• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar

Kloptdatwel?

  • Home
  • Onderwerpen
    • (Bij)Geloof
    • Columns
    • Complottheorieën
    • Factchecking
    • Gezondheid
    • Hoax
    • Humor
    • K-d-Weetjes
    • New Age
    • Paranormaal
    • Pseudowetenschap
    • Reclame Code Commissie
    • Skepticisme
    • Skeptics in the Pub
    • Skeptische TV
    • UFO
    • Wetenschap
    • Overig
  • Skeptisch Chatten
  • Werkstuk?
  • Contact
  • Over Kloptdatwel.nl
    • Activiteiten agenda
    • Colofon – (copyright info)
    • Gedragsregels van Kloptdatwel
    • Kloptdatwel in de media
    • Interessante Links
    • Over het Bol.com Partnerprogramma en andere affiliate programma’s.
    • Social media & Twitter
    • Nieuwsbrief
    • Privacybeleid
    • Skeptisch Chatten
      • Skeptisch Chatten (archief 1)
      • Skeptisch Chatten (archief 2)
      • Skeptisch Chatten (archief 3)
      • Skeptisch Chatten (archief 4)

Wetenschap

Skepsis congres 2011 – Herman Philipse – Vrije wil: een illusie?

20 October 2012 by Jan van der Gaag 85 Comments

In zijn presentatie Vrije wil: een illusie? gaat Herman Philipse vooral in op het boek De vrije wil bestaat niet van Victor Lamme en hoofdstuk XVIII van het boek Wij zijn ons brein van Dick Swaab. Daaraan vooraf belicht hij de raakvlakken tussen filosofie en neurowetenschap. Philipse grijpt de gelegenheid aan om de hersenwetenschappers aan de tand te voelen die denken aangetoond te hebben dat de menselijke vrije wil niet bestaat. Hij gebruikt nadrukkelijk geen PowerPointpresentatie, want er moet een beetje worden nagedacht.

 

Raakvlak filosofie – neurowetenschap

Een belangrijk raakvlak tussen wetenschapsfilosofie en hersenwetenschap is het vraagstuk van de twee verklaringsniveaus. Wanneer we iemand vragen naar de reden waarom hij of zij iets doet, zal die persoon vaak een logisch klinkende reden kunnen geven. Hersenwetenschappers kunnen daarentegen soms een oorzaak in de herseneen aanwijzen; met een scan kunnen ze aantonen dat iemand iets doet doordat er in de hersenen van die persoon een verandering is opgetreden. Beroemd is de ‘readiness potential’ die zich in het brein voordoet kort vóór de eigenlijke handeling van iemand. Hoe verhouden die twee verklaringen zich tot elkaar? Staan ze naast elkaar of is de ene wellicht te reduceren tot de andere? Dat laatste lijkt niet het geval: in een redenering hebben elementen een logisch verband met elkaar, in de hersenen hebben processen een causaal verband met elkaar; de logica van een redenering is niet terug te brengen tot of te destilleren uit de causale processen in het brein.

Filosofen zien vaak redeneerfouten die het gevolg zijn van het niet goed afbakenen van de gebruikte concepten. Een voorbeeld hiervan is de titel van het boek van Dick Swaab: Wij zijn ons brein. Hoe moeten we deze prikkelende uitspraak duiden? Niet letterlijk in elk geval: in de zin “Ik neem de trein” kun je ‘ik’ niet vervangen door ‘mijn hersenen’ – “Mijn hersenen nemen de trein” klinkt toch raar. Wordt wellicht bedoeld dat hersenprocessen het meeste uit ons leven kunnen verklaren? Toch ook niet: omgevingsfactoren spelen een grote rol bij de dingen die iemand kiest of die iemand overkomen, zoals het aanleren van je moedertaal of het verlies van je benen in een gevecht als militair.

Voor de ontkenning van de menselijke vrije wil zijn historisch gezien grofweg drie stadia te onderscheiden. Eerst hebben theologen de vrije wil ontkend, met het argument dat een alwetende God de toekomst volledig kent, wat mensen geen vrije keus laat: alle keuzes liggen vast omdat God die reeds kent. Vervolgens waren het materialistische filosofen die in een newtoniaanse, mechanistische wereld geen plaats zagen voor de vrije wil: met de toestand op één moment liggen alle toekomstige toestanden vast via deterministische natuurwetten. Vandaag de dag zijn het neurowetenschappers die betogen dat de vrije wil niet bestaat: uit hersenonderzoek zou blijken dat alle keuzes louter het gevolg zijn van processen in het brein.

 

Victor Lamme: De vrije wil bestaat niet

Victor Lamme noemt de overtuiging dat ‘wij’ het zijn die handelen door een vrije, op redenen gebaseerde beslissing, een regelrechte vergissing. Hij denkt de verklaring in termen van redenen te kunnen afschaffen ten gunste van de verklaring in termen van hersenprocessen. Hij meent dat wat wij ‘redenen’ noemen slechts rationalisaties zijn die door een mechanisme in de linkerhersenhelft (de ‘kwebbeldoos’) worden geproduceerd. Deze kwebbeldoos zou de illusie van vrije wil creëren om te maskeren dat wij het gedrag van anderen niet kunnen voorspellen: zij blijken telkens weer andere dingen te doen dan wij dachten – zij beschikken schijnbaar over een vrije wil. En omdat wij onze eigen hersenprocessen niet kennen, schrijven we onszelf ook een vrije wil toe. Toch blijft deze vrije wil een illusie, een bedenksel. Aldus Lamme.

Philipse ziet in deze argumentatie echter een joekel van een paradox. Want wij kunnen de conclusie van een betoog alleen dan redelijk aanvaarden indien daar goede redenen voor zijn. Als nu al onze redenen slechts rationalisaties zijn, dan is het betoog van Lamme zelf niet op goede redenen gebaseerd maar op rationalisaties en kunnen wij redelijkerwijs de conclusie (dat redenen slechts rationalisaties zijn) niet aanvaarden. Kortweg: als Lamme gelijk zou hebben, dan kan hij zijn eigen conclusie redelijkerwijs niet aanvaarden. Had Lamme maar een expert in de logica geraadpleegd …

Hoe komt Lamme tot zijn conclusies? Wel, om te beginnen door een onterechte generalisering vanuit bijzondere, pathologische gevallen, waaruit blijkt dat iemands hersenen tot allerlei complexe handelingen en gewaarwordingen in staat zijn zonder dat de persoon zich hiervan bewust is. Het is echter een denkfout om te generaliseren van uitzonderlijke, atypische gevallen naar normale, typische gevallen, te weten mensen die gewone beslissingen zeggen te nemen uit vrije wil.

Daarnaast maakt Lamme een onterechte generalisering vanuit hersenonderzoek bij kikkers. Kikkerhersenen gedragen zich niet alsof ze een vrije wil hebben en mensenhersenen zijn meer van hetzelfde, dus daar zal ook wel geen vrije wil aan te pas komen. In kikkerhersenen zien we geen vrije wil en geen redenen, in mensenhersenen ook niet, ergo: vrije wil en echte redenen bestaan niet. Wederom aldus Lamme. Ja zo lusten we er nog wel één: in hersenen vinden we geen logische redeneringen, dus logische redeneringen bestaan niet!

Ten slotte maakt Lamme een onterechte generalisering vanuit experimenten waarin mensen door de proefleider misleid worden. In de colatest bijvoorbeeld worden proefpersonen 3 glazen cola voorgezet, met achter elk glas een ander merk colafles; aan de proefpersonen wordt verteld dat de cola in elk glas uit de fles erachter komt. Desgevraagd geven de proefpersonen redenen waarom ze de ene cola lekkerder vinden dan de andere. Echter, in alle 3 de glazen zit stiekem hetzelfde merk cola! In zo’n geval is het duidelijk dat de redenen die mensen opgeven rationalisaties moeten zijn, want er is geen verschil tussen de cola’s. Uit het feit dat mensen rationaliseren in die gevallen waarin ze op het verkeerde been worden gezet, volgt niet dat mensen in alle gevallen rationaliseren. Soms kunnen wel degelijk goede redenen bestaan. Al met al staan de argumenten van Lamme voor het niet-bestaan van de vrije wil op erg wankele voet. Het boek rammelt aan alle kanten.

 

Dick Swaab: Wij zijn ons brein

Wat bedoelen we eigenlijk met ‘vrije wil’, of dat bepaalde handelingen ‘vrij’ zijn? Daar vallen diverse begrippen onder. Ten eerste het aantal beschikbare opties: als iemand vrijkomt uit de gevangenis, dan heeft die persoon meer opties (handelingen, bewegingen) tot zijn beschikking dan voorheen. Ten tweede contingentie: indien je in een situatie anders had kunnen handelen dan je daadwerkelijk deed. Omdat je nooit twee keer in precies dezelfde situatie kunt geraken, moet dit gelezen worden als: indien je in dezelfde soort situaties op verschillende manieren kunt handelen, bijvoorbeeld door in restaurants soms witte en soms rode wijn te kiezen. Ten derde een wil de zó vrij is dat deze op geen enkele manier beperkt kan worden. Dit is de meest extreme vorm van het vrijheidsbegrip die o.a. bij Descartes gevonden kan worden. Descartes dichtte de mens een goddelijke, absoluut vrije zielensubstantie toe.

