In de nieuwe Skepter besteedt Rob Nanninga aandacht aan “De Angst Voorbij”. Het gaat hier om een groot 2012 manifest dat is geschreven door een collectief van kopstukken van de Nederlandse New Agebeweging. Het hoofdstuk “Klimaatverandering” van Peter Toonen trok m’n speciale aandacht. De titel van dit hoofdstuk doet vermoeden dat het hier om een meteorologische verhandeling gaat. Echter, bij lezing wordt al snel duidelijk dat Peter Toonen hier een geheel nieuwe en nog nooit vertoonde vorm van astrologie heeft ontwikkeld.
Peter Toonen windt er geen doekjes om. CO2 en Al Gore zijn volksverlakkerij. “Milieu-fascisme” is een uitvloeisel van de klimaathype. Toonen ziet de grotere verbanden – de verbanden dus waar het werkelijk om gaat. Weer en klimaat, zo stelt Toonen vast, zijn in het gehele zonnestelsel uit de hand aan het lopen. Het zijn dus de kosmische verbanden die Toonen voor ons blootlegt.
Toonen gaat de planeten één voor één van binnen naar buiten af. Rob Nanninga geeft in z’n stuk in Skepter al aan dat er veel mis is met de feiten die Toonen ons voorschotelt. Van begin tot einde is er eigenlijk weinig in Toonens opsomming dat correct is. In z’n alinea over Mercurius schrijft Toonen dat deze planeet in de jaren zeventig geen magnetisch veld had en dat het magnetisch veld nu steeds sterker aan het worden is. Echter, in zo ongeveer elke legitieme bron over Mercurius staat vermeld dat het magnetisch veld in 1974 voor het eerst werd gemeten door de ruimtesonde Mariner 10. Er is toen vastgesteld dat de magnetische veldsterkte van Mercurius ongeveer 1% bedraagt van die van de Aarde. Recentelijk is de Messenger-satelliet in een baan om Mercurius gebracht. Aan de magnetische veldsterkte van Mercurius blijkt niets veranderd te zijn.
Venus is de volgende planeet die de revue passeert. “… planeet Venus is net als onze Maan altijd met hetzelfde gezicht naar ons gekeerd (!)” schrijft Toonen. Je hoeft er helemaal geen natuurkunde voor gestudeerd te hebben om in te zien dat Venus in dat geval met een steeds variërende hoeksnelheid om z’n eigen as of om de Zon zou moeten draaien. Onzin natuurlijk! Zoiets druist in tegen elementaire mechanica. Toonens bewering vindt z’n basis in de spreekwoordelijke klok en klepel. Telkens als Venus precies tussen de aarde en de zon in staat (de zogenaamde benedenconjuctie), dan staat ze namelijk met dezelfde kant naar ons gericht. De volgende zin luidt: “Maar de gehele helderheid van haar ‘nachtzijde’ is tussen 1975 en 2001 met een verbijsterend percentage van twee-en-een-half-duizend (2.500) procent toegenomen. En ook haar voor ons zichtbare voorkant is helderder geworden waardoor Venus nu a.h.w. gloeit in de donkere nacht, en na de Maan verreweg het helderste object is geworden aan de nachtelijke hemel.” Venus is inderdaad, na de Zon en de Maan, het helderste object aan de hemel. Maar dat is al heel erg lang zo – de Romeinse schrijver Plinius de Oudere stelde het reeds vast. In deze laatste passage lijkt het er ook op alsof het volgens Toonen altijd nacht is op de zijde van Venus die we volgens hem nooit kunnen zien. Dat is natuurlijk allemaal volslagen krankzinnig. Feit is dat de planeet Venus zo helder is omdat ze dicht bij ons staat en twee derde van het inkomend zonlicht direct reflecteert. Waar Toonens 2500 vandaan komt kon ik niet achterhalen – misschien is het vrije associatie op de 2600 watt per vierkante meter die Venus op z’n evenaar van de Zon ontvangt.
Het stuk voor stuk corrigeren van Toonens planetaire “feiten” zou leiden tot een opsomming die langer is dan Toonens stuk zelf. De Engelstalige Wikipedia heeft goede pagina’s over de planeten en manen in ons zonnestelsel. Wie één en ander geduldig wil uitpluizen kan zelf Toonens stuk naast Wikipedia leggen.
