In discussies over reguliere versus alternatieve geneeswijzen hoor ik twee argumenten regelmatig terugkomen:
1: Alternatieve geneeswijzen zouden (per definitie) niet schadelijk zijn.
En wanneer je dan aangeeft dat ze wel degelijk schadelijk kunnen zijn hoor je vaak de volgende:
2: De reguliere geneeskunde kan ook schadelijk zijn.
Dat tweede argument is natuurlijk juist. Echter moet in het achterhoofd gehouden worden dat het risico’s van een geneeswijze altijd afgezet moet worden tegen de voordelen. Want wanneer een behandeling als bijwerking ‘de dood’ kan hebben, dan moet de behandeling wel heel duidelijke voordelen hebben.
Edzard Ernst heeft onlangs een overzicht gepubliceerd(1) waarin hij gedocumenteerde fatale gevallen na een behandeling bij drie alternatieve methoden beschrijft. De getallen lijken klein: 86 doden door acupuntuur sinds 1965, 9 door chelatietherapie sinds 1990, 26 door chiropraxie sinds 1936, maar volgens Ernst is dit slechts het topje van de ‘complicaties-bij-alternatieve-geneeswijzen’-ijsberg*.
De relatieve frequentie van fatale gevallen na CAM (Complementary and Alternative Medicine) is onbekend. Veel voorstanders van CAM zullen beargumenteren dat de doden die hier genoemd zijn de uitzonderlijke gevallen betreffen en dat de CAM behandelingen nog steeds veel veiliger zijn dan veel reguliere behandelingen. Dit kan waar zijn, maar het mist ook een belangrijk punt: therapeutische risico’s zouden nooit op zichzelf beoordeeld moeten worden maar altijd in relatie met de therapeutische voordelen. Als het voordeel klein is, onzeker of afwezig, dan zijn zelfs relatief kleine risico’s genoeg om een risico-voordeelanalyse negatief uit te laten komen.
Helaas vallen zowel acupunctuur, chelatietherapie én chiropraxie in de categorie “het voordeel is klein, onzeker of afwezig”.
* Daarover morgen meer.