Swaab hanteert deze laatste, extreme vorm van vrijheid. Hij trekt vervolgens uit de resultaten van moderne hersenonderzoeken twee conclusies: dat van volledige vrijheid geen sprake kan zijn én dat wij slechts de illusie hebben een vrije wil te bezitten. De eerste conclusie vormt geen probleem, niemand gelooft nog in de absolute vrijheid van de mens. Iedereen is tot op zekere hoogte vrij én tot op zekere hoogte beperkt in zijn vrijheid. Dat de grenzeloze vrijheid niet bestaat, wisten we dus al, daar hadden we het boek van Swaab niet voor nodig. Daaruit volgt echter niet dat onze vrije wil een illusie is. De vrijheid die we binnen onze beperkingen over hebben, is daarmee niet naar het rijk der fabelen verwezen.

Interessant in dit verband zijn de resultaten van de experimenten van Benjamin Libet. In deze proeven werd mensen gevraagd om meerdere keren hun hand te bewegen binnen een zeker tijdsbestek. De momenten mochten de proefpersonen zelf uitkiezen, daar waren ze helemaal vrij in. Zodra een proefpersoon zijn hand wilde gaan bewegen – de aandrang voelde om te bewegen – moest hij op een (nauwkeurige, maar onconventionele) klok kijken en noteren wat deze klok aangaf. De hersenen van de proefpersonen werden gevolgd door elektroden op het hoofd. Wat bleek? Gemiddeld ongeveer 0,5 seconde voordat een hand bewoog, werd in de hersenen een readiness potential gemeten: de hersenen bereidden het aansturen van de spieren al voor. Maar de proefpersonen rapporteerden gemiddeld 0,2 seconde voordat hun hand bewoog, dat ze hun hand wilden gaan bewegen. Dat is 0,3 seconde ná de readiness potential! Het is alsof de vrije wil achter de feiten aanloopt. Maar is dat echt zo? Philipse laat dit in het midden en schuift deze kwestie door naar de discussieronde.

 

Conclusie

Ter afsluiting poneert Philipse enkele stellingen.

(1) De gedachte dat hersenonderzoek onomstotelijk heeft uitgewezen dat de menselijke vrije wil niet bestaat, is pertinent onjuist. Begrippen worden niet geanalyseerd, men generaliseert erop los en er wordt anderszins slecht geredeneerd – het is droevig gesteld.

(2) Als je de menselijke vrijheid ontkent, dan zou je ook de zinvolheid van alle moraal moeten ontkennen. Moraal veronderstelt mensen die verantwoordelijk zijn voor (de gevolgen van) hun keuzes en hun handelingen.

(3) Het schaadt de wetenschap enorm wanneer je niet heel zorgvuldig populariseert, als je je laat verleiden tot uitspraken die het onderzoek niet rechtvaardigt. Zo heeft de overdrijving door Al Gore in diens klimaatfilm de klimaatwetenschap geen goed gedaan.

Alles bij elkaar blijkt de kritiek van Philipse op de conclusies van de hersenonderzoekers niet mals. Wat zouden de neurowetenschappers terugzeggen? Gelukkig volgde na de lezing een discussie- en vragenronde, zodat in elk geval Dick Swaab weerwoord kon geven.

 

Discussie, vraag en antwoord

Een van de eerste vragen uit het publiek is: “Wat is het verschil tussen de ervaringen van iemand die in de echte wereld leeft en een los brein in een vat dat exact de juiste impulsen krijgt toegediend om een illusoire wereld te beleven?”

Philipse: De subjectieve ervaringen zijn in beide gevallen precies hetzelfde. Immers, in het gedachte-experiment met het brein in een vat is de proef zo opgezet dat de illusoire wereld niet van echt te onderscheiden is. Een andere vraag is of wij van buitenaf een bepaalde psychologische toestand aan zo’n brein kunnen toeschrijven. Normaliter gebruiken we iemands gedrag om in te schatten in welke psychologische toestand hij of zij zich bevindt. Een los brein vertoont echter geen gedrag dat we zouden kunnen duiden. In theorie zou dat kunnen, als de hersenwetenschap zó ver gevorderd was, dat we elke specifieke bewustzijnsactiviteit kunnen relateren aan daarbij horende hersenprocessen; maar daar zijn we nog lang niet.

Dick Swaab voegt zich bij Herman Philipse zodat het publiek vragen aan beide kan stellen en de twee heren met elkaar in discussie kunnen gaan.

 

Publiek: Kennis van onze hersencellen is niet voldoende om alle hersenactiviteit te verklaren. Er zijn zoveel cellen in ons brein dat dit zich chaotisch en onvoorspelbaar gedraagt, waardoor er altijd ruimte blijft voor iets als vrije wil.

Swaab: Inderdaad zullen we niet alle hersencellen kunnen volgen om daaruit precieze voorspellingen te doen. Wel kunnen we reeds veranderingen in een netwerk van cellen volgen om daaruit simpele, niet al te specifieke, antwoorden te destilleren. Deze techniek zal zeker verder worden ontwikkeld.

Schertsend laat Swaab weten dat hij later als hij groot is ook filosoof wil worden. Immers, neurowetenschappers doen de experimenten en het enige wat filosofen doen is zeggen dat het geen ideaal experiment was.

Swaab heeft uiteraard geen ideaal experiment met betrekking tot het ‘brein in een vat’, maar kent wel een benadering hiervan, namelijk het locked-insyndroom: een vrijwel volledige verlamming waarbij de hersenen niets van het lichaam kunnen aansturen, op de oogleden na. Met ooglidbewegingen kan zo iemand nog communiceren. Zijn brein blijkt nog steeds te denken en te voelen – er is wel degelijk een persoon aanwezig. Philipse werpt hierop tegen dat dit niet geldt als een brein in een vat, want die heeft zelfs geen oogleden om te bewegen, zodat communicatie niet mogelijk is.

Swaab komt met het voorbeeld van iemand in coma die werd gevraagd zich twee bewegingen voor te stellen: door zijn huis lopen en tennissen. Dit gaf twee verschillende signalen in de hersenen die als ‘ja’ en ‘nee’ konden dienen, waardoor communicatie mogelijk was. Mijn tegenwerping hierop zou zijn dat zo’n brein nog steeds oren heeft om de buitenwereld waar te nemen. Een brein in een vat heeft zelfs geen oren, zodat communicatie niet mogelijk is. Hoe stel je een los brein vragen?

Swaab vindt Philipses stelling dat er zonder vrije wil geen moraal mogelijk is, veel te kort door de bocht. Hij vindt dat je het een kind niet kwalijk kan nemen dat-ie met justitie in aanraking komt indien het kind door zijn genen en een slechte zwangerschap een grote kans heeft om uit de bocht te vliegen. Toch heeft moraal zin, maar meer voor de groep dan voor het te straffen individu – zonder moraal functioneert de samenleving niet. Philipse merkt op dat er verschil is tussen het opvoeden van een kind, dat moraal nog moet aanleren, en het handelen van een toerekeningsvatbare volwassene. Volgens hem valt dit verschil weg als vrije wil niet bestaat. Swaab kan niets met het begrip ‘toerekeningsvatbaar’, vindt zelfs dat iedereen in meer of mindere mate ontoerekeningsvatbaar is.

Volgens Swaab zijn er wel redenen om te straffen: genoegdoening voor de samenleving, het voorkomen van recidive, en het feit dat sommige mensen zoveel schade aan de maatschappij berokkenen dat zij opgesloten moeten worden om de maatschappij te beschermen. Een andere reden die soms genoemd wordt, is dat een hoge straf een afschrikkende werking zou hebben; uit onderzoek blijkt dat helemaal niet het geval, dus dit is geen legitieme reden.

Swaab blijft erbij dat je mensen niet kunt aanrekenen dat ze een slecht werkende prefrontale cortex hebben en hun impulsen niet kunnen remmen. Dus toch ontoerekeningsvatbaar, werpt Philipse op. Nee, zegt Swaab, dat hoeft geen probleem te zijn als je maar de juist baan hebt: de meeste psychopaten zitten immers op hoge posten bij banken en in het bedrijfsleven …

 

Publiek: Is er een ondergrens aan leven dat we een wil zouden toeschrijven, en waarom?

Swaab: Ook een minder complexe levensvorm zoals een eencellige neemt beslissingen, daarbij reagerend op de omgeving, bijvoorbeeld door naar voedsel toe en van gifstof af te kruipen. Of je dit een ‘wil’ kunt noemen, daar is een filosoof voor nodig.

