als geneesmiddel op de markt verkocht mogen worden nu ieder bewijs van werkzaamheid ontbreekt.
Voor een deel gebeurt het overigens al dat voorheen antroposofische geneesmiddelen nu met een ander etiketje als gezondheidsproduct verkocht worden. Gezondheidsproducten vallen onder de Warenwet en die is soepeler ten aanzien van claims. De lijst met homeopathische (inclusief antroposofische) geneesmiddelen van het CBG uit 2010 somde nog 22 geneesmiddelen van Weleda op. Inmiddels zijn het er als gezegd nog maar 6. De daling is in elk geval deels te verklaren doordat een product als Weleda Calendula spray Ø aanvankelijk als homeopathisch geneesmiddel (RVH 95760) werd verkocht, en nu als natuurlijk gezondheidsproduct dat de huid zou zuiveren en het herstellend vermogen zou ondersteunen. Hetzelfde geldt voor Weleda Arnica zalf (voorheen RVH 84680). Een ander etiketje wil natuurlijk niet zeggen dat het product nu ook echt werkt.
Big Rudi
Het is reeds gememoreerd: de antroposofische fabrikanten Weleda en Wala hebben in Nederland elk slechts 6 geneesmiddelen geregistreerd bij het CBG. Ter vergelijking: VSM heeft handelsvergunningen voor 1479 producten, Heel Belgium voor 971 en Boiron voor 993. Het aantal geregistreerde geneesmiddelen, c.q. het aantal afgegeven handelsvergunningen zegt echter niet alles. Weleda en Wala zijn zeker geen kleine, armlastige marktpartijtjes. Weleda (“since 1921”) gaat terug tot Rudolf Steiner zelf, die samen met de Nederlandse arts Ita Wegman aan de wieg van het bedrijf stond. Thans is het actief in ruim 50 landen en werken er wereldwijd 1.900 mensen. De netto-omzet van Weleda bedroeg in 2013 ruim 336 miljoen euro [PDF]. Geneesmiddelen zijn goed voor iets minder dan 30% van die omzet. Lichaamsverzorgingsproducten (Naturkosmetik) nemen ruim 70% van de omzet voor hun rekening. Wala Heilmittel is dan beduidend kleiner. Wala is het bedrijf van de andere antroposofische Rudolf: Rudolf Hauschka (vermoedelijk vooral bekend vanwege de verzorgingsproducten van Dr Hauschka). De naam van dit in 1935 opgerichte bedrijf staat voor “Wärme – Asche, Licht – Asche”. Afgaande op de informatie in Wikipedia werken er meer dan 800 mensen en bedroeg de jaaromzet in 2012 112 miljoen euro.
De genoemde bedragen die Big Rudi verdient, zijn natuurlijk niet te vergelijken met de cijfers die rondgaan in de wereld van Big Pharma (die uiteraard ook een veel grotere doelgroep bedient, veel meer mensen in dienst heeft en – niet onbelangrijk – nog wel eens geneesmiddelen produceert die werken). Niettemin is Big Rudi duidelijk kapitaalkrachtig genoeg om van haar te eisen dat zij investeert in wetenschappelijk onderzoek alvorens haar wordt toegestaan geneesmiddelen op de markt te brengen. Zulk onderzoek wordt ook verricht, en Weleda heeft daarbij een goede relatie aangeknoopt met het Louis Bolk Instituut, het instituut dat mede verantwoordelijk was voor het in de introductie genoemde rapportje over complementaire zorg. Over die relatie wordt ook helemaal niet geheimzinnig gedaan: Weleda wordt op de site van het instituut in alle openheid genoemd als goede klant. Directeur Hans Nijnens van Weleda Nederland merkt daar onder meer op:
“Onderzoeksresultaten tonen aan dat antroposofische geneesmiddelen in gecontroleerde klinische studies positieve effecten bewerkstellingen. Neem bijvoorbeeld het antroposofisch geneesmiddel Citrus/Cydonia comp. dat bij hooikoorts wordt voorgeschreven: dit geneesmiddel vermindert de symptomen van hooikoorts aanzienlijk en kan bovendien de verstoorde immunologische balans van hooikoortspatienten herstellen.
(…)
“Weleda brengt antroposofische geneesmiddelen op de markt. Om die geregistreerd te krijgen, moeten we bewijzen dat de medicijnen werkzaam zijn. Daarvoor is kwalitatief goed effectonderzoek nodig.”
Het bewijzen van die werkzaamheid is tot nu toe – hoe verrassend – nog niet zo goed gelukt. De 6 geregistreerde Weleda-middelen (zie hierboven) zijn immers allemaal ingeschreven als homeopathisch en moeten zonder therapeutische indicatie worden verkocht wegens gebrek aan bewijs. Het genoemde onderzoek naar Citrus/Cydonia zal wel (mede) slaan op de dissertatie van Erik Baars, lector antroposofische gezondheidszorg aan de Hogeschool Leiden, Senior Onderzoeker Gezondheidszorg van het Louis Bolk Instituut én medeauteur van het genoemde rapportje over complementaire zorg in ziekenhuizen, waarin op p. 39 nog even de expertise van het eigen lectoraat in Leiden wordt geroemd. Cees Renckens was niet erg enthousiast over het proefschrift van Baars en citeerde daarbij een recensie uit het Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij. De recensent sprak van “een documentaire afgewisseld door reclame”. Die reclame is kennelijk niet overtuigend genoeg om het mengsel van citroenzuur en kweepeer geregistreerd te krijgen als écht geneesmiddel. Het is trouwens ook niet geregistreerd als homeopathisch middel; in de databank van het CBG is het nergens te vinden. Wel is er onder de merknaam Gencydo een neusspray met citroenzuur en kweepeer tegen pollen in de lucht verkrijgbaar, zijnde een gezondheidsproduct.
De dissertatie bestaat onder meer uit een reeks artikelen en empirische studies die ook elders zijn gepubliceerd (bijvoorbeeld in het Journal of Alternative and Complementary Medicine). Zie bijvoorbeeld de hoofdstukken 4, 8 en 9, die alle mede mogelijk zijn gemaakt door financiële steun van, c.q. sponsoring door Weleda. Zulke steun is toegestaan en waarschijnlijk ook onvermijdelijk, maar tegelijkertijd laten deze voorbeelden zien dat ook binnen het alternatieve wereldje financiële belangenverstrengelingen een risico kunnen vormen (naast ideologische trouwens). Dat is echt niet louter voorbehouden aan Big Pharma. Dat bedrijven als Weleda en Wala qua handelwijze niet zo veel verschillen van de grotere farmaceuten moge ook blijken uit het feit dat ze financieel betrokken waren bij de smerige praktijken van Claus Fritzsche. Een Duitse krant ontdekte dat deze bedrijven, samen met onder meer homeopathiegigant Heel, enkele duizenden euro’s per jaar aan de journalist en CAM-promotor Fritzsche betaalden voor het runnen van websites waarop CAM-onderzoeker en criticus Edzard Ernst zwart werd gemaakt. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat ook Big Rudi zich niet altijd even netjes gedraagt. In zekere zin is hij het stoute kleine broertje van Big Pharma, dat net zo goed strak in de gaten gehouden moet worden.