• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar

Kloptdatwel?

  • Home
  • Onderwerpen
    • (Bij)Geloof
    • Columns
    • Complottheorieën
    • Factchecking
    • Gezondheid
    • Hoax
    • Humor
    • K-d-Weetjes
    • New Age
    • Paranormaal
    • Pseudowetenschap
    • Reclame Code Commissie
    • Skepticisme
    • Skeptics in the Pub
    • Skeptische TV
    • UFO
    • Wetenschap
    • Overig
  • Skeptisch Chatten
  • Werkstuk?
  • Contact
  • Over Kloptdatwel.nl
    • Activiteiten agenda
    • Colofon – (copyright info)
    • Gedragsregels van Kloptdatwel
    • Kloptdatwel in de media
    • Interessante Links
    • Over het Bol.com Partnerprogramma en andere affiliate programma’s.
    • Social media & Twitter
    • Nieuwsbrief
    • Privacybeleid
    • Skeptisch Chatten
      • Skeptisch Chatten (archief 1)
      • Skeptisch Chatten (archief 2)
      • Skeptisch Chatten (archief 3)
      • Skeptisch Chatten (archief 4)

Wetenschap

De priemgetal tweeling van Oliver Sacks

22 December 2011 by Pepijn van Erp 8 Comments

De priemgetal tweeling van Oliver Sacks 1In zijn boek “The Man Who Mistook His Wife For A Hat” (1985) beschrijft Oliver Sacks een intrigerend geval van het savant-syndroom. Hij voert de tweeling John en Michael op, die van jongs af aan in inrichtingen had geleefd en  autistisch, psychotisch of ernstig geretardeerd zou zijn. Anderen vóór Sacks hadden zich al met dit tweetal bemoeid en vastgesteld dat ze erg goed waren in kalenderrekenen. Dat wil zeggen dat ze van een willekeurige datum snel konden vertellen op welke dag van de week die valt.
Sacks ontdekt echter iets veel ongebruikelijkers wanneer hij de tweeling in 1966 onderzoekt. Op een gegeven moment observeert hij dat ze zescijferige getallen uitwisselen en daarbij bijzonder in hun nopjes lijken te zijn. Sacks noteert de getallen en komt er thuis met ‘tafels van machtsverheffing, factoren, logaritmen en priemgetallen’ achter dat de getallen allemaal priemgetallen zijn! Heel frappant, te meer omdat de tweeling helemaal niet in staat was om eenvoudige rekensommetjes te maken.
De priemgetal tweeling van Oliver Sacks 2

De volgende dag keert Sacks terug met zijn boekje met priemgetallen en begint mee te doen met de tweeling. Hij noemt echter een priemgetal van acht cijfers. Na een halve minuut (of langer) begint de tweeling te glimlachen, wat voor Sacks een duidelijk teken is dat ze én blij zijn met het nieuwe speeltje (een priemgetal groter dan zij hadden bedacht) én dat ze door hebben dat Sacks hun spelletje begrijpt.
Vervolgens noemt John, na vijf minuten nadenken, een getal van negen cijfers en zijn broer even later ook. Sacks gooit er een priemgetal van tien cijfers uit zijn boekje tegenaan, wat na weer lang denken, leidt tot een antwoord van John bestaande uit een getal van twaalf cijfers. Sacks’ boekje ging maar tot tiencijferige priemgetallen en hij onttrok zich daarom aan het spel. Een uur later zouden de broers al getallen van twintig cijfers uitwisselen!

Ik kende dit verhaal al wel, maar toen ik het onlangs in Dick Swaabs Wij zijn ons brein weer tegenkwam, las ik daarin ook dat er wat skeptische geluiden waren met betrekking tot de geloofwaardigheid van dit verhaal. Reden genoeg om dat eens verder uit te zoeken!

In 2006 schreef Makoto Yamaguchi een artikel waarin hij vraagtekens zet bij het verslag van Sacks. Concreet vraagt hij welk boek(je) Sacks gebruikt zou hebben voor zijn priemgetallen tot en met tien cijfers. Als het boek álle priemgetallen tot en met tien cijfers zou bevatten, zou het namelijk meer dan 455 miljoen getallen moeten bevatten, wat natuurlijk niet kan.
Misschien bevatte zijn boekje dan maar enkele priemgetallen van tien cijfers? Yamaguchi kon geen enkel boek vinden dat in 1966 beschikbaar zou zijn geweest en dat dit soort lijsten bevat. Sacks kon hem zelf ook niet meer vertellen welk boekje het geweest was. Ook niet meer om welke getallen het ging. Alle aantekeningen waren verloren gegaan. Maar Sacks wilde wel toegeven dat zijn boekje misschien maar priemgetallen tot acht cijfers bevatte.