Philipse merkt op dat wij in de eerste plaats leren al onze psychologische concepten aan mensen toe te kennen. Om te bepalen of andere dieren ook over een psychologisch concept, i.c. een wil, beschikken, vergelijken we het type gedrag dat dieren vertonen met dat van mensen. Bij een hond zijn we eerder geneigd om te zeggen dat-ie over een wil beschikt, dan bij een microbe. Philipse zou een microbe zelfs geen ‘beslissingen’ toedichten. Daarnaast zijn er zaken die we aan een hond niet zullen toeschrijven: een hond verheugt zich niet op het brokje dat hij met de volgende kerst krijgt, hij vertoont geen gedrag waaruit blijkt dat hij zo’n tijdspanne overziet. Een harde ondergrens voor het toeschrijven van een wil is er in ieder geval niet, het is gradueel.

 

Publiek: De vrij wil is toch niet in tegenspraak met de uitspraak “wij zijn ons brein”: het is immers mijn eigen brein. Gaat het niet eerder om de vraag: “Wat is een autonoom individu?”

Swaab: Wijst op het feit dat hersenen in het centrum staan van het begrip ‘wij’: we kunnen ledematen amputeren of organen transplanteren, het zal iemands persoonlijkheid zelf niet veranderen; maar een hersenbeschadiging op de juiste plek en iemand wordt een heel ander persoon. Daarnaast is bekend dat veel beslissingen onbewust genomen worden.

Philipse erkent dat veel van wat we doen automatisch gebeurt, maar werpt tegen dat er ook momenten zijn waarop iemand weloverwogen een beslissing neemt, en daar gaat de vrije wil over. De problematiek rond wat precies aan wat vooraf gaat en of een zeker proces in de hersenen (zoals de readiness potential) wellicht identiek is aan het nemen van de beslissing, is bijlange na niet opgelost. Swaab refereert aan een experiment waarin bij proefpersonen het bewustzijn tijdelijk werd uitgeschakeld (door een bepaalde stimulus) en de proefpersonen toch de juiste beslissing konden nemen: voor beslissen is geen bewustzijn nodig. Het uitvoeren van een beslissing en het bewust worden van die beslissing zijn twee verschillende zaken.

Philipse heeft moeite met het toekennen van beslissingen aan hersenen: in laatst genoemd experiment zou het meer om automatische handelingen gaan dan om beslissingen. Een beslissing wil hij definiëren als een bewustzijnshandeling. Dat nu, zegt Swaab, blijkt empirisch niet het geval.

 

Iemand uit de zaal bekent dat hij na vandaag tot de conclusie gekomen is dat de vrije wil inderdaad niet bestaat. Daar sluit ik me in beginsel bij aan. De grote afwezige in deze hele discussie is een experiment met een uitkomst die (vrijwel) alleen te rijmen is met het bestaan van de vrije wil. De bewijslast ligt ondertussen bij degene die beweert dat vrije wil wel bestaat, niet bij degene die beweert dat zij niet bestaat – ondanks het boek van Lamme en ondanks de kritiek van Philipse. Afijn, voer voor verder nadenken en discussie.

Geïnteresseerd in de besproken boeken? Bestel ze via de onderstaande link bij Bol.com en steun daarmee Kloptdatwel.nl!

Skepsis congres 2011 - Herman Philipse - Vrije wil: een illusie? 1
Skepsis congres 2011 - Herman Philipse - Vrije wil: een illusie? 2
Skepsis congres 2011 - Herman Philipse - Vrije wil: een illusie? 1
Skepsis congres 2011 - Herman Philipse - Vrije wil: een illusie? 2
Skepsis congres 2011 - Herman Philipse - Vrije wil: een illusie? 1
Skepsis congres 2011 - Herman Philipse - Vrije wil: een illusie? 2

Filed Under: Skepsis Congres, Skepticisme, Skeptische TV, Wetenschap

Skepsis-congres 2011 – Dick Swaab – Zonderlinge verschijnselen

19 October 2012 by EmmyJacobs 24 Comments

Emmy Jacobs is helaas op 25 september 2012 overleden. Dit is haar eerste en laatste artikel dat zij voor Kloptdatwel schreef. We vinden het een eer dat we het alsnog kunnen publiceren.

 

Onderaan het artikel staat de opname van deze lezing.

De zetel van zonderlinge verschijnselen.

Zonderlinge verschijnselen hebben veel aandacht getrokken na de publicatie van een artikel over bijna-dood ervaringen van Pim van Lommel. Deze ervaringen zijn echte ervaringen, goed beschreven in het artikel. Echter, de ‘wetenschappelijke’ visie op de bijna-dood ervaring in Van Lommels boek Eindeloos bewustzijn is een misleiding volgens Swaab.

De fenomenen die zich voordoen tijdens zo’n bijna-doodervaring kunnen worden verklaard doordat een deel van de hersenen tijdens een dergelijke ervaring lijdt onder zuurstoftekort waardoor de informatie die normaal door het lichaam (spieren, ogen en evenwichtsorgaan) wordt geproduceerd niet doorkomt.

Swaab geeft het volgende voorbeeld. Een vrouw die op de operatietafel ligt krijgt het gevoel dat haar armen en benen korter worden en dat ze gaat zweven. Ze heeft het idee dat ze uit haar lichaam opstijgt. Er gebeurt echter niets op de operatietafel. Dit heeft te maken met zuurstoftekort. Ook mensen met neurologische afwijkingen hebben het idee uit hun lichaam te treden.

Van Lommels verklaring is dat bewustzijn in de ruimte om ons heen zit, dat de hersenen dat oppikken, dat een tijd met ons meedragen en dat het bewustzijn wordt overgedragen aan een ander lichaam als we dood gaan. Bijna-doodervaring is bewustzijn dat buiten het lichaam blijft voortbestaan. Van Lommel zegt dat het buiten het lichaam moet blijven voortbestaan want als een EEG wordt afgenomen dan zie je dat er tijdens een bijna-doodervaring geen EEG is. Dus is er geen werking van de hersenen en de hersencellen kunnen geen informatie verwerken. Volgens Swaab echter kan vanuit de EEG niet worden gezegd dat de cellen dood zijn. Als hersenweefsel ter obductie in plakjes wordt gesneden en gekweekt dan blijken de hersencellen 10 uur na het overlijden nog te functioneren, ja zelfs nog maanden daarna. Er is echter geen werking van de hersenen.

Swaab laat verschillende foto’s zien. Op één van de foto’s is een groep cellen omgeven door een rode kern, dat stellen de cellen voor die dood gaan. De cellen met een gele structuur duiden op alzheimer. Op een andere foto zijn blauwe hersencellen te zien die levend zijn. Die cellen hebben een virus opgenomen waarin een eiwitgen zit dat normaal niet in hersencellen zit. Die cellen leven voort terwijl de patiënt al overleden is. Vanuit de elektrische activiteit en de EEG kan men niet zeggen of de cellen dood zijn. Er kan nog informatie binnenkomen. Die cellen kunnen zelfs nog weken na het overlijden reageren. Indien men weefsel kweekt met stamcellen erbij worden er in grote getale nieuwe cellen gevormd. Het weefsel is dus springlevend lange tijd na het overlijden. Onlangs zijn resultaten van nieuw neurologisch onderzoek bij bijna-doodervaring gepubliceerd in een boek van Kevin Nelson:
The spiritual doorway to the brain, vertaald als De goddelijke hersenstam. (NRT-recensie: De goddelijke hersenstam)

Ieder argument dat Van Lommel geeft is een onwetenschappelijke verklaring.
De tunnelvisie wordt veroorzaakt door de bloedvoorziening van het netvlies. Als er een tekort aan bloed is, dan wordt de periferie van het gezichtsveld het eerst aangedaan, d.w.z. het wordt zwart. Het centrale deel van het netvlies krijgt nog licht en dat wordt gezien als het eind van de tunnel.

Ook heftige stress kan zuurstoftekort veroorzaken. Een straaljagerpiloot heeft er bijvoorbeeld last van als hij te snel de bocht neemt. Hij heeft dan het gevoel in een centrifuge te zitten.

Als hersenen onvoldoende informatie krijgen gaan ze zelf informatie maken, zoals ook uitgelegd in de voorgaande lezing door Van Gijn. Welke fenomenen je te zien krijgt hangt af in welk hersengebied de informatie binnenkomt. Mensen die doof worden krijgen onvoldoende informatie naar het normale hersenschorsgebied. De hersenen gaan dan zelf informatie maken en die mensen horen dan bijvoorbeeld het Wilhelmus of kinderliedjes of hebben last van oorsuizen. Wanneer het gehoor verbetert of er een stimulus is die informatie geeft dan verdwijnt het geluid dat ze steeds horen.

Als mensen slechter gaan zien omdat de retina minder goed functioneert en het licht afneemt in de schemer kunnen ze mooie beelden gaan zien op latere leeftijd.

Ook bij schizofrenie zijn er aanwijzingen dat het gaat om een tekort aan informatie en ga je zelf info maken in de vorm van hallucinaties.