Amusant is het als Toonen bij de behandeling van z’n laatste planeet, Pluto, ons op belerende toon laat weten hoe de astronomen recentelijk door de astrologen zijn afgetroefd. Ondanks haar grote astrologische betekenis hebben astronomen het namelijk bestaan om Pluto in 2006 te degraderen van planeet tot eenvoudig kosmisch brokstuk. Hoe onterecht dit was bleek volgens Toonen in het voorjaar van 2011 toen werd vastgesteld dat Pluto drie manen heeft. Een eenvoudige bezoek aan Wikipedia of een NASA-website maakt duidelijk dat Toonen ook hier met de feiten in de war is. Pluto’s grootste maan, Charon, is in 1978 ontdekt. Twee kleinere manen, Nix en Hydra, zijn in 2005 ontdekt en beschreven. Een vierde maan werd in juli 2011 ontdekt.
Het zijn niet alleen astronomische basisgegevens waarmee Toonen de plank misslaat. In het twintigtal regels dat Toonen over de Aarde schrijft, vinden we de volgende zin: “Voor de helderheid: een toename van 50 procent zou al veel zijn, namelijk een verdubbeling.” Met andere woorden, dr. Toonen is niet bekend met het elementaire verschil tussen 50% en 100%!!!
De oude Babyloniërs baseerden hun astrologie tenminste nog op waarnemingsfeiten. Ook moderne sterrenwichelaars doen i.h.a. hun best om enigszins op de hoogte te zijn van de posities van de planeten. Maar neo-astroloog Toonen maalt niet om de empirie. Om de 2012-profetie astrologisch hard te maken schudt hij manen uit z’n mouw en zuigt hij magneetvelden uit z’n duim. De fictieve voorbodes representeren een geheel nieuwe ontwikkeling in de astrologie! De astrologie is hiermee volledig los komen te staan van wat voor realiteit dan ook!
Oorzaak van al het trammelant in ons zonnestelsel is volgens Toonen de Zon zelf. Ook over de Zon is het meeste van wat Toonen beweert onjuist. Hij vertelt ons dat “Westerse wetenschappers” de zonnevlekcyclus al vier eeuwen bijhouden, maar dat die cyclus al in 28 v. Chr. door Chinese wetenschappers werd opgemerkt. Johan Fabricius zou in 1611 voor het eerst “officieel wetenschappelijk” gerapporteerd hebben over die cyclus. Na een eenvoudige speurtocht op het internet blijkt dat het anders ligt. Dat er donkere vlekken op de Zon komen en gaan is inderdaad al sinds de oudheid bekend. Maar dat het collectieve gedrag van die zonnevlekken een cyclus volgt van ruwweg 11 jaar – dat werd pas in de 19e eeuw ontdekt. De energieoutput van de zon varieert in de loop van een zonnecyclus met zo’n 0,1%. De variatie is zo klein dat ze slechts van buiten de dampkring met satellieten kan worden waargenomen. Toonen zwamt als ie beweert dat iedere plantsoenendienstwerker met de cyclus bekend is. Je krijgt bij Toonens uiteenzetting over zonnevlammen het gevoel alsof het Einde der Tijden nabij is. Echter, Toonens tromgeroffel heeft weinig met de realiteit van doen. Er is niets alarmerends of ongekends aan het recente gedrag van de Zon en er is geen enkele basis voor Toonens apocalyptische toon.
Op de laatste pagina van Toonens stuk wordt alle pretentie overboord gegooid. De verzonnen feiten, de gefingeerde percentages, de broddelastronomie en de neo-astrologie – dat alles was slechts springplank. In de laatste paar alinea’s keren we terug naar de betekenisloze wartaal van de New Age. Vanuit het centrum van ons Melkwegstel, zo lezen we, komen er steeds meer “torsiegolven” onze kant op. En het is volgens Toonen de beroering in het centrum van de Melkweg die onze Zon van z’n à propos zou hebben gebracht. De torsiegolven kunnen een “hyperdimensionale sprong genereren naar een etherische dichtheid.” Alle remmen gaan los als Toonen de zaken nog eens voor ons wil samenvatten: “In het kort gezegd zijn torsiegolven, golven van vortex-energie die energiegolven dragen en daarmee voortstuwen die zowel voortkomen als terugvoeren naar en uit nul, dus vanuit het nu of niets, en wel in een harmonische verhouding zoals die van de Gulden Snede. Voor levende wezens zoals DNA dragende materie op aarde, is dit veld herkenbaar als liefde.” Even verder wordt er geconcludeerd: “Onze gedachten worden bijvoorbeeld magnetischer.” Toen het over magnetische velden van planeten ging, toen konden we de beweringen van Toonen nog beoordelen op het waarheidsgehalte. Bij dit soort nietszeggende vaagheden is dat niet langer mogelijk.
Toonen heeft een website, een blog en een bedrijf genaamd “Energie To(o)nen.” Veel onheilspellender dan wat voor zonnevlamactiviteit dan ook is het gegeven dat Toonen columns schrijft voor een hele reeks Nederlandse tijdschriften en “her en der in het land” lezingen geeft. Hij is trouwens andragoog.