• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar

Kloptdatwel?

  • Home
  • Onderwerpen
    • (Bij)Geloof
    • Columns
    • Complottheorieën
    • Factchecking
    • Gezondheid
    • Hoax
    • Humor
    • K-d-Weetjes
    • New Age
    • Paranormaal
    • Pseudowetenschap
    • Reclame Code Commissie
    • Skepticisme
    • Skeptics in the Pub
    • Skeptische TV
    • UFO
    • Wetenschap
    • Overig
  • Skeptisch Chatten
  • Werkstuk?
  • Contact
  • Over Kloptdatwel.nl
    • Activiteiten agenda
    • Colofon – (copyright info)
    • Gedragsregels van Kloptdatwel
    • Kloptdatwel in de media
    • Interessante Links
    • Over het Bol.com Partnerprogramma en andere affiliate programma’s.
    • Social media & Twitter
    • Nieuwsbrief
    • Privacybeleid
    • Skeptisch Chatten
      • Skeptisch Chatten (archief 1)
      • Skeptisch Chatten (archief 2)
      • Skeptisch Chatten (archief 3)
      • Skeptisch Chatten (archief 4)

Laurens Dragstra

Sperma naar de klote door mobiele telefonie?

18 September 2014 by Laurens Dragstra 58 Comments

Vrij laconiek berichtte de Volkskrant enige tijd terug over een nieuwe studie die een verband suggereert tussen het gebruik van mobiele telefoons en een verminderde kwaliteit van sperma. De elektromagnetische golven van de telefoons zouden de beweeglijkheid en levensvatbaarheid van zaadcellen negatief beïnvloeden en daarmee bijdragen aan verminderde vruchtbaarheid. In hetzelfde artikel sprak een hoogleraar in de humane voortplantingsbiologie geruststellende woorden. Hij wees onder meer op de matige kwaliteit van het onderzoek naar de effecten van telefoonstraling op zaadcellen. Als we kijken naar het onderzoek waarop de nieuwste studie is gebaseerd, lijkt die relativering zonder meer terecht.

De studie in kwestie is Effect of mobile telephones on sperm quality: a systematic review and meta-analysis door Adams et al., gepubliceerd in het tijdschrift Environment International (hier het volledige artikel). Achtergrond van de studie is het gegeven dat in diverse landen geconstateerd wordt dat de kwaliteit van het sperma achteruit gaat. Zo’n 14% van de stellen in geïndustrialiseerde landen ondervindt op enig moment problemen bij het zwanger worden en onvruchtbaarheid of zwak zaad van de man kan daarvoor verantwoordelijk zijn. Bijna al die mannen hebben een mobiele telefoon, dus was het volgens de onderzoekers nuttig om in een systematische keuring met meta-analyse na te gaan of de radiofrequente elektromagnetische golven van mobiele telefoons de beweeglijkheid (motility), levensvatbaarheid (viability) en concentratie van het zaad verminderen. Daarbij ging het overigens niet alleen om het dragen van een mobiele telefoon in de broekzak – zoals het Volkskrantartikel suggereert – maar in het algemeen om het effect van de telefoonstraling op het zaad. Voor hun meta-analyse verzamelden de onderzoekers eerst de relevante studies over het onderwerp die tussen 2000 en 2012 gepubliceerd waren. Uiteindelijk voldeden tien studies aan alle door de onderzoekers gestelde criteria, in totaal goed voor 1492 samples sperma. Dat betekent overigens niet dat het ook om 1492 personen ging: zaadmonsters werden in sommige onderzoeken opgedeeld in meerdere samples van dezelfde proefpersoon.

Resultaten van de meta-analyse

(foto: Mk2010, CC-licentie)
Een bedreiging voor onze vruchtbaarheid? (foto: Mk2010, CC-licentie)

Negen van de tien studies met in totaal 1448 samples keken naar de beweeglijkheid van het sperma. Zes daarvan vonden significant negatieve effecten van de elektromagnetische straling van mobiele telefoons op die beweeglijkheid. Vijf van de tien studies met in totaal 816 samples hadden mede betrekking op de levensvatbaarheid. Vier van de vijf vonden “a significant negative association between mobile phone exposure and sperm viability”. Ten slotte werd in zes van de tien studies (1376 samples) mede gekeken naar de spermaconcentratie. De resultaten waren hier dubbelzinnig en onduidelijk. De auteurs concluderen in hun artikel dat de mogelijkheid bestaat dat radiofrequente elektromagnetische straling thermische en niet-thermische effecten op cellen heeft. Die thermische effecten kunnen bijvoorbeeld optreden als de telefoon in de broekzak, dus dicht bij de testikels, wordt gedragen. Maar de auteurs geven ook toe dat andere factoren dan de straling, zoals leeftijd en roken, een rol kunnen spelen, en dat deze in de gebruikte studies lang niet altijd zijn meegenomen. Niettemin vinden zij hun resultaten dusdanig consistent dat zij die zien als bewijs voor een causaal verband tussen de elektromagnetische straling en de gemeten negatieve effecten.

Een probleem met de meta-analyse van Adams et al. is dat deze uitsluitend gebruik maakt van studies die op zichzelf niet zo heel veel duidelijkheid kunnen verschaffen over de relatie tussen mobiele telefonie en de kwaliteit van sperma. Idealiter wordt dat onderzocht in een RCT, waarbij een groep proefpersonen (bij voorkeur ‘normale’ personen zonder vruchtbaarheidsproblemen) at random wordt verdeeld over twee subgroepen, waarvan de ene wordt blootgesteld aan de elektromagnetische straling van een mobiele telefoon en de andere niet. De onderzoekers kunnen vooraf bepalen of het gaat om blootstelling door te bellen of door het dragen van de telefoon in de broekzak of elders. Door de randomisering zullen beide groepen ongeveer evenveel rokers, oudere mannen en mannen met overgewicht bevatten. Op vooraf bepaalde momenten kan dan de kwaliteit van het sperma worden gemeten, uiteraard liefst blind, zodat de onderzoekers niet weten of het zaad van een blootgestelde proefpersoon afkomstig is of niet. Zulke RCT’s zouden op zichzelf niet moeilijk te realiseren moeten zijn, maar de meta-analyse kon er geen gebruik van maken, want dergelijke studies zijn nog niet uitgevoerd. Het onderzoek van Adams et al. is daarom helaas op twee andere soorten onderzoek gebaseerd, namelijk in vitro-studies en observerende in vivo-studies. In de Volkskrant merkte hoogleraar Sjoerd Repping, specialist op het gebied van humane voortplantingsbiologie, hierover op:

“Vaak ondervragen onderzoekers mannen die naar een ivf-kliniek komen over hun gsm-gebruik: een methode die niet de meest betrouwbare resultaten oplevert. Vaak wordt verzuimd om verstorende factoren (Is een man te dik? Rookt hij?) mee te wegen. Soms doen wetenschappers wonderlijk onderzoek en stellen ze zaadcellen in een schaaltje bloot aan de straling van een telefoon. Maar dat geeft natuurlijk niet weer wat er in een mannentestikel gebeurt, zegt Repping.”

In vitro-studies

cellsDe studie van Adams is gebaseerd op zes in vitro-studies en vier in vivo observatiestudies. Zes studies waarbij sperma in een schaaltje wordt blootgesteld aan telefoonstraling is wel erg veel, ook al waren die zes studies met in totaal 234 samples slechts goed voor zo’n 16% van alle samples. Wat op een schaaltje gebeurt, hoeft niet representatief te zijn voor wat er in het lichaam gebeurt. De hiernaast afgebeelde cartoon geeft dat treffend weer. Als we bijvoorbeeld zaadcellen op een schaaltje blootstellen aan de warme lucht die geproduceerd wordt door een föhn, dan is het best aannemelijk dat we effecten op de kwaliteit van het zaad kunnen meten. Maar moeten we daaruit de conclusie trekken dat een man beter maar beter geen föhn kan gebruiken om zijn haar te drogen (gesteld dat hij, echte kerel dat hij is, dat wil)? Dat een mobiele telefoon boven een schaaltje zaadcellen effecten veroorzaakt, wil dus nog helemaal niet zeggen dat een telefoon in een broekzak hetzelfde effect heeft. Over mobiel bellen, waarbij de telefoon tegen het hoofd wordt gehouden, op ruime afstand van de testikels, zegt dit soort in vitro-onderzoek al helemaal weinig.

Dit zijn alle gebruikte in vitro-studies:

Agarwal et al., 2009
A. Agarwal, N.R. Desai, K. Makker, A. Varghese, R. Mouradi, E. Sabanegh, et al.
Effects of radiofrequency electromagnetic waves (RF-EMW) from cellular phones on human ejaculated semen: an in vitro pilot study
Fertil Steril, 92 (2009), pp. 1318–1325

Ahmed and Baig, 2011
L. Ahmed, N.M. Baig
Mobile phone RF-EMW exposure to human spermatozoa: an in vitro study
Pak J Zool, 43 (2011), pp. 1147–1154

De Iuliis et al., 2009
G. De Iuliis, R. Newey, B. King, R. Aitken
Mobile phone radiation induces reactive oxygen species production and DNA damage in human spermatozoa in vitro
PLoS One, 4 (7) (2009), p. e6446

Dkhil et al., 2011
M. Dkhil, M. Danfour, S. Al-Quraishy
Sperm function is affected by the electromagnetic radiation emitted by mobile phone
Afr J Microbiol Res, 5 (2011), pp. 4896–4900

Erogul et al., 2006
O. Erogul, E. Oztas, I. Yildirim, T. Kir, E. Aydur, G. Komesli, et al.
Effects of electromagnetic radiation from a cellular phone on human sperm motility: An in vitro study
Arch Med Res, 37 (2006), pp. 840–843

Falzone et al., 2008
N. Falzone, C. Huyser, F. Fourie, T. Toivo, D. Leszczynski, D. Franken
In vitro effect of pulsed 900 MHz GSM radiation on mitochondrial membrane potential and motility of human spermatozoa
Bioelectromagnetics, 29 (2008), pp. 268–276

Ik zal ze niet in detail bespreken. Dat zou saai zijn en weinig toevoegen, want we kunnen nu al vaststellen dat op basis van dit soort in vitro-onderzoeken geen harde conclusies kunnen worden getrokken over wat er in het lichaam gebeurt. Bovendien kan ik niet van alle studies de volledige tekst vinden. Maar enige opmerkingen wil ik de lezer niet onthouden. Wat direct opvalt, is dat twee van de zes onderzoeken – Ahmed and Baig en Dkhil et al. – in tamelijk obscure tijdschriften zijn gepubliceerd, namelijk het Pakistan journal of zoology en het African Journal of Microbiology Research. Beide staan niet in PubMed, al kent die databank wel twee publicaties uit het eerstgenoemde tijdschrift uit 1979 en 1980. Het African Journal of Microbiology Research is een uitgave van Academic Journals, en dat staat op de lijst van Jeffrey Beall [mirror] met dubieuze open access uitgevers. Je kunt je ook afvragen of Adams et al. deze studies, los van eventuele kwalitatieve gebreken, wel bij hun meta-analyse hadden moeten betrekken. Adams et al. richtten zich immers op vruchtbaarheidsproblemen in “in high- and middle-income countries” en je kunt je serieus afvragen of landen als Pakistan, Egypte en Libië daar wel onder te brengen zijn. In het Pakistaanse onderzoek werd overigens ook nog een beetje vitamine E aan de zaadcellen op het schaaltje toegevoegd. En jawel, dat bood enige bescherming tegen de telefoonstraling!

Petrischaaltje (foto: Miaow Miaow, CC-licentie)
Petrischaaltje (foto: Miaow Miaow, CC-licentie)

Wat verder opvalt, is dat de zaadcellen in het schaaltje doorgaans worden blootgesteld aan de elektromagnetische golven van een mobiele telefoon ‘in talk mode’. Daarmee is kennelijk bedoeld een mobiele telefoon die actief data verzendt en ontvangt. Nu vermoed ik dat de zaadcellen niet veel te melden hadden, maar het moge duidelijk zijn dat een mobiele telefoon die actief data verzendt naar en ontvangt van een zendmast (of meerdere zendmasten als de beller onderweg is) meer elektromagnetische straling produceert, c.q. een hogere SAR-waarde (uitgedrukt in W/kg) heeft dan een telefoon die op stand-by in de broekzak wordt gedragen. De onderzoekers van Agarwal et al., 2009 probeerden ook specifiek de situatie te benaderen van mannen die met een headset belden terwijl de mobiele telefoon zich in de broekzak bevond. Maar dat zegt dus niets over bellen met de mobiele telefoon tegen het hoofd en evenmin over het effect van een mobiele telefoon die in de stand-by stand in de broekzak zit op de testikels en het sperma. Bovendien bellen veel mensen die een oortje gebruiken met de telefoon in de hand.

De duur van de blootstelling aan de elektromagnetische golven verschilde van studie tot studie. De Turkse studie van Erogul et al. deed dat kennelijk maar vijf minuten, terwijl de meest alarmistische studie, die van De Iuliis et al., de effecten van maar liefst 16 uur blootstelling in kaart bracht. We mogen aannemen dat maar weinig mannen zo lang bellen of zoveel uur een mobiele telefoon in hun broekzak dragen. Het onderzoek van De Iuliis et al. valt sowieso uit de toon, omdat het op slechts 8 samples is gebaseerd (het onderzoek zelf stelt steeds “All results are based on 4 independent samples”; die zijn kennelijk dan gesplitst). Bovendien gebruikten de onderzoekers geen mobiele telefoons, maar een “waveguide, connected to a function generator and RF amplifier”, waarmee de cellen werden blootgesteld aan frequenties van 1,8 GHz en SAR-waarden tot wel 27,5 W/kg. Ter vergelijking, de limiet van de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP) is 2,0 W/kg, in de Verenigde Staten geldt een limiet van 1,6 W/kg en veel mobiele telefoons hebben een nog lagere SAR-limiet. Bij een Nokia Lumia 520 is die volgens de handleiding bijvoorbeeld 1,09 W/kg. Omdat tegenwoordig overal zendmasten staan, zal een mobiele telefoon bovendien lang niet altijd op maximaal vermogen hoeven te zenden en te ontvangen, zodat de SAR-waarde in de praktijk nog lager is.

In vivo-studies

Adams et al. maakten voor hun meta-analyse ook gebruik van vier in vivo-studies, die allemaal werden uitgevoerd met bezoekers van vruchtbaarheidsklinieken als proefpersonen. De in vivo-studies zijn voor de conclusies van de meta-analyse nog veel belangrijker, want zij betreffen zo’n 84% van de 1492 samples. Het zijn de volgende studies:

Agarwal et al., 2008
A. Agarwal, F. Deepinder, R.K. Sharma, G. Ranga, J. Li
Effect of cell phone usage on semen analysis in men attending infertility clinic: an observational study
Fertil Steril, 89 (2008), pp. 124–128

Feijo et al., 2011
C. Feijo, S. Verza Junior, S.C. Esteves
Lack of evidence that radiofrequency electromagnetic waves (RF-EMW) emitted by cellular phones impact semen parameters of Brazilian men (zie ook hier)
Hum Reprod, 26 (2011), pp. i139–i140

Fejes et al., 2005
I. Fejes, Z. Zavaczki, J. Szollosi, S. Koloszar, J. Daru, L. Kovacs, et al.
Is there a relationship between cell phone use and semen quality?
Arch Androl, 51 (2005), pp. 385–393

Sajeda and Al-Watter, 2011
S. Sajeda, Y. Al-Watter
Effect of mobile phone usage on semen analysis in infertile men
Tikrit J Pharm Sci, 7 (2011), pp. 77–82

Ook hier weer een paar opmerkingen. Het laatste onderzoek is wel erg curieus. De auteurs zijn verbonden aan de Universiteit van Mosul in Irak (tegenwoordig Islamitische Staat) en hun studie is gepubliceerd in het totaal onbekende Tikrit Journal of Pharmaceutical Sciences. Dat is kennelijk een Open Access tijdschrift. Je kunt de redactie mailen via een Yahoo-adres. Sajeda and Al-Watter vonden net als Agarwal et al., 2008 negatieve effecten van telefoonstraling op de kwaliteit van het sperma. Opvallend is hoe intensief het belgedrag was van de in deze studies onderzochte personen. In de Irakese studie belden 50 van de 300 proefpersonen 4 uur of meer per dag. In de studie van Agarwal et al. ging het om 114 van de 361 proefpersonen. Je kunt je afvragen of zulke beltijden realistisch zijn en de auteurs van Agarwal et al. doen dat dan ook: “We relied only on the self-perceived history of the subjects and did not validate their cell phone use.” Wie werkelijk meer dan 4 uur of meer per dag mobiel belt, heeft misschien ook te weinig tijd om voldoende te bewegen. Dat kan leiden tot overgewicht, wat mogelijk weer invloed heeft op de vruchtbaarheid van de man. Ook hiervoor konden de auteurs niet corrigeren: “Inability to analyze covariates other than age is also a limiting factor”.

Roken heeft zéker invloed op de kwaliteit van sperma (foto: Tomasz Sienicki, CC-licentie)
Roken heeft zéker invloed op de kwaliteit van sperma (foto: Tomasz Sienicki, CC-licentie)

Als je andere mogelijk verstorende factoren buiten beschouwing laat, kun je totaal verkeerde conclusies trekken. Dat is overigens bij discussies over ‘elektrosmog’ een bekend fenomeen. Alarmisten meenden lang dat een overtuigend verband tussen bovengrondse elektriciteitsleidingen en leukemie bij kinderen was aangetoond, maar later bleken benzeen bevattende uitlaatgassen van auto’s een misschien wel veel aannemelijkere boosdoener (zie Marcel Hulspas, ‘Bang voor het broodrooster’, Skepter 1993a, vol. 6 (1), p. 23-27). Interessant is dat de studie van Feijo et al. wél naar “confounding factors such as cigarette smoking, body mass index and alcohol intake” keek. De studie, gepubliceerd in het respectabele tijdschrift Human Reproduction, onderzocht 571 mannen met vruchtbaarheidsproblemen, waarvan er slechts 23 (4%) nooit een mobiele telefoon zeiden te gebruiken. Ook hier weer veel mannen die beweerden meer dan 4 uur per dag te bellen (120), maar de auteurs vonden dit keer geen negatieve effecten van de elektromagnetische golven van mobiele telefoons op beweeglijkheid, levensvatbaarheid en concentratie van het sperma:

“Sperm count, progressive motility, viability, strict sperm morphology and HOST results were not significantly different in non-users and users with daily talk-time duration of < 120 minutes, 120–240 min and > 240 min. Evaluation of confounding factors such as cigarette smoking, body mass index and alcohol intake did not alter results. (…) Among this group of Brazilian men the length of talk time was not correlated with sperm concentration, viability, progressive motility and HOST scores.”

Merkwaardig genoeg staat deze studie in de meta-analyse van Adams et al. vermeld met een sample size van slechts 343, terwijl er als gezegd 571 deelnemers waren. De tabel uit het abstract van Feijo et al. geeft echter 497 proefpersonen aan. Hoe dat allemaal kan, is helaas niet vast te stellen, nu de volledige tekst van het onderzoek van Feijo et al. niet vrij beschikbaar is. Het onderzoek staat ook niet in PubMed, terwijl meer dan 13.000 artikelen uit Human Reproduction daar wél in staan. Hoe dit ook zij, uit de meta-analyse van Adams et al. blijkt wel duidelijk dat het voor de uitkomsten van hun studie veel uitmaakt of ze het onderzoek van Feijo et al. wel of niet buiten beschouwing laten. Buiten beschouwing laten levert veel dramatischer conclusies op.

Vergelijk overigens eens de tabel uit Feijo et al. eens met die uit Agarwal et al., 2008 en die uit Sajeda and Al-Watter (Fejes et al. zit achter een betaalmuur). Dan vallen twee zaken op: de grote verschillen tussen de tabellen en binnen de tabellen. Met name bij de concentratie (sperm count) is de standaard deviatie heel hoog. Hier hebben de respectieve onderzoekers blijkbaar zeer variabele waarden gemeten, waarbij we overigens niet moeten vergeten dat alles vanaf ca. 15 miljoen zaadcellen als ‘normaal’ wordt beschouwd, al is het gemiddelde volgens Sjoerd Repping 50-100 miljoen (zie hierna; andere bronnen noemen 20-40 miljoen in de westerse wereld). Kijken we naar de verschillen tussen de tabellen, dan zien we dat niet-bellende Irakezen veel minder zaadcellen produceerden dan Brazilianen die meer dan vier uur belden! Geen wonder dat Adams et al. met hun wiskundige modellen niet tot eenduidige conclusies konden komen ten aanzien van de concentratie. Braziliaanse mannen die mobiel belden kregen iets beweeglijker zaad dat gemiddeld ook nog 4-7,6% meer levensvatbaar was. Maar bij Agarwal gingen beweeglijkheid en levensvatbaarheid juist tot meer dan 20% achteruit naarmate er meer gebeld werd. In beide gevallen overigens weer aanzienlijke standaard deviaties, vooral bij Feijo.

Tabel uit Agarwal et al. 2008
Tabel uit Agarwal et al. 2008
Tabel uit Feijo et al.
Tabel uit Feijo et al.
Sajeda and Al-Watter (group 1 : 4 h / day ; group 2 : 3 h / day ; group 3 : 2 h / day; group 4 : no use)
Sajeda and Al-Watter (group 1 : 4 h / day ; group 2 : 3 h / day ; group 3 : 2 h / day; group 4 : no use)

Besluit

Adams et al. geven toe dat hun meta-analyse beperkingen kent. Niettemin menen zij, zoals aan het begin van deze bijdrage al opgemerkt, dat hun resultaten bewijs leveren voor de stelling dat elektromagnetische straling van mobiele telefoons een negatieve impact heeft op sperma. Gelet op het voorgaande en de kritiek van een hoogleraar als Repping kun je daar best vraagtekens bij plaatsen. Het in vitro-onderzoek is maar van beperkte waarde, terwijl op basis van het observerende in vivo-onderzoek ook geen harde, eenduidige conclusies getrokken kunnen worden. Nergens in hun meta-analyse doen Adams et al. een poging de tien gebruikte studies te beoordelen op kwaliteit. Dat is bij meta-analyses wel gebruikelijk, zodat studies van mindere kwaliteit kunnen worden buitengesloten.

Om een voorbeeld te geven: de deskundigen die in de studie van Agarwal et al. (2008) de zaadmonsters onderzochten, waren geblindeerd, terwijl die in de Irakese studie dat vermoedelijk niet waren (het staat nergens vermeld). Als dan bij het meten van bijvoorbeeld de beweeglijkheid van de zaadcellen subjectieve factoren een rol kunnen spelen, dan maakt het nogal uit of de onderzoekers weten of het zaadmonster van een proefpersoon is die veel of weinig belt. Adams et al. pleiten aan het slot van hun artikel voor een RCT, uitgevoerd buiten de muren van een vruchtbaarheidskliniek. Maar misschien hadden ze die beter zelf kunnen uitvoeren in plaats van studies uit alle delen van de wereld te verzamelen, waarvan een groot aantal methodologisch zwak of in obscure tijdschriften gepubliceerd, en daar een weinig zeggende meta-analyse van te maken.

Mannen die na het lezen van de studie van Adams et al. vrezen voor hun vruchtbaarheid, kunnen gerustgesteld zijn: de studie rechtvaardigt geen conclusies over een causaal verband tussen mobiel bellen en verminderde kwaliteit van sperma. Wie toch nog enigszins vrees koestert, kan zijn telefoon voortaan in de binnenzak in plaats van de broekzak meenemen. En voor wie dan nog steeds in een paniekstemming verkeert, komen deze relativerende woorden van Repping wellicht van pas:

“De onderzoeksresultaten laten nu ook weer niet zien dat het sperma van mobiele telefoongebruikers dramatisch verslechtert. Per zaadlozing komen gemiddeld 50- tot 100 miljoen zaadcellen vrij, zegt Repping, en al zouden dat er 5 miljoen minder zijn, die iets langzamer zwemmen, dan maakt dat niets uit voor de vruchtbaarheid. ‘Bij problemen met de voortplanting is de kwaliteit van het sperma van ondergeschikt belang. Beter sperma geeft wel een iets hogere kans op zwangerschap, maar veruit de belangrijkste factor is de leeftijd van de vrouw. Mannen doen er pas echt toe als ze helemaal geen zaadcellen hebben.'”

Titelafbeelding via Flickr

Filed Under: Algemeen, Buitenland, Gezondheid, Wetenschap Tagged With: elektromagnetische straling, gsm, meta-analyse, sperma, stralingsangst, telefoonstraling, zaadcellen

Rechtbank niet onder de indruk van beroep op studie Kooreman & Baars

1 September 2014 by Laurens Dragstra 4 Comments

Jarenlang betaalde zorgverzekeraar Achmea forse bedragen aan het Medisch Centrum Rhijnauwen (MCR) te Bunnik voor door het MCR gedeclareerde laboratoriumonderzoeken. Totdat de verzekeraar erachter kwam dat deze onderzoeken niet waren aangevraagd door huisartsen – zoals op de declaraties stond – maar door natuurartsen, orthomoleculaire artsen en diëtisten. Onderzoeken aangevraagd door dergelijke behandelaars kwamen volgens de polisvoorwaarden niet voor vergoeding in aanmerking. Achmea begon daarop een civiele procedure tegen het MCR en in mei 2013 stelde de rechtbank al vast dat de verzekeraar de declaraties onverschuldigd betaald had.
In het eindvonnis van 9 juli 2014 heeft de rechtbank vervolgens niet alleen bepaald dat het MCR een bedrag van € 1.313.402,35 (plus enkele duizenden euro’s aan beslag- en proceskosten) terug moet betalen aan Achmea, maar ook dat de beide bestuurders van het MCR persoonlijk aansprakelijk zijn voor dit bedrag. Opmerkelijk feit: de bestuurders hadden betoogd dat Achmea geen schade had geleden. Alternatief werkende artsen zouden volgens hen juist zorgen voor forse besparingen voor zorgverzekeraars, waarbij de bestuurders met de bekende studie van Kooreman en Baars wapperden. Helaas voor hen wilde de rechtbank er niet aan.

Urinemonster
Urinemonster

Het MCR (“Medische zorg zoals u altijd gewild heeft”) is blijkens zijn website gevestigd op dezelfde locatie als het Europees Laboratorium voor Nutriënten (ELN), Vital Cell Life en het Gezondsheidscentrum Bunnik. “Door de samenwerking met het Europees Laboratorium voor Nutriënten is er de mogelijkheid niet alledaagse onderzoekingen in bloed en urine te laten verrichten”, aldus de website. Om die laboratoriumonderzoeken ging het in de rechtszaak van Achmea tegen het MCR. De rechterlijke uitspraken maken niet duidelijk om welke onderzoeken het precies ging (het waren er honderden), maar het ELN heeft ook een eigen website, die net als die van het MCR nogal gedateerd overkomt. Daar vinden we een heel scala aan testen die door het laboratorium worden uitgevoerd. Het gaat dan om het testen van bloed of urine op de aanwezigheid van spoorelementen, aminozuren, vetzuren en vitaminen, maar ook om testen voor het vaststellen van allergieën, testen voor het detecteren van belasting met zware metalen (o.a. kwik in speeksel-test), testen voor het functioneren van organen en testen voor het opsporen van verstoring van de darmflora. Ook voor testen op de ziekte van Lyme draait het ELN zijn hand niet om.

De casus

Het MCR kreeg veel aanvragen voor laboratoriumonderzoek van natuurartsen, orthomoleculaire artsen en diëtisten. Het laboratoriumonderzoek werd uitgevoerd door het ELN en door het MCR via een factoringbedrijf (Mediparc) gedeclareerd bij Achmea. Op basis van de overeenkomst tussen het MCR en Achmea mocht het MCR het aanleveren van declaraties uitbesteden aan een derde partij, maar de overeenkomst bepaalde tevens dat de zorgaanbieder zelf te allen tijde verantwoordelijk en aansprakelijk bleef voor de declaraties. Verzekerden van Achmea konden aanspraak maken op vergoeding van de kosten voor laboratoriumonderzoek mits dit was aangevraagd door huisartsen, bedrijfsartsen, verloskundigen of medisch specialisten. Bij de declaraties van het MCR leek deze voorwaarde geen problemen op te leveren: op de declaraties stond vrijwel altijd dat de onderzoeken waren aangevraagd door huisartsen. Kennelijk begon Achmea eind 2009 toch nattigheid te voelen. De verzekeraar voerde een steekproef uit onder 51 willekeurige verzekerden die aan een door het MCR gedeclareerd laboratoriumonderzoek waren onderworpen. Achmea stelde daarop vast dat in slechts 4% van de gevallen laboratoriumonderzoek was gedeclareerd dat volgens de polisvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking kwam.

Zo ging een balletje rollen, dat leidde tot een claim van Achmea (aanvankelijk ruim 2 miljoen euro) vanwege ten onrechte betaalde declaraties en uiteindelijk een rechtszaak, die op 9 juli 2014 voorlopig geëindigd is met een forse overwinning van de verzekeraar. Het MCR moet € 1.313.402,35 plus beslag- en proceskosten betalen, al is het vonnis op dit punt voor een groot deel niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard omdat dat tot het faillissement van het MCR zou kunnen leiden en het centrum dan zijn hoger beroep niet meer zelf zou kunnen bekostigen (r.o. 3.11 van het eindvonnis). Met andere woorden, er hoeft pas betaald te worden als ook het hoger beroep verloren wordt.

Bijzonder is dat ook de bestuurders van het MCR – een stichting – door de rechtbank aansprakelijk worden gehouden voor de door Achmea geleden schade, en nog wel hoofdelijk ook (i.e. beiden kunnen voor het volledige bedrag worden aangesproken). Bestuurdersaansprakelijkheid bestaat daar waar de bestuurders van een rechtspersoon een ernstig verwijt van bepaalde wanpraktijken kan worden gemaakt. Een groot deel van het eindvonnis gaat over de vraag of de bestuurders inderdaad een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het is nogal een lang verhaal (r.o. 3.14-5.16 van het eindvonnis), maar in het kort komt het hier op neer: de rechtbank constateert dat een andere grote zorgverzekeraar (CZ) al eens contact met het MCR had opgenomen over declaraties waarop ten onrechte “huisarts” vermeld stond en dat had ertoe moeten leiden dat de beide bestuurders gingen onderzoeken hoe het stond met declaraties bij andere zorgverzekeraars. Dat hebben zij echter nagelaten, waardoor het factoringbedrijf declaraties met de veldcode “huisarts” bleef versturen, hetgeen in een zeer groot aantal gevallen in strijd met de waarheid was. Dat kan hen ernstig verweten worden en de bestuurders draaien daarom op voor de door Achmea geleden schade van ruim 1,3 miljoen euro. Overigens onderzoekt het Openbaar Ministerie nog of de declaraties opzettelijk verkeerd zijn ingevuld (zie ook dit artikel).

Kostenbesparingen door alternatieve artsen?

Achmea had aangevoerd dat de kosten van het MCR voor laboratoriumonderzoeken gemiddeld drie keer zo hoog waren als het landelijk gemiddelde (tussenvonnis, r.o. 6.17). De bestuurders meenden echter dat Achmea juist blij moest zijn met al die laboratoriumonderzoeken verricht op verzoek van de genoemde natuurartsen, orthomoleculaire artsen en diëtisten. Die leiden volgens wetenschappelijk onderzoek immers juist tot flinke kostenbesparingen voor zorgverzekeraars:

“5.17. Volgens [gedaagde 1] heeft Achmea geen schade geleden. In verband daarmee betoogt hij dat in zijn algemeenheid door MCR laboratoriumonderzoeken worden gedaan van patiënten met langdurige klachten die de huisartsen of medisch specialisten niet (geheel) kunnen oplossen. Na onderzoek bij MCR en de daaropvolgende zorg verminderen de klachten en kan het traject bij de medisch specialist worden beëindigd of verminderd, wat een forse besparing voor de zorgverzekeraar oplevert. Dit blijkt volgens MCR uit wetenschappelijk onderzoek. Daarom moet Achmea volgens [gedaagde 1] specificeren welke kosten aan de betreffende verzekerden zijn betaald die betrekking hebben op een laboratoriumonderzoek en welke kosten anders zouden zijn gemaakt.

5.18. Het argument van [gedaagde 1], verband houdend met de besparing van kosten door Achmea, slaagt niet. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [gedaagde 1] een artikel overgelegd van [X] en [Y] gepubliceerd op [link] op 22 juni 2011. In dit artikel, met de titel “Patients whose GP knows complementary medicine tend to have lower cost and live longer”, concluderen de auteurs dat patiënten van wie de huisarts (‘general practitioner’) aanvullende training heeft op het gebied van complementaire en alternatieve geneeskunde (‘complementary and alternative medicine’) 0 tot 30% lagere zorgkosten hebben, afhankelijk van de leeftijdsgroep en het type complementaire en alternatieve geneeskunde. De drie voornaamste stromingen hierin zijn volgens de auteurs antroposofische geneeskunde, acupunctuur en homeopathie. Een eerste punt dat opvalt is dat de onderzoekers zich hebben beperkt tot huisartsen met aanvullende training op een van deze drie terreinen. Vaststaat dat alle laboratoriumonderzoeken waarover het in dit geding gaat afkomstig zijn van niet-huisartsen. Al op grond hiervan faalt het besparingsargument van [gedaagde 1]. Verder concluderen de auteurs dat de resultaten van hun onderzoek niet kunnen worden gegeneraliseerd omdat het onderzoek zich heeft beperkt tot één zorgverzekeraar, actief in een beperkt gebied in Nederland, en tot een klein aantal huisartsen met de hiervoor genoemde aanvullende training. Ook merken de onderzoekers op dat zij niet alle gegevens hebben gebruikt die nodig zijn om een optimale vergelijking te maken van de kosteneffectiviteit en dat een groot aantal onderwerpen nader moet worden onderzocht. Andere resultaten van soortgelijke onderzoeken zijn door [gedaagde 1] niet overgelegd. Dat Achmea kosten heeft bespaard op de wijze zoals [gedaagde 1] betoogt kan dus niet worden aangenomen.”

dr. Erik Baars
dr. Erik Baars

Hoewel de auteurs van het onderzoek Patients whose GP knows complementary medicine tend to have lower cost and live longer merkwaardig genoeg geanonimiseerd zijn, is hun identiteit gemakkelijk te achterhalen. Het gaat om de onderzoekers Peter Kooreman en Erik Baars, beiden met antroposofische sympathieën. Hun onderzoek verscheen pas eind 2012 in het European Journal of Health Economics, maar was daarvoor al meer dan twee jaar beschikbaar via internet, o.a. via de eigen website van Kooreman, die om die reden ook als [link] zal zijn weergegeven in het vonnis. Cees Renckens en Jan Willem Nienhuys leverden in juni 2010 al stevige kritiek op het onderzoek en hier op Kloptdatwel? verscheen in mei 2013 een uitgebreid commentaar van Pepijn van Erp. Een vervolgonderzoek van Kooreman en Baars werd eveneens door Pepijn bekritiseerd. En ten slotte reageerden ook in het European Journal of Health Economics zelf enkele critici (zie ook hier).

prof. dr. Peter Kooreman
prof. dr. Peter Kooreman

Ik zal de genoemde kritiekpunten hier niet herhalen; de lezer zij verwezen naar de relevante artikelen. Wel is het misschien nog aardig op te merken dat de rechtbank kennelijk denkt dat uit de studie van Kooreman en Baars volgt dat patiënten van alternatieve huisartsen 0 tot 30% lagere zorgkosten hebben. Dat schrijven de onderzoekers inderdaad, maar Pepijn van Erp liet in zijn eerste artikel al zien dat hun eigen tabellen uitwijzen dat het eerder -47 tot 30% is. Jongeren waren bij de homeopaat aanzienlijk duurder uit (47% duurder) en 75-plussers kunnen beter niet naar de acupuncturist (16% duurder)! Zorgverzekeraars van 50-74-jarigen zullen op hun beurt weer niet staan te juichen bij de keuze voor een antroposofische huisarts: bijna 8% duurder. Ik verzin het niet: dit volgt allemaal uit de tabellen van Kooreman en Baars. Voor wat die waard zijn natuurlijk.

Ook de terughoudendheid die de rechtbank bij de onderzoekers meent te bespeuren lijkt me niet helemaal terecht. Was het immers niet Kooreman die nog vóór publicatie van het onderzoek in de Volkskrant repte van “spectaculaire” kostenverschillen die “niet te verwaarlozen zijn, zeker met het oog op de stijgende zorguitgaven”? In datzelfde stukje trouwens ook de idiote constatering van Kooreman dat een antroposofische arts “minder snel [zal] adviseren een kind in te enten tegen de bof en mazelen. Hij gelooft dat het goed is voor de opbouw van het immuunsysteem om die ziekten door te maken, wat de latere kans op ziekte doet verkleinen.” Tsja, als je op basis van je geloof mensen belangrijke zorg onthoudt, kun je inderdaad flink besparen…

Slot

De rechtbank kon het beroep op de studie van Kooreman en Baars gemakkelijk pareren door erop te wijzen dat die studie op huisartsen zag, terwijl het in de casus van het MCR in de meeste gevallen juist niet om huisartsen ging. Een van de bestuurders heeft al aangekondigd in hoger beroep te gaan en blijkens zijn toelichting tegenover RTL Nieuws zal het argument van “alternatieven leveren zorgverzekeraars besparingen op” ook daar waarschijnlijk gevoerd worden:

“Wij doen veel met voeding, allemaal wetenschappelijk onderbouwd. De politiek wil dat ook van zorgverleners, om te voorkomen dat de zorgkosten verder stijgen.”

Het argument van de vermeende besparingen door alternatieve artsen is dankzij het onderzoek van Kooreman en Baars erg populair in alternatieve kringen. Het Patiënten Platform Complementaire Gezondheidszorg deed er vorig jaar in een open brief aan minister Schippers bijvoorbeeld gretig een beroep op. De beroemdheden die de brief medeondertekenden waren er blijkbaar niet van op de hoogte dat de studie van de beide onderzoekers tamelijk pover is en zeker geen verstrekkende conclusies over kostenbesparingen rechtvaardigt. De uitspraak van de rechtbank in de zaak van het MCR biedt gelukkig een mooie kapstok om dat laatste nog eens uitdrukkelijk onder de aandacht te brengen.

Verder lezen:

Op de website van de Vereniging tegen de Kwakzalverij zijn eerder drie artikelen over deze zaak verschenen (1, 2, 3).

Filed Under: Alternatieve schade, Factchecking, Gezondheid Tagged With: acupunctuur, alternatieve behandelwijzen, antroposofie, Erik Baars, homeopathie, medisch centrum rhijnauwen, Peter Kooreman, statistiek, zorgfraude, zorgkosten

Het kind van de koning

26 August 2014 by Laurens Dragstra 12 Comments

In zijn vorig jaar verschenen biografie van koning Willem III (1817-1890) bespreekt neerlandicus en biograaf Dik van der Meulen ook het gerucht dat deze tegenwoordig weinig tot de verbeelding sprekende vorst helemaal niet de vader van de latere koningin Wilhelmina (1880-1962) was. De echte vader zou de particulier secretaris van de koning zijn geweest, of anders een liberale politicus. Van der Meulen schrijft dat het gerucht sinds eind negentiende eeuw regelmatig opduikt en een heuse hype op het internet heeft veroorzaakt. Dat kan goed kloppen. Eerder dit jaar kreeg voormalig lijsttrekker van de SOPN Johan Oldenkamp ruimte op de site van de Volkskrant om het gerucht daar rond te toeteren. Lezing van de fraaie biografie van Van der Meulen leert evenwel dat er voor het gerucht geen bewijs is. Of dat mensen als Oldenkamp op andere gedachten zal brengen, valt echter te betwijfelen.

Biografie van koning Willem III door Dik van der Meulen
Biografie van koning Willem III door Dik van der Meulen

Ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van het Koninkrijk der Nederlanden verschenen vorig jaar vuistdikke biografieën van de eerste drie Oranjekoningen, Willem I, II en III. Het zijn bijzonder gedetailleerdere, maar toch goed leesbare historische werken, met uitgebreide notenapparaten en literatuurlijsten. De auteurs hebben voor hun onderzoek toegang gekregen tot de archieven van de drie koningen in het Koninklijk Huisarchief, hetgeen veel nieuwe informatie (o.a. persoonlijke correspondentie) heeft opgeleverd. Van der Meulen schetst in zijn biografie over Willem III een genuanceerd beeld van de man die 41 jaar op de Nederlandse troon heeft gezeten (1849-1890). Aan de ene kant is dat beeld weinig positief: veel van de geruchten over zijn omgang met andere vrouwen zijn waar. De koning was bepaald geen intellectueel, militaire zaken en jagen hadden zijn voorkeur, de koning lokte een onnodige oorlog met Atjeh uit, misdroeg zich in Zwitserland, kon bijzonder opvliegend en sadistisch zijn en was voor zijn zonen bepaald geen liefhebbende vader. Aan de andere kant was de koning gedurende een groot deel van zijn regering wel tamelijk populair bij de bevolking, vooral vanwege zijn ‘vaderlijke’ optreden bij rampen als de Watersnood van 1855 en soortgelijke watersnoden in 1861.

Uit het eerste huwelijk van Willem III met Sophie van Württemberg (1818-1877) werden drie zonen geboren. Het huwelijk was desondanks slecht en de echtelieden leefden vanaf 1855 gescheiden van tafel en bed. Na het overlijden van Sophie op 3 juni 1877 hertrouwde de koning op 7 januari 1879 met een prinses uit het tamelijk onbeduidende Duitse vorstendom Waldeck-Pyrmont, Emma geheten. Emma (1858-1934) was op het moment van het huwelijk nog maar 20 jaar oud, terwijl de koning al de – zeker voor die tijd – respectabele leeftijd van 61 jaar had bereikt. Op 31 augustus 1880 werd hun dochter Wilhelmina geboren. Op zichzelf is het heel goed mogelijk dat een man van dik in de zestig nog kinderen weet te verwekken bij een vrouw van begin twintig. Daar hebben we in Nederland recent nog een kras voorbeeld van gezien. In het geval van Wilhelmina zijn er echter kennelijk vragen gerezen over het vaderschap van Willem III. In plaats van de grijze koning wordt wel diens particulier secretaris Sebastiaan de Ranitz als werkelijke vader aangewezen, of anders de liberale politicus Joan Roëll, die na het overlijden van de koning nog een naar hem genoemd kabinet (1894-1897) zou formeren. Ik heb al aangegeven dat Van der Meulen geen bewijzen voor het gerucht heeft gevonden, maar laten we eens kijken welke argumenten Johan Oldenkamp aanvoert voor de stelling dat het gerucht waar is.

Syfilis

Portret van koning Willem III door Nicolaas Pieneman (foto via Wikimedia Commons)
Portret van koning Willem III door Nicolaas Pieneman (foto via Wikimedia Commons)

In het al genoemde interview met de Volkskrant stelt Oldenkamp dat het ‘algemeen bekend’ is dat Willem III twee jaar voor de geboorte van Wilhelmina syfilis opliep en daardoor geen kinderen meer kon krijgen met Emma. Het leek hem ‘goed als dat een keer wordt gemeld in de media’. Kennelijk vond hij deze boodschap nog niet genoeg, want een dag later publiceerde hij een uitgebreider artikel op zijn eigen website. Daarin herhaalt hij nog maar eens het verhaal over de vermeende syfilis van de koning, als gevolg van zijn uitbundige seksleven. Nu kan met betrekking tot dat laatste met recht gezegd worden dat Willem vele affaires met vrouwen heeft gehad, maar voor het syfilisverhaal (of voor welke andere geslachtsziekte ook) lijkt geen spat bewijs te bestaan. Van der Meulen heeft voor zijn boek diverse ziekteverslagen van de koning bestudeerd. Die kwalificeert hij als ‘weinig verhullend’, maar aanwijzingen voor syfilis of andere geslachtsziekten heeft hij er niet in gevonden (p. 594). Daarnaast analyseerde Van der Meulen uit het Koninklijk Huisarchief opgediepte correspondentie van een hofarts van de koning aan een collega-arts. Daarin schreef de hofarts over de medicatie die de koning gebruikte. Hij noemde laxeermiddelen als bitterwater, aqua laxativa viennensis en senna, en daarnaast kalmerende middelen als scopolamine en broomkalium. Geen van deze middelen, zo schrijft Van der Meulen, werd destijds ingezet tegen geslachtsziekten.

Dat de auteur niet over één nacht ijs is gegaan, bewijst het notenapparaat. In een eindnoot legt hij uit dat hij de haastig en in afkorting genoteerde medicijnen uit de correspondentie liet ontcijferen door twee deskundigen, waaronder Toine Pieters. Als dat deze Toine Pieters is, betreft het een bijzonder hoogleraar op het gebied van de geschiedenis van de farmacie. Een deskundige bij uitstek, lijkt me. Wat stelt iemand als Oldenkamp daar tegenover? Voor de mogelijkheid van het vaderschap van De Ranitz of Roëll – en, naar ik aanneem, de onvruchtbaarheid van de koning – beroept hij zich in zijn artikel op “de feiten uit het boek ‘De nachtwaker; het koningscomplot’ van Thomas Ross”. Ross is een thrillerschrijver, geen historicus en zijn boeken zijn romans, geen geschiedkundige onderzoeken. Het plot in zijn boeken is doorgaans wel op feiten gebaseerd, maar altijd vermengd met fictie (‘faction’). Ik beken dat ik het door Oldenkamp genoemde boek niet heb gelezen, maar blijkens deze recensie gaat het om een thriller speciaal geschreven ter gelegenheid van de heropening van het Rijksmuseum. In het boek komt blijkens de recensie ook een fictieve dichter Klaas van Os voor. Zou die nu volgens Oldenkamp echt bestaan hebben? Voor hem betekent ‘Wholly Science’, de kreet waaronder hij zegt wetenschap te bedrijven, kennelijk zoiets als ‘alles is wetenschap’. Daaronder vallen dan blijkbaar ook romans.

DNA

Maar Oldenkamp heeft meer pijlen op zijn boog. Hij beweert tevens dat prinses Juliana altijd zou hebben geweigerd mee te werken aan een DNA-onderzoek. Datzelfde zou gelden voor haar dochter Beatrix, door Oldenkamp ooit omschreven als een ‘inhalige, machtsgeile, dictatoriale, tirannieke en parasitaire topcrimineel’. Hij licht niet nader toe om welk DNA-onderzoek het zou gaan en wie daarom gevraagd zou hebben, maar Van der Meulen noemt (p. 593-594) het verhaal dat Russische onderzoekers in de jaren negentig van de 20e eeuw om het DNA van prinses Juliana zouden hebben gevraagd om vast te kunnen stellen of in 1991 opgegraven beenderen toebehoorden aan de in 1918 vermoorde tsaar Nicolaas II van Rusland en leden van zijn gezin. Juliana zou het verzoek geweigerd hebben, maar Van der Meulen schrijft stellig dat een dergelijk verzoek nooit is ingediend. In een eindnoot wijdt hij hier verder over uit door te verwijzen naar een verklaring uit 1998 van de leider van het gerechtelijk onderzoek naar de moord op de Romanovs tegenover een Nederlandse journalist. Deze Vladimir Solovjov verklaarde geen verzoek te hebben gedaan. De echtheid van de botten stond al vast door vergelijking met DNA-materiaal van een broer van de tsaar en van de Britse prins Philip, een achterneef van tsarina Alexandra Fjodorovna. Ook het DNA-verhaal snijdt dus geen hout.

Toondoof

Koning Willem III en zijn tweede vrouw, Emma van Waldeck-Pyrmont (foto via Wikimedia Commons)
Koning Willem III en zijn tweede vrouw, Emma van Waldeck-Pyrmont (foto via Wikimedia Commons)

Van der Meulen noemt nog een derde argument dat wordt aangevoerd om te bewijzen dat Willem III niet de vader van Wilhelmina was. De genoemde Sebastiaan de Ranitz zou toondoof zijn geweest, wat wil zeggen dat hij geen tonen kon onderscheiden. Deze aandoening treft zo’n 4% van de bevolking en is erfelijk. Ook Wilhelmina zou eraan lijden, maar Willem III en Emma niet, hetgeen zou pleiten voor het vaderschap van De Ranitz. Van der Meulen is hierover kort (p. 593): “Een bron hiervoor is niet bekend”, waarmee hij kennelijk wil zeggen dat er geen (betrouwbare) bron is die de stelling ondersteunt dat Wilhelmina daadwerkelijk toondoof was. Jammer genoeg wijst de auteur er in de voetnoot slechts op dat de vermeende toondoofheid bijvoorbeeld helemaal niet genoemd wordt in de Wilhelmina-biografie van Cees Fasseur. Uit andere eindnoten blijkt dat Fasseur wel ingaat op de relatie tussen De Ranitz en Wilhelmina (hij werd in 1894 haar kamerheer), dus het had voor de hand gelegen dat hij het verhaal over hun beider toondoofheid had vermeld als hij daar concrete aanwijzingen voor had. Nu staan de kwaliteiten van Fasseur buiten kijf, maar omdat hem nog wel eens verweten wordt wat al te Oranje-vriendelijk te zijn, is het jammer dat Van der Meulen de kwestie van de toondoofheid niet iets verder heeft uitgezocht (wat overigens ook geldt voor de vele ano- en pseudoniemen die het ‘feit’ zonder nadere onderbouwing op internetfora en blogs melden). Dat neemt niet weg dat het natuurlijk aan degenen die het verhaal geloven is daar ook een geloofwaardige bron voor te tonen. Johan Oldenkamp heeft die niet – hij noemt het verhaal niet eens – dus wie doet het beter?

De roode duivel en Koning Gorilla

Van der Meulen traceert het gerucht dat Willem III niet de vader van Wilhelmina was tot het satirische en antimonarchistische weekblad De roode duivel, dat tussen 1 augustus 1892 en 13 december 1897 verscheen. Hoofdredacteur van het blad was Louis Maximiliaan Hermans (1861-1943), die later politicus voor de SDAP zou worden. In het blad konden de avonturen gevolgd worden van koning Gorilla III (ook wel Billem III genoemd), diens vrouw koningin Emmer (Koningin van Kikkerland) en hun dochter Heintje. Ook ene Raspie komt in de verhalen voor. Lezers herkenden in deze figuren gemakkelijk koning Willem III, diens vrouw Emma, dochter Wilhelmina en jonkheer De Ranitz. Van der Meulen citeert een aantal versjes uit het blad waarin wordt gesteld dat Heintje het kind ‘van een partikulier sjikkeretaris’ is en dat de koning ‘die zelfs zijn keukenmeid vol wellust haalde in zijn bed’ door zijn gestoei met vrouwen ‘aan lager wal’ was geraakt, waardoor ‘er toch niets van kwam’ toen hij de liefde bedreef met zijn wettige echtgenote. Raspie zou de echte vader van Heintje zijn. In de geciteerde versjes wordt het woord syfilis niet gebruikt, maar dat was kennelijk de eerste geslachtsziekte waaraan tijdgenoten dachten als het ging om onvruchtbare, overspelige mannen.

Standbeeld van koningin Wilhelmina voor de Grote Kerk te Apeldoorn.
Standbeeld van koningin Wilhelmina voor de Grote Kerk te Apeldoorn.

Van der Meulen noemt het gerucht over de onvruchtbaarheid van koning Willem III ‘een vrolijk bedenksel’ van hoofdredacteur Hermans. Het paste goed bij het zowel antimonarchistische als satirische karakter van het tijdschrift. Daar kan ik aan toevoegen dat De Ranitz pas op 1 oktober 1881 ‘partikulier sjikkeretaris’ van de koning werd, ruim een jaar na de geboorte van Wilhelmina. Van der Meulen merkt ten slotte op dat het opmerkelijk is dat het gerucht niet wordt vermeld in het pamflet Uit het leven van Koning Gorilla, een schotschrift uit 1887 van de hand van de publicist Sicco Roorda van Eysinga(1825-1887). In het stuk staan veel boude beweringen, waaronder de beschuldiging dat prins Gorilla (i.e. Willem toen hij nog Prins van Oranje was) zijn vader had doodgeslagen met een ploertendoder om de troon te verwerven (in werkelijkheid bevond de prins zich op het moment van overlijden van zijn vader in Schotland). Verhalen over onvruchtbaarheid en een andere vader voor Wilhelmina komen er niet in voor. Dat dit bedenksels waren van een allesbehalve koningsgezinde satiricus als Hermans lijkt inderdaad de meest voor de hand liggende verklaring te zijn. Wie bewijs voor het tegendeel wil leveren, is natuurlijk welkom. Ik vermoed echter dat het bij het recyclen van het gerucht via internet zal blijven.

Filed Under: Algemeen, Overig Tagged With: dna, geschiedenis, johan oldenkamp, koningshuis, syfilis, toondoof, Willem III

BREKEND: “Health Hunk ontdekt levensgevaarlijke chemicaliën in natuurlijke producten”

25 July 2014 by Laurens Dragstra 134 Comments

De "Health Hunk"
De “Health Hunk”

Hij noemt zichzelf de Health Hunk. Internetactivist Paul Kramer onderzoekt als gedreven voorvechter van de rechten van consument en patiënt de veiligheid van natuurlijke geneesmiddelen en gezondheidsproducten. Na een stroef begin heeft hij een succesvolle blog en enkele duizenden volgers op Twitter. Kloptdatwel? sprak met deze opmerkelijke man – Kramer is van huis uit makelaar – over zijn missie. “Als er natuurlijk op staat, denk ik: dat zullen we nog wel eens zien.”

Het begon allemaal twee jaar geleden met de oogdruppels die Kramer nam tegen zijn hooikoorts. Kramer: “Gewoon de bekende druppels van A. Vogel. Die konden toch onmogelijk kwaad.” Toevallig viel zijn oog op de lijst met ingrediënten in de bijsluiter. “Ik dacht: dat kan niet waar zijn”. Het lijstje was:

Hyaluronzuur (1mg/ml), chamomilla recutita extract 0,01%, natriumchloride, boorzuur, natriumboraat, natriumhydroxide, zoutzuur, alcohol, water.

Zoutzuur en natriumhydroxide: corrosieve stoffen.
Zoutzuur en natriumhydroxide: corrosieve stoffen.

“Zoutzuur in oogdruppels? Druppel ik zoutzuur in mijn eigen ogen? Zijn ze helemaal gek geworden bij dokter Vogel? Daar weten ze toch ook wel dat zoutzuur een irriterende en corrosieve stof is, die hartstikke gevaarlijk is en vreselijke brandwonden kan veroorzaken? Kijk maar naar al die vrouwen die met zoutzuur verminkt worden! Trouwens, ook natriumhydroxide is verre van onschuldig. Dat noemen ze ook wel bijtende soda. Het is een corrosieve stof, het zit onder andere in gootsteenontstopper en het kan de huid en ogen aantasten!”

Ook van de overige ingrediënten werd Kramer niet blij. Hyaluronzuur deed hem denken aan kwakzalvende schoonheidspecialisten, die het spul inspuiten als filler. Boorzuur klinkt al griezelig, en voor Kramer werden zijn bange voorgevoelens bevestigd na een bezoekje aan Wikipedia.

“Daar stond duidelijk: “Boorzuur is, zoals borax, toxisch voor het zenuwstelsel, de nieren en de lever van de mens.” Voor mij was het helder: niet aan beginnen. En toen las ik ook nog dat er bestrijdingsmiddelen tegen houtworm op basis van boorzuur worden gemaakt en dat het gebruikt wordt bij solderen van goud! En dat het de vruchtbaarheid kan verminderen en dat zuigelingen extra gevoelig zijn en dat…”

Eenmaal aan het woord raakt Paul Kramer niet uitgepraat. Aan één stuk door ratelt hij over de zijns inziens levensgevaarlijke stoffen in natuurlijke producten. Kramer besloot dat andere mensen gewaarschuwd moesten worden. Op advies van zijn vrouw Antje besloot hij een passende bijnaam aan te nemen. Dat werd de Health Hunk, omdat het zo lekker bekt én omdat Kramer zich naar eigen zeggen veel gezonder en aantrekkelijker voelt sinds hij natuurlijke producten met schadelijke stoffen mijdt.

Kramer richtte zich na het opstarten van zijn blog op de natuurlijke producten van VSM (“Geeft je de kracht uit de natuur”). Hij ontdekte direct ernstige misstanden:

“Ik pakte een flesje Tujababy druppels. Volgens de bijsluiter versnelt dat het herstel na vaccinatie. Nou, daar heb ik zo mijn twijfels bij! Ten eerste zit er xylitol in en dat is een e-nummer (E967), dus meteen heel verdacht. En ten tweede zit er glycerol in. Dat is ook een e-nummer (E422), maar erger nog: het wordt ook gebruikt als weekmaker in kunststoffen en het vindt tevens toepassing als antivriesmiddel! Ik was natuurlijk diep geschokt toen ik dit las.”

Kramer laat doorschemeren dat hij van plan is alle VSM-producten onder de loep te nemen. Hij licht alvast een tipje van de sluier op:

Natriumcyclamaat: verboden in de VS.
Natriumcyclamaat: verboden in de VS.

“Zowel in Cardiflor Zon als in het bekende Spiroflor SRL zitten methylparabenen. Dat klinkt heel eng, en dat is het ook. Het zijn conserveermiddelen met e-nummer E218. Producten, zeker natuurlijke, moeten vind ik eigenlijk vrij van parabenen zijn. In Cardiflor trof ik verder dimethicone (polydimethylsiloxaan; E900), wederom glycerol (E422) en citroenzuur (E330) aan. Tjokvol schadelijke en overbodige e-nummers dus! En toen kwam ik uit bij Nysileen keelspray. Met xylitol (E967), met het in de Verenigde Staten verboden natriumcyclamaat (E952), met het ook al niet zo veilige kaliumsorbaat (E202), met natriumbenzoaat (E211) waaruit het kankerverwekkende benzeen kan ontstaan en met ook hier weer die bijtende stof natriumhydroxide!”

Maar het ergste moest toen nog komen. Kramer vervolgt:

“Spiroflor bevat ook triethanolamine. Ik kan dat bijna niet uitspreken, dus het moet wel chemische rotzooi zijn. En dat klopt, want de stof is brandbaar en irriteert de huid. Bovendien staat triethanolamine geclassificeerd als een carcinogeen klasse 3. Goed, dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat het kankerverwekkend is, maar ik wil vastgesteld hebben dat het niet kankerverwekkend is en niemand kan mij die garantie geven! Wat nog veel erger is, triethanolamine wordt genoemd in het Verdrag Chemische Wapens als precursor voor de productie van stikstofmosterdgas! Dit verzin je niet! Triethanolamine zit trouwens ook in de producten Prrrikweg gel, Prrrikweg roller en Prrrikweg spray tegen insectensteken en kwallenbeten. En ook die producten zijn weer vergeven van de parabenen.”

De wereld van de natuurlijke producten is gewaarschuwd. De Health Hunk kijkt met een kritisch en deskundig oog mee!

Noot van de redactie: hoewel alle hiervoor genoemde stoffen blijkens de bijsluiters daadwerkelijk in de besproken producten zitten, is het voorgaande natuurlijk een parodie op de Food Babe. Food Babe is een blogger die niet gehinderd door enige serieuze kennis van zaken schrijft over vermeend vreselijke stoffen in bijvoorbeeld bier of vaccins, of over verzonnen gevaren van het bereiden van voedsel in de magnetron (met o.a. een beroep op de onzinverkoper Masaru Emoto; beluister/lees hier Prof. dr. Martijn Katan over voedsel in de magnetron, als je wilt weten hoe het echt zit).

Wat de Food Babe en haar volgers zich niet realiseren, is dat stoffen vanwege hun specifieke eigenschappen vaak voor meerdere doeleinden gebruikt kunnen worden. Steven Novella legt hier uit dat soja bijvoorbeeld voor en in van alles en nog wat wordt gebruikt, waaronder in yogamatten. Dat laatste maakt soja natuurlijk niet meteen verdacht.

Ook vergeet de Food Babe dat het eerst en boven alles de dosis is die maakt dat een stof schadelijk is. De minuscule hoeveelheden aluminiumhydroxide of aluminiumfosfaat in bepaalde vaccins kunnen bijvoorbeeld absoluut geen kwaad bij kinderen. Sterker nog, via voeding – ook borstvoeding! – krijgt een kind veel meer aluminium binnen.

De veiligheid van voedsel, geneesmiddelen en gezondheidsproducten is natuurlijk wel een belangrijke kwestie. Veel te belangrijk om aan goedwillende, maar niet-deskundige amateurs over te laten.

Filed Under: Gezondheid, Humor Tagged With: chemicaliën, e nummers, Food Babe, natuurlijke producten, Prrrikweg, spiroflor, tujababy, Vogel, vsm

Homeopathisch arts die ALS-genezing belooft voor de tuchtrechter

4 July 2014 by Laurens Dragstra 142 Comments

“Ik vind het immoreel dat zorgaanbieders patiënten valse hoop geven door te verkondigen dat een ongeneeslijke ziekte als ALS met een behandeling wel kan worden genezen.” Aldus luidt het oordeel van minister Schippers van VWS over homeopathisch arts Jan Roxs die meent dat hij met een homeopathische behandeling de spier- en zenuwziekte ALS succesvol kan behandelen. De handelwijze van Roxs werd begin mei aan de kaak gesteld in het televisieprogramma Undercover in Nederland. Het ruwe beeldmateriaal is ter beschikking gesteld aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), die na onderzoek heeft besloten dat Roxs zich moet verantwoorden voor de tuchtrechter. Tweede Kamerlid Pia Dijkstra (D66) stelde interessante Kamervragen over de kwestie.

De voorgeschreven homeopathische medicatie tegen ALS (still uit de uitzending van Undercover in Nederland)
De voorgeschreven homeopathische medicatie tegen ALS (still uit de uitzending van Undercover in Nederland)

ALS staat voor amyotrofe laterale sclerose. Het is een zeldzame spier- en zenuwziekte waarbij de motorische zenuwcellen in de hersenen en het ruggenmerg afsterven. Dat leidt tot verzwakking en verschrompeling van de spieren op diverse plaatsen in het lichaam. Uiteindelijk raken ook de spieren die de ademhaling reguleren verlamd en sterft de patiënt. De ziekte is ongeneeslijk en hier legt hoogleraar experimentele neurologie Leonard van den Berg – die ook commentaar gaf in de uitzending van Undercover in Nederland – uit waarom ALS-patiënten ook geen aantrekkelijke doelgroep zijn voor grote farmaceuten: omdat de ziekte zo zeldzaam is en patiënten na de diagnose gemiddeld nog maar drie jaar leven, valt er aan een medicijn dat de ziekte stopt of aanzienlijk vertraagt weinig te verdienen. Het is dan ook heel begrijpelijk dat ALS-patiënten zoeken naar mogelijk effectieve alternatieve behandelmethoden. Niemand kan hen dat kwalijk nemen. Artsen die valse hoop bieden aan ongeneeslijk ziekte patiënten valt echter wel wat te verwijten. Zo’n arts is de homeopaat Jan Roxs.

In de uitzending van Undercover in Nederland melden een ALS-patiënt en een medewerkster van het programma zich met de verbogen camera bij de praktijk van Roxs, die gevestigd is in een kapitale villa in Paterswolde. Het gesprek zal twee uur duren en achteraf moeten de 297 euro die het consult kost contant worden afgerekend. Wat we in de uitzending zien, is natuurlijk niet het volledige gesprek. De beelden die we zien, zijn echter wel behoorlijk onthutsend. De homeopathische dokter is zeer zelfingenomen en houdt de ALS-patiënt voor dat je eigenlijk niets hebt aan de reguliere medische studie, behalve dan dat je daar leert hoe het niet moet. Het getoonde fysieke onderzoek van de patiënt is zeer kort en daarna schrijft Roxs twee homeopathische middeltjes met de ronkende namen Plumbum Metallicum D12 en Kalium Phosphoricum D6 voor. Oftewel lood verdund met een factor 1.000.000.000.000 en kaliumzout verdund met een factor 1.000.000. Een ‘topprogramma’ volgens de homeopathisch arts. Nodeloos te zeggen dat de granules en tabletten de conditie van de patiënt op geen enkele wijze verbeterden. Integendeel, de patiënt deed een melding tegen zijn behandelaar bij de IGZ.

Stoppen met CEASE

In de uitzending werd al gemeld dat de IGZ besloten had de homeopathisch arts voor de tuchtrechter te dagen. Dit wordt bevestigd in de antwoorden van minister Schippers op de Kamervragen van Pia Dijkstra. Tevens valt daar te lezen dat de IGZ de arts heeft verzocht “per direct geen uitspraken meer te doen over de kans op genezing van ALS of andere ongeneeslijke ziekten en met onmiddellijke ingang publicaties of voorlichtingsmateriaal met dergelijke strekking van zijn website te verwijderen”. Dat heeft ertoe geleid dat Roxs zijn website (hier nog te zien) heeft verwijderd. De Wet BIG somt in artikel 48 de maatregelen op die een regionaal tuchtcollege (of in hoger beroep het centraal tuchtcollege) kan opleggen. Die variëren van een waarschuwing tot een berisping, van een geldboete tot een schorsing, en van een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid het betrokken beroep uit te oefenen tot volledige doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. Meer informatie hier.

CEASE-therapie: onmiddellijk mee stoppen graag (screenshot van de CEASE-website)
CEASE-therapie: onmiddellijk mee stoppen graag (screenshot van de CEASE-website)

Een interessante vraag is of de IGZ in deze procedure ook de activiteiten van Roxs als CEASE-therapeut mee wenst te nemen. CEASE-therapie kun je zonder enige vorm van overdrijving omschrijven als de overtreffende trap van kwakzalverij. De therapie is gebaseerd op het achterhaalde fabeltje dat vaccins verantwoordelijk zijn voor autisme bij kinderen. De in 2010 overleden homeopathisch arts Tinus Smits geloofde in dit sprookje en meende kinderen van autisme te kunnen genezen met zijn therapie die hij “Complete Elimination of Autistic Spectrum Expression (CEASE)” noemde. Daartoe worden de kinderen “ontstoord” met homeopathische (of eigenlijk isopathische) verdunningen van de stoffen (i.e. de vaccins) die geacht worden de autistische stoornis veroorzaakt te hebben. Uiteraard is er geen enkel bewijs dat kinderen iets aan deze nepbehandelingen hebben, terwijl hun ouders voor deze nonsens honderden euro’s moeten neertellen. Het is goed mogelijk dat Roxs behoort tot de ca. 20 artsen die de IGZ al meer dan een jaar in het vizier heeft vanwege hun CEASE-activiteiten.

Roxs beschouwt zichzelf overigens ook als expert op het gebied van de slaapziekte narcolepsie. Toen begin 2011 op een website werd bericht over een waarschijnlijk verband tussen het griepvaccin Pandemrix en narcolepsie bij kinderen was de homeopathische dokter er als de kippen bij om twee homeopathische middelen gemaakt van de griepvaccins Pandemrix en Focetria aan te prijzen, en ook overigens te beweren dat narcolepsie goed met homeopathie te behandelen is. Geïnteresseerden werden verwezen naar zijn website. Ene “Cora Boer” deed ook nog een duit in het zakje. Dat de vrouw van de dokter Cora Roxs-de Boer heet, zal wel toeval zijn.

Nu is er, anders dan bij autisme, wel aanleiding te veronderstellen dat het Pandemrix-vaccin tegen Mexicaanse griep bij een aantal kinderen tot narcolepsie heeft geleid. Dat is heel ernstig, maar het is van belang daarbij in ogenschouw te nemen dat Pandemrix – net als trouwens het concurrerende middel Focetria – in Nederland niet meer gebruikt wordt. Het Lareb heeft van de binnengekregen meldingen geoordeeld dat in 3 á 4 gevallen een verband met vaccinatie met Pandemrix mogelijk is. In totaal kregen 588.750 kinderen de eerste dosis en 490.584 ook de aanbevolen tweede, zodat kan worden gesteld dat de kans op narcolepsie door vaccinatie met één bepaald vaccin boven de 1:100.000 ligt. Hoe dan ook is een homeopathische behandeling van een kind met narcolepsie natuurlijk niet de oplossing.

Positie AVIG

Dokter Roxs is lid van de Artsenvereniging voor Integrale Geneeskunde (AVIG), een vereniging van artsen die biofysische geneeskunde, homeopathische geneeskunde, natuurgeneeskunde en geneeskunde volgens de neuraal-en regulatietherapie toepassen. De AVIG is onder meer bekend van haar vooralsnog vergeefse poging de afschaffing van de BTW-vrijstelling voor alternatief werkende artsen door de rechter te laten terugdraaien. Ik was benieuwd naar het standpunt van de AVIG ten aanzien van homeopathische behandeling van een ongeneeslijke spierziekte als ALS. Daarom heb ik per mail bij de vereniging geïnformeerd naar haar standpunt en de eventuele wetenschappelijke onderbouwing daarvan. Tevens heb ik gevraagd of de AVIG aanleiding ziet voor maatregelen tegen haar lid Jan Roxs. Het is zeer positief dat de vereniging de moeite nam mij te antwoorden. Dat antwoord was kort: de IGZ heeft het handelen van de homeopathisch arts aan de tuchtrechter voorgelegd en “gedurende deze procedure wordt er door ons inhoudelijk noch procedureel op vragen hieromtrent gereageerd”, aldus de voorzitter van de AVIG.

Alternatieve artsenvereniging AVIG neemt vooralsnog geen maatregelen tegen dokter Roxs (screenshot website AVIG).
Alternatieve artsenvereniging AVIG neemt vooralsnog geen maatregelen tegen dokter Roxs (screenshot website AVIG).

Ik vind dit een nogal formalistische en weinig geruststellende reactie. De AVIG meldt op haar website dat “AVIG artsen die registerlid zijn, werken volgens strikte eisen op het gebied van kwaliteit, opleiding, klachtregeling en tuchtrecht en voldoen aan AVIG kwaliteitseisen”. Dat betekent mijns inziens dat de AVIG als vereniging kan toetsen of een van haar leden wel voldoet aan de eigen kwaliteitseisen, c.q. of homeopathische behandeling van ALS wel door de AVIG-beugel kan. Ik mag toch hopen dat bijvoorbeeld de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie direct optreedt wanneer een bij haar aangesloten cosmetisch arts besluit voortaan te gaan opereren met behulp van een kettingzaag, en dat zij niet wacht totdat de tuchtrechter zich over deze handelwijze heeft uitgelaten. Kortom, de terughoudende opstelling van de AVIG lijkt mij niet terecht. Zij neemt haar eigen verantwoordelijkheid niet en laat de IGZ en het tuchtcollege de hete kolen uit het vuur halen.

Alternatieve aanpak van alternatieven

Interessant is dat het Kamerlid Dijkstra er in haar vragen ook andere wegen bijhaalt waarmee alternatieve artsen die valse hoop wekken mogelijkerwijs kunnen worden aangepakt. Zij vraagt namelijk of wellicht de Wet oneerlijke handelspraktijken hier soelaas zou kunnen bieden. De minister antwoordt:

“Zowel de Wet oneerlijke handelspraktijken (die wordt gehandhaafd door de ACM) als de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG; die wordt gehandhaafd door de NZa) kan hier van toepassing zijn. Omdat het hier om zorg gaat, is in dit geval de NZa de aangewezen instantie. In artikel 39 van de WMG wordt bepaald dat zorgaanbieders er zorg voor dragen dat de door of namens hen verstrekte of beschikbaar gestelde informatie met betrekking tot de Zorgverzekeringswet, AWBZ en WMG niet misleidend is. De NZa kan in overeenstemming met de IGZ regels stellen betreffende de informatievoorziening met het oog op de doeltreffendheid, juistheid, inzichtelijkheid en vergelijkbaarheid daarvan.De NZa kan handhaven door middel van een aanwijzing aan de zorgaanbieder en het opleggen van een dwangsom of een boete.”

Dit zijn interessante opmerkingen over bij mijn weten (maar ik ben geen expert) nog grotendeels onontgonnen juridisch terrein. De genoemde Wet oneerlijke handelspraktijken is niet zozeer een aparte wet, als wel een onderdeel van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat onderdeel is weer een omzetting van de Europese Richtlijn oneerlijke handelspraktijken uit 2005. Artikel 6:193g BW bevat een zwarte lijst met handelspraktijken die onder alle omstandigheden misleidend zijn, waaronder (onder letter q) het “bedrieglijk beweren dat een product ziekten, gebreken of misvormingen kan genezen”. Consumenten kunnen in civielrechtelijke procedures een beroep doen op deze bepaling, maar het bijzondere is dat de Wet oneerlijke handelspraktijken ook door de overheid gehandhaafd wordt (althans: kan worden). Dat gaat via de Wet handhaving consumentenbescherming, die in artikel 8.8 handelaren verbiedt oneerlijke handelspraktijken als bedoeld in het BW te verrichten. De artikelen 2.7 en volgende kennen de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een aantal bevoegdheden toe om (delen van) de wet bestuursrechtelijk te handhaven. Bindende aanwijzingen, lasten onder dwangsom en bestuurlijke boetes tot 450.000 euro zijn mogelijk.

De NZa: een papieren tijger?
De NZa: een papieren tijger?

De minister meent dat de Wet oneerlijke handelspraktijken van toepassing kan zijn, dus deze kan worden ingeroepen indien bijvoorbeeld een consumentenorganisatie juridische actie onderneemt tegen homeopathische artsen die wondermiddelen voorschrijven (of tegen verkopers van magneten, hangers en Biostabils). Tevens meldt de minister echter dat voor handhaving in de context van zorgverlening de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de aangewezen instantie is. Die handhaaft dan niet de Wet oneerlijke handelspraktijken, maar de Wet marktordening gezondheidszorg, die in artikel 39 zorgaanbieders verplicht er zorg voor te dragen dat “de door of namens hen verstrekte of beschikbaar gestelde informatie terzake van een product of dienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan het bepaalde bij of krachtens deze wet, de Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en niet misleidend is”. Hoofdstuk 6 van de Wet marktordening gezondheidszorg kent de NZa vele bevoegdheden toe om handhavend op te treden. Zij kan aanwijzingen geven, bestuursdwang toepassen, dwangsommen opleggen of een bestuurlijke boete uitschrijven van maximaal 500.000 per overtreding.

Een indrukwekkend arsenaal, maar of de NZa echt de mogelijkheden ziet en de bereidheid heeft deze middelen in te zetten tegen alternatieve artsen die in hun misleiding zeer ver over de schreef gaan, valt nog te bezien. Dat het momenteel bij de NZa op z’n zachtst gezegd niet lekker loopt en handhavingscapaciteit altijd een probleem is, draagt er waarschijnlijk aan bij dat de tanks nog wel even in de kazerne blijven. De minister kan deze ook niet uit laten rijden, want de NZa is (net als de ACM overigens) een zogenaamd zelfstandig bestuursorgaan, waarover de minister slechts zeer beperkte zeggenschap heeft. Voorlopig moeten we onze hoop dus maar vestigen op de IGZ en haar procedure bij de tuchtrechter.

Deze bijdrage is mede gebaseerd op twee eerdere discussies onder Skeptisch Chatten (hier en hier). Ik dank allen die aan deze discussies hebben deelgenomen.

Filed Under: Alternatieve schade, Factchecking, Gezondheid, Uit het nieuws Tagged With: alternatieve behandelwijzen, antivaccinatie mythes, avig, cease-therapie, homeopaat, homeopathie, jan roxs, kwakzalverij, tinus smits

  • « Go to Previous Page
  • Page 1
  • Interim pages omitted …
  • Page 14
  • Page 15
  • Page 16
  • Page 17
  • Page 18
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Steun ons via:
Een aankoopbol.com Partner (meer info)
Of een donatie

Schrijf je in voor de nieuwsbrief!

Skeptic RSS feed

  • Skepsis
  • Error
  • SBM
Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter?
9 May 2025 - Ward van Beek
Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter?

.Het vorige congres ligt nog vers in ons geheugen, maar omdat ontwikkelingen steeds sneller gaan zijn wij alweer druk bezig met het Skepsiscongres 2025, op zaterdag 1 november a.s.  De maatschappij bekeken met een skeptische bril Je hoort het vaak:…Lees meer Inschrijvingen Skepsiscongres 2025 geopend: Was vroeger alles beter? › [...]

Graancirkels op European Skeptics Congress 2024
7 May 2025 - SkepsisSiteBeheerder
Graancirkels op European Skeptics Congress 2024

Voordracht van Francesco Grassi op ESC2024 in Lyon.Lees meer Graancirkels op European Skeptics Congress 2024 › [...]

SKEPP wordt 35… en dat vieren ze!
27 April 2025 - SkepsisSiteBeheerder
SKEPP wordt 35… en dat vieren ze!

Onze Belgische zusterorganisatie SKEPP bestaat dit jaar 35 jaar. Op zaterdag 10 mei vieren ze dat met een mooi programma. Hoofdgast is de bekende skepticus en emeritus hoogleraar psychologie Chris French die onlangs ook tot erelid van SKEPP werd benoemd.…Lees meer SKEPP wordt 35… en dat vieren ze! › [...]

RSS Error: A feed could not be found at `https://skepp.be/feed`; the status code is `404` and content-type is `text/html; charset=UTF-8`

No turbo cancer at ASCO: William Makis vs. Scott Adams and A Midwestern Doctor instead?
2 June 2025 - David Gorski

I was in Chicago this weekend attending the ASCO meeting, the largest oncology meeting in the world. Nary a talk or poster about "turbo cancer" was seen, but that doesn't mean there wasn't cancer quack fight online to distract me from the meeting. The post No turbo cancer at ASCO: William Makis vs. Scott Adams and A Midwestern Doctor instead? first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Our Medical Establishment In Power Versus Our Medical Establishment Out of Power
29 May 2025 - Jonathan Howard

Now that they have power, Drs. Marty Makary, Vinay Prasad, and Jay Bhattacharya have different standards than they set for their predecessors. The post Our Medical Establishment In Power Versus Our Medical Establishment Out of Power first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Rethinking Medications: Truth, Power, and the Drugs You Take
28 May 2025 - David Weinberg

A critical appraisal of the state of the prescription medications in the United States The post Rethinking Medications: Truth, Power, and the Drugs You Take first appeared on Science-Based Medicine. [...]

Recente reacties

  • Hans1263 on De linke weekendbijlage (22-2025)Het toppunt van idiotie is nu dat de vanwege zijn familieconnectie omhooggevallen onbenul Kennedy zich als totale leek met kulargumenten
  • Hans1263 on De linke weekendbijlage (22-2025)Wat te doen als je problemen hebt in je familie, met name met een aanhanger van kwakzalverij en (complot)geloof en
  • Renate1 on De linke weekendbijlage (22-2025)Voor kritiek op het MAHA report zou ik toch liever verwijzen naar https://sciencebasedmedicine.org/the-maha-report-the-good-the-bad-and-the-
  • Renate1 on De linke weekendbijlage (22-2025)Ik vraag me af of het aanhalen van een artikel van het Cato Institute https://en.wikipedia.org/wiki/Cato_Institute wel zo handig is. Dit
  • Renate1 on De linke weekendbijlage (21-2025)Tja, geen idee. Mensen denken misschien dat ze geholpen zullen worden met hun problemen. Deels misschien omdat ze geen andere

Archief Kloptdatwel.nl

Copyright © 2025 · Metro Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in