Bij de ziekte van Korsakov als gevolg van overmatig alcoholgebruik treedt eveneens geheugenstoornis op en gaan de hersenen zelf informatie maken.

Op basis van weinig informatie wordt een totaalbeeld geschapen. Je hebt toevallig een fragment van iets gezien en vult dan zelf de informatie aan. Je bent ervan overtuigd dat jouw verhaal van de gebeurtenis klopt. Zeezeilers die dagenlang alleen water om zich heen zien en alleen de horizon zien, gaan hallucineren en zien aan de horizon flatgebouwen verschijnen. Ook bij bergbeklimmers is dit het geval.

Ook verhalen uit de bijbel duiden op tekort aan informatie. Mozes zwierf veertig dagen en nachten door onherbergzaam gebied zonder eten of drinken en kreeg toen een boodschap, naar hij dacht van God: de tien geboden.
Petrus, Johannes en Jacobus verbleven op de berg Tabor en plotseling verschenen Mozes en Elia. En Mohammed zag Gabriël toen hij in eenzaamheid op de berg Hira dwaalde. Hij hoorde stemmen, zag licht en werd bang. De eenzaamheid op de berg zorgde ervoor dat hij dacht een boodschap uit de buitenwereld te krijgen.
Ook in de psychiatrie komen dergelijke zaken voor. Bij schizofrene patiënten hebben we te maken met informatie die de hersenen zelf maakt. Een voorbeeld is Ger Klein, staatssecretaris Onderwijs en Wetenschappen onder kabinet Den Uyl tot 1977. Klein wond zich vreselijk op tijdens een discussie over Aantjes. Het woordvoerderschap werd hem ontnomen omdat hij al eerder een aanvaring had. Hij werd manisch depressief en vertelde in een dorp in Zeeland niet alleen dat hij god was maar de god der goden. Het verbaasde hem niet dat alle mensen wegrenden omdat ze bang voor hem waren. Hij meende dat ze zich haastten om zijn belangrijke geboden uit te voeren.

Alles hangt af van je genetische achtergrond. Sommige mensen zijn gevoeliger voor dit soort zaken dan anderen. Dean Hamer heeft een boek geschreven over dit onderwerp: The God Gene – How Faith is Hardwired in Our Genes (2005). (Het gen in kwestie produceert een eiwit dat neurotransmitters helpt verpakken.) Als je dan gevoelig bent voor dit soort bewegingen en je wordt opgevoed in een dergelijke omgeving en aangemoedigd door ouders kun je je leven lang gevoelig blijven voor spirituele zaken. In de eerste paar levensjaren is het brein extra gevoelig.

Een jongen die Jezus dacht te zien bleek een tumor te hebben en toen de tumor was weggehaald had hij geen spirituele ervaringen meer.

Paulus die alleen op weg was naar Damascus, dacht plotseling licht uit de hemel te zien en een stem te horen die zei: “Saul waarom vervolgt ge mij, ik ben Jezus die gij vervolgt.” Paulus kon toen drie dagen niet zien door het niet-functioneren van zijn thalamus.

Jeanne d’Arc heeft vanaf haar 13de jaar epileptische aanvallen gehad die samengingen met stemmen. Ze vond die stemmen zo bijzonder dat ze begon te huilen als de stemmen ophielden. Haar verhaal is tijdens haar proces nauwkeurig opgeschreven. Ook kreeg zij zo nu en dan epileptische aanvallen als zij klokgelui hoorde.

Mohammed kreeg al op 6-jarige leeftijd een eerste aanval. In 610 kreeg hij het eerste visioen. Hij was toen 40 jaar. Hij zag Gabriël, die hem zei: “Lees”. “Ik kan niet lezen” antwoordde Mohammed. De eerste openbaringen had Mohammed in de grot Hira waarbij hij heftig zweette en zich als een dronkaard bewoog. Soms hoorde hij het geluid van een bel. Na een aantal jaren van dergelijke aanvallen ging hij zich als een profeet beschouwen. Na zijn dood werden de openbaringen van Gabriël opgetekend als hoofdstukken in de koran.

Dostojevski heeft zijn aanvallen tot in details beschreven. In 1849 werd hij gearresteerd als radicaal en kreeg de doodstraf. Voor het vuurpeloton werd de doodstraf veranderd in vier jaar dwangarbeid in Siberië. Dostojevski had geen vorm van epilepsie tot hij met kerstmis bellen hoorde en een epileptische aanval kreeg, temporaalkwabepilepsie. Dostojevski riep: “God bestaat”.

Hij kreeg aanvallen en herinnerde zich hiervan niet of de aanval een halve minuut duurde of een uur.
Hij had sterke religieuze ervaringen en schreef in “De Idioot”: “Jullie gezonden, jullie weten op geen stukken na wat geluk is, dat geluk dat wij epileptici ervaren op het moment vlak voor een aanval. Mohammed zegt in de koran dat hij in het paradijs is geweest. Alle wijsneuzen zijn ervan overtuigd dat hij loog en de zaak belazerde. O nee! Hij loog niet. Hij bevond zich echt in het paradijs wanneer hij net als ik zo’n epileptische aanval kreeg. Ik weet niet hoe lang die extase duurt – seconden, uren, maanden – maar ik weet het wel dat ik het niet zou willen missen, niet voor alle vreugden in het leven”.
De processen kunnen optreden op basis van gebrek aan informatie en soms op basis van hersenziekte.

Placebo-effect

Swaab vestigt vervolgens de aandacht op eenbelangrijk effect in de geneeskunde, het placebo-effect. In de geneeskunde is hiervan altijd al gebruik gemaakt.

In China, 4000 jaar geleden, werd bij patiënten met waarschijnlijk schizofrenie een gat in de schedel geboord om hem van boze geesten te bevrijden. Soms viel een gat te groot uit en de patiënt overleefde het niet. (S. laat plaatje zien). Een ander plaatje laat zien dat er een gat is geboord en rond dat gat nieuw bot gevormd wordt. Die patiënt leefde nog lang.

In de middeleeuwen deed men of men iemand bevrijdde van hallucinaties door een kei of steentje zogenaamd uit de schedel te halen zonder in de huid te snijden. Op het paneel van Jeroen Bosch dat Swaab laat zien, zie je de dokter met een omgekeerde trechter op zijn hoofd. Daarmee werd aangegeven dat de dokter een oplichter was. Op het paneel zijn ook vertegenwoordigers van de katholieke kerk te zien om aan te geven dat de katholieke kerk medeplichtig was.

In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw werden patiënten met geheugenstoornis behandeld door het transplanteren van testikels van apen. Op de ene foto is een man oud, op een andere jong. We weten inmiddels dat weefsel van andere species niet werkt.

Parkinson

Parkinson beschreef in 1817 de naar hem genoemde ziekte. Deze ziekte is gemakkelijk te herkennen: oude mensen die schuifelend lopen, tremor aan handen, gelaat als een masker. (Swaab laat foto van paus zien).

Een bekend voorbeeld is ook prins Claus, die enkele jaren in een dure kliniek in Zwitserland heeft doorgebracht waar hij voor depressie werd behandeld. Soms is depressie het begin van Parkinson. Er zijn ook mensen die hun hersens kapot laten slaan, zoals boksers. De kans op Parkinson is dan groot ook als het genetisch niet is bepaald. Cellen in een gebied dat we substantia nigra noemen, ofwel zwarte cellen, degenereren. Bij obductie kun je zien dat de zwarte stof verdwenen is. Cellen zijn de vezels die naar gebieden leiden die belangrijk zijn voor de regulering van de motoriek. Als die cellen en banen verdwijnen is het gevolg de ziekte van Parkinson. Als experiment tracht men dit effect te repareren door een stukje hersenweefsel van foetussen uit hetzelfde gebied in te passen. Als er een stukje weefsel met biologische klok uit een rat of muis wordt haald heeft het beest geen dag- of nachtritme meer.
Dit experiment is ook gedaan met de mens. Je kunt stukjes hersenweefsel transplanteren en als dat foetaal weefsel is groeit het uit, maakt contact met de gastheer en werkt. Er zijn vier abortussen nodig om voldoende foetaal weefsel voor één patiënt te krijgen. Dit wordt dan geplaatst in het gebied waar de vezels eindigen.

Swaab toont een foto waar een patiënt op een operatietafel ligt in een stereotact. Het metalen frame maakt meteen duidelijk waar iedere structuur in de hersenen ligt. Swaab toont plaatjes van hersenen met een rode kleur. De rode kleur betekent hersenactiviteit. Het eerste plaatje laat de hersenactiviteit zien na de operatie, het tweede plaatje zes maanden later en het derde plaatje twaalf maanden later. De hersenactiviteit is groter geworden. Patiënten die voor een percussie kwamen bleken foetaal weefsel te hebben dat stoffen maakte die het mogelijk maakte dopamine te produceren. Deze patiënten kunnen de helft minder medicijnen gebruiken en hebben minder last van Parkinson. Probleem is of dit door de transplantatie komt over door andere zaken. Er zijn daarom twee gecontroleerde trials gedaan. Deze trials hebben het volgende opgeleverd. De hele ingreep inclusief de middelen die je krijgt hebben effect, het placebo-effect. Dit placebo-effect is bestudeerd en werkt ook voor Parkinsonpatiënten. De hersenen geven opiaten af waardoor meer dopamine wordt geproduceerd. Sommige patiënten krijgen een elektrode in hun hersenen om de tremor te onderdrukken. De elektrode is verbonden met een pacemaker die ze zelf kunnen aanzetten. Als de patiënt die aanzet is de tremor weg en functioneert de patiënt beter. Effecten werken snel. Bijwerkingen blijken pas later.