Als je de beschrijving van Sacks nauwgezet terugleest (lees het relevante stuk), valt op dat hij alleen van de zescijferige getallen opmerkt dat het priemgetallen zijn én van de getallen die hij zelf uit zijn boekje opleest. In de oorspronkelijke Engelse versie staat ook expliciet dat Sacks ervan uitgaat dat het 20-cijferige getal priem was, in de Nederlandse vertaling is dat minder duidelijk. De getallen van de tweeling die uit acht of meer cijfers bestaan, heeft hij in ieder geval niet getoetst. Natuurlijk was dat lastig in 1966 zonder makkelijk toegankelijke computers, maar hij heeft niet eens een poging gedaan. Het blijft bij de mededeling dat het heel moeilijk is.
In een nawoord bij het bewuste hoofdstuk (in de Nederlandse versie) heeft Sacks het nog wel over een andere rekenmethode om getallen te testen op priemheid, maar daaruit blijkt alleen maar dat hij zelf over niet veel wiskundige bagage beschikt. Sacks komt met het romantische beeld dat de tweeling een bijzondere relatie zou hebben met getallen, dat priemgetallen als het ware vanzelf voor hun ogen zouden opduiken in de zee van alle getallen. Maar het idee dat je zonder te rekenen aan een groot getal zou kunnen ‘zien’ dat het priem is, gaat er bij mij niet in. Dat sommige idot savants sneller kunnen zijn in het herkennen van priemgetallen, zegt nog niet dat ze er andere methoden voor gebruiken. Laat staan dat ze eigenschappen van getallen kunnen ‘zien’ op een manier die niet in een algoritme beschreven kan worden.

De priemgetal tweeling van Oliver Sacks 3
Oliver Sacks (foto van Mars Hill Church via Flickr)

Kunnen we het verhaal van Sacks over de zescijferige priemgetallen die de tweeling opnoemen eigenlijk ook wel geloven? Of kunnen we een andere redelijke verklaring geven voor dit op eerste gezicht toch wel opmerkelijke fenomeen? Allereerst moeten we opmerken dat het met de rekencapaciteiten van de twee heel wat minder bedroevend gesteld was dan Sacks doet voorkomen: de onderzoekers (Horwitz e.a.) die eerder (1965) hadden gesteld dat ze nauwelijks konden rekenen, schreven in 1969 dat ze in ieder geval getallen tot drie cijfers konden optellen (deze onderzoekers beschrijven alleen het kalenderrekenen, maar ik had helaas geen toegang tot die artikelen).
Hoe moeilijk is het eigenlijk om priemgetallen van zes cijfers te geven? Tussen 100.000 en 999.999 zijn er 68.906 priemgetallen. Wat is de kans dat je een priemgetal kiest als je de getallen vermijdt, waarvan je heel snel kunt zien dat ze niét priem zijn? Zo zou je wel suf moeten zijn om een even getal of een getal eindigend op 5 te kiezen, die zijn namelijk deelbaar door 2, respectievelijk 5. Velen zullen ook nog wel het trucje kennen om te bepalen of een getal deelbaar is door 3: dan neem je de som van de cijfers en dat herhaal je, totdat je ziet dat het restant een drievoud is of niet. En dan weet je het ook voor het oorspronkelijke getal. Voorbeeld: 561.251, de som van de cijfers is 20, daar weer de som van de cijfers van is 2, niet deelbaar door 3 en dus ook 561.251 niet.

Dit soort trucjes zijn er ook voor de andere lage (priem)delers 7, 11, 13, 17 enz. Aangezien de twee broers ook goed konden kalenderrekenen moeten ze haast wel geweten hebben, hoe je snel door 7 kunt delen of in ieder geval de rest bepalen bij delen door 7. Eén van de manieren om het met 7 te doen, gaat als volgt: neem van het getal dat je wil testen de laatste twee cijfers en tel daar het dubbele van alles wat er voor stond op. Het nieuwe getal is deelbaar door zeven als het oorspronkelijke getal dat ook was. Dit kun je vervolgens herhalen totdat je makkelijk ziet of het resterende getal deelbaar is. Nemen we weer als voorbeeld 561.251, dan krijg je eerst 2 x 5.612 + 51 = 11.275, dan 2 x 112 + 75 = 299, dan 2 x 2 + 99  = 103 en tenslotte 2 x 1 + 3 = 5 en daarvan is het niet al te moeilijk te zien dat het niet deelbaar door 7. En dus is 561.251 dat ook niet.
Als je de getallen van zes cijfers uitsluit waarvan je kunt zien met deze trucjes dat ze deelbaar zijn door 2, 3, 5 en 7 houdt je er nog 205.714 over. Gokken met als basis die overblijvende getallen geeft dus een kans van 33% dat je een priemgetal noemt. Dat is helemaal niet zo weinig. Als je ook de rekentruc met delen door 11 meeneemt (die eigenlijk nog makkelijker is dan die bij 7) stijgt die kans al verder naar 37%. Als deze aanpak door de tweeling werd gebruikt en Sacks maar een paar zescijferige getallen mee naar huis heeft genomen, is de kans dus niet zo héél klein dat hij bij ‘toeval’ alleen maar priemgetallen aantrof. En de vraag is ook hoe Sacks het zelf bepaalde als dat unieke boekje van hem misschien wel helemaal niet bestaan heeft.

De priemgetal tweeling van Oliver Sacks 4
Sacks noemt de 'zeef van Eratosthenes' nog als onpraktisch algoritme om grotere priemgetallen te vinden. Dat klopt, maar om een getal op priemheid te toetsen zijn er eenvoudiger middelen.

Het zou ook interessant zijn om te weten hoe de getallen genoemd zijn. Vast niet als ‘vijfhonderd-eenenzestigduizend-tweehonderd-eenenvijftig’. In ieder geval niet goed voorstelbaar bij die getallen van twintig cijfers! Waarschijnlijker zijn ze overgebracht als telefoonnummers ‘vijf-zes-een-twee-vijf-een’. Die laatste manier zou ook een aanwijzing zijn dat de tweeling de getallen eerder als rijtje cijfers dan als getal zag. Voor de rekentrucjes maakt dat niet zoveel uit en het kan verklaren waarom ze zo ‘moeiteloos’ van zes naar acht cijferige getallen stapten en zelfs nog verder konden gaan.
Opvallend in het verhaal is namelijk dat John na het tiencijferige priemgetal van Sacks met een twaalfcijferig getal kwam. Dat zou kunnen doordat hij eerst een elfcijferig getal bedacht en constateerde dat er toch een kleine deler was met de genoemde rekentrucs. Vervolgens plak je er een oneven getal achter, waarna de tests misschien opeens wel allemaal uitkomen. Een voorbeeldje: 13.725.097.771? Ah, jammer, deelbaar door 7. Laten we er een 1 achter plakken, dan krijgen we 137.250.977.711 en dat is niet deelbaar door 2,3,5 & 7. Mooi! Maar niet priem, want gelijk aan 19 x 41.893 x 172.433

In een studie van Hermelin en O’Connor (1990, Factors and primes: a specific numerical ability. Psychological Medicine, Vol. 20) blijkt dat een andere ‘idiot savant’ waarschijnlijk een soortgelijke strategie hanteerde om uit te maken of vier- en vijfcijferige getallen priem waren. Hij sloot de getallen deelbaar door 3 en 11 uit en maakte al doende toch nog redelijk wat fouten.

Wat had Sacks kunnen doen om zijn verhaal beter te onderbouwen? Op zijn minst had hij zescijferige getallen kunnen noemen die niet zo makkelijk waren te ontmaskeren als niet-priem. Bijvoorbeeld 254.539 = 331 x 769, en kijken hoe de tweeling dan zou reageren (331 en 769 zijn priem, voor de duidelijkheid). Misschien waren ze dan wel net zo blij geweest. En dat zou dan een aanwijzing zijn geweest dat ze eigenlijk alleen maar getallen met een kleine priemdeler uitsloten.
Hoe het precies zit, zullen we waarschijnlijk nooit weten als Sacks er zelf niet wat meer over uit de doeken wil doen. Je krijgt toch een beetje de indruk dat hij het verhaal wat mooier heeft gemaakt dan het in werkelijkheid was. Het kalenderrekenen van het duo is al best indrukwekkend, maar komt vaker voor in de litteratuur. De verleiding was misschien groot om met een nog iets sterker verhaal te komen. En waarom schreef hij het eigenlijk pas in 1985 op? Sacks was op zijn minst weinig geïnteresseerd (of wiskundig niet voldoende onderlegd) om het écht goed uit zoeken. Een goed verhaal moet je natuurlijk ook eigenlijk niet willen doodchecken … sorry.

Filed Under: Wetenschap Tagged With: idiot savant, Oliver Sacks, priemgetallen

Wat zeggen je ogen over jou?

20 December 2011 by Maarten Koller 4 Comments

Binnen het NLP spelen oogpatronen een grote rol (naar rechtsboven kijken, voor de kijker links) zou bijvoorbeeld aangeven dat je een visuele herinnering aan het construeren bent), iriscopisten menen diagnoses te kunnen stellen door te kijken naar de ogen en dan vooral de iris en het zinnetje: “de ogen zijn de poorten naar de ziel”, kennen we waarschijnlijk ook allemaal.

Maar wat zeggen de ogen nu echt over iemand? Het Engelse blog over psychologie ‘Psyblog‘ beschreef 10 aanwijzingen die je uit de pupilgrootte zou kunnen halen.

Hieronder de eerste 3, de overige 7 kun je in het volledige artikel vinden.

1. I’m thinking hard

Look into my eyes and ask me to name the cigar-smoking founder of psychoanalysis and you won’t see much change in my pupil size. The name Sigmund Freud comes easily to my lips.

But ask me to explain the laws of cricket and watch my pupils expand.

That’s because research has shown that the harder your brain works, the more your pupils dilate. When Hess and Polt (1964) gave participants more and more difficult tasks to complete, their pupils got bigger and bigger.

2. My brain is overloaded

Keep watching my eyes closely and you’ll spot the point when explaining the laws of cricket gets too much.

Poock (1973) reported that when participants’ minds were loaded to 125% of their capacity, their pupils constricted.

It’ll be trying to explain a googly that will do it. (Don’t ask).

3. I’m brain damaged

The reason doctors and paramedics flash a light in patients’ eyes is to check their brains are working normally (and because it’s such an easy test to do). They use the acronym PERRL: the Pupils should be Equal, Round and Reactive to Light.

If my brain is broken, say, because I’ve had a bump on the noggin, you won’t see PERRL. There may well be other extremely subtle clues, like the blood pouring from my head.

Lastig is het wel, want behalve dat dezelfde pupilgrootte soms verschillende betekenissen kan hebben, ligt het er ook nog aan of iemand niet toevallig net een lampje aan heeft gedaan. Het artikel eindigt daarom met de vraag of we de kleine veranderingen in pupilgrootte nu eigenlijk echt kunnen waarnemen?

Volgens een fMRI studie worden veranderingen in de pupilgrootte veelal onbewust op gepikt. In de studie kregen proefpersonen afbeeldingen te zien van onbekende vrouwelijke gezichten waarbij de pupillen gemanipuleerd waren. De fMRI liet zien dat de hersenen in elk geval gevoelig waren voor de pupilgrootte van de gezichten op de afbeelding, er was namelijk een verhoogde hersenactiviteit (o.a. in de amydala) te zien wanneer de pupillen groter waren. Echter toen de proefpersonen ondervraagd werden bleek niemand van een verandering in pupilgrootte  bewust te zijn geweest.

Filed Under: Kort, Wetenschap Tagged With: ogen, psyblog, pupilgrootte

Aanwijzing voor persoonlijkheid te vinden in ogen.

19 December 2011 by Maarten Koller 38 Comments

Een studie gepubliceerd in 2007 ontdekte dat een gen, Pax6, tegelijkertijd voor afwijkingen zorgt in de hersenen (de linker cortex cingularis anterior) én in de iris. En daardoor kunnen bepaalde vormen in de iris geassocieerd worden met een bepaalde persoonlijkheid die door dat hersengebied wordt beïnvloed.

428 studenten namen deel aan de studie. Daaruit bleek dat irissen met ovale vormen (1) (in het besproken artikel ‘crypts’ genoemd) significant hoger scoorden op een vragenlijst (NEO PI-R) op zaken als gevoelens, aangenaamheid, warmte, vertrouwen en positieve emoties, terwijl de groeven/lijnen (3) juist geassocieerd waren met impulsiviteit.

Aanwijzing voor persoonlijkheid te vinden in ogen. 5
Afbeelding uit Larsson et al., 2007.

Ik vind dit zeer interessante materie. Voor zover ik weet is dit een eerste bevestiging dat je door naar iemands iris te staren daadwerkelijk iets zinnigs kan zeggen over de eigenaar van die iris. *

(Ik weet ook wel dat iriscopisten al veel langer geloven dat je aan iemands iris iets kan zien. Alleen beweren zij dat ze ziektes e.d. kunnen zien en dus diagnosticeren, maar daar is dan weer geen fatsoenlijke bevestiging voor te vinden. Klik hier voor een uitgebreid artikel over iriscopie).

Update 20-12-11:
* Aangezien het artikel inmiddels door een aantal personen is toegestuurd, waarvoor dank, is het duidelijk geworden dat deze zin echt alleen op mijn eigen kennis slaat. Ik zit helaas niet in de literatuur wat betreft irissen en persoonlijkheid. Nu ik het artikel in handen heb is een correctie wel op zijn plaats, het citaat hieronder is een gedeelte van de eerste alinea:

The idea that personality differences are related to iris characteristics is not new. In 1965, Cattell (1965) observed differences in cognitive styles between blue and brown  eyed subjects and since then eye color has been found to be related to a great variety of physiological and behavioral characteristics. Dark eyed people have on average higher scores on extraversion, neuroticism (Gentry et al., 1985), ease of emotional arousal (Markle, 1976) and sociability (Gary and Glover, 1976). However, there are a number of studies that fail to replicate the personality findings, typically because the effect tends to fade after early childhood.

Er is dus al veel meer onderzoek gedaan.

Alleen is het nog steeds geen bevestiging dat iriscopie werkt natuurlijk, maar als ik de comments hieronder zo lees dan maakt dat in elk geval één beoefenaar niet uit.

Filed Under: Kort, Wetenschap Tagged With: iris, oog, persoonlijkheid

Is een speciale hardloopschoen nodig?

16 December 2011 by Maarten Koller 6 Comments

Eerder dit jaar ben ik begonnen met hardlopen. Sinds mijn kinderjaren loop ik al op steunzolen dus ik wilde goede voorlichting. Ten eerste begon ik met het vernieuwen van mijn eigen oude steunzolen. De steunzool-expert drukte me op het hart om ‘echt goede schoenen te nemen’.

Dus een week of wat later ben ik naar een hardloopwinkel gegaan. Met speciale video opnamen werd er een schoen uitgekozen.

Is een speciale hardloopschoen nodig? 6
Ik ben een typische A

Omdat mijn voeten ontzettend doorzakken (over-proneren, zie deze link voor uitleg) was het nog best lastig om een goede schoen te vinden die mijn voet voldoende ondersteunde zodat ik tijdens het afwikkelen niet al te ver doorzakte.

Ik heb een stuk of 6 paar schoenen aangehad. Daarvan zaten er 5 lekker. Maar slechts 1 paar ‘anti-proneerde’ genoeg om mijn voet enigszins recht te doen blijven staan tijdens het afwikkelen. (Natuurlijk was dit ook het duurste paar).

Tevreden (en 130 euro lichter) liep ik de winkel uit.

Nu heb ik zojuist dit artikel gelezen, getiteld: Debunking the myth of specialized running shoes.

(Je snapt het al, ik zag ‘debunking’ en ‘myth’ staan, dus dat moest gelezen worden ;))

Specialized running shoes, designed to address different degrees of under- or overpronation, could indeed reduce the impact forces shooting up through the legs of runners in lab testing. In the United States, sales of these high-tech shoes jumped from 25 million pairs in 1988 to 40 million in 2009, and growth was similar in Canada.

But there was just one problem: Running injuries didn’t disappear. While reliable statistics are hard to find, it appears that levels of common running injuries, such as plantar fasciitis, Achilles tendinitis and runner’s knee, have stayed roughly constant.

Biomechanica-onderzoeker en co-directeur van het ‘Human Performance Lab’ van de Universiteit van Calgary, Dr. Benno Nigg, begon geleidelijk aan te realiseren dat het idee van ‘de juiste schoen’ misschien niet juist was.

Want hoewel studie na studie liet zien dat een schoen invloed had het opvangen van de schokken tijdens het lopen, kon niemand bewijs leveren dat deze invloed koppelde aan een toe- of afname in blessures.

Gelukkig bestaat er wetenschappelijk onderzoek.

In een grote test werden 81 vrouwen die 13 weken lang gingen trainen voor een halve marathon, verdeeld over drie groepen gebaseerd op voeten-type en aantal graden pronatie. Maar, in plaats van het geven van het ‘correcte’ schoenen-type, werden de vrouwen willekeurig drie typen schoenen toebedeeld: neutraal, stabiliteit of bewegingscontrole.

En dat maakte hoofdauteur Michael Ryan een beetje nerveus.

“We were a bit nervous, because … if you see someone who is highly pronated, putting them in a neutral shoe may be a recipe for causing more pain”.

Maar hij had zich geen zorgen hoeven te maken: Zesentwintig van de 81 vrouwen (32%) gaven aan blessures te hebben, maar er was erg weinig correlatie tussen voettype, schoentype en blessures.

In fact, subjects who received the “correct” shoe for their foot type were even more likely to get injured or report discomfort than those running in the “wrong” shoes. More than half of the subjects assigned to motion-control shoes – the heaviest and bulkiest category for severe pronators – reported injuries, including all five of those with highly pronated feet.

Wat is dan wél van belang? Volgens Dr. Nigg moeten we voornamelijk letten op comfort. Hij gaf 206 soldaten 6 verschillende zolen, en ze moesten degene gebruiken die ze het prettigste vonden zitten.

There was no apparent connection between the soldiers’ foot types and the inserts they chose, but the number of injuries dropped significantly.

Dr. Ryan agrees: “The shoe should feel balanced. If it’s over- or undersupported, your lower leg muscles will have to work harder, which will make it feel less comfortable.”

As buying advice goes, that may seem a bit vague, but at least it’s simple – and until further studies are completed, it’s the best we’ve got.

Lees hier het hele artikel.

Foto voorkant: mijn eigen hardloopschoen.

Filed Under: Wetenschap Tagged With: hardlopen, pronatie, schoen

Pas op: abstraheren is weglaten!

9 December 2011 by Pepijn van Erp 21 Comments

Pas op: abstraheren is weglaten! 7
abstraheren is een kunde

Abstractie is een belangrijk hulpmiddel om problemen aan te pakken. Door alles weg te laten wat er niet toe doet, blijft een veel eenvoudiger model over, waarmee je aan de slag kunt. Als je het goed toepast, komen de fundamentele structuren van een realistische situatie naar boven. Heel nuttig, want er is erg veel in onze wereld dat er niet toe doet als je een specifiek probleem wilt doorgronden.
Er zitten echter ook wat risico’s aan abstraheren. Je moet er natuurlijk wel zeker van zijn dat de zaken die je weg laat, er écht niet toe doen. Ik zal een paar voorbeelden geven waarin dit misgaat of waarin het onhandig is om te veel te schrappen.

Drie schakelaars en één lamp

Puzzeltje: “Stel er is een kamer in een flatgebouw op de derde verdieping met daarin één lamp. De lamp wordt bediend door één van drie schakelaars in de hal op de begane grond. Je moet erachter komen welke van de drie schakelaars dat is, maar je mag maar één keer naar boven lopen om te kijken, wat de lamp doet.” Ik ben verschillende versies tegengekomen van dit raadsel, ook versies met drie lampen in plaats van één. De oplossing komt echter telkens op hetzelfde neer.
Pas op: abstraheren is weglaten! 8

Voor velen is het niet zo eenvoudig op te lossen en dat komt meestal doordat ze er niet bij nadenken dat een lamp niet alleen maar ‘aan’ of ‘uit’ staat. Als je beseft dat een lamp behalve licht ook warmte geeft als ie aanstaat, is de oplossing niet meer zo moeilijk te vinden: je zet eerst schakelaar 1 om, wacht een poosje, zet schakelaar 1 uit en zet schakelaar 2 om, en dan loop je naar boven. Als de lamp brandt, is het schakelaar 2. Is de lamp uit, maar nog wel warm, is het schakelaar 1. En in het overblijvende geval (uit én koud) is het schakelaar 3.
De status van de lamp abstraheren tot een simpel ‘aan/uit’ is dus funest voor het vinden van de oplossing. Je kunt echter overdrijven met het in acht nemen van mogelijke andere factoren. Hilarisch is het fictieve interview “What would Feynman do?”.

Recent kwam ik de puzzel tegen op een site waarin het door ene Matthew Silverstone (auteur van het bijzonder vage ‘Blinded by Science’) aangevoerd word als argument om sceptici terecht te wijzen (die zouden namelijk niet verder kijken dan hun neus lang is). Die schrijver begrijpt zelf de puzzel niet helemaal of heeft het slordig van iemand anders overgeschreven. Hij lijkt het met twee keer op en neer lopen te moeten doen! In de vertaling bij Niburu is dat nog duidelijker te zien.
Het te snel verwerpen van mogelijke invloeden en dus met een te simpel model verder redeneren, speelt ook een rol bij de eerste kritiek op Mpemba door zijn leraren en klasgenoten (lees mijn eerdere stuk over het Mpemba-effect: Cool!).

Het gehavende schaakbord

Een andere puzzel waarin te rigoreuze abstractie het je lastig kan maken de oplossing te vinden is ‘the mutilated chessboard’ (bedacht door  Gamow & Stern in 1958). Je begint met een heel schaakbord en 32 dominostenen die ieder precies zo groot zijn als twee velden van het schaakbord. De eerste vraag is of je het schaakbord kunt bedekken met die 32 stenen. Dat is eenvoudig, je legt ze bijvoorbeeld in acht rijen van vier dominostenen zo over het hele bord.
Pas op: abstraheren is weglaten! 9Vervolgens zagen we de linkerbovenhoek en de rechterbenedenhoek van het bord af en vragen of je het overgebleven bord kan bedekken met 31 dominostenen. Dat blijkt na een beetje proberen een stuk lastiger. Sterker nog, snel krijg je het idee dat het helemaal niet kan! Maar bewijs dat dan maar eens. En dan gaat het vaak mis, ook bij slimme wiskundigen.
Ik heb hele mooie bewijzen voorbij zien komen, waarbij het schaakbord wordt voorgesteld als een matrix met 1’en en -1’en, de afgesneden hoekpunten kregen 0 als waarde. De som over de hele matrix is dan 2 (of -2) en er volgt een hele exercitie om aan te tonen dat elke toegelaten betegeling met blokjes van 2×1 die som niet verandert, etc. etc. …

Dat is een wel heel ingewikkelde manier om te zeggen dat een dominosteen telkens één wit en één zwart veld bedekt en dat het gehavende schaakbord meer zwarte dan witte velden heeft overgehouden, omdat we er twee witte velden afgezaagd hebben. Wat je ook probeert, er blijven steeds twee zwarte velden meer onbedekt dan witte.
Op zich doet natuurlijk alleen de vorm van het gehavende schaakbord ertoe, maar wegdenken van de veldkleuring maakt het je lastiger de oplossing te vinden. Overigens lukt het, als je willekeurig twee verschillend gekleurde velden verwijdert, wél altijd (Stelling van Gomory).

Proefpersonen blijken vaker niet zo principiële vegetariërs te zijn!?

Door cijfers alleen als cijfers te bekijken en niet meer te relateren aan waar ze vandaan komen, kun je jezelf ook makkelijk voor de gek houden. Een voorbeeld waarbij ik hier zelf tegen aanliep, is het inmiddels beruchte vleesonderzoek van Stapel, Vonk en Zeelenberg. Toen het persbericht daarover uitkwam, had ik meteen m’n bedenkingen en dat werd sterker toen ik het blog van wetenschapsjournalist Arno van ‘t Hoog las met daarin wat cijfers waarop de uitspraken gebaseerd waren (‘zouden zijn’ moet ik eigenlijk schrijven, maar dit was nog een week voordat de fraude van Stapel naar buiten kwam).
Mijn ‘niet-pluis-gevoel’ werd bevestigd, toen ik van die journalist het pdf-je kreeg met de tabellen van de resultaten van het onderzoek. Eigenlijk wilde ik alleen maar de abstracte percentages terugrekenen naar wat minder abstracte echte getallen om te kijken of het een en ander niet met verkeerde statistische toetsen was berekend.

Pas op: abstraheren is weglaten! 10
tabellen met onmogelijke percentages (klik voor grote weergave)

De tabellen waren op zijn minst slordig overgenomen, getallen verkeerd afgerond, ofzo. Mijn rekenkundige bevindingen staan in een later stuk op de website van Arno van ‘t Hoog.

Van Erp: “Er even van uitgaande dat de twee groepen uit 16 personen bestaan leidt 44 procent mooi tot 7,04 dus zullen er 7 van de 16 voor het vleesmenu gekozen hebben. Maar die 15 procent kan ik niet goed terugrekenen 15 procent van 16 =2,4. Als de echte waarde 2 is zou het 13 procent moeten zijn en als het 3 is 19 procent.”
“Vijftien procent kan niet optreden als uitkomst. Oorzaak? Wellicht is de verdeling niet 16-16. Je kunt een iets betere fit krijgen met 18 in de Crisis-groep (8 moeten dan vleesmenu kiezen = 44 procent) en 14 in de neutrale groep (2 het vleesmenu, maar dat zou 14% opleveren). Vreemd dus.”

Ik was overigens niet de enige die dit was opgevallen in de week voor de affaire Stapel losbarstte: Jan van Rongen, die o.a. schrijft op foodlog.nl was de eerste die het openlijk opschreef. Op zijn (latere) weblog is meer te lezen over zijn rekenwerk.

Met betrekking tot het thema abstractie is er echter wel meer op te merken over dit ‘onderzoek’. Ik vond het verbazingwekkend dat er zo makkelijk conclusies werden getrokken uit de keuzes die de proefpersonen gemaakt zouden hebben. De bedoeling was o.a. om twee groepen personen te testen op hun voorkeur voor ‘vlees’ na al dan niet onzeker gemaakt te zijn. Die voorkeur werd getest door ze een keuze te laten maken uit een menu met drie maaltijden, één met vlees, één vegetarisch en één met vis. De proefpersoon moest bedenken dat hij in een restaurant zat en één van drie opties kiezen.

Pas op: abstraheren is weglaten! 11
Het menu met drie keuzen (klik voor grote weergave)

Lijkt nog redelijk, totdat je er wat beter over nadenkt: ik ken geen restaurant met een menu met maar drie keuzes die als plaatje worden aangeboden. Hoe realistisch is ‘t dan te stellen dat je je moet voorstellen dat je op zo’n manier een menukeuze aangeboden krijgt in een restaurant. Is de opzet al niet te abstract gemaakt?
Als je trouwens de opzet en (fictieve) resultaten heel nuchter bekijkt, zou je misschien eerder moeten concluderen dat ‘onzekere gemaakte personen vaker het bovenste plaatje kiezen’. Om uit te sluiten dat het daaraan ligt, hadden ze proefpersonen menu’s moeten aanbieden met de gerechten in verschillende volgordes.
Mijn suggestie aan onderzoekers, die het misschien toch nog eens écht willen uitvoeren, is om met een echt (uitgebreid) menu te werken. De keuzes van proefpersonen  zijn dan wel veel diverser, maar je kunt ze achteraf makkelijk indelen in ‘vlees’ en ‘niet-vlees’.

Pas toen ik heel wat van dit soort observaties opgeschreven had, viel het me op dat een 15% voorkeur voor ‘vlees’ in de neutrale groep eigenlijk volstrekt ongeloofwaardig is. Ook in de tweede test zou het in de neutrale groep maar 20% zijn. Zaten er wellicht buitensporig veel vegetariërs onder de testpersonen? En is het onderzoek dan helemaal niet representatief?
Je moet je bij zulke resultaten afvragen of  de onderzoeksopzet wel echt test wat je beoogd had. Misschien meet je eerder een toenemende tolerantie voor bruine jus als je mensen onzeker maakt. In ieder geval hadden alleen die cijfers al alarmbellen moeten doen afgaan bij Stapels mede-onderzoekers, Vonk en Zeelenberg. Maar dan moet je wel dus wel eerst je abstracte bril afzetten, terugzoeken wat de cijfers ook weer echt zouden moeten aanduiden en je niet blindstaren op het verschil dat mooi aansloot bij de verwachte uitkomst.

Filed Under: Algemeen, Wetenschap Tagged With: abstractie, diederik stapel, puzzels, vleesonderzoek

  • « Go to Previous Page
  • Page 1
  • Interim pages omitted …
  • Page 25
  • Page 26
  • Page 27
  • Page 28
  • Page 29
  • Interim pages omitted …
  • Page 39
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Steun ons via:
Een aankoopbol.com Partner (meer info)
Of een donatie

Schrijf je in voor de nieuwsbrief!

Skeptic RSS feed

  • Skepsis
  • Error
  • SBM
Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter?
9 May 2025 - Ward van Beek
Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter?

.Het vorige congres ligt nog vers in ons geheugen, maar omdat ontwikkelingen steeds sneller gaan zijn wij alweer druk bezig met het Skepsiscongres 2025, op zaterdag 1 november a.s.  De maatschappij bekeken met een skeptische bril Je hoort het vaak:…Lees meer Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter? › [...]

Graancirkels op European Skeptics Congress 2024
7 May 2025 - SkepsisSiteBeheerder
Graancirkels op European Skeptics Congress 2024

Voordracht van Francesco Grassi op ESC2024 in Lyon.Lees meer Graancirkels op European Skeptics Congress 2024 › [...]

SKEPP wordt 35… en dat vieren ze!
27 April 2025 - SkepsisSiteBeheerder
SKEPP wordt 35… en dat vieren ze!

Onze Belgische zusterorganisatie SKEPP bestaat dit jaar 35 jaar. Op zaterdag 10 mei vieren ze dat met een mooi programma. Hoofdgast is de bekende skepticus en emeritus hoogleraar psychologie Chris French die onlangs ook tot erelid van SKEPP werd benoemd.…Lees meer SKEPP wordt 35… en dat vieren ze! › [...]

RSS Error: A feed could not be found at `https://skepp.be/feed`; the status code is `404` and content-type is `text/html; charset=UTF-8`

Brainspotting is Classic Pseudoscience
14 May 2025 - Steven Novella

Have you heard of brainspotting? It’s been around since 2003 when it was invented out of whole cloth (not “discovered”) by psychotherapist David Grand. It seems to be gaining in popularity recently, so it is worth the SBM treatment. Here is how proponents describe the alleged phenomenon: “Brainspotting makes use of this natural phenomenon through its use of relevant eye positions. This […] The post Brainspotting is Classic Pseudoscience first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Lysenkoism 2.0 and the dismantling of the NIH
12 May 2025 - David Gorski

Robert F. Kennedy Jr.'s "make America healthy again" is basically Lysenko 2.0. It's come to the NIH and is destroying the crown jewel of US biomedical research with ideology and cronyism. The post Lysenkoism 2.0 and the dismantling of the NIH first appeared on Science-Based Medicine. [...]

David Geier, Mail Order Pharmacist
10 May 2025 - Kathleen Seidel

David Geier was in the drug business. What was he selling before the FDA stepped in? The post David Geier, Mail Order Pharmacist first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Recente reacties

  • Renate1 on Ben ik zelf eigenlijk een beetje vrij van bullshit?Tja, bij de uitspraak van de heer Bregman dat de meeste mensen deugen, wil ik daar graag de woorden 'in
  • Hans1263 on De linke weekendbijlage (19-2025)@Richard Rasker Ik denk dat het antwoord "hersenloos" is. We moeten hier het hoofd maar koel houden, het gek geworden
  • Renate1 on De linke weekendbijlage (19-2025)@ Richard Rasker, Inderdaad. Veel van wat nu wordt afgeschaft door de regering van de VS, was juist bedoeld om
  • Richard Rasker on De linke weekendbijlage (19-2025)@Hans1263 Het intrieste is dat men met het opheffen van USAID en andere federale programma's en diensten juist het exacte
  • Renate1 on De linke weekendbijlage (19-2025)Mensen in het buitenland tellen niet mee. Overigens tellen mensen die op de een of andere manier hulp nodig hebben

Archief Kloptdatwel.nl

Copyright © 2025 · Metro Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in