Diverse chiropractors hebben er geen enkel probleem mee om “dr.” voor hun naam te plaatsen, ook al zijn ze helemaal niet gepromoveerd. Een kwalijke praktijk, die helaas voorlopig door de rechter geaccepteerd is. Waar échte chiropractors echter helemaal niet van houden, is dat iedereen zich zomaar chiropractor noemt. Op zulke beunhazen sturen ze strijdbare advocaten af. Deze zomer leidde dat tot een tamelijk gênante procedure bij de Raad van Discipline, de tuchtrechter voor advocaten.

Het ging in deze zaak allemaal om een persoon die zich via het UWV aanbood als chiropractor. Volkomen ten onrechte, aldus een stichting die de kwaliteit van in Nederland werkzame chiropractors controleert. De stichting schakelde haar advocaat in. Deze advocaat stuurde vervolgens een nogal pittig briefje naar de pseudo-practor. Ik kopieer hieronder maar even wat de tuchtrechter over de casus opmerkt, voordat ik zelf de nogal heetgebakerde advocaat over me heen krijg:
1.2 Klager sub 1 heeft namens klager sub 2 een zekere B aangeschreven. In die brief protesteert klager tegen het feit dat B zich aanbiedt via het UWV als chiropractor zonder (volgens die brief) “over de voor dat beroep juiste kwalificaties te beschikken.” Daarbij wijst klager erop dat de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) regels voor dat beroep heeft vastgesteld en dat de Minister van Volksgezondheid in 1981 heeft gesteld dat de opleiding tot chiropractor een opleiding geneeskunde en manuele therapie behelst. Klagers cliënte controleert de kwaliteit van de hier te lande werkende chiropractoren.
1.3 In diezelfde brief wijst klager de heer B op het feit dat B’s opleiding tot Heilpraktiker en de tijd die hij aan de specialisatie chiropractor heeft besteed op geen enkele manier voldoet aan de regels van de WHO. Hij verwijst voorts op de risico’s die een onjuiste toepassing van chiropractie oplevert onder bepaalde omstandigheden. Volgens klager hindert B door zich beschikbaar te stellen als chiropractor bij het UWV de vestiging in Nederland voor een Amerikaanse gekwalificeerde chiropractor die daardoor schade lijdt, net als één van de bij de cliënte van klager aangesloten register chiropractoren. Klager wijst B op het salaris dat die Amerikaanse chiropractor zou hebben kunnen verdienen (begroot op een bedrag tussen de € 50.000 en € 200.000) en verzoekt B (met voor zoveel nodig de sommatie) om klager te laten weten dat hij zijn beschikbaarheid als chiropractor bij het UWV zal intrekken en in het verlengde van die boodschap nog zo het één en ander. Klager stelt B een dagvaarding in het vooruitzicht als hij dat niet doet en hij wijst op de hoge kosten van een procedure, op de mogelijkheid van een kostenveroordeling en op het feit dat het niet waarschijnlijk is dat B in aanmerking zal komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand omdat het een zakelijk probleem betreft.

De brief bevat erg interessante informatie. Men beroept zich op uitspraken van een minister uit 1981 (de huidige minister van VWS zal er anders over denken), onjuiste toepassing van chiropraxie levert risico’s op (dit natuurlijk in tegenstelling tot échte chiropraxie) en met chiropraxie kun je financieel aardig binnenlopen. Er ging overigens ook een brief naar het UWV met een soortgelijke inhoud en – naar we mogen aannemen – een eveneens tamelijk onaangename toon. Het UWV werd namelijk voorgehouden dat het aansprakelijk zou kunnen zijn als het optreden van meneer of mevrouw B als chiropractor tot “dramatische ontwikkelingen” zou leiden. Wie nu denkt dat het B of het UWV was die een klacht bij de tuchtrechter neerlegde wegens intimidatie door de chiropractorsadvocaat, heeft het mis. B had namelijk zelf een advocaat ingeschakeld die zijn confrère van repliek had gediend. De advocaat van B had erop gewezen dat het beroep van chiropractor in Nederland niet beschermd is, dat de verwijten iedere rechtsgrond misten en dat hij de brief beschouwde als een vorm van “juridische terreur”. De chiropractorsadvocaat zou een burger bang hebben gemaakt met een ongegrond verhaal en zo behoort een goed advocaat zich niet te gedragen, aldus de advocaat van B.
Op grond van het voorgaande zou je kunnen denken dat de advocaat van B naar de tuchtrechter stapte om zich te beklagen over het onbetamelijke gedrag van de chiropractorsadvocaat jegens zijn cliënt. Wederom fout. Het was juist de chiropractorsadvocaat die naar de deken van de Orde van Advocaten rende omdat hij was beschuldigd van juridische terreur en het bang maken van burgers. Via de deken kwam de tuchtklacht bij de Raad van Discipline. De Advocatenwet bepaalt dat kennelijk ongegronde klachten niet door de Raad hoeven te worden behandeld, maar door de (plaatsvervangend) voorzitter kunnen worden afgewezen. Dat gebeurde ook in dit geval. De plaatsvervangend voorzitter had slechts enkele regels nodig om de bespottelijke klacht naar de prullenbak te verwijzen:
3.2 Het beroep van chiropractor is niet beschermd. Tegen die achtergrond is klager sub 1 [de chiropractorsadvocaat, LD] wel bijzonder krachtig van leer getrokken tegen B op wie klagers kritiek in feite niet meer inhoudt dan dat deze zich als chiropractor aanbiedt met een opleiding die niet voldoet aan wat volgens zijn klaagster sub 2 [de stichting, LD] aan eisen zou moeten worden gesteld. En als verweerder [de advocaat van B, LD] dan met het belang van zijn cliënt voor ogen de term “juridische terreur “gebruikt dan is dat weliswaar aan de krasse kant maar niet klachtwaardig.
3.3 Verweerder trad op als belangenbehartiger van B en dat gaf hem de nodige speelruimte bij zijn optreden. Voorts werden de gewraakte uitlatingen niet rechtstreeks aan de cliënten van klager sub 1 gedaan, maar waren deze gericht aan een collega advocaat, die als professional tussen verweerder en zijn cliënten stond en die ook zelf straffe bewoordingen niet had geschuwd. Dat verweerder van bangmakerij spreekt is niet verwonderlijk. Dat iets anders werd beoogd dan dat B zou terugdeinzen is moeilijk voorstelbaar. Daarbij telt dat de juridische grondslag van die aanschrijving zeker nog niet meteen gegeven is. Derhalve is de klacht kennelijk ongegrond.
Kortom: de chiropractorsadvocaat heeft zelf nogal woest om zich heengeslagen en moet dan niet vreemd opkijken als een andere advocaat iets terugzegt wat kennelijk hard aankomt. Hoewel de tuchtklacht belachelijk was, geeft deze wel een aardig inkijkje in de wereld van de chiropraxie in Nederland. Kennelijk worden daar nogal grove middelen ingezet om concurrenten uit te schakelen en (mede) financiële belangen te beschermen. De term “juridische terreur” lijkt in dat licht bijzonder goed gekozen.
De grote vraag is natuurlijk wie de advocaat is die dit soort kansloze procedures initieert. De voorzittersbeslissing is zoals gebruikelijk geanonimiseerd, maar de identiteit van de jurist is gemakkelijk te achterhalen (h/t Jan Willem Nienhuys): mr. Job van Broekhuijze is weer eens bezig, een oude bekende van Stichting Skepsis, Kloptdatwel? en vooral de Vereniging tegen de Kwakzalverij.