De elektrode kan tijdens de operatie ook gebruikt worden om elektrische activiteit af te leiden. De patiënt is bij bewustzijn en alle patiënten krijgen een infuus waarin een stof is ingespoten. De patiënt wordt verteld dat dit een nieuwe stof is tegen Parkinson en dat men niet zeker weet of de stof werkt. De helft van de patiënten voelt zich beter na het inspuiten, de andere helft voelt niets. De patiënten die zich beter voelden, lieten vermindering van elektrische activiteit zien in het gebied waar de elektrode zit. De elektrode moet later in het gebied ervoor zorgen dat de bewegingsstoornis vermindert. De stof in het infuus werkt niet, maar het idee dat je iets krijgt wat nieuw is zorgt ervoor dat de hersenen hun activiteit zodanig veranderen dat de ziekte wordt tegengewerkt. Er wordt dan meer dopamine afgegeven. Het effect van een nieuw geneesmiddel is aspecifiek maar wordt specifiek gemaakt door de verwachting van de patiënt die ervoor zorgt dat hij minder pijn heeft. Als iemand pijn heeft en je geeft een zogenaamd nieuw middel tegen pijn dan ‘weten’ de hersenen dat ze opiaatachtige stoffen moeten afgeven, zodat meer dopamine wordt vrij gegeven. Op die manier wordt de pijn onderdrukt. Dit opiaatachtig systeem zit door de hele hersenen heen. Belangrijk zijn de gebieden in het ruggenmerg die de pijn ontvangen en waar dan meer opiaten vrij komen.

Swaab laat een grafiekje zien met twee lijnen. Eén lijn geeft aan de onderdrukking van pijn door een placebo, de andere geeft aan de pijnvermindering afhankelijk van de sterkte van de elektrische prikkel. Het placebomiddel mag niet te goedkoop zijn. Wanneer de placebo de helft zo duur is is ook de werking minder. Inmiddels is bekend dat groene en blauwe placebo’s rustgevend zijn en rode placebo’s stimuleren.

Ook is gerandomiseerd onderzoek gedaan naar depressieve patiënten. Eén groep krijgt een placebo, de andere een antidepressivum. Als de hersenen gescand worden voor en na zes weken dan worden er dezelfde soort veranderingen gevonden. Beide groepen laten verbeteringen zien. Het voorste deel van de hersenen is activiteit verhogend terwijl de hypothalamus activiteit verlagend is, precies wat van belang is om de depressiviteit te onderdrukken.
Als je een placebo geeft en vertelt dat dit een goed middel is tegen de klacht dan weten de hersenen hoe ze activiteiten moeten verschuiven om je beter te voelen en de symptomen tegen te gaan. Dit systeem monitort je brein. Als je telkens een placebo geeft gaat het steeds beter werken. Het brein leert om goed te reageren op zo’n placebo. Het werkt niet als het voorste deel van de hersenen aangedaan is, zoals bij Alzheimerbreinen. Je hebt dan geen verwachtingen meer. Een deel van de effecten van de middelen die gegeven worden zijn placebo-effecten en het hangt van het middel af hoe groot het placebo-effect is. Bij antidepressiva wordt dit geschat op 45% tot 75%. Een belangrijk deel van de werking van antidepressiva is het placebo-effect. Patiënten die bijvoorbeeld een heup gebroken hebben en dement zijn verwachten minder van pijnstillers. Ze kunnen ook niet duidelijk maken dat ze pijn hebben. Dit soort patiënten wordt zwaar onderbehandeld in de kliniek. Wanneer je weet hoe sterk het placebo-effect is kun je je bij alles afvragen of het allemaal placebo is bij die therapie. Dat is bij acupunctuur gedaan. Hoe belangrijk is het of de klassieke acupunctuurpunten gestimuleerd worden. Er zijn mensen die denken dat het altijd wat oplevert als je de naalden er maar insteekt. En dat is natuurlijk ook zo. De informatie van die naald die in de huid zit wordt doorgegeven aan het brein. (Swaab laat plaatje zien van vier hoofden met min of minder rode plekken). In de hersengebieden die rood zijn aangegeven treden functioneel veranderingen op, afhankelijk waar je de naald in stopt. Er vinden ook op andere plaatsen in de hersenen activiteitverschuivingen plaats. De vraag is in hoeverre dit wordt aangegeven door het verwachtingspatroon.

Zijn die acupunctuurpunten belangrijk? Voor sommige zaken wel voor andere zaken niet. Er zijn een paar experimenten gedaan die lieten zien of het wel of niet effect had of de acupunctuurnaald wordt ingebracht in de klassieke punten of ernaast. Effecten kunnen ook duidelijk gemaakt worden door bijvoorbeeld stof te meten. Je kunt laten zien dat cortisol het stressgevoel afneemt, dat met melatonine het slaapgevoel toeneemt. Er zijn concrete effecten waaraan het een en ander getoetst kan worden. Er zijn scans gedaan om te zien in hoeverre het effect in het brein wordt bepaald door de verwachting. Dat is placebo-effect. Als je een acupunctuurnaaldje inbrengt – je voelt het nauwelijks – hoe moet je dat dan duidelijk maken terwijl er geen naald de huid passeert. Dat soort technieken zijn er om te kijken wat het placebo-effect is. De uitkomst was als verwacht. Het is deels een echt effect en deels een verwacht effect. Placebo-effect speelt natuurlijk een rol bij dit soort behandelingen bedoeld om indruk te maken. Als je echt wilt nagaan wat het doet dan moet je meer experimenteel werk doen.

Yoga

Bij mensen die getraind zijn in de yogaprocedure blijken er veranderingen te zijn in de hersenactiviteiten die gepaard gaan met meditatie. Ook stresshormonen als cortisol nemen af bij deze mensen en ’s nachts slapen mensen beter. Deze effecten zijn reëel op basis van leereffecten. Echter, een zelfde effect kun je bereiken door een goed boek te lezen of naar goede muziek te luisteren.

Bidden

Francis Galton (een neef van Darwin) heeft als eerste geëxperimenteerd met de vraag: “Helpt bidden”. Eerst heeft hij gekeken naar de levensduur van leden van het Britse koninklijk huis omdat mensen voortdurend zeggen: “God save the king” en er na de eredienst altijd gebeden voor de koning of koningin. Hij stelde vast dat het geen effect had op de levensduur. Vervolgens bekeek hij het aantal schipbreuken van schepen die handelswaar vervoerden en het aantal schipbreuken van schepen die pelgrims vervoerden. Ook daarvan was het aantal niet gunstiger, zelfs ongunstiger. Er zijn veel experimenten gedaan op het effect van bidden bij ziekteprocessen maar slechts weinig goede experimenten. Je moet rekening houden met veel andere effecten. Er is een goed experiment gedaan door mensen die effect verwachten.

Drie groepen werden onderscheiden. Mensen in een hartbewakingsafdeling werden aselect verdeeld in een groep waarvoor werd gebeden en die dat niet wisten, een groep waarvoor niet werd gebeden en een groep waarvoor werd gebeden en die dat wel wisten. De minste problemen tussen de controlegroepen waren er voor de groep waarvoor niet werd gebeden en de groep waarvoor wel werd gebeden en het niet wisten. De derde groep waarvoor werd gebeden en het wel wisten had meer complicaties. Dat kan op de volgende manier worden uitgelegd. Als je weet dat er een experiment aan de gang is en er drie groepen zijn en je zit in de groep waarvoor gebeden wordt en je weet het en je merkt geen resultaat, dan denk je dat het met jou wel heel erg zal zijn.

Dat kan een negatief placebo-effect hebben: nocebo-effect. Je kunt van een placebo’s hoofdpijn krijgen, diarree, buikpijn en je kunt bijwerkingen krijgen. Langzamerhand is duidelijk geworden dat het systeem in de hersenen de belangrijkste rol speelt bij de placebo-effecten, te weten dopamine en opiaten. Opiaatachtige stoffen worden ook door hersencellen gemaakt. Opiaten hebben veel functies, o.a. het onderdrukken van pijn. De nocebo-effecten, de bijwerkingen van placebo-effecten, worden vnl aangestuurd door terminus CCK.

De nocebo-effecten zijn ook belangrijk in de psychiatrie. Daar kun je mensen die een middel nodig hebben en dit niet willen hebben het middel onder dwang geven. Je gaat er dan van uit dat zo’n geneesmiddel dezelfde effecten heeft als onder omstandigheden dat de patiënt het middel wel wil hebben. Het probleem is dat de patiënt die het middel wel wil hebben positieve verwachtingen heeft. Als de patiënt het absoluut niet wil hebben denkt hij dat het middel slecht is en bijwerkingen zal hebben. Er is meer kans op negatieve effecten als de patiënt onder dwang wordt behandeld.

Geinteresseerd in de besproken boeken? Bestel ze via de onderstaande link bij Bol.com en steun daarmee Kloptdatwel.nl!

Skepsis-congres 2011 - Dick Swaab - Zonderlinge verschijnselen 7
Skepsis-congres 2011 - Dick Swaab - Zonderlinge verschijnselen 8
Skepsis-congres 2011 - Dick Swaab - Zonderlinge verschijnselen 7
Skepsis-congres 2011 - Dick Swaab - Zonderlinge verschijnselen 8
Skepsis-congres 2011 - Dick Swaab - Zonderlinge verschijnselen 7
Skepsis-congres 2011 - Dick Swaab - Zonderlinge verschijnselen 8

Filed Under: Skepsis Congres, Skepticisme, Wetenschap Tagged With: dick swaab, skepsis congres, swaab

Skepsis-congres 2011 – Iris Sommer – Stemmen in het hoofd

18 October 2012 by Jan van der Gaag 117 Comments

In haar presentatie ‘Stemmen in beeld’ gunt prof. dr. Iris Sommer ons een kijkje in de hoofden van mensen die stemmen horen. Sommer runt de Stemmenpoli van het UMC Utrecht.

Stemmen in het hoofd

Stel: u hoort uw naam roepen terwijl er verder niemand in huis is, de radio uitstaat en de buren zich rustig houden. U hoort zelfs een hele zin zeggen. Later blijkt dat alleen u deze stem hoort en niemand anders. U zoekt natuurlijk een verklaring. Denkt u dan aan telepathie? Een geest? Communicatie met overledenen? Of toch aan een hallucinatie? Een stem horen wanneer er niemand is, is inderdaad een vorm van hallucinatie. En u zou zeker niet de enige zijn die dit overkomt, want 15% van alle mensen maakt dit een of twee keer mee in hun leven. Wie last heeft van een psychose (speciaal bij schizofrenie), epilepsie, of doofheid/hardhorendheid, heeft zelfs 70% kans om een stem in het hoofd te horen. Ook wie een trauma heeft opgelopen of aan de drugs is geweest, heeft een verhoogde kans op het horen van stemmen in het hoofd.

Zo’n stem in het hoofd hoeft niet eens vervelend te zijn, dat ligt helemaal aan wat er gezegd wordt. Er zijn mensen bij wie de boodschappen aardig en lief zijn, maar er zijn ook mensen bij wie ze kwaadaardig en gemeen zijn. Zo kan de één het idee hebben door een beschermengel onder de hoede te zijn genomen, terwijl de ander de vreselijkste verwijten krijgt en zelfs dood zou moeten. Sommer geeft van beide gevallen een voorbeeld door deze boodschappen te laten horen. Dat kan, want ze heeft mensen laten inspreken wat de stem in hun hoofd letterlijk zegt.

Foutje in het brein

Bij iedereen die leest of luistert is een taalperceptiegebied in de hersenen actief en bij iedereen die praat of schrijft is een taalproductiegebied actief. Dit taalproductiegebied is zelfs actief als we alleen maar denken, zonder ons te uiten. Hierbij is de linkerhersenhelft dominant, dat will zeggen dat taalperceptie en taalproductie bij een grote meerderheid van de mensen overwegend in de linkerhersenhelft plaatsvinden. Door stemmenhoorders in een fMRI-scanner te volgen en hen te laten aangeven wanneer ze stemmen horen en wanneer niet, blijkt dat telkens tijdens het horen van stemmen de taalproductie juist in de niet-dominante hersenhelft plaatsvindt.

Wat zien we nu bij mensen die psychotisch zijn? Precies hetzelfde. En bij verder gezonde mensen die zeggen boodschappen paranormaal binnen te krijgen? Precies hetzelfde! Bij stemmenhoorders, psychoten en paranormalen werkt de taalproductie op dezelfde doch verkeerde manier. Welke manier is dat? In vergelijking met mensen die nog nooit een stem in het hoofd gehoord hebben, blijkt de zogeheten fasciculus arcuatus (Engels: arcuate fasciculus) van stemmenhoorders meer vrij water te bevatten. De fasciculus arcuatus (Latijn voor boogvormig bundeltje) is een zenuwbaan, een bundel axonen, die het taalperceptiegebied met het taalproductiegebied verbindt. Het extra vrije water duidt erop dat deze verbinding minder goed werkt, oftewel dat de communicatie tussen de twee gebieden wat verstoord is.

Mogelijke verklaring

Wat triggert een stem? Wat gaat aan een stem vooraf? Door weer mensen in een fMRI-scanner te volgen, vond men verhoogde activiteit in de hippocampus en parahippocampus enkele seconden voordat een stem optreedt. Van deze gebieden is bekend dat ze een grote rol spelen bij het opslaan en ophalen van herinneringen en dus een belangrijke functie vervullen bij het geheugen. Dit kan betekenen dat de boodschappen van de stemmen vooral voortkomen uit
(bijna) vergeten herinneringen die per abuis geïnterpreteerd worden als komende van iemand anders. De (flarden van) zinnen kunnen komen van wat mensen vroeger tegen iemand gezegd hebben, van wat iemand zelf ooit bedacht heeft en van de films die iemand gezien heeft.

Conclusie

Het horen van stemmen in je hoofd kan worden samengevat als:
1. Zowel taalperceptie als taalproductie speelt een rol
2. in beide hersenhelften, vooral in de niet-dominante,
3. waarbij de fasciculus arcuatus van mindere kwaliteit is
4. en het geheugen de trigger is.

Voor skeptici zijn vooral de volgende resultaten van belang:
5. Boodschappen ‘van boven’ komen in werkelijk ‘van binnen’,
6. want functioneel (fMRI) is er geen verschil tussen paranormalen en psychoten.

Vraag en antwoord

Enkele vragen uit de zaal betroffen andere culturen. Sommer antwoordde dat niet alleen drugs, trauma’s en pesten maar ook immigratie een risicoverhogende factor voor het horen van stemmen is. En hoewel het hebben van psychoses en het horen van stemmen overal ter wereld voorkomen, is de inhoud van de boodschappen cultureel gekleurd. Gelovige mensen bijvoorbeeld menen de stem van God te horen. Wanneer mensen naar de stemmenpoli komen, probeert Sommer hen van de neutrale, klinische theorie achter hun stemmen te overtuigen, ongeacht hun achtergrond.

Er zijn stemmenhoorders die dialogen aangaan met hun stem in het hoofd. Dat helpt natuurlijk niet bij het proberen van de stem af te komen. Het is voor hen moeilijk om een conversatie te onderdrukken wanneer er iets gezegd wordt. Het lijkt een beetje op de opdracht “Denk nu even niet aan een olifant.” Onderdrukken of bijsturen van een stem via training lukt over het algemeen slecht; men kan wel leren de stem te negeren.

Sommer uit haar bezorgdheid over het feit dat de neurologie en de psychiatrie uit elkaar zijn gegroeid. Die zitten vaak op hun eigen eilandje, terwijl ze van elkaar kunnen leren. Sommer zag graag dat er, net als vroeger, meer samengewerkt werd tussen deze disciplines. In haar onderzoek naar stemmen in het hoofd heeft zo’n samenwerking reeds vruchten afgeworpen.

 

Met dank aan Han van der Put voor de bewerking van de video.

Filed Under: Skepsis Congres, Skepticisme, Skeptische TV, Wetenschap Tagged With: skepsis congres

NRC Handelsblad: Slordig omgaan met slordigheden

21 September 2012 by Gert Jan van 't Land 10 Comments

Onregelmatigheden in de wetenschap trekken steeds meer de aandacht. Onder het kopje ‘wetenschap in bedrijf’ trok de krant NRC Handelsblad afgelopen zaterdag drie volle pagina’s uit om de ‘wetenschappelijke slordigheden’ van psychologisch onderzoekster Elke Geraerts (Erasmus Universiteit Rotterdam) te onderzoeken. Een samenvatting vind je op de site van NRC Handelsblad. In een gesprek met de krant laat Geraerts vragen onbeantwoord. Maar de universiteit vindt de zaken afgehandeld. Het nieuws over Geraerts valt (bijna) samen met de conclusie van de commissie Schuyt (van de Koninklijke Nederlandse Akademie voor de Wetenschappen, KNAW). Die adviseert dat er een breed onderzoek moet komen naar wangedrag in de Nederlandse wetenschap. 

NRC Handelsblad: Slordig omgaan met slordigheden 13
Elke Geraerts’ foto op de website van de KNAW

Elke Geraerts is volgens NRC Handelsbladeen autoriteit op het gebied van onderzoek naar traumatische herinneringen. Zij werd door Viva in 2011 uitgeroepen tot slimste vrouw van Nederland en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen presenteert haar prominent op de website. NRC beschrijft drie gevallen waarin Geraerts volgens de krant onzorgvuldig omsprong met onderzoeksgevens.

Het eerste geval speelt in 2008. Dan laat Geraerts documenten met patiëntgegevens slingeren in een vuilnisbak. Een gevoelige kwestie – het betreft gegevens uit een onderzoek naar herinneringen aan seksueel misbruik. Decaan Harald Merckelbach (ze werkte toen bij de Universiteit van Maastricht) geeft haar een schrobbering, en daar blijft het bij.

Daarna beschrijft NRC Handelsblad een tweede geval uit 2009. In dat jaar deed Geraerts onderzoek naar traumaslachtoffers die niet goed kunnen stoppen met te denken aan hun trauma. Een co-auteur van Geraerts sloeg alarm toen hij merkte dat onderzoeksgegevens verkeerd waren verwerkt in een paper dat voor publicatie was aangeboden. Geraerts geeft de coauteur het gegevensbestand en inderdaad worden onregelmatigheden aangetroffen waardoor de gegevens de geteste hypothese beter leken te onderbouwen dan de oorspronkelijke dataset. Geraerts heeft een verklaring maar die overtuigt NRC Handelsblad niet:

‘Geraerts vertelde haar coauteurs dat veel proefpersonen uiteindelijk niet waren meegenomen in de analyses omdat ze niet aan bepaalde selectiecriteria voldeden en dat ze nieuwe proefpersonen had toegevoegd aan het gegevensbestand. Volgens Geraerts was dat gedaan, zegt ze nu, vóórdat ze de data analyseerde. “Dit was geen datamassage.” Maar ze had het allemaal niet vermeld in het uiteindelijke artikel. Dat is verkeerd, leert iedere wetenschapper die met proefpersonen werkt in zijn opleiding’.

NRC Handelsblad: Slordig omgaan met slordigheden 14
Het NRC-artikel over Elke Geraerts is geschreven door NRC-medewerker Karel Berkhout en Chef Wetenschap van de NRC Ellen de Bruin (foto).

Geraerts had de wijzigingen in de onderzoeksopzet niet overlegd met haar co-auteurs. Er komt een formeel onderzoek. Dat leidt volgens de NRC tot de conclusie dat Geraerts ‘enige onzorgvuldigheid’ te verwijten is. De medeonderzoekers van Geraerts hebben gevraagd om te worden geschrapt als coauteur van een artikel dat in het wetenschappelijke tijdschrift Memory was gepubliceerd naar aanleiding van het onderzoek. Geraerts weigert dit verzoek – ze ziet geen aanleiding om het verzoek van haar mede-onderzoekers te honoreren. Maar die  hebben inmiddels zelf het tijdschrift Memory gevraagd om te  worden verwijderd als coauteur.

In gesprek met NRC Handelsblad verdedigt Geraerts zich. Geraerts wijst er op dat er het integriteitsonderzoek van de universiteit geen aanwijzingen voor opzettelijke fraude vond. Ze zegt dat haar coauteurs alle gegevens konden inzien die voor het artikel in Memory werden gebruikt. Maar de coauteurs ontkennen dat. En ze uiten forse kritiek op het integriteitsonderzoek dat de Universiteit heeft gedaan naar de zaak. Zo heeft de onderzoekscommissie niet alle co-auteurs gesproken en heeft de commissie de dataset niet statistisch onderzocht. Als NRC Handelsblad Geraerts confronteert met een analyse van de onderzoeksgegevens zegt Geraerts ‘dit kan niet kloppen’ en ‘ik voer geen discussie via de media’. Geen sterke inhoudelijke reactie.

Een derde geval speelt volgens NRC Handelsblad op dit moment. Geraerts ontwikkelt een nieuwe therapievorm voor getraumatiseerden met een misbruikverleden. Het gaat om een behandeling die thuis wordt gevolgd. De behandeling duurt maar twee uur per dag, vier weken lang. Geraerts vertelt de Volkskrant een juichend verhaal dat patiënten die al vele jaren met weinig succes met andere therapievormen waren behandeld zeer gunstig reageren op de nieuwe behandeling. Dat zou blijken uit een vooronderzoek. Maar er is een probleem volgens de krant: het onderzoek is uitgevoerd zonder controlegroep. Een deskundige die door NRC Handlesblad geraadpleegd wordt, vindt het verkeerd om resultaten naar buiten te brengen op basis van een onderzoek zonder controlegroep. Ook vindt hij de onderzoeksresultaten erg onwaarschijnlijk. Geraerts verdediging: de Volkskrant was veel te positief en had haar verhaal met meer nuance moeten brengen. En de NRC Handelsblad ‘heeft het artikel met een bepaalde kritische bril gelezen’.

Het is duidelijk dat de wetenschap onder een vergrootglas ligt en dat zorgvuldigheid van onderzoekers belangrijker is dan ooit. Vertrouwen in de wetenschap is niet langer vanzelfsprekend. Om dit vertrouwen terug te winnen en te versterken adviseert een commissie van de KNAW onder leiden van Kees Schuyt dat er een breed onderzoek moet komen naar wetenschappelijk wandgedrag in Nederland. Volgens Schuyt “weet niemand hoeveel er onder het wateroppervlak zit”. Vooral het verzamelen en bewerken van onderzoeksgegevens verdient volgens de commissie aandacht.

Filed Under: Uit het nieuws, Wetenschap Tagged With: elke geraerts, erasmus universiteit rotterdam, wetenschappelijke fraude

Statistiek en genezing

6 August 2012 by Sander van Zijl 59 Comments

Homeopathische middelen mogen niet meer verkocht worden als geneesmiddel voor een bepaalde kwaal, als de werking niet is bewezen.
Vele sceptici slaken bij dit nieuws een zucht van verlichting. Vele gebruikers en beoefenaars zullen hier echter weinig van begrijpen. De werking is toch bewezen? Ik nam gister nog een druppeltje en de kwaal werd minder. En hoe zit dat dan met al die andere mensen die al jaren tot tevredenheid homeopathische middelen gebruiken? Is dat dan geen bewijs? De methode om dit soort bewijs te kunnen testen heet statistiek.

Wat doet statistiek?

Statistiek kan worden ingezet om fenomenen te onderzoeken en hopelijk een link te leggen met de oorzaak ervan. Stel we nemen een willekeurig fenomeen. Bijvoorbeeld het aantal krokodillenbeten bij mensen die een paraplu dragen. Als we puur naar de cijfers kijken dan zal blijken dat de meeste mensen die gebeten werden door een krokodil, geen paraplu bij zich hadden. Hieruit zou de conclusie of theorie kunnen worden gedestilleerd dat het dragen van een paraplu een afweermiddel is tegen krokodillenbeten. En getest in Nederland met bijvoorbeeld Maurice de Hond zal inderdaad blijken dat er niemand met een paraplu is gebeten door een krokodil. De cijfers lijken de theorie dus te ondersteunen. Er is echter een probleem. Weten we wel zeker dat er sprake is van de juiste oorzaak bij dit gevolg? Kunnen er geen andere redenen zijn dat mensen met een paraplu niet gebeten worden door krokodillen. Een voor de hand liggend vergelijk is het aantal loslopende krokodillen vergelijken met het aantal krokodillenbeten, en de locatie. Dan blijkt dat Nederland een laag aantal loslopende krokodillen kent en dat dien ten gevolge het aantal krokodillenbeten dan ook laag zal zijn. In Nederland regent het vaak, dus het aantal mensen dat een paraplu draagt is hoog. Zie hier het ontstaan van een foute oorzaak-gevolgrelatie. De theorie is verworpen, omdat er een betere theorie is die beter voorspelt wat er aan de hand is.

Het probleem van statistiek

Zoals hierboven gezien kan statistiek dus een verkeerd beeld van de werkelijkheid geven als er niet genoeg toetsen worden ingebouwd, die toetsen of er geen andere oorzaken zijn. In bovenstaand voorbeeld zou je bijvoorbeeld als extra toets kunnen meten hoeveel mensen in Nederland zonder paraplu gebeten werden door krokodillen. Het probleem hiervan is dat we alleen kunnen toetsen wat we zelf als eventuele andere oorzaak kunnen aanwijzen. Er kan altijd een onbekende oorzaak zijn, die onze statistische methode in de war schopt, en leidt tot een positief resultaat.

Een andere methode is om geen andere oorzaak te toetsen, maar alleen te beschouwen wat er gebeurt bij mensen die nergens aan mee doen. Dit wil ik verduidelijken met een geneesmiddelonderzoek. Stel een nieuw middel tegen hoofdpijn wordt getest. Dan willen we weten of dit nieuwe middel beter geneest dan oude middelen. We zouden dus eerst mensen met hoofdpijn moeten testen met het oude middel, dan moeten we mensen testen die het nieuwe middel gebruiken, en om zeker te zijn dat de mensen niet vanzelf genezen zal er ook getest moeten worden met een nepgeneesmiddel, oftewel de placebo groep. Is dit genoeg? Eigenlijk niet, want het kan zijn dat extra aandacht voor het probleem zonder een werkend medicijn ook al tot verlichting van de klachten leidt. We zullen dus ook mensen met hoofdpijn moeten testen die niet meedoen aan de test, en die geen medicijnen nemen. Is dit genoeg? Misschien wel, maar er kunnen altijd andere oorzaken zijn die hoofdpijn veroorzaken, die niet bekend zijn zoals bijvoorbeeld: schijnt de zon, woont iemand bij veel smog, heeft iemand gedronken, is het geen reactie op een andere stof en ga zo maar door. Er zijn eigenlijk teveel andere mogelijke oorzaken te bedenken die niet worden meegenomen in het onderzoek.

Het probleem van statistiek is dus dat het alleen een zeker resultaat geeft als alle andere factoren kunnen worden uitgesloten. Maar dit kunnen we alleen als deze oorzaken bekend zijn, anders wordt het moeilijk erop te testen, of ze uit te sluiten.

Is homeopathie getest?

Homeopathie is veelvoudig getest, maar alleen of voornamelijk met statistische onderzoeken. (Dat is niet helemaal waar, maar daar kom ik zo op terug). Het claimen van een werking gebaseerd op deze onderzoeken is dus twijfelachtig. Het enige dat we echt kunnen laten zien, is of er een verband is tussen de mensen die homeopathische middelen hebben genomen, en de mensen die daarna zich beter voelden. Homeopaten claimen over het algemeen dat deze verbanden zijn aangetoond, sceptici claimen dat de onderzoeken niet goed genoeg zijn uitgevoerd, omdat niet alle oorzaken zijn getoetst. Homeopaten zetten zich daarnaast af tegen de claim dat de wetenschap alles weet en dat gewone geneesmiddelen wel goed werken, of dat de werking daarvan is aangetoond.

En hier hebben ze een punt. Ook bij “echte” geneesmiddelen kunnen er vragen worden gesteld bij het statistisch onderzoek. Maar omdat deze door mensen met veel kennis worden uitgevoerd, die ook nog eens enorme schadeclaims kunnen krijgen als ze dit verkeerd doen, zijn deze onderzoeken wel betrouwbaarder. Echter dit zal vast niet in elk geval zo zijn, er zijn altijd rotte appels.

Is er een oplossing?

Ja, er is een oplossing, die is echter niet altijd gemakkelijk. De oplossing zou zijn om een mechanisme te toetsen waarmee de oorzaak en het gevolg wordt verklaard, en niet alleen wordt aangetoond. Statistiek is voornamelijk inzetbaar in het laatste geval. Statistisch gezien kun je aantonen dat als je de schakelaar van de lamp omzet, de lamp gaat branden (mits de lamp niet stuk is en de stekker in het stopcontact zit). Dit is echter geen verklaring. De verklaring is dat er elektriciteit door de draden heen kan die licht opwekt in de lamp. De schakelaar sluit het circuit waardoor dit mogelijk is (een gedetailleerdere uitleg is vast mogelijk). Op deze manier kunnen we de statistische resultaten verklaren.

Kunnen we homeopathie verklaren?

Er zijn diverse pogingen gedaan om homeopathie te verklaren, echter deze stuiten allemaal op ongeloof, of gaan regelrecht tegen andere resultaten in. Zo is de chemische samenstelling Statistiek en genezing 15van een homeopathisch middel nagenoeg hetzelfde als die van water. Andere mechanisme voor overdracht van werkzaamheid zijn tot nu toe niet voldoende verklaard. Ook het produceren van homeopathische middelen gaat op een wijze die veel vragen oproept, voornamelijk waarom er maar één bepaalde manier van mengen is die werkt. Daarnaast kan men geen antwoord geven waarom iets verder verdunnen een krachtiger en tegenovergestelde werking geeft. Vooral dit laatste principe gaat in tegen alle andere bekende werkzaamheden van medicijnen. Oftewel om homeopathie te kunnen verklaren moet je geloven in een heel ander wereldbeeld, dat niet overeenkomt met het wereldbeeld zoals dat gewoon dagelijks te zien valt. Iedereen weet dat 2 aspirientjes beter werken dan 1, en dat 2 treinen harder trekken dan 1 trein.

Het is in de discussie over homeopathie dus belangrijk dat we niet alleen de statistische onderzoeken bediscussiëren, maar ook vooral over wat deze onderzoeken betekenen, en of ze goed zijn uitgevoerd. De werking claimen aan de hand van resultaten is niet sterk genoeg zonder dat er een bewezen mechanisme is van overdracht. Dit laatste is niet te bewijzen door terug te vallen op werkzaamheid of behandelresultaten. Wil dit naar tevredenheid gebeuren dan zal er meer nodig zijn. Dit geldt niet alleen voor homeopathie, maar is ook van belang voor alle (alternatieve) behandelingen.

Filed Under: Gezondheid, Wetenschap Tagged With: anekdote, bewijs, homeopathie, statistiek

  • « Go to Previous Page
  • Page 1
  • Interim pages omitted …
  • Page 18
  • Page 19
  • Page 20
  • Page 21
  • Page 22
  • Interim pages omitted …
  • Page 39
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Steun ons via:
Een aankoopbol.com Partner (meer info)
Of een donatie

Schrijf je in voor de nieuwsbrief!

Skeptic RSS feed

  • Skepsis
  • Error
  • SBM
Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter?
9 May 2025 - Ward van Beek
Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter?

.Het vorige congres ligt nog vers in ons geheugen, maar omdat ontwikkelingen steeds sneller gaan zijn wij alweer druk bezig met het Skepsiscongres 2025, op zaterdag 1 november a.s.  De maatschappij bekeken met een skeptische bril Je hoort het vaak:…Lees meer Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter? › [...]

Graancirkels op European Skeptics Congress 2024
7 May 2025 - SkepsisSiteBeheerder
Graancirkels op European Skeptics Congress 2024

Voordracht van Francesco Grassi op ESC2024 in Lyon.Lees meer Graancirkels op European Skeptics Congress 2024 › [...]

SKEPP wordt 35… en dat vieren ze!
27 April 2025 - SkepsisSiteBeheerder
SKEPP wordt 35… en dat vieren ze!

Onze Belgische zusterorganisatie SKEPP bestaat dit jaar 35 jaar. Op zaterdag 10 mei vieren ze dat met een mooi programma. Hoofdgast is de bekende skepticus en emeritus hoogleraar psychologie Chris French die onlangs ook tot erelid van SKEPP werd benoemd.…Lees meer SKEPP wordt 35… en dat vieren ze! › [...]

RSS Error: A feed could not be found at `https://skepp.be/feed`; the status code is `404` and content-type is `text/html; charset=UTF-8`

Brainspotting is Classic Pseudoscience
14 May 2025 - Steven Novella

Have you heard of brainspotting? It’s been around since 2003 when it was invented out of whole cloth (not “discovered”) by psychotherapist David Grand. It seems to be gaining in popularity recently, so it is worth the SBM treatment. Here is how proponents describe the alleged phenomenon: “Brainspotting makes use of this natural phenomenon through its use of relevant eye positions. This […] The post Brainspotting is Classic Pseudoscience first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Lysenkoism 2.0 and the dismantling of the NIH
12 May 2025 - David Gorski

Robert F. Kennedy Jr.'s "make America healthy again" is basically Lysenko 2.0. It's come to the NIH and is destroying the crown jewel of US biomedical research with ideology and cronyism. The post Lysenkoism 2.0 and the dismantling of the NIH first appeared on Science-Based Medicine. [...]

David Geier, Mail Order Pharmacist
10 May 2025 - Kathleen Seidel

David Geier was in the drug business. What was he selling before the FDA stepped in? The post David Geier, Mail Order Pharmacist first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Recente reacties

  • Renate1 on Ben ik zelf eigenlijk een beetje vrij van bullshit?Tja, bij de uitspraak van de heer Bregman dat de meeste mensen deugen, wil ik daar graag de woorden 'in
  • Hans1263 on De linke weekendbijlage (19-2025)@Richard Rasker Ik denk dat het antwoord "hersenloos" is. We moeten hier het hoofd maar koel houden, het gek geworden
  • Renate1 on De linke weekendbijlage (19-2025)@ Richard Rasker, Inderdaad. Veel van wat nu wordt afgeschaft door de regering van de VS, was juist bedoeld om
  • Richard Rasker on De linke weekendbijlage (19-2025)@Hans1263 Het intrieste is dat men met het opheffen van USAID en andere federale programma's en diensten juist het exacte
  • Renate1 on De linke weekendbijlage (19-2025)Mensen in het buitenland tellen niet mee. Overigens tellen mensen die op de een of andere manier hulp nodig hebben

Archief Kloptdatwel.nl

Copyright © 2025 · Metro